Spcldewerksters en talscholen
Vatikaan cindciing dat men werkt lot
liet afschaffen der subsidie aan de gees
telijkheid, gewaarborgt door onze
Grondwet
De Grondwet die mannen durven
van Grondwet spreken omdat het hunne
jaarwedde betreftmaar zoohaast de
Grondwet haar noch profijt noch voor
recht bijbrengt, zij lachen met de Grond
wet zij werken tol haren ondergang.
Ja, dc hulpsommen aan de geestelijk
heid zijn gewaarborgd door onze Grond
wet, maar het is om priesters te betalen
die cene fonctie bekleeden zuiver den
godsdienst in het oog hebbende, en niet
om kiesmakelaars en omwentelaars te
betalen die den stoel der waarheid en
hunne kerken houden om uil te vallen
legen de uitspraken der gerechtshoven,
tegen het wereldlijk onderwijs (ook ge-
waarborgt door de Grondwet) en deszelfs
onderwijzers, om onze instellingen te
verdelgen en de burgers te benadeeligen
en te belasteren omdat zij onder het
ijzeren juk der priesterdwinglandij niet
willen staan neen de subsidien van den
Slaat, gewaarborgt door de Constitutie,
zijn niet om de mannen te betalen die
door hunnen biechtstoel onze vrouwen
en dochters dingen leeren die een Chris
ten mensch hel schaamterood op het
gezicht doet krijgen die hunnen biecht
stoel gebruiken om ongestraft de kie
zingen te bewerken ten nadcele van
geheel hel land, dat, onder een clerikaal
bestier voorzeker moet ten onderen
gaan die den godsdienst vernielen met
denzelve op de leegte te brengen hunner
vuige driften en onverzadelijken hoog
moed neen zulke mannen mogen niet
betaald worden en hunne uitzinnige
werkingen en handelingen verrechtveer-
digen de legen hun genomen maatregels.
Alwie nadeel aan de samenleving
brengt moet gestraft worden, hoe hoog
hij mochte geplaatst wezen verre van
hem voor zijne wandaden te betalen
Mijnheer Ch. Mortier-Basyn komt ons
een brief in te zenden in antwoord op
ons artikel de Lanteern. Die brief is
slechts van hem onderteekend.
Dit curieus stuk laten wij hierachter
volgen, uit rareteit. Wij kennen de
letterkundige talenten van den heer Mor
tier niet, alleenlijk zien wij op hel
origineel dat hel afgeschreven is en door
eene vreemde hand gecorrigeerd.
Onze lezers zullen, zooals wij, er den
opstel in vinden van den groolen Jesuiel.
Met dien brief in te zenden, doen zij
een hunner machienen eene beestigheid
begaan maar bahja een beesligheid
meer of min, wat kan hun dat schelen,
zij zitten toch achter het gordijntje
Eenige onbetamelijkheden geven ons
ook het recht geen gevolg aan het ant
woord te geven, doch wij welen wel dat
M. Mortier er voor niets in is en wij
stellen ons daar boven, wetende met wie
wij te doene hebben.
Leest eri oordeelt
Heer opsteller van de Toekomst,
Gij hebt mij, over veertien dagen, de eer
gedaan, bijzonder melding van mij te maken
in uw artikel Ue Lanteern 't geen mij
het recht geeft u te antwoorden. Van dit
recht gebruik makende, kom ik u verzoe
ken, namens de wet, deze regelen in uw
naastkomende nummer Optenemen.
Om zoo kort mogelijk te zijn zal ik puntje
voor puntje uwen artikel beantwoorden en
uwe lezers laten oordeelen tusschen ons,
bedevaarders, en u, die bedevaart en bede
vaarders belachelijk vindt en bespot.
1° De artikel van 7 Nieuwsblad over onze
bedevaart geeft waarlijk stof om te lachen,
zegt gij. Waarom dien artikel niet over
genomen dan en uwe lezers de voldoening
niet gegeven van een keer te lachen Zij
hadden nog de voldoening gehad van de
waarheid te weten nopens onze bedevaart.
