VAN IJPEREN. m 4 FRANKEN 'S JAARS Nr 456. Negenste Jaar. ZONDAG, 18" DECEMBER 1870. Politiek. Stads,- Kunst- en Letternieuws. Vcrschilligc Tijdingen. Markten. Bekendmakingen DE NIEUWJAARSBRIEF. VOOR IJPEREN. Fk. 4-50 VOOR BUITEN STAD. Aankondigingen 12 cenlimen den regel. Reklamen25 centimen. Büreei. Dixmudesiraat, 39. Alle inzendingen vrachtvrij. De Koster. Gij moet bekennen, Meester, dat met de uitbreiding van het kiezersrecht, al de be- iangens beter dan tegenwoordig zullen verdedigd zijn. De Meester. Het is' het tegenovergestelde, Koster, want het doel der voorstanders van de uit breiding van dat recht is zonder tegenzeg van de stemmen der onderwezene kiezers, van die welke de vrijheid van eenieder willen en kunnen verde digen, te versmooren in die dergeene welke geen ander belang bewerken dan het welzijn hunner ziele. De Koster. Het is toch het bijzonderste waar voor den menseh moet zorge dragen. De Meester. Gewis, maar het is niet met het Evangelie te verloochenen dat men den hemel kan verwerven: God heeft gezegd: Geeft aan César hetgene aan César toekomt daarbijvoegende, Mijn rijk is van deze wereld niet en wat zien wijzijne dienaren, die gedurende 23 jaren het beheer hebben bevochten, die door dagelijk- sche herhaalde lasteringen haat en nijd hebben ge zaaid onder de bevolking, tot zoo verre dat zij door bedrog en kwaadtrouwige bewerkingen de meerderheid in de Kamers hebben verkregen en het Ministerie hebben kunnen omverwerpen. De Koster. Was het de plicht niet van alle ware katholijken van een Ministerie omver te wer pen die den Godsdienst bevocht De Meester. Daar is juist eene der valsche beschuldigingen waarvan de Jesuiterij zich heeft bediend om de sukkelaars te bedriegen; er is geen eene daad door het Ministerie Frère-Bara begaan die zulke inzichten van hunnentwege had kunnen laten vermoedenhetgene waartegen het liberaal Ministerie zich heeft verzet, het zijn slechts de in- palmingen die de geestelijkheid op het tijdelijk ge zag betrachtte en de pogingen om onder het voorwendsel van vrijheid, die van alle andere dan de hunne, te kunnen doodigen. De Koster. Dat zeggen de liberalen, maar ten gronde de katholijken houden niet min aan al de vrijheden dan de liberalen. Ziet met welken geest drift zij de vrijheid der drukpers en die van het onderwijs ondersteunen. 'De Meester. De vrijheid der drukpers, ja, omdat hunnen invloed groot genoeg is om de lezing der journalen die hunne leugentaal wederleggende beletten, en van het onderwijs, dat zij de hoop koesteren van alle medestreving te kunnen doodi gen en gij moet bekennen, Koster, dat zij niets verwaarloozen en zelfs de oneerlijkste middels be zigen om daarin te slagen. De Koster. De uitgestrektheid van het kiezers- recht, zal daaraan mogelijks palen stellen, daar de katholijken gelijk de liberalen zich aan de verlan gens van den openbaren geest, door eene grootere meerderheid uitgedrukt, zullen moeten onderwer pen. De Meester. Ja, indien de uitvallen der kie zingen vielen op lieden die door hunne schrander heid en vaderlandsliefde waardig zijn van de be volking te vertegenwoordigen; maar het is door eenieder bekend dat de groote meerderheid der Kamers, der Provinciale Raden en tot van de Ge meente-Besturen toe, niet anders dan de Bisschop