Stadsnieuws.
het adres en naam droegen op hunne
pennen van wien zij waren.
Zoodat men gaat stelen om offerande te
doen! Dat moet aangenaam aan God zijn
fin aan den... pastoor.
In de Belgische Judiciaire lezen wij
een belangrijk verslag over de rechterlijke
statistiek sedert 1830.
De schrijver er van is een magistraat
van het Beroepshof van Gent, de raads
heer Van Alleynnes.
De cijfers en de gevolgtrekkingen, die
in dat werk voorkomen, ontleenen eene
bijzondere beteekenis aan de beweenlijke
gebeurtenissen, welke zich onlangs in
Henegouwen voordeden. Zij loonen, hoe
schuldig zij zijn, die de ontwikkeling van
het volksonderwijs tegenwerken, en ook
in hoe geringe mate de invloed der kerk
als eene waarborg voor de zedenverbele-
ring mag aanzien worden.
Zoo er een land beslaat waar.de inrich
ting der samenleving het ideaal, door de
kerk gedroomd, nabijkomt, het zijn wel
onze Vlaanderen. In deze door den hemel
gezegende streken, is het onderwijs eene
zeldzaamheid, de kloosters zijn er talrijk
en de priesters almogend. Zoo de vrijheid
van drukpers de verwoestingen aanricht,
waarvan men haar beschuldigt, het is
elders, want in onze vlaamsche gewesten
zijn enkel die dag- en weekbladen gelezen
welke door de geestelijkheid aanbevolen
zijn.
Buiten de Gentsche afgevaardigden,
zijn al de volksvertegenwoordigers en
senateurs volbloede klerikalen. De libe
rale provincieraadsheeren zijn zoo raar
als de blauwe honden geworden. In de
overgroote meerderheid der gemeentebe
sturen is het de pastoor, die er den opper-
baas speelt. Nergens ook had de schooi-
oorlog, door de bisschoppen gevoerd en
aangevuurd, meerderen en volledigeren
bijval dan in die gelukkige provinciën.
Alles schijnt dus te zeggen dat de beide
Vlaanderen, onder 't opzicht van misdaden
en wanbedrijven, eene gelukkige tegen
stelling met het overige deel des lands
zouden moeten daarstellen. Zij zouden
veel zedelijker zijn moeten en de aansla-
g°n op het menschelijk leven en op den
eigendom zouden er veel zeldzamer moeten
ontmoet worden.
Doch neen, de cijfers, door den beer
Van Alleynnes aangehaald, bewijzen juist
bet tegenovergestelde daarvan.
Het Beroepshof van Gent heeft een be-
strek, dat sinds 1839 gemiddeld 642,103
inwoners min telde dan dat van het Brus-
selsch Beroepshof, en dat noglans 437 ter
doodveroordeelingen en 445 veroordeelin
gen tot eeuwigdurende dwangarbeid, dus
een te zamen van 882 veroordeelingen lot
de zwaarste straffen opleverde, terwijl
het bestrek van het Beroepshof van Brus
sel enkel 307 doodstraffen en 412 ver
oordeelingen voor het leven, dus een total
van 719 vei oordeelingen tot de zwaarste
straffen, te hestatigen had.
Van een anderen kant heeft het Be
roepshof van Luik een bestrek, dal maar
233,138 inwoners min telde en dat maar
122 doodstraffen en 176 veroordeelingen
voor het leven, dus in 't geheel 298 ver
oordeelingen tot de zwaarste straffen,
gehad heeft.
Men stelt daarbij nog vast dat de groot
ste misdaden overal gestadig in getal af
nemen, buiten in onze gelukkige Vla. n-
deren. waar men het tegenovergestelde
verschijnsel waarneemt.
De statistiek levert ons ook het legen-
sprekelijkste bewijs van de nutteloosheid
der onthoofding.
Het is in het bestrek van het Luiksche
Beroepshof dat het schavot het minste
gewerkt heeft. Een enkel hoofd werd er
afgeslagen sedert 1830.
Het is ook in dat bestrek dat het men
schelijk leven en den eigendom het best
geëerbiedigd zijn.
Van den anderen kant is, in het gan-
sche land, sinds 1863, datum van de
laatste doodstraf uitvoering, het jaarlijks
npmiddeld getal der doodstraffen, die
vroeger 40 ten honderd beliep, tot op 7
ten honderd gedaald; en zonder deschoo-
ne uitslagen, door de klerikale opvoeding
en den invloed der kerk in de vlaamsche
gewesten bekomen, zou dat gemiddeld
getal nog veel lager gedaald zijn.
Het belangrijk verslag van den heer
Van Alleynnes, dal de vrucht is van
stroeve en geduldige opzoekingen, zul
immer een hoogst belangrijk bewijsstuk
zijn voor de studie van den zedelijken
toestand onzer bevolking sinds 1830.
Besluitea en benoeminge
Bij Koninklijk besluit van 30 April, is de
burgerlijke decoratie (kruis van 2' klas) toe
gekend aan den heer 1. Ducorney, bediende
bij het gemeente-bestuur van lJpereu.
o
Onze rijschool.
Ziehier wat wij in De Brugsche
Beiaard lezen
De laatste droevige gebeurtenissen in het
Walenland hebben bewezen dat er op het
middenpunt der werkstakingen meer gewa-
pende macht bij der hand zijn moet, omdat in
de toekomst de onlusten, indien er ontstaan,
dadelijk zouden kunnen onderdrukt worden.
Charleroi moet dus een grooter garnizoen be-
komen. W7elnu, het schijnt dat minister Pon-
tus beslist heeft dat dit garnizoen niet elders
kon genomen worden dan te Brugge. Ons 2C
regiment jagers te peerd zou diensvol-
gens naar Charleroi gezonden worden.
Men zou zich kunnen afvragen welke ver-
goeding Brugge in ruil bekomen zou. Daar-
omtrent bestaan twee verschillige meeningen.
Volgens de eenen zou men aan IJperen zijne
rijschool ontnemen en dezelve naar Brugge
overbrengen. Volgens de anderen zou men
aan IJperen laten wat het heeft en ons garni-
zoen eenvoudig van de helft verminderen.
Ziedaar wat men in Brugge vertelt.
Wij gelooven dat deze laatste meening de
waarschijnelijkste is.Immers, hooger genoem-
de rijschool zou naar onze stad niet kunnen
overgebracht worden, zonder aanzienlijke
kosten te veroorzaken, en men weet dat het
ministerie er tweemaal aan denkt vooraleer
openbare werken uit te voeren. Daarbij, men
heeft reeds eene poging aangewend om de
rijschool van IJ peren naar Brussel te verplaat-
sen, en het schijnt dat de IJperlingen ge-
schreeuwd en getempeest hebben, tot dat zij
die bron van leven en verteer in hunne stad
teruggekregen hebben. Het gouvernement,
dat de kiezers in alies weet te vleien, zal het
dus waarschijnlijk niet wagen aan IJperen
redens van misnoegdheid te geven.
i) Doch, indien wij de rijschool van IJperen.
tegen alle verwachting, hier in Brugge moes-
ten krijgen, dan zou er toch nog een verlies
van 400 h 500 man voor onze stad zijn. Im-
mers, ons regiment peerdenvolk bedraagt
bijna 700 man terwijl er in IJperen slechts
200 h 250 soldaten zijn.
Wat er van zij, 't is alweer een bewijs hoe
men met Vlaanderen en Vlaamsche steden
handelt. Als men het middel zal hebben om
er twee in eens te benadeeligen, zal men het
ijzer niet koud laten worden.
De Vlamingen zijn toch zulke goede sullen!
Dus, IJperlingen, wij loopen gevaar onze
rijschool en met haar het laatste bestaanmiddel
van menig burger, te verliezen.
Zullen onze Senateur en Volksvertegenwoor
digers daar tegen opkomen? Zullen zij hunnen
invloed doen gelden om dat nieuwe en dreigen
de gevaar van ons af te keeren
Wij weten het niet, maar wij betwijfelen het
zeer, alhoewel zij voor de laatste kiezingen heel
stellig beloofden ons een veel sterker garnizoen
t« doen verleenen Dat was nog eene van die
zoet- en welklinkende beloften, die door onze
klerikale rijkniakers sinds lang in het vergetel-
boek geschreven zijn en door hen enkel weder
zullen herinnerd worden, wanneer hier eene
naaste kiezinu opdagen zou.
Gelijk zij ons geene lastenvermindering (maar
wel eene verhooging) konden geven, gelijk zij de
reserve niet hebben mogen verwerpen en gelijk
zij niet bij machte waren ons garnizoen te doen
versterken, zoo ook zullen zij ja knikken, wan
neer minister Pontus hen zeggen zal
Ik heb beslist dat de rijschool IJperen ver
laten zal om te Brugge het 2' jagers te gaan
vervangen.
Zij zullen ja knikken en naar nieuwe belof
ten uitzien om er de iipersche kinders mede
te komen paaien.
Doch zij zullen een aardig en zuur gezicht
trekken den dag opwelken die ijpersche kin
ders hun bewijzen zullen, hoe zulk jesuïeten
gedrag dient beoordeeld en bejegend te worden.
En die dag zal nog een te meer zijn van
algemeene vreugde, van luidruchtig gejubbel
en van uitbundige feestviering voor alle IJper
lingen, die het hart op de rechte plaats hebben,
die jesuïeten en huichelaars verachting en af
keer toedragen en die fier zijn op de oude
vlaamsche rechtschapenheiden rondborstigheid.
o
In ons voorlaatste nummer toonden wij al
het ongegronde der beweegredens, welke
het Nieuwsbladje invoerde om ons artikel
i; Pasch.cn nadert te weerleggen. Op ons
eeuwig gemak trokken wij geheel de rede
neering van dat katholiek orgaantje in het
belachelijke met het gedacht nat t>et zich op
wat steviger grondzuilen zou steunen om
zijne weerlegging te staven. Doch te ver
geefs heeft het in het nieuwe testament op
zoekingen gedaan en te vergeefs heeft het
de evangeliën doorsnuffeld.
Niets, volstrekt niets wist het verleden
Zondag aan te halen om te bewijzen dat
Christus of zijne apostelen ergens de oor
biecht ingevoerd of gepratikeerd hadden.
't Is een beetje flauw, maar dat moei nie
mand verwonderen. Men zou moeten al
machtig zijn om bewijzen te vinden van iets
dat nooit was en almachtig is het Nieuws-
bladje niet, gelukkiglijk voor ons.
Doch daar het den naam niet hebben wil
de van gansch bekaf te zijn, vraagt het ons
of wij spijt hebben over onze ketterij.
Neen, vriendschap uit n' 60 der Boter-
straat, het is reeds te lang geleden dat gij
ons een diploma van ketterij toekendet om
nu nog spijt ie kunnen gevoelen over deze
nieuwe ketterij wij zijn er reeds aange
wend en we bekreunen er ons derhalve over
als over den voorspoed der bewoners van
de planeet Saturnus.
Gij moogt ons gerust van uwe kerk (lees
geldwinkel) afvallig verklaren, miin beste,
en u terzelfder tijd verzekerd houden dat
»ij daarom de geelzucht met krijgen zuil. r,
nog ons te min gelukkig achten. Integendeel.
Verder geeft hetzelfde bladje ons eene goê
note ('t is een beetje schoolmeesterachtig)
omdat wij de beide brieven, nopens de gua-
no-meter Deraaecht uit De Akkerbouw
overnamen, 't Nieuwsbladje doet daarin
zeer wel, want zonder zijne goê note, waar
lijk, we zouden de tering gekregen hebben.
Doch we hadden liever gezien dat de heer
Demaecht de uitdaging van den heer Marlet
aanvaardde en de plaats en den dag aanduid
de, om dezen toe te laten te bewijzen dat
diezelfde guano-met.er geen de minste waar
de heeft. Kon de heer Marlet dat, niet, dat
hadde voorzeker wat beter de zaak van dien
guano-meter bepleit dart de holklinke en
niets zeggende zinsneden van eenen brief, die
maar seffens door een weder antwoord in
duigen vallen en van geene waarde zijn.
Is 't zoo niet Nieuwsbladje
Doch het is niet noodig te zectgen,waarom
de heer Deruaeght de uitdaging voorzichtig
heids-halve daargelaten heeft en waarom
hij het raadzamer vond eenen brief te schrij
ven, liever dan zijn tuig aan eene proef te
onderwerpen. Elkeen heeft den waarom ge
makkelijk geraden, denkt gij bet ook niet,
katholiek orgaantje
Over r nsche» radert.
Wij ontvangen van onzen medewerker
uit den buiten nog het volgende
't Bladje, dat ik uit eerbied voor de druk
pers niet noem en verdraagt dat art. niet
goed.De schrijver is een ketter,de Toekomst
is een afvallige en meer andere scheldwoor
den zijn den schrijver toegeworpen. En 't