Stads Nieuws.
PÖPE11IW GIIË
Briefwisseling der Toekomst.
BURGERSTAND
Huwelijken.
Sterfgevallen.
IJ peren8° Maart 1873
Renaensirageap.. - M. Messiaen, uittredende lid,
komt benoemd te worden tot lid van den Ilaad van Bestuur
en Toezicht des Gevangs van IJperen.
Bij koninklijk besluit van 27 Februari, zijn benoemd
bij het korps Pompiers onzer stad, de heeren J. Valcke als
kapitein bevelvoerder, en Lapiere-Vandevijver, als Luitenant;
Ter dezer gelegenheid gaf het muziek van dit korps, Zondag
avond laatst aan beide heeren eene schitterende serenade.
Er was ontvangst bij beide heeren, die vee! gelukwenschin-
gen van hunne vrienden en kennissen ontvangen hebben.
Bij koninklijk besluit van 28 Februari werden benoemd
tol leden der koophandelkamer:
De heeren It. Begerem, kanthandelaar, te IJperen
N. Meerseman, koopman in ijzer, id. P. Durant, koophan
delaar, id.
laDdbonwraaatschappij. - Woensdag aan
staande, ten 10 ure's morgens, algemeene vergadering in de
herberg DEN SULTAN, groote markt alhier.
Indien bet schoon weder is zal er na de zitting publieke
proeven gedaan worden met een nieuwsoorlige en volmaakte
grarndorscher.
Ten 1 1/2 ure een diner in het Zweerd voor al de
leden die begeeren er deel aan te neraeu en zich, vóór den
middag, zullen laten aangeven in bet hotel of bij den secretaris
van den Jurij.
Fransch Tooneel. - Dinsdag aanstaande, geeft
Mijnbeer Ch. Andraud, directeur van het Theater van Roubaix,
alhier eene vertooning, beslaande in Le Canard a Irois hecs,
opern-bouffe, in drie bedijven. De aantreklijkheid van hel stuk
aiook de kunde der artiesten beloven eene volle zaal.
-j- Het grootste geheim heerscht nog altoos over het
drama van buiten de statiepoort; het gerecht is met de zaak
bemoeit en het zou niet passen dat wij de minst beweegredens
er op maakten. Wij zullen dus wachten om breedere uitleg
gingen er over aan onze lezers mede te deelen.
Foitre. - Onze foire belooft nog ai belangrijk te zijn.
Reeds eene manége, eert wassenbeelden kot, kijkkassen,
potreltekotjes en waarzegsters, bekleeden onze Groote-Markt.
Sterfgeval. - M. Fr. Böhrn, kunstschilder, is den
verleden nacht, door eene schielijke dood aan zijne talrijke
vrienden ontrukt.
a^^S^S^rwjuii in
Van ilsn 2S" Februari tot «leu 7" Maart 1873.
GEBOORTEN g) te zamen' 41
Dewilde, Carolus, werkman, en Rogier, Maria, werkvrouw.
Vermeersch, Mathilda, 67 j., kantw., weduwe van Petrus
Calmein, Meenenslraat. Pareyn, Jacobus, 71 j., schoen
maker, weduwaar van Joanna Rubbrecht, S' Nicolaus-nevens-
Ypre. Dcleye, Amelia,. 05 jwerkvrouw, weduwe van
Renedictus Steelandt, Meenenslraat. Braem, Sophia, 48 j.,
kantw., ongehuwd, Meenenslraat. Demaziere, Henricus,
iSj., student, Meenenstraat. Cayzeele, Henricus, 17 j
soldaat bij de ruiterijschool, Vleeschhouwerstraat. Spinne-
wyn, Felix, 52 j., werkman, echtgenoot van Catharina,
Cruyplandt, Meenenstraat. Talon, Emerentia, 59 j., kantw.
echtgenote van Carolus Riem, Lomhaardslraat. Kerrinckx,
Leonia, 50 kantw., ongehuwd, Meenenstraat. Ruffelet,
Maria, 72 j., z. b., weduwe van Albertus Deruyter, Kalver-
straat. Woussen, Petnis, 79 j., z. b., echtgenoot van
Adelia Dumord, Vleeschhouwerstraat. Bitliau, Cecilia, 69
j., dienstmeid, ongehuwd, Recolletlestraat. Terrier, Ludo-
vicus. 48 jz. b., weduwaar van Ernestina Cuvelier
Boterstraat. Braem, Petrus, 85 j., z. b., weduwaar van
Cecilia Carrem, Boomgaardstraat.
