VAN IJPEREN. 4 FRANKEN 'S JAARS N1" 484. Tiende Jaar. Politiek. Stads,- Kunst- en Letternieuws. Verschillige Tijdingen. Markten. Bekendmakingen. Politieke berichten. EENE EERSTE LIEFDE. w ij waren in een gezelschap van vrienden. Men sprak over de hedendaagsche wereld en ook over wat de wereld eene eeuw vroeger was. Een lands-edeiman verhaalde de geschie denis zijner eerste liefde. VOOR IJPEREN. F if. «0 VOOR BUITEN STAD. Aankondigingen: 12cenlimen den regel. Reklamen: 25 centiinen. auymana ZONDAG, 2" JULI 1871. Bureel: Dixmudestraat, 59.Alle inzendingen vrachtvrij. De kiczingen van 2 Juli in Frankrijk houden aldaar de gemoederen min of meer gespannen. Ilct sehij nt dat de bedaarde republiekeinsche partij nu een beetje veld wint. Zoo veel te beter. Daar is, zoo als wij meermaals zeiden, de eenigc hoop op redding. De inschrijvingen op de fransche leening zijn reeds van Dijnsdag avond kunnen gesloten worden, Op eenen dag werden op verschillige europeeschc financie-marktcn meer dan vier miljards inge schreven. Parijs, 27 Juni. Men verzekert dal de mar- kiefde Gabriac, morgen van Versailles naar Berlijn zal vertrekken. De Keizer van Brazilië wordt Donderdag te Pa rijs verwacht. Men verzekert dat de graaf van Parijs lieden te Versailles zal aankomen. Uit Duilschland krijgen wij van verschillige kanten de bevestiging van een nieuws, dat nog al opschudding heeft gewektdat namelijk von Bis marck krachtig geprotesteerd heeft legen de politie ke houding van de duilsche katholieken. De paus en Anlonelli hebben Bismarck gelijk gegeven. Maar onderduims Gelijk aan de ka tholieken, dat ziet men van hier. Maar Bismarck en zal men niet licht bedriegen en als protesteeren niet en helpt, zal hij aan de politieke priesters wel weten te lecren hoeveel twee en twee doet en wat verschil er is lusschen burgermacht en priester macht. Berlijn, 27 Juni. Ecne ordonnantie van den Keizer, gedagleekend van 20 Juni, dekreteert de ontbinding der kaders van het 2C en van het 5e leger. Al de duilsche troepen die zich op het franselt grondgebied bevinden, zullen begrepen worden in dezelfde kaders onderdo benaming van «bezettings leger in Frankrijk, waarvan von Manleuffcl op- pcr-gencraal is benoemd. De Koster. Gij ziet nu, Meester, wat de ge volgen zijn van de priesters uit de scholen te ban nen; indien de opvoeding van de parijsche jeugd godvreezend geweest ware, men had de gruwelda den die aldaar gepleegd werden niet te betreuren gehad. De Meester. liet zijn de liberalen niet, Koster, die de geestelijkheid uit hel onderwijs willen ban nen, maar wel de vooruitgangers met wien de elei'iealen een verbond hebben gemaakt om de ma tige liberalen, die zij doclrinairen noemen, om ver te werpen; tot bewijs, is de wet van 1842 niet door hun ondersteund geworden, en zijn het zij niet die te vergeefs priesters hebben gevraagd aan de Bisschoppen om het christelijk onderwijs in hun ne kollegien te geven Jan. Ilelgecne zij geweigerd hebben, onder voorwendsel dat het ecne medestreving aan hunne scholen zou zijn. De Meester. En om te kunnen de verachting werpen op al ander onderwijs dan het hunne. Jan. En waarachtig, zij moeten zich niet be roemen over de uitkomst van hetzelve De Koster. Iloe dat? De Meester. Zijn het zij niet die van sedert 50 jaren zich meester van het lager onderwijs te Parijs hadden gemaakt men telde aldaar 145 scholen door celle-broeders bestierd, en daarenbo ven nog een oneindig getal jcsuilc-collegien. Jan. En in ons land tol ecne jesuitieke Uni versiteit toe, waarvan de uitwerksels ook weinig voordeel voor de lockomst oplevertdaar meest al de jongelingen die aldaar hunne studiën hebben gedaan, of overdreven dweepers, ofwel overdreven republiekanen, ja zelfs demagogen zijn, die, de ecne niet min dan de andere, den ondergang der maat schappij bedreigen. De Meester. Ilelgene in Frankrijk voorviel en die men in ons België mogelijks eerst of laatst ook zal te betreuren hebben, is nog meer toe te wijten aan de onbepaalde vrijheid der drukpers dan aan een onvolledig onderwijs; niet dat wij vijand zijn van die vrijheid welke de waarborg is