Hoort, wat Mijnheer Breydel zegde:
MM., (4) zegde hij, het is mij pijnlijk het te moeten
zeggen, het is het Gouvernement alleen niet dat te
r onzen opzichte slecht gehandeld heeft, ik kan de Be-
stendige Deputatie ook niet gansch vrijspreken eenige
berisping verdiend, te hebben. Zij is uitdrukkelijk en
bijzonderlijk met het bewaken en verdedigen van onze
belangen belast, en de wet heeft, volgens mijn inzien,
heel wijs en voorzichtig gehandeld met tusschen den
Staat en de Gemeente eene tusschenkomende macht te
stellen, die volkomen nuttig is, op voorwaarde nochtans
r> dat zij hare bestemming ernstig vervulle.
Mijnheer Breydel haalt daarna verscheidene openbare
werken aan, onder andere die welke noodig geoordeeld
zijn aan de vaart van Lisseweghe, de Hagebrugge en den
Yzer, hij bewijst, dat die werken of geheel in den dood-
boek liggen o f zoo ver en zoo lang uitgesteld worden dat
meng eene ondernemers meer vindt.
Maar nu, op het oogenblik dat men ons met zoo pra-
lende woorden (2) spreekt, begin ik ook, op datzelfde
oogenblik, te twijfelen, omdat men ons voorstelt eene
leening van 2,500,000 franks te stemmen.
Geen verstandig mensch kan toch ooit aannemen dat
-» degene die zich in de noodzakelijkheid bevindt millioenen
in leening te vragen, in zoo eenen schitterenden staat van
voorspoed is als men ons hier afgeschilderd heeft.
Het gedacht die leening te doen met de voorwaarden
die haar beperken, en die gij zoo onvoorzichtiglijk bij
dezelve gevoegdhebt, is een ONGELUKKIG besluit,
en de verwezentlijking van dezelve is onmogelijk gewor-
den.
De achtbare Gouverneur heeft het u voorzegd, Mijnhee-
ren, en zijne woorden zijn de letterlijke waarheid geworden.
Met uwe leening enhare beperkende middelen, zegde hij,
zult gij geene werken meer hebben in de Provincie.
'Tis met spijt, dat ik het bestatig ('t is eene tastbare
waarheid) wij hebben geene werken meer, wij zullen er
geene meer hebben.
Ziet daar de meening van eenen man,die zich zekerlijk
•door den partijgeest niet laat verleiden, immers in ons
arrondissement is hij algemeen gekend als een hevige
voorstaander van de clericale partij.
Overigens alle verstandige persoon, die de werkzaam
heden van den Provincialen Raad wel onderzoekt, moet
bekennen dat uwe vertegenwoordigers schijnen niet anders
voor oogen te hebben,dan het achtbaar hoofd der Provincie
te verachten en te versmaden, den hoog bekwamen amb
tenaar die zoo weerdiglijk het Gouvernement als overste
der Provincie vertegenwoordigt, en nu zij drie zittingen
aan ij dele beraadslagingen verspeeld hebben, nadat zij
eenen verachtélijken twijfel over den Gouverneur hebben
trachten te trekken, zijn zij gedwongen te verklaren dat
die hooge ambtenaar recht en eerlijk gehandeld heeft, en
wie van u heeft ooit daaraan getwijfeld
Die achtbare fonctionnaris heeft eertijds onder u hier
verbleven en heeft altijd uwe volkomene genegenheid en
•eerbied, wij zeggen niet, behouden, maar zelfs verdiend.
Waarom dan al die nuttelooze beraadslagingen
Is het niet omdat er onder hen mannen zijn, die zich
geerne in zijne plaats hadden gesteld en ze hoopten te
verdienen door de walgelijkste 'lastertaal en eerrooverij
Kiezers, laat ons nu onderzoeken hoe onze gedeputeer
de Raadsleden uwe landbouwbelangen bezorgen.