Kinderen beneden de 7 jaren. Mannelijk geslacht. 0,
Vrouwelijk geslacht, 1. tezamen 1.
6 Haart 1873.
Heer Opsteller,
Onze schoone liberalen, sedert hunne verpletterende ne
derlaag in de gemeenle-kiezing hadden gedroomd onze
kathoiijke stad van alle vermaak te beroven en, alhoewel zij
zelve de carnaval-feesten eerst ingericht hadden, hunne be
schikking was van dezelve voortaan geheel te beletten.
Hun arglistig inzicht strekte om de stieldoeners aldus alle
profijt le doen verliezen en door dien middel tegen de wette
lijke overheid optehitsen niaar gelukkiglijk een schrandere
raadsheer, M. Benoit Billiau, had met eene waakzame oog
dezen toestand nagespeurd, en, na zijnen biechtvader geraad
pleegd te hebben, den heer Burgmeester gesproken en hem
verzocht den raad daarover te doen beraadslagen.
Zelfsopoffcriug en zorgvuldigheid bij Mijnheer Berten,
iedereen weet het, kennen geene palen als de stoffelijke zoo
wel als de. zedelijke belangen onzpr neringdoende burgerklas
een ig gevaar inloopen. Is het niet met dagen nacht zijne
studie hier op te stellen en deze belangen te behartigen dat
hij zich waardig gemaakt heeft van. het vertrouwen der ver-
lichtste zijner medeburgers, en weik gezag ontleent hij niet
aan zijn edelmoedig, onbaatzuchtig en inenschlievend karak
ter toen hij in de Kamer, te Brussel, en te Poperinghe, in
den gemeente-raad, de intresten zijner stads-genooten en de
verhevenere belangen van godsdienst en vaderland met zoo
veel vernuft als welsprekenheid verdedigt?
M. Billiau konde dus op geen betere deur kloppen, ook
kreeg M. Louis Gerber, bediende der regentie, bevel van
zonder vertoeving alle de heeren van den raad bijeen te roe
pen.
M. Berten deelde aan het magistraat de hrkommeringen
mede van 81. Billiau, en hij bewees dat een te baatzuchtig mis
noegen de best.: zielen kan verdwalen hij voegde er bij
dat, volgens hem, de raadsheeren gezamenlijk met de eer-
weerdige heeren professoors van 't kollegie, de bedienden
der regeering, de hoppe-warandeerders en de dischheeren,
onder hun eene muscarade moesten inrichten, en de zelve
in stoet plaatsen lussclun twee hagen lichtbewaarders,
veldwachters en pompiers welke men met de groote huizen
der dertien afgekookte liberale kandidaten zou wapenen.
Maar M. Lebbedie door zijne populariteitop de twee
lijsten was aanvaard geweest, hier in voor hem, eene
personaliteit ziende, keurde dezen voorstel af en M. Petrus
Pollf.y beweerde dat hel beter was alle tergende uitdagingen
van kant te steilen en eenen stoet van liefde en verzoening te
vormen.
M. Devosschepen der stad, lid van den provincialen Raad,
voorzitter van den militie-raad, voorzitter der burgerlijke
godshuizen en van den kalholijken kring, Ld van d'heeren
Warandyse, van den akademie der schoone kunsten en van
den kerkraad van O. L. V., voorzitter der jagers, enz., enz.,
vond dat het van de waardigheid van den gemeenteraad
niet was van een masker aanlelrekkcn, zoo veel te meer dat de
Mascaraden een heidenschen oorsprong hebben en dat het
noodig is van in eene kathoiijke stad, gelijk Poperinghe, een
zediger karakter aan de carnaval-feesten te geven.
M. Benoit Debaene was geheel van het gevoelen van M.
Devos en hij voegde er bij dat de feest zoo veel te meereen
stichtenden aard moest hebben dat de eerweerde heeren op-
perburgers Ide en Vandemaelein 't laatste nummer van 't
Nieuwsblad, hadden laten weten dat op groolen carnaval-
Zondag bijna geheel de stad haai' verzet gevonden bad in den
schoot der famiiiie, 't naderen tot de HUSakramenlen en 't
gebed van veertig uren.