van alle an dere, maar wanneer men, gelijk de klcricale druk pers hel sederl45 jaren heeft gedaan,een misbruik derzelve maakt om dagelijks het oppergezag te ver- i. II. unfa r a 10MSÏ SaiMcissjicaak tnssclicn c!e« Sclioolmccstei', den Koster cu «Ban tioedgelieur. Zij die mijner eerste liefde was, verhaalde hij, werd hij ver korting Babet genaamd. Ik was toen 18 jaren oud. Zij was een lief meisje, met een fijn wipneusje, groote blauwe oogen en een spotziek mondje. Zij was de dochter van den hovenier onzes kasteels. Toen ik haar voor den eersten keer zag, ont moette ik haar in eene der lanen van het kasteel met een korf- ken aardbeziën aan den arm. Als ik haar voorbijging maakte zij hare schoonste buiging, en zette haren weg voort. Ook Babet zag mij voor den eersten keer, iets wat u uitlegt hoe het kwam, dat wij, tien stappen verder, beide te gelijk naar elkander omzagen. Maar op dien oogenblik haperde de voet van het meisje aan eenen steen, ën hare aardbeziën vielen op den grond. Zij kon eenen kreet van verrassing niet onderdrukken. Bij het hooren van dien kreet verhaastte ik mij naar Babet te snellen, die zich verontschuldigde zoo goed zij kon, en zich bukte, zooveel om haar ontroering te verbergen als om hare aardbe ziën op te rapen. Ik deed van 'l zelfde, en, eene knie op den grond zettende, begon ik haar aan 't oprapen te helpen 't Was in de maand Mei en drukkend heet. Het voetpad waarin wij ons bevonden, was met den balsemgeur der witte haagdoorns vervuld in eiken struik kweelde er een vogel- alles zong, alles tierde, alles leefde, in een woord. Er waren veel aardbeziën te rapen, maar wij waren zoo onschuldig. Des anderendaags, op hetzelfde uur, vond ik Babet aan den rand des bornputs terug, waaruit zij bezig was water te put ten. Goeden morgend, Babet, zegde ik haar. Uwe dienares, Mijnheer, antwoordde zij. Meer zegden wij niet. Ik zette mij op den rand van den put, en, de armen boven mijn hoofd uitstekende, vermaakte ik mij met aan de takken van eenen grooten notenboom te trekken. Gedurende dien tijd aanzag ik Babet, die reeds drij keeren meer water had geput dan zij noodig had, en die er nochtans maar niet scheen te willen uitscheiden. Hare ranke nette ge stalte plooide en verhief zich met de koorde die zij afliet en optrok. Haar kort roksken ging ook omhoog, en maakte aldus bij lusschenpoozen eene witte saaien kous bloot, welke een schoon gedraaid'been bedekte, aan welks einde men soms twee vingeren van eene sneeuwblanke knie, als een bliksem, verschijnen zag. Na eiken van hare gieters te hebben vol ge goten, liet zij den eenen eemèr van boven af in den pul terug vallen en ging dan op de teenen staan om het ge plons te zien welk zijnen val in den put te weeg bracht. Hare bruine schou ders schoven zich toen Van den halsdoek los, die ze bedekte en maakten eenen hals ontbloot waarin de krullen van 's meis jes welig hoofdhair verward nederhingen. Mijn oog volgde al hare bewegingen en eens dat zij zich meer dan ooit over den put buigde, nam ik, plaagziek, eene handsvol bladeren en wierp ze alle te gelijk in den hals van Babet. Och Mijnheer, riep zij half beschaamd en half lachen de, terwijl zij levendig met het hoofd schudde. Wat is er, Babet? vroeg ik, met geveinsde deelneming van den rand des puts springende. Daar, zegde Babet, nu kan ik ze er niet meer uit krij gen, dat is slecht van u. Wat nu En ik naderde Babet, kansuis om te onderzoeken wat haar lette, en toen ik haar dicht genoeg was genaderd, drukte ik op haren hals eenen luidruchtigen kus, die tot in het hart der kleine hovenierster wedergalmde. Op dien oogenblik hoorden wij achter in het park eene stem die op Babet riep.'l Was hare grootmoeder, eene vrouw die, geloof ik, zoo oud was als het kasteel, waarvan zij de looverkol scheen te zijn. Babet sidderde en nam ijlings in elke hand eenen gieter. Tot dezen avond in de laanhad ik den tijd haar nog te zeggen. Babet antwoordde niet. Zij was met vlugheid weggeloopen, en zij verdween in de belommerde paden van het park. Wordt voortgezet).

HISTORISCHE KRANTEN

De Toekomst (1862-1894) | 1871 | | pagina 1