pen vertegenwoordigen. Jan. - En met de nieuwe wet zal het nog an ders gaanhoe leeger men de cents bepaalt, hoe meer men het lot van België aan de onwetendheid zal toevertrouwen en dus zijneinstellingen in gevaar stellenwant eenieder weet dat in de buiten gemeenten en zelfs in vele steden, de kiezers niet anders zijn dan werktuigen der geestelijkheid. Men verbiedt hun van andere nieuwsbladen te lezen dan de schandschrifien die het ullramontanismus ver- Victorien Vande Weghe DE TOEKOMST Alwie voor ecu gebed ja.ir ecu aJtiiuneiiiciit nccnti aan dit blad, xal hetzelve van nn tot Nieuwjaar GRATIS ontvangen, mits den abonncments-ppijs bij hunne vraag voegende, die is voor binnen stad fr. -8-00 eis voor builen stad, met den post be steld, S'r. 4-50. Samenspraak tnssrlim den Schoolmeester, den Koster en .Jan Gocdgebenr. (§e Vervolg en slot). 't Wreed vermoeden van de buurvrouw Was maar al te waar Frans en Mina, bleek, gevoelloos, Lagen daar Uitgestrektzij op haar bed, Hij, in eenen langen leunstoel, Naast de spond der maagd gezet. Nog scheen op hun vaalbleek aanzicht Blijde een zoele lach te blinken Laatste glimlach vóór den dood 1 Nog scheen op hun paarsche lippen Blijde een milde kus te klinken Droef vaarwel dat, met hun ziele, Naar een ander leven vlood Spoedig liep men om een' priester, Om een' dokter uit de buurte Alle zorg werd aangebracht Doch voor Frans kon niets meer helpen, 't Gas der koolstof had voor immer Zijn afgrijsiik werk volbracht Hij was van deze aard' niet meer Minna echter, 't zwakke meisje, Hiep men tot het leven weer. Dan, wanner uit haar bezwijming 't Maaglijn bij gekomen was, Werd de briefaan 't lijk bestemd, thans In heur hijzijn losgebroken De stadhuis-beambte las Beste Frans. 'k Wensch u en haar, ii Ik bedoel uw teeder vrouwken, li Een gelukkig nieuwejaar Want, gij weet, ik ben zoo dwaas niet :i Om te denken, dat ge uw hof ii Zonder mijn verlof ;i Reeds niet lang hij Mina maaktet, a Die wis uw gemoed eens trof ii En haar lang tot minnaresse ii Of tot vrouw verkoren hebt. ii Zeker ben ik, dat gij liefde, ii Zaligheid, genot en vreugde, ii Als het zuiver bronnewater, ii Uit het hart van Mina schept ii Neen, dat duid ik u niet euvel, ii Dat gij zóó uw' hartsgeheimen ii Mij, uw vriend, niet hebt vertrouwd ii Want, ikzelf, heb ook vergeten, ii En ik reken 't mij een misdaad, ii U een nieuwsken toe te brieven a Dat u mooglijk zal verwondren ii 'k Ben hier sinds een maand getrouwd, Mina, bij het hooren lezen Van dit grievend, hoonend smaadschrift, Sprong verwilderd naar den sofa Waar het lijk des jonglings lag En zij toonde hem den brief, Dien zij vóór zijne oogen hief. Dan eens weenend, dan weer lachend, Danste zij de kamer rond, Roepend Frans, hoe vindt gij het Is, wat u daar Frits verkond, Toch geen lieve, wondre pret En heur scherpe schatterlach Dreunde door de sombre woning, Wild, verschriklijk, boos.... Want het arme maagdlijn, ach Zwaar geschokt, was zinneloos t Van dit alles blijft er niets meer Dan eene afgeknakte bloeme Zinnelooze en schoone maagd En ginds ver, verre over 't water, Aan de amerikaansche boorden, Frits wis, wien de bange wroeging^ Heeft hij beider lot vernomen, Bitter aan het harte knaagt 1

HISTORISCHE KRANTEN

De Toekomst (1862-1894) | 1870 | | pagina 1