M. Benoit Billiau had stilzwijgend en met de grootste aan-
dachtighi id dezen redenlwisl aanhoort, maar eindeling hij
stond langzaam op en, om de denkwijze van M. Berten met de
gene der achtbare heeren Lebbe, Pöiiey, Devos en Debaene
zamen. te paren, hij stelde voor dat de gemeente-raad en de
twee bediender>MM. Gerber en Beddeleém, daar achter, in
wezenlijken,zelfstandigen en natuurlijken persoon, op carna
val-Zondag, een doortocht in Poperinghe zouden doen en
dat men alle vermommingen en sieraad zou verwijzen tea zij
enkel ijk de eeretcekens eigen aan hel ambt, het geloof of de
uilmnntendste hoedanigheden van ons waardig magistraat.
M. Lebbe aanveerdde dezen voorstel, doch op voorwaarde
dat, om aan eenieder vergenoeging te geven, de zoo lang ge
vraagde en altijd geweigerde gedetaillêerde dischrekeningen
op de volle markt zouden uitgered en beraadslaagd worden.
Niemand twijfelt, voegde hij er hij, dat alle deze rekenin
gen in den besten staat zullen gevonden zijn, en dat niette
genstaande er in den raad geene liberale kontrol meer be
staat al de dischheeren jaarlijks er aan van het hunne
toedragen,'l is 't geen ik nog gisteren aan M. den dischmees-
tei' Schabailiie deed opmerken, en, vermits er alleenlijk
kwestie is van eene formaliteit, waarom alle trouweloos ver
moeden niet voorkomen
M. Polley trok zijne schouders op, maar eindelijk hij liet
zich overhalen en zeide: nu. nu, zij zullen eens voor goed zien
dat alles in regel is en dat, als men altijd zijne piiéht gekwe
ten heeft, men met eene geruste voldoening mag zeggen
que cela va, comme cela vent
s Anderdags om 4 uren klokslaande, de stoet trok buiten
en-was zamengesleld al volgt
M. Berten, burgmeester. Een vriendelijken glimlach
zweefde over zijne lippen, eene spaarbeurs, deelmakende dei-
vijf miliioenen welke hij bezit, slingerde over zijn borst, en
met een seraphiek en lieftallig gelaat, hij smeet het zilver met
volle handgrepen aan het verrukt en dankbaar volk.
M. Devos, die niet alleenlijk schepen maar ook, voor het
aanschijn van den Heer, een groote jager is en eene tweede
Nemrod mag genoemd worden, droeg als zegeteeken zijner
dappere behendigheid een vossevel op zijnen rug, en de kop,
die vast op zijne schouders rustte, liet twee brandende oogen
en scherpe tanden zien, welke allen beschouwden als een
zinnebeeld der fijne slimheid van onzen eersten schepen..
M. Achille Van Renynghe, had voor de eerste maal zijn
kostuim van koramandanl der pompiers aangetrokken de
sabel van eenen generaal, welken ik d'eer niet heb te kennen,
maar dien men mij Don Quichotte noemde, slingerde aan zijne
zijde, en de Gozze, nu secretaris der Hospicen, nog geen tijd
gevonden hebbende om zijne schako op te maken, Achille had
voor dezen dag op zijnen manhaftigen kop eenen hoed van
d'oude Schutterij, versierd met eene raapschelle voor pompon
en eene kareoot die in den hof van 't collegie gegroeid was.
M. Francis Baeckeroot en M. Polley, die t'zamen eene
nieuwe grammaire opstellen, gingen nevens malkanderen,
den eersten met een ketel luit cliaud de Bruxelleswelke hij
expres met de post had doen komen, en den anderen met een
pollepel om den pap op te roeren en aan 't volk gratis uit le
deelen.
Op het hoofd van M. Polley stond den vogel van Minerva
om ons de wijsheid van dien heer kenbaar le maken en wat
leeger een klein uiltje om zijnen opvolger en zoon Pierlala in
deze plechtigheid te verbeelden.
