VAN IJPEREN, 4 FRANKEN ?S JAARS Nr 4B6. Tiende Jaar. Politiek. Stads,-Kunst-en Letternieuws. Verscliiilige Tijdingen. Markten. Bekendmakingen. Stads Nieuws. VOOR IJPEREN. - Fr. 4-50 VOOR BUITEN STAD. Aankondigingen12 eentimen den regel. Reklamen: 25 centimen. ZONDAG, 26" FEBRUARI 1874 |ferj| Bureel Dixmudestraat, 59.Alle inzendingen vrachtvrij. De Koster. Meester, hebt gij de levensbe schrijving van zuster Theresia, de Overste der Lamotteschool, in het Nieuwsblad van den 11" de zer gelezen Gij moet bekennen dat de waardige moeder veel vervolgingen heeft onderstaan. De Meester. Ik weet niet waarin. Is er ie mand die haar ooit kwaad of nadeel heeft toege bracht Verre van daar. De Koster. En toen, een jaar geleden, men al de nonnen wilde buiten stellen, hetgeene zou ge beurd zijn indien de menigte er zich niet tegen had verzet. De Meester. Hel Gemeentebestuur noch nie mand heeft ooit dat inzicht gehad, en men heeft alsdan het grauw opgewonden om zich te verzame len en eene betooging te doen, niet anders dan in een politiek inzicht; men had daartoe de kinders en hunne ouders verwittigd dat de school ging af geschaft en de zusters builen gesteld worden; dit was eene listige bewerking der geestelijkheid en van eenige dwepende kwezels, die in de veronder stelling dat degenen die over de openbare macht konnen. beschikken niet verdraagzamer en voor zichtiger dan zij zouden geweest zijn, er slecht van zouden afgekomen zijn. De Koster. Het is niettemin waar dat men hun goed wilde aanslaan en hun ten onderen brengen. De Meester. Het is nogmaals eene ongegronde beschuldiging. Wat het Gemeentebestuur wilt, is van het geslicht, dat een onwettig bestaan heeft, te wettigen, om alzoo zijn hebbensehap, altijd in gevaar van zijne bestemming te worden afgekeerd, na behoorte te doen besturen. De Koster. Is liet niet altijd naar behoorte bestuurd geworden De Meester. In het gcheele niet, de renten die voormaals dat hebbenschap uitmaakten, wer den ten grooten deele opgelegd, en bij gebrek van in naam des gestichts de capitalen met zekerheid te kunnen aapleggen, zij hebben gediend tot aan koop van openbare fondsen waarvan er vele mer kelijk in waarde zijn verminderd zoo niet geheel zijn gevallen- De Koster. Gij zegt dat, Meester, maar het zijn slechts veronderstellingen die op niets gegrond zijn. De Meester. Verre van daar. De Overste der Lamotteschool schreef den 18 December 1863, in antwoord op eene aanvraag van het kollegie van Burgmeester en Schepenen, dat zij voor eene waarde van 41,500 franken actiën in handen had aan het gesticht loebehoorende. Jan. En het is ten gevolge daarvan dat men de zegels heeft doen leggen. De Koster. Waarom was dat noodig De Meester. Om dat hel artikel 911 van den rechtsvorderingsboek duidelijk voorschrijft dat de zegels moeten worden gelegd, telkens dat een over leden, openbare fondsen in handen heeft. Jan. En hetgeen in deze gelegenheid plaats heeft bewijst dat de wetgever wijzelijk heeft gehan deld van zoo eenen maatregel in het wetboek voor te schrijven. De Koster. Hoe dat De Meester. Omdat de vrederechter noch actiën, noch lijtels, noch niets die daaraan betrek king had, heeft gevondenzoo dus dat dezelve, of wel in onbekende handen in bewaring zijn gegeven of wel zijn gestolen. De Koster. Wie zou men kunnen verdachten van zoo eene berispelijke daad te hebben begaan Jan.Wanneer de vrederechter zich in het klooster heeft aangeboden, om volgens de bepalin gen van de wet zijne plicht te vervullen, de reli— gieusen hebben zich daartegen verzet, en dus hij vondt geradig van de zaak aan de beoordeeling van den President van den Rechtbank te onderwerpen, die, na eene bepleiting in de Raadkamer, besloot dat de wet haren uitvoer moest hebben: Intussehentijd de nonnen, door eenen valschen ijver aangedreven, zouden hebben kunnen de tij fels en de actiën verduiken