2° Gij zegt, dat de groote koppen der ka
tholieke partij ons een armzalige rol hebben
doen spelen dat wij erover beschaamd
waren et dat er onder ons waren, die
Opzwollen van Coterie.Geen één van die
veertig, vijf en veertig bedevaarders was er
tegen zijn zin, geen een was beschaamd
noch geen een gram maar allen vrijwillig,
zonder vrees of zonder beslag, welgemoed
en blijde dat is de waarheid en 'k dage u
uit een te noemen die anders was. Bij ons
immers vindt men geen haspodars die com-
mandeeren en pretendeeren slinks en
rechts, noch is er iemand die beschaamd is
voor zijn geloove, of slave genoeg om tegen
wil en dank een ander voor speelbal te die
nen. Dat vindt men elders.
3" Gij vraagt waarom de Blauwe Kousen
nu de Ware Vrienden heeten, of het is
omdat zij altijd vechten als zij uitgaan.
De Blauwe Kousen, anders de katholieke
Fanfarenen de Ware Vrienden zijn twee
sociëteiten teenemaal verschillig dat kost
gij weten en voor aleer er van te schrijven
dit hadt gij moeten weten. Nu 't zijn de
Ware Vrienden die in bedevaart geweest
zijn met hunnen voorzitter M. Barbier, die
tegenwoordig was zoo dat gij nog eens mis
slaat als gij verder schrijft dat de president
volgens gewoonte afwezig was.
Wat dat vechten aangaat, de Ware
Vrienden vechten noch krakeelen, noch
slaan noch smijten met niemand noch min
onder malkander zoo komen zij altijd 't
huis met hoed of klakkeen nooit wierd er
iemand aan de deur gezet verre van door de
venster gesmeten
4° Uws dunkens, zegt gij, hadden wij
moeten barrevoets gaan met paternoster in
de hand, om verdiensten le doen en niet
per rijtuig. Gij hebt een geheel verkeerd
gedacht van wat ér noodig is om verdiensten
te doen volgens onze leering 't minste goe
werk met meening gedaan, is verdienstig.
Natuurlijk hoe grooter werk en hoe lasti
ger, hoe meer verdiensten. Vriend Opstel
ler, laat mij toe het te zeggen onder ons
't is peis ik, omdat gij meent dat met altijd
moet vasten, altijd barrevoets gaan, altijd
droevig zijn en neerslachtig," dat gij u
afhoudt van aldat goed is want gij gevoelt
u in state niet om die groote werlcen te doen
en gij houdt u af van alle goe werken. 'T is
een misse, mijn vriend die niet in state is
barrevoets eene bedevaart te doen, houdt
zijne schoen of leerzen aan, hij doet ook
verdiensten en die niet te voet kan gaan,
rijdt per rijtuig, 't is nog een verdienstig
werk die benauwd is van paternoster in
zijn hand te houden, leest op zijne vingers
dat is ook verdienstig. Natuurlijk die meest
doet heeft meest, maar dat is niet te zeggen
dat het ander niet is.
Voor ons wij zijn gegaan paternoster in
de hand, en in plaats van eene keerse te
offeren, wijhebben de offerande gedaan van
een schoonen lanteern, en 't kben overtuigd
dat wij een verdienstig werk gedaan hebben.