M. Benoit Billiau had een haspel garen over den hals om
te bewijzen dat de geestelijkheid geheel Poperinghe heeft
vereenigd, en twee arend-vlerken boven zijne achterkaken
om te toonen hoe hoog de génie een mensch kan doen klem
men.
M. Benoit De Baerte was gecoiffeerd met een roozen
hoeiken en, in zijne hand, hield hij de sermoenen van den
eerweerden heer Basilius Lacordaire II, in ezelvel verbonden.
M. Charles Lebbe had een politiek weerhaanlje hoven zijn
schedel en, is hij noch mossel noch visch, zijn haantje kwant
doch te pas om ons te leeren hoe men, voor 't algemeene
best, gelijk de wind, van den oosten naar den westen en van
den westen naar den oosten moet kunnen draaien.
M. Petrus De Corte stond onder eene klak van drij meters
omtrek, ten einde, in geval van stortvlaag of maursche hijsen,
alle zijne kollegas, gelijk eene kloekhen hare kiekens, rónd
zich te scharen.
De lucht helder gebleven zijnde, M. Devos bewees, met
schaapsprongen en armslagen, dat al de dischrekeningen
zonnneklaar gedetailleerd zijn en het publiek, hieraf eene
nagedachtenis willende laten teekende eene adresse van
dankbaarheid op de klakke van Pé die aldus voor pupitre
diende.
M. Pieter Vandenbcrghevan zijne goedwilligheid jegens
onze geestelijke opperburgers een staaltje willende geven,
droeg tusschen twee schutvorken, wapen zijner brouwerij,
het volgende opschrift
Ziet eens hoe ik leerzaam ben,
Ik schrijf met eene mussehtpen.
Eindelijk de heeren dnctoors De wulf en Vanderkeyde
sloolen den stoel, voorzien van elk eene groote lavementbus,
om, in geval van opstopping, den doorgang van geheel het
conseil lijber en los te houden.
En Louis Gerre en Théofiel Bedddeern, stapten, met een
kwakkelnet, achter geheel het magistraat om de verloren
winden te stroppen.
Algemeene toejuichingen begroetten den stoeten de
maarte van M. Achille viel in onmacht, zoo groot was hare
blijdschap als zij haren jongen meester in zijne schoone uni
forme zag.
En de vreemdelingen die deze stichtende feest waren komen
bijwonen verlieten de stad al uitroepende gelijk Pater
Boone toen hij in 1855 op de Groote-Markt hier predikte
Gelukkig Poperinghe
Waardig Magistraat
Leve het heilig land Theofiel P*.
Nota van den uilgever der Toekomst.
Gratie aan de verstrooide onoplettenheid van den letter
zetter, de proef van dezen artikel was reeds geheel gedrukt,
toen wij door eene lezing gezien hebben dat deze klerikale
reklqme eene misverzending moest zijn of wel eene nlystifi-
catie tegen ons ingericht.
Onze gewone correspondenten van Poperinghe, zonder
iets daarover te kunnen verzekeren, gelooven nochtans meer
of min, het geschrift van M. Théofiel Polley te erkennen.
Wat er van zij, 51. Théofiel, gij moogt u in 't kort aan
eene antwoord verwachten.
Al de overige artikels uit Poperinghe moeten, tot het
naaste nummer, verschoven worden.
Wervick, 26 Februari 1873.
ALLES IS VOLBRACHT
Zondag laatst, om 4 ure's morgens, door bevel van Miin-
heeren Gouden Bril en consoorlen, aan POLLY, (den opeter
der suikerboontjes), is er aangeplakt geweest op de muren
dei kloosters, der kerk, aan de bijzonderste gebouwen der
stad in de voornaamste kofiijhuizen, herbergen en kroegs
toebehoorende aan de kathol ijkeneen groot plakkaak gedrukt
in hel fransch, eu inhoudende de uitspraak van het vonnis
van 14 November 1872 door het tribunaal van IJperen.
Door een streng bevel van Mijnheer Gouden Bril aan Gene
raal Suisse, van zijne onderdanen van weder kanten aan te
sporen en te waken, wie de plakalenzouden aftrekkenen
terstond hun er van kennis geven het publiek was er le veel
in mkommerd, de plakalen, zoo het schijnt, werden terstond
afgetrokken en dr2e in de herbergen, verbrand.
Een inwoner van de Leege Kruisse werd aanboden hij den