VA N IJPEREN.
HET WONDERLIK VAARTUIG.
4 FRANKEN S JAARS
Nr 524. Elfde Jaar.
Politiek. Stads,- Kunst- en Letternieuws. V erschillige Tijdingen. Markten. Bekendmakingen.
Politieke berichten.
VOOR IJPEREN. Fit. 4-50 VOOR BUITEN STAD.
Aankondigingen: 12ccnlimen den regel.
Reklamen: 25 ccnlimen.
ZONDAG. 7 APRIL 1872.
Bureel: Dixmudeslraat, 59.Alle inzendingen vrachtvrij.
Hel gouvernement der fransehe republiek, ge
bruik makende der l'akulleit, welke art. 40 van bet
handelstraktaat van 1" Mei 1861, tusschen België
en Frankrijk, aan de tweekontrakteerende partijen
toestaat, beeft dit traktaat opgezegd, door eene
offieieele nota. gedagteekend van 28 Maart 1872.
Diensvolgens en overeenkomstig de bepaling van
betzelfde artikel, zal het traktaat ophouden^ van
kracht te zijn, te beginnen van 28 Maart 1873.
Men is meermaals genegen om te viagen voor
welke soort van lezers het Nieuwsblad geschreven
is; liegen en bedriegen is zoms wel machtig om de
personen, die geen andere gazetten dan de klcri-
cale schendschriflcn durven lezen, te misleiden;
niaar willen doen gelooven dat bet vertrek der
rijschool aan liet gevallen liberaal ministerie toe te
pijlen is, dit gaat alle kwade trouw te boven. Dat
de militairen, die niet anders verlangen dan zoo
dicht mogelijk Brussel te zijn, dit ontwerp hadden
opgeworpen, is mogelijk; maar het militarismus
had onder hel liberaal beheer zooveel niet te zeggen
als nu, en het was verre van vorderingen toe te
slaan die zulke zware en nullelooze uitgaven ver-
eiseheu. Wij zeggen zulke zware, omdat de
450,000 franken door bet ministerie gevraagd,
door millioenen zullen moeten gevolgd worden,
indien men localen zal willen bouwen gelijk aan
degene waarvan de rijschool te lJperen gebruik
maakt. Hel was eene der groote beweegreden die
M. Vandenpeereboom in de Kamer en onze Sena-
teur in het Senaat hebben doen gelden om legen
het ontwerp te stemmen, ongelukkiglijk hunne po
gingen zijn door de andere representanten van ons
arrondissement niet ondersteund geweest; de eene
had zich de moeite niet gegeven de vergadering bij
te wonen en de andere bleef zoo stom als nen kar-
pel.
De zaak der rijschool door liet Nieuwsblad op
geworpen Zijnde, wij vragen aan zijne patronen
die zich vleien een grooten invloed op het ministe
rie uit te oefenen, waarom zij dien niet hebben ge
bezigd om dit onheil van onze stad af te keeren
zouden zij misschien aan liét welzijn der zelve on
verschillig zijn of hier de rol van de vliege van
Eusopus vervullen
Eenige dagen geleden, de schork Langrand,
veroordeeld tol 15 jaren dwang aarbeid, is, in beel
denis en in gezelschap van twee andere dieven en
van een broeder vuilpot, door de zorg van den beul
ten toon gesteld geweest.
De Bisschop komt bijna overal nieuwe kantonale
schoolopzieners te benoemen. Monseigneur was in
zijn wettelijk recht; maar men beknibbeld dat hij
deze fonctien heeft toevertrouwd aan personen in
het klericaal onderwijs zelfs gcplaats en dus die be
lang hebben om het openbaar onderwijs legen te
werken, en wat meer is men kan- niet verstaan hoe
Monseigneur een dusdanigen post toevertrouwd
heeft aan den overste van dc cellebroeders, ten ware
dat hij voor bijzondere zending zou hebben de
broederlijke zedelijkheid te doen onderwijzen
Volgens een pasloreelen brief van Monseigneur
van Dreux.Onze Lieve Vrouwe zou nogmaals eene
wandeling op de wereld zijn komen doen. Zij heeft,
zooals te Salette, de gruwelijkste ongelukken voor
zegd indien men de zelve niet verbidt. Lezers wat
zegt gij nu daar van
EEN ZEEllANSVERHAAL
DE TOEKOMST
•k
'k Was niet. bootsinans Klaas een avond gezeten aan bakboord,
Wakende over het schip, dat hcenvlood over liet zeevlak.
Mijmerend zaten we daar, naar zeemanswijze, met de armen
Over dc borstweer leunend, te blikken in 't naclillike duister.
Mild dreef 't windje ons voort, zoo zacht, op de wiegende golven,
Die oi) de machtige zee niet kort opbruischcnd en wild zijn
'Lijk op ons meer,.5 noen, maar steeds langzaam klimmend en dalend.
Bootsman, sprak ik hem toe.
"Wat wilt gij mijn jongen? en wreef zich
'Reeuwend dén slaap nit den oogen.
Gij slaapt reeds Moest ons de stuurman
Reide zoo vinden hij bond voorzeker ons daar aan de gangspil,
't Voorwerp blijvend der lui wel veertien dagen ten lachspel.
Laat ons iets wat vertéllen om zoo te verdrijven den slaaplust.