5° Dan wordt gij wat boos, Heer Opstel
ler, gij stelt de priesters voor als komende
onze dwaasheid exploiteeren, centen binnen
palmen. Dat is te oud-en te versleten en
waarlijk niet weerdig van een mensch die
zijn redenheeft. Ik heb dat zoo dikwijls
gehoord, en dikwijls overpeisd en ik heb de
gelegenheid gehad van priesters van nabij
te kennen gij weet het een van mijn broe
ders is priester. Hewel, weet gij wat de
ondervinding mij geleerd heeft Dat de
priesters weinig fortuin vergaren, dat in
alle goe werken zij meest geven, gelijk het
nog 't geval is te Westoutre dat zij dik
wijls en vele bestolen wierden en nooit
stelen, tenzij hier en daar een ongelukkige
gelijk Opsomer, oud korrespondent van de
Toekomst
6° Verder wilt gij kluchtig zijn en gij
zijt het, als gij Bas viole Mortier doet com-
mandeeren. -Jammer dat ik van achter
was omdat ik niet wel te beene was, dien
dag.
Maar gij wordt spotter met zaken van
Religie als gij spot met de benedictie, en met
het gebed. Benedictie ontvangen op zijne
knien is geen schande noch niet belachelijk
Alleenlijk moet ik zeggen dat dit niet ge
beurd is. En 't gebed dat gij in mijn mond
stelt is eene geheele spotternij waarop ik
niet gepeisd heb, mits ik mij onthoude van
blasphemie.
Nogtans ik wil niet zeggen dat gij wetens
en willens blasphemeert. Ik peize meer dat
gij niet wel weet wat gij doet. Immers aan
't gebed van uwe fabriek, kan men wel zien
dat gij meer gepeisd hebt op snelle en rijke
vrouwen, op huizen met balkons op zoete
vertroostingen dan op gebeden, mits gij
mij zulke dingen doet vragen. En als gij
zegtMijn beminde Maagd sprekende
aan O. L. Vrouwe, gij toogt dat gij meer
gewoon zijt aan beminde te spreken als aan
Haar.
Doch gij moet dezelfde leeringe ontvangen
hebben als ik, want ik zie in uw gebed, of
ten minste 't schijnt mij, dat gij nog onlangs
voor het altaar stond met een beminde.
Inderdaad gij hebt woorden in uw gebed die
zekere woorden van 't huwelijk in 't geheu
gen brengen, B. V. Die iït in de hand
houde en verder hier tegenwoordig.
Hoe dan spot gij met het gebed gij die
schijnt zoowel in uw geheugen te hebben
't oogenblik dat gij aan het altaar stondt
En van die huizen met balkons, is dat
een sperkjejalousie dat in uw herte steekt?
O dat is toch zoo een slechte kwale. Legt
dat spoedig af als gij wilt gerust zijn.
Eindelijk gij beschuldigt ons van afgode
rij omdat wij een lanteern geofferd heb
ben aan een plaasterbeeld, zegt gij.
'T spijt mij dat ik niet kan antwoorden
daarop gelijk ik wel zonder mijn recht te
buiten te gaan. Ik moet mij dan te vreden
houden met u de lesse van katechismus te
erinneren, waar er staat dat die eer niet
geschiedt aan de beelden maar aan God of
zijn heiligen die wij ons voorstellen in het
aanzien der beelden.
Daarmede snijde ik mijnen brief af, en
laat uwe lezers oordeelen, in afwachting dat
gij mij nog de gelegendheid gevet u een
woord te schrijven.
Met onze jaarüjksche kermis is het ons
niet vergunt er op le antwoorden. Doch
gij zult niet verliezen met wachten
M. Lanteern.
In afwachting laten wij den brief zien
voor 10 centiemen ten voordeele van
den Schoolpenning.
Over eenige weken lazen wij in de cleri-
cale nieuwsbladen onzer stad lasterende
artikels tegen onze Policie. Volgens die ga
zetten zou zij een dronkaard vreedelijk
mishandeld hebben, en een fraaie burger,
die hare beulshandelwijs had durven af
keuren, van 't zelfde laken een broek gege
ven En waarom?.... om zich te vreken
omdat die fraaie burger veel keerssen voor
den Paus aansteken had
Wifhebben daarop geantwoord dat dit
eene lastering was en dat fraaie burgers
aan Dniet kunnen vergeleken wor
den; indien al de keerssen die in IJperen
voor den Paus gebrand hebben zooveel ge
kost hebben als deze door D. aansteken,
het moet eene kostelijke leute geweest zijn.