of aan vreemden in be waring toevertrouwen. Wat zeker is, het is dat er aldaar niet zooveel als op de hand gevonden is ge weest. De Meester. Ik kan niet vermoeden dat reli- gieusen zich daaraan zouden durven pliehtig ma ken, des te min, dat zij alle zes-en-twintig, volgens de voorschriften van de wet, den eed hebben moe ten afleggen dat er ter hunner kennis niets verdo ken noch uit hel huis is gedragen geweest. Jan. Gij weet zoo goed als ik, Meester, dat volgens de jesuitieke grondstelsels men eenen eed met bedekte weerhoudingen of zelfs eenen valschen eed om belersxville mag afleggen. De Koster. Ik kan mij niet inbeelden dat zulke heilige dochters zich dusdanige misdrijven zouden toelaten. De Meester. Ik geloof het ook niet. Wat ik veronderstel is dat de Overste, op bevel, ik weet niet van wien, de onvoorzichtigheid beeft gehad van de actiën aan het gesticht loebehoorende, aan iemand in bewaring te geven, en bet is mogelijk dat de moeder met dat opzicht naar Brugge was ge gaan toen zij aldaar is overleden. De Koster. In allen gevalle ik ben verzekerd dal men zal eindigen met die actiën te vinden of terug te krijgen. De Meester. Het zou wel schikken, want wien het mocht zijn die de zelve zou blijven hou den of van hunne bestemming afwenden, hij stelt zich bloot als dief vervolgd en tot veel jaren gevang veroordeeld te worden. De bisschop van Namen zegt in zijnen vasten brief, dat de vermindering van het geloof onder de bevolking en de verflauwing der godsdienstige ge voelens moet toegeschreven worden aan de poli tieke strijden waarin de geestelijkheid tot haar groot spijt verplicht is zich te mengen en die aan hare tegenstrevers de gelegenheid hebben geleverd, haar te lasteren en hare inzichten te miskennen. Dit hebben wij reeds duizendmaal gezegd de geestelijkheid is zelve de schuld dat zij niet meer geëerbiedigd wordt. De bisschop van Namen toont wel het kwaad aan maar zegt niet wat er te doen valt om daarin to verhelpen, derwijze dat de gees telijkheid zich voort bemoeien mag met onze poli tieke strijden, al moest de religie er door ten onder gaan. B f iA 888»' KOMST Samenspraak tuagchen «Seci Schoolmeester, den Koster en J5an Goedgebeur. IJperen, 25 Februari 1871. Sterfgeval. Eene der meestgeachte faniiljen onzer stad komt zeer noodlottig getroffen te zijn. Mevrouw Carton-Hynderick is den 22 dezer aan de liefde harer naastbestaanden door den onverbiddelijken dood ont rukt. Deze betreurde dame is de echtgenoote van M. Carton, ou.d-burgineester onzer stad, en de moeder van M. Carton, oud-kommissaris van het arrondondissement van IJperen. De afgestorvene was onuitputbaar wanneer het aankwam om haren armen evenmensch uit bet lijden te helpen.Van een aanzienlijk vermogen heeft zij een edel gebruik gemaakt van haren rijkdom, en nooit niemand werd eens door haar onge troost weggezonden. Ook de arme menschen zullen er het meest aan verliezen en haar nog lang betreuren, niet alleen om hare almoesen en troost, maar om haar goed hart en teèrgevoeligheid. Alhoewel in eenen reeds gevordenden ou derdom, moet men toch zulke verliezen hoogst betreuren daar zulke edele zielen en uitmuntende herten zeer zeldzaam te vinden zijn en hun afsterven als onherstelbaar mag aanzie» worden. Carnaval. Sedert de menschen naar den Vasten avond niet meer wachten om den masker op te zetten kan men de Carnaval bijna niet meer uilkennen bij andere tijden van het jaar Dit blijve gezegd. De Carnavaldagen zijn dit jaar min schitterend geweest als over een jaar niet dat wij het slecht vinden, in tegendeel, wij zijn geen voorstanders van de straalslooperijen die mees tendeels aanleiding geven tot verergernis en den dronkaars eene gelegenheid verschaffen om hunne walgachtige passie toom ie geven. Maar wij willen spreken van de openbare

HISTORISCHE KRANTEN

De Toekomst (1862-1894) | 1871 | | pagina 1