VAN IJPEREN.
4 FRANKEN 'S JAARS
j\r 512. Elfde Jaar.
Politiek. Stads,- Kunst- en Letternieuws. Verschillige Tijdingen. Markten. Bekendmakingen.
Politieke berichten
SCHAKELGEDICHTEN.
VOOR IJPEREN. Fr. 4-30 VOOR BUITEN STAD.
Aankondigingen: 12 cénlimen den regel.
Reklamen: 23 centimen.
ZONDAG, 14 JANUARI 1872.
Blreei. Dixmudcstraat, 59.Alle inzendingen vrachtvrij.
Rijsel. 9 Januari. Defmilieyen uitslag der
kiezingen: MM. Dupont en Bergerot, zijn gekozen.
De repuldiekeinsche kandidaten zijn niet geko
zen op 27 stemmen na.
Rome, 10 Januari. Drij consislorien zullen
gedurende de maanden Februari en Maart gehou
den worden. Het is te betwijfelen of de paus kardi
nalen zal benoemen, terwijl hij te Rome verblijft.
Men verzekert dat er een ultimatum zal gezon
den worden aan de bisschoppen die de onfeilbaar-
beidsleer niet zijn bijgetreden.
Madrid, 7 Januari. Een dekreet verklaart dat
de zittijd van 1871 gesloten is. De Cortes zijn tegen
22 Januari bijeen geroepen.
Athenen, 8 Januari. Het nieuw kabinet is
samengesteld als volgt: Belgiano, voorzitter, minis
ter van büitenlanclsche zakenNicolopolos, bin-
nenlandsche zaken Draco, oorlog; Papamichalo-
pulo, finantien; Notara, eerediensten Metara, jus
titie Busbuli, marine.
Athenen, 9 Januari. De Kamer der Gedepu
teerden is ontbonden.
New-York, 9 Januari. Tijdingen uit Mexiko
melden dat de opstandelingen verslagen zijn.
De fransche nieuwsbladen verwonderen zich over
het door den Bisschop van Camerick gegeven ont
slag alslid der fransche academie; het is voorde eer
ste maal sedert het bestaan van deze geleerde ver-
eeniging dat een lid derzelve deze eervolle hoeda
nigheid vrijwillig afstaat, cn nog ten gevolg eecner
benoeming, deze van den heer Littré die een ver
maard schrijver is, afschoon hij eenige werken, die
niet rechtgeloovig waren, heeft geschreven, en die
door de heeren Thiers en Guizot aan de academie
werd voorgesteld en ondersteund. Het was twintig
jaren dat de heer Dupanloup academicicn was en
het was hem nooit in het gedacht gekomen dezelve
te verlaten omdat hij aldaar met verscheide vrijden
kers zetelde; de jesuilieke Prelaat heeft ook door
geen eergevoel gekwest geweest, toen hij zijn vader
land verliet om de belgische liberalen in het kon-
gres van Mechelen te komen beledigen, afschoon
hij daar ook in gezelschap was met mannen die,
erger dan vrijdenkers, in hunne geschriften de God
heid van Christus hadden geloochendDe beslis
sing van den vermaarden Prelaat moet dus een an
dere reden hebben dan de tegenwordigheid van den
heer Littréde zaak is taslelijk voor w ie met de
politieke werkzaamheden der jesuiterij bekend is.
De heer Dupanloup is een der bijzonderste
werktuigen der gevaarlijke maatschappij van Loyala
en vindt de gelegenheid gunstig om, door het in
verwarring brengen van al de nationaleinstellingen,
hare overheersching aldaar ook te bewerken hij
heeft losse komen nemen in het kongres van Me
chelen aan onze belgische omwenlelaars die alle
vereenigingen welke niet strekken om het ullramon-
lanismus te bevorderen, trachten te doen vallen.
De H. Vader, die onfeilbaar moet zijn, heeft ook
twee maten en twee gewichten hij stuurt eenen
lofbrief toe aan den heer Dupanloup omdat hij met
geenen vrijdenkers in de academie van Frankrijk
wilt in gemeenschap zijn, terwijl hij onze klerica-
len streelt omdat zij in gemeenschap met bekende
vrijdenkers het ullramontanismus bevorderen, zoo
verredat hij lot den rang vanroomsche Graaf heeft,
verheven eenen Langrand wiens vertrouwde raads
man en werktuig de Godheid van Christus heeft
geloochend.
Zullen wij de algemeene dienstplichtigheid gelijk
in Pruissen in ons land ook zien daarstellen? Dit is
eene vraag die velen zich doen en die moeijelijk is
1. EDELGESTEENTEN.
2. VADERVREUGD.
3. HET BELED MIJNER MOEDER.
Luik, 1871. Ll Victorien Vande Weghe.
DE TOEKOMST
De edelgesteenten, die God het behaagziek harte der vrouw sehenki,
Zijn in den kunstlijken tooi, beelden van ziel en gemoed
SchoonheidverhefFendé gaven, voor ieder getijde des levens
Brengt haar de Schepper een steen, immer verschillend in kleur
Oogon en zinnen beloovert het groene des lachenden smagrads,
Die als de jeugdige Mei bloesems en bloemen belooft
Dies in de lokken des kinds, als beeld der begoochlende toekomst,
Lieflacht heimlijk die steen, meer nog als beeld van de hoop.
Minder tooli blinkt des opaals doorschijnend verzachtende melkkleur,
Zoo overdekt met een waas zedigheid zich het gelaat;
Tot ais gulden topaas den behangenden sluier verscheurt eens,
Waar des bejaardren gevoels wenschen en zuchten in blaakt.
Blauw is de zachte salïier als het vlekkeloos reine des hemels,
Blauw als hot rustige meer, door geen windje geplooid
Indrukwekkende steen, die sierend een maagdlijken boezem,
Reinheid der ziele verbeeldt rust van hot eerbare hart.
Vuriger, gloeiender glinstert de vlamme des rooden karbonkels,
Zomcrverbeeldende gloed, spiegel van leven en lust
Tusschen't oïanjegebloemte en de rozen der huwelijkskrone,
Vlecht der verzuchtende bruid lier hem de bruidegom in.
Eindlijkeen steen - diamantschenkt God met allerlei kleuren,
Waar der karbonkelen rood, 't blauw der saffieren in leeft
Evenals smagrades groen en het blanke der zedige op aalkleur
Dees is de steen voor de vrouw, sierend een moederlijk hart.
Wanneer ons kind in zijn wiegelijn ligt,
En ik staar op dat rozige ronde gezicht,
Op die lipjes waar lachjes in zweven
Wen daarnevens mijn jeugdige vrouwe waakt,
Wier harte van vurigen hoogmoed blaakt,
Dan dank ik den Heer om den schat mij gegeven
In de trouwe, zuivere liefde.
Wanneer ik afwezig van vrouw en kind,
Ik denk aan het huis waar alles mij mint,
Dan schijnt mij geen afstand te veel noch te verre
En onder do zorgen voor Tdagelijksch brood,
En onder den last die immer vergroot,
Lokt meer nog tot hen mij de blinkende sterre,
Slender trouwe, zuivere liefde.
Soms vraag ik mij af wie het meest ik bemin,
Mijn schuldeloos kind of de teeclrc vriendin
Maar het antwoord kan ik me niet geven.
In hom zie ik liaor en in haar zie ik hem,
En als ik ze beiden in de armen zoo klem,
Dan voel ik hoe krachtig beiden ik even
Min mat trouwe, zuivere liefde.
Tranen ontwellen mijn' ooge, herdenk ik de edele vrouwe,
Welke haar kind mij heelle, en eilaas -"zoo vroegmij ontrukt word
Hare herinring blinkt als de lieflijke stralen mij tegen
Van de verkwikkende zon op den smachlenden bodem in 't voorjaar.
Moeder zoo waart uw beeld me altijd voor de oogen der ziele
Armen, het tengere lijf van liet klagende wichljen omstrenglend,
Hart, dat alleen kan vatten des zuigclings eerste gestamel,
Zoenen, die vreugde verhoogen en sussen de kleine verdrieljes
Leidster,zoo trouw als teêr,mijns wanklendcn slaps op den lionkvioer.
Moeder, o knielende vrouw, die de zoetste gebeden mij voorspraak!,
Die me den Heer deed kennen uit duizenden wondere dingen,
En me des godsvrucht raad ter onlkieming legdei in 't harte,
Moeder, die graage lot kind u verkleinend, mijn speelkcmaraadwerdt,
Immer met wakende zorg cn helderen lach op de lippen;
Die bij de kantlende wieg zoo menige nachten doorwaakte!,
Toen ik in stervensgevaar raaskallend bewusteloos neerlag.
Moeder, diejongelingsmoed mij wist in den boezem te korten.
En uw aandeel naamt in de droomen mijns ialeren ieeftijds
Die mij tegen der wereld verleidende listen en lagen,
Tegen bedrog hielpt strijden cn lichter dat kampen mc maaktet
Nu ik delenle des levens al ver reeds och Ier den rug li eb
En des onvroolijken zomers Ie duchten de vlagen en stormen,
Meer dan ooit doorgrond ik hoe wijs de vermanende les was,
Die mij betrachting der deugd aantoonde als het doel van liet leven I
Ach uit uw graf nog walmt er een stroom van liefde me tegen,
En waar strenge, onverbidlijke plicht te verloeren me dwinge,
Heimwee drijft mij altijd met onweerstaanbare kracht voort
Moeder ter plaats waar ge rust, om daar al weenend te knielen