De clericale nieuwsbladen maakten zich
gram en antwoordden dat de feiten door
hun aangehaald, door treffelijke getuigen
bevestigd waren.
Weinig dagen na het plegen der zooge
zegde feiten, werd er door D. aan het Par
ket eene klacht ingediend tegen de policie,
klacht geschreven door den neef van mo-
nonkel.
Woensdag laatst is de zaak voor den cor-
rectionneelen Rechtbank geroepen geweest,
en wie zat er op het bankje Een agent
van Policie Neen, neen maar D. zelve,
die, niettegenstaande het raaskallen en het
pleiten van zijnen klachtschrijver, zelve is
gestraft geweest
Wat zal mononkel daarvan gezegd heb
ben
Een anderen fraaie en treffelijke burger
is na D. op het bankje gaan zitten, 't Was
nog een hartevriend van 't Nieuwsblad.
Deze wist ook te klagen over de policie en
is veroordeeld geweest voor 15 dagen ge
vangzitting.
Maar 't schoonste van 't spel is dat de
naam van den Rechter van Instructie daar
in gemengd wasom zich te vreken over de
agenten van Policie, had die fraaie burger
verdreegd hun te denonceeren aan M.
Iweinsvan de Meenenstraat, die ze in 7
Nieuwsbladje zou doen blinken hebben.
Maar M. Iweins, toch moeit gij u inder
daad met te schrijven in zulk een vuil blad
Komt dit overeen met uwe functie?... Maar
misschien wilde die fraaie burger op uw
zoon zinspelen In dit geval zijn wij niet
meer verwonderd.
De kant, dit fijn. zedig en prachtvol
sieraad der vrouwen, werd in den loop
der XIVe eeuw door onze vlaamsche
voorouders uitgevonden Op weinige
jaren tijds nam deze kunstrijke huisnij
verheid cene zeer hooge vlucht, en geen
Hof der bekende wereld of het was van
vlaamsche kant voorzien bijgevolg was
dit handwerk, voor land en stad, eene
ruime bron van welstand en voorspoed
geworden.
De kantmakerij werd het geliefkoosde
handwerk van het vrouwelijk geslacht,
en eene der schoonste vaderlandsche
kunstnijverheden. Onze kantwerksters
wonnen, en dit duurde eeuwen lang,
zooveel als mannelijke ambachtslieden.
Welnu, die rijke bron, waaraan de
lagere klassen zich zoo ruimschoots laaf
den, dreigt tot op den bodem uit le droo-
gen, want op dit oogenblik verkwijnen
zoona van gebrek en ellende onze onge
lukkige vlaamsche kantwerksters. Be
zoekt dc eerste de beste onzer vlaamsche
sleden, ondervraagt de rampzaligen die,
ofwel binnen 's huis met opene vensters,
ofwel voor de deur in dit saizoen zitten
le werken. Kom met mij, gij staatsman,
en gij groote politieker, die jaar in jaar
uit in de Kamer een honderdtal redevoe
ringen uitspreekt gij. ultramonlaansche
afgevaardigde, die alleen voor bisschop
en pastoor ja knikt; komt allen, gij
mannen die de bureaucratie onzer mi-
nisteriën vormt, komt mede naar Brugge.