Een allervoordeeligste maatregel voor onzen landbouw
was voorzeker wel het ten dienste stellen van Durham-
sche voorttelers. Het schijnt toch dat het systeem tot
hiertoe gevolgd, hier of daar afgekeurd wierd; mannen
die zich bijzonderlijk met de belangen van onze landbouw
nijverheid bezig houden, dachten dat het beter en voor-
deeliger zou geweest zijn die voorttelers te koop te stellen.
De Provinciale Raad wilde dat vraagstuk nader laten
onderzoeken en, geene afdoende beslissing nopens de twee
stelsels durvende nemen, besloot hij, deze gedurende twee
jaar te laten door de ondervinding beproeven. Maar de
Deputatie, met de uitvoering van dat besluit gelast, gaf
er geen gevolg aan en nu, sedert drie jaar reeds, worden
er geene voorttelers meer noch ten dienste van de land
bouwers gesteld noch hun te koop geboden.
Gij ziet het, altijd dezelfde machteloos en werkeloos
heid is er ergens eene instelling die hun niet aanstaat
of mishaagt, zij schaffen ze af en vervangen ze door
niets.
Wij zullen u een tweede voorbeeld aanhalen.dat u nog
klaarder zal bewijzen hoe bitter weinig belang de Depu
tatie in den landbouw stelt.
Te Gent, had er in juli laatst eene landbouwtentoon
stelling voor de beide Vlaanderen plaats. De Provinciale
Raad van Oostvlaanderen vroeg aan onze Provincie, op
het landbouwfonds, eene subsidie van 5000 franks, met
de stellige belofte en verzekering dezelfde som toe te
staan zoohaast eene landbouwtentoonstelling, onder de
zelfde voorwaarden, in de hoofdstad van onze Provincie
zou gegeven worden.
Meent gij niet, gelijk wij, dat het toestaan van die sub
sidie, een act van bedienstigheid en ware verbroedering
zou geweest zijn
Had men daar de gelegenheid niet om den iever van
onze landbouwers meer en meer op te wekken, om onder
hen den zucht naar verbeteringen gaande te houden, om
hun de gelegenheid te verschaffen hunne paarden- en
hoornveerassen met die van Oostvlaanderen te kunnen
vergelijken
Dat zou immers zeer nuttig geweest zijn, dat is tast
baar welnu, uwe vertegenwoordigers hebben zich aan
eene zoo nuttige tentoonstelling vijandig verklaard, zij
hebben de tusschenkomst, die men hun vroeg, geweigerd.
Maar dat verwondert u niet, immers gij weet wat de ultra-
montanen willen, zij mogen noch kunnen dergelijke
vereenigingen beschermen, want zij vreezen de versprei
ding van het licht, en daarom is het in hun belang soort
gelijke feesten, zooveel mogelijk tegen te werken, omdat
zulke bijeenkomsten aan de landbouwers de gelegenheid
zouden geven onder elkander te verbroederen, en zij
malkander misschien eenige edelmoedige denkbeelden
zouden mededeelen, welke toch in den grond van het
menschel ijk hert liggen en het veredelen zouden.
'T is ook om dezelfde reden dat uwe vertegenwoordigers
niet alleenlijk hunne stem geweigerd, maar zelfs het voor
stel hardnekkig bevochten hebben door welk de subsidie
aan de muziekscholen bestemd, van 3,000 franks op
6,000 franks zou gebracht worden. Hoe wijs en nuttig het
ook is de beoefening der muziek in de gemeenten te ver
spreiden, hebben niet alleenlijk uwe provinciale raadsle
den zich aan de verhooging van het voorgesteld crediet
vijandig getoond, maar zij hebben het bestaan van die
(1) Zilting van den Provincialen Raad van 6" Juli 1875.
(2) De Deputatie beweerde dat de finautiè'n van de Provincie in drn aller-
voordeeligsten toestand zijn.