Bijvoegsel aan de TOEKOMST van IJPEKEN.
KIEZERS,
Den 22" Mei aanstaande moet gij over eene gewichtige
vraag uitspraak doen, dan moet gij vergaderen om het
mandaat van uwe provinciale raadsleden te vernieuwen.
Zal de partij der ultramontanen of clericalen nog de
kantons hl peren hij den Provincialen Raad vertegenwoor
digen?.. dat is de kapitale zaak die gij dan zult beslissen.
Uw keus is van het grootste belang en daarom zult gij
hem vooraf wel overwegen, in uw zeiven zult gij onder
zoeken of uwe vertegenwoordigers aan uwe verwachting
beantwoord hebben of nietherinnert u wat al zij zei
den als zij uwe stem kwamen vragen, dan deden zij u be
koorlijkebeloften en toch zij wisten wel dat zij de mannen
niet waren om ze te kunnen ten uitvoer brengenzoo
hebben zij u met zeemende woorden bedrogen.
"Wij vragen het u, al de schoone vrijheden, die onze
voorouders ten koste van zoo langdurige worstelingen
en zooveel bloed gewonnen hebben en ons door de Grond
wet toegekend zijn, hebben wij die vrijheden ruimer en
beter genoten dan voorheen? Zijn uwe belangen en rech
ten beter verdedigd sedert de clericale partij de Provincie
bestiert? Nauwelijks hebt gij u zei ven die vragen gesteld
of gij zelf ook beantwoordt ze. Immers iedereen, die door
het fanatismus niet verblind is, weet dat de clericalen
die vrijheden alleenlijk laten bestaan omdat zij dezelve
niet kunnen uitroeien, zij gedoogen ze en lijden met tegen
zin er de uitoefening van, wel verre van die uit te brei
den en moest eens de dag komen een ongelukkige
dag dat de clericale partij volkomen machtig en volop
meester geraakt, zij zou u onbermhertiglijk van al die
glorierijke en duurgewonnen vrijheden berooven, al moest
zij daartoe eene omwenteling aansteken, of geheel het
land in onrust brengen.
Laat ons eenige feiten onderzoeken. Geniet gij nog vol
komen de vrijheid van geweten (consciëntie)? Is het niet
door iedereen geweten dat degene die gelooft dat het
noodzakelijk is dat de burgerlijke macht onafhankelijk is,
en dat degene die weigert aan de geestelijkheid blinde
lings te gehoorzamen, daarom door dezelve publiek ver
volgd en verdrukt wordt? Is iemand aan een dagblad
geabonneerd dat de partij van uwe vertegenwoordigers
niet verdedigt, maakt iemand deel van eene liberale
maatschappij, stemt iemand voor de liberale candidaten,
de clericalen vinden daar voidoende: redens in om de
minste publieke bediening, de minste gunst te weigeren.
Nog meer; men zaait haat, nijd en wraakzucht men
gebruikt alle middelen, zelfs de walgelijkste, men ontwaakt
(ie laagste driften, men haalt oude vijandschappen op wel
ke reeds lang vergeten waren en moesten vergeten blijven.
Men doet nog meer; gelukt men er niet in iemand, die
zich onafhankelijk voor hen houdt, ten onder te brengen,
men tracht twist, tweedracht en verdeeldheid in zijn huis
gezin te zaaien, en zoo hebben velen van u met ons onder
vonden, dat de regeering der catholijke partij niets anders
is dan de ondraaglijkste dwingelandij', die de vrijheid voor
masker neemt.
Gij weet nog dat, als gij uwe stemme gaaft aan de pro
vinciale raadsleden, die nu de vernieuwing van hun man
daat vragen, gij dan een onpartijdig bestuur wildet benoe
men, een bestuur dat uwe belangen moest ter herte nemen
en, ziet wat het gedaan heeft, het heeft de macht dat het
uit uwe handen bekomen heeft, tot niets anders gebruikt
dan tot een wapen van partijdigheid en verdrukking. -
Als gij de algemeene bemerkingen, die gij hierboven
gelezen hebt, en die geene verdere uitleggingen zouden
noodig hebben,wel overweegt, gij zult bij uw eigen beslis
sen het mandaat van uwe provinciale raadsleden niet te
vernieuwendoch laat ons de bekwaamheden van die man
nen, in zake Van bestuur, wat nauwer onderzoeken en wij
zullen bevinden dat al hunne acten geene verbeteringen
te weeg gebracht hebben, en niets dan schijn en bedrog
middels geweest zijn.
Denkt eens na, gaan Koophandel en Nijverheid nu be
ter? en waarin
Heeft de Landbouw merkelijke verbeteringen onder
gaan waarin?
Nauwelijks is de clericale partij zes jaar aan 't bestuur,
en reeds bevinden wij ons in eenen van die moeilijke tij
den, welke de koophandel crisis neemt, en die ons met
zekere vrees aan de ongelukkige tijden van vóór 'tjaar
1847 doen denken.
De nijverheid lijdt en kwijnt te eenen deele wel door
die crisis, maar ook nog door de zorgloosheid en het ge-
UI Dl IBS
IER KANTONS TAN IJFBRBN.