Ziet ge daar die schoone vlaamsche
vrouwen, waarover Johanna van Navarre
met zooveel lof sprak?... Hunne schoon
heid is met hunne gezondheid verdwe
nen, niet waar, de ongelukkigen ver
kwijnen zoona van gebrek
Is het niet 0111 te huiveren?... De
dood staat hun op het gelaal te lezen,
want de beklagenswaardige schepselen
kunnen slechts éénmaal per maand een
brokje vleesch koopen
Den ganschen dag werken ze gedurig,
ja zelfs veertien uren per dag liggen ze
gebukt op hun speldekussen en doen
ijverig en koortsig de klosjes heen en
weêr vliegen, om zoowat 5® tot
centiemen per «lag te winnen
E11 hel getal dier ongelukkigen beloopt
in de vlaamsche gewesten lot boven de
150 duizend
Wij overdrijven nietmen raadplege
slechts van Bruyssel's werk findustrie
et le commerce de la Belgique.
En terwijl onze vrouwen zich de vin
gers en hel gansehe lijf stijf et stram
werken tegen 50 of 60 centiemen per dag,
winnen dc 200,000 kantwerksters in
Frankrijk van 8 tot 3 franks daags
Aan wie de schuld, wie is oorzaak dat
Ylaanderen's vrouwen geen eerlijk be
staan meer kunnen vinden met hun
speldewerkkussen, terwijl in Frankrijk
het tegenovergestelde gebeurt?
Grijpen wij de plichligen bij den
kraag Gij vooral kloosters, gij vooral
kantscholen, door papen ingericht en
door nonnen bestuurd, gij vooral zijt de
factor des kwaads, door uwe noodlottige
concurrentie, die de gansehe kantnijver
heid verlamd heeft
En gij, Staat, gij hebt dat papen- en
nonnengebroedsel het brood uit den mond
onzer vrouwen laten stelen, gij hebt het
kloostergoed alles laten overmeesteren
En gij, werkbazen of zoogezegde fa
briekanten, gij hebt, wel is waar, tegen
hel onder den prijs verkoopende kloos
tergoed niet kunnen worstelen, maar gij
ook zijl niet volkomen onschuldig, want
niets hebt gij gedaan om den smaak en
zijne gedurige veranderlijkheid te bevre
digen
O wat hebben die kloosters ons
vlaamsche volk onder alle opzichten
verarmd
Te Meulebeek, een Westvlaamsch
dorp met elf duizend zielen, bij Thielt
gelegen, beslaan er twee kantscholen,
ieder met een paar honderd meisjes en
een honderdtal knapen, die in verschillige
vertrekken ingepakt, het speldewerken
uitoefenen van 6 lire's morgens lot 7 of
8 ure 's avonds. Arme schepsels arme
kinderen
En dit gebeurt niet alleen, tot schande
van het gansehe land, le Meulebeek,
maar overal bestaat dezelfde schandelike
kinderen-exploitatie in elke goed be
volkte gemeente.
Nog een voorbeeld Wevelghem, een
schoon dorp met 8,000 inwoners, tus
schen Meenen en Kortrijk, heeft eene
onlangs geadopteerde kloosterschool
waar niet alleen meisjes, maar ook
jongens van 6 lot 12 jaren, in een boven
vertrek aan het speldewerken hunne
gezondheid en hunne lichamelijke ont
wikkeling moeten te kort doen.
Tachtig kleine knapen, die met den
blos der gezondheid op het gelaat ter
schole komen, om een paar jaren later,
half verminkt en half gedood er uit le
treden
O. wij hebben zc aan 't werk gezien,
die kleine vlaamsche jongens vlijtig en
snel deden zij de klosjes gaan. maar ook
zalen zij daar met een voet in hel graf
En derwijze worden er overal kanten
gemaakt op eene onmenschlievende wij
ze, en dan door het kloostergoed aan
kooplieden en fabriekanten aan veel ver
minderden prijs geleverd, omdat het
handwerk hun toch niets kost
En ziedaar de hoofdrede waarom onze
150.000 rampzalige kantwerksters te
Brugge, Mechelen, Yperen, Geeraards-
Yper, Porlioriki-I, (2de oegsl) 1877.
N. S. Van dezen avond zend ik dezen brief ook
naar 'I Nieuwsblad. Ch. MOUTIEIl-BASYN.
in "Vlaanderen.