Ja zoo sprak hij vertel
Wat zou ik, ik ben maar een landrat,
Kom eerst even op zee. Doch gij een ervarend zeeman,
Zijt van den noordpool reeds tot den zuidpool zei ik gevaren,
Beter tocli kunt ge vertellen.
Welaan waarmede beginnen,
Zeg? Wis kwam u (er ooren datgeen van liet wonderlik vaartuig?
Neèn zoo hervatte ik nog nooit.
O gij ooslpruisische domkop
(Want zoo noemden ze mij, alhoewel ik had si-hole gelegen
Wijl ik des zeemansspraak niet behoorlik verstonde. Des zondags
Als zij lazen éeii boekdan moest ik de moeilike plaatsen
Immer verklaren. Ze zegden dan wet grootmoedig Een domkop
MogenAVd-noefnen'defi jorigen, bekennen toch moeten wij allen
Flink en gcmocdelik leest hij j
Gij oosfpruisische domkop
Komt gij weder naar huis en zij vroegen uwat gij geleerd hebt,
En, van liet groot schip zoudet ge niets hun kunnen vertellen
Knaap God naoogt gij loven en danken omdat ge de zake
Hoort van een' braven en eerliken kerel die zelf ze gezien heeft,
Want van het wonderlik schip hier vertelt men allerlei leugens
Die, God help me zoo grof zijn dat ze besehamen een zeeman.
Luister dus goed Eens heerschte er een koning in 't ijzige noorden,
Die liet bouwen eeu schip veel grooter dan ooit een gezien was.
Als het nu vaardig gemaakt was ter vaart, liet weten de koning
Wie als treflike zeeman dienen me wil op mijn vaartuig
Rome, en geve zijn naam op, zijn loon zal prachtig en groot zijn.
Duidelik stond in den brief dit te lezen.
Is't lange geleden....?
Ja reeds lang voor dezen dit staat niet in onzen kalander
't Machtige Frankrijk hing Ie dien tijd nog te zanten met Eng'land
Makend een land uil, zoo als Bronswijk thans en llanovcr
Nu'I was juist te dien tijde dat ader me nam uit de schole
Luister mijn zoon, zoo sprak hij ge moet uw geluk eens he
rproeven,
Want geld hebben we niet, gij moet er maar zelf zien te winnen,
Volg dus van vader den raad neem dienst op liet koninklijk vaartuig.
Vaderzoo sprak ik,ik heb wel lust te verdienen hel maand -
En 'k ging, na ontvangen te hebben van moeder den zegen [geld.
Kwam daar juist bij tijde, ze namen in 'l schip mij als bootsman.
Hoe? zij namen in eens als bootsman u op liet vaartuig?
i) Dit kwamziet ge, dewijl zij niet konden de kleinen gebruiken
'k Was Ie dien tijde ten minsten een kop nog grooter dan heden.
-(Wat voor leugens dat zijn dal zal goed worden zoo dacht ik)
Nu, wij slaken van wal, en we vaarden vooreerst in de noordzee.
Waar echt ijzig het was en ook windig naar oude gewoonte.
Schier, ja, waren we vast op de Doggersche-Banken gevaren.
Want wij konden het schip niet wenden, het was te geweldig.
Drie, vier lijnen versprong in eens 't schip nu, en eer we het dachten
Vaarden we rechtop het land waar heden te zien het kanaal is.
Rokkrakzegde het schip, mij kraakten do ribben in 't lichaam.
En we geloofden daar zaten we vast, maar, smaaklike maaltijd 1
Zulk een schipken als 't ons, was niet licht tegen te houden.
Kraken en ruischend zoo sloeg het door 't land zichjuist in het
[midden,
Juichende kloof onze kiel nu 's atlantieks schuimende golven
En sinds bestaat het kanaal dat te danken dus heeft ons zijn oorsprong,
En wij dragen desehuid dat de Brit sinds tegen den Franschman,
Voerde zoo ménigen oorlog
«God; een zoo wonderlik vaartuig,
Bootsman! »-zegde ik-gewis! Hoe groot het wel moge geweest zijn?»
<i Wel dat'sgemaklik om méten, mijn jongen: zoo groot als 't kanaal
Negentig mijlen en eene in de lengte, de breedte slechts dertig, [isx
Als, aan den boegspriet staande, de.hoofdman wilde bevelen
AU' man Reeft grootmastzeilZoo reed een ruiter te paarde
Spoorslags af zoo snel hij rijden maar kon, doch hot duurde
Veertien dagen ten minste eer weer ij kwam aan den boegspriet,
•iJtest dat ik vond op liet vaartuig, was dat. wc 's morgens voor onbijt
Kregen steeds even gemolkene melk nog warm uit den uier
AVantop den mastkorf lager een weide, da-ar hielden we koeien.
Bootsman sprak ik tol hem «op dit zoo wonderlik vaartuig,
Waren de masten wel hoog?
Dat wil ik meene'n, zoo sprak Irtj
Steegt gij als jongen er op, zoo was eer gij weder beueen kwamt,
Grijs u geworden het haar.
Wat, drommel zoo riep ik nu zegme
Bootsman zijt gij wel ooit zelf daar boven geklommen
IJdele domkop sprak hij met trots."-Tienmaal wel des dages.''
En wij zagen ons aan en we lachten en werden niet moede.
Eorlike Klaas! Ik gedenk a met lachen nog nu en geinig het
Niemand wist zoo'te liegen 'lijk gij, van Bremen tot Dantzig.
Bl vroN Maart 187-2. Naai' het Duitsch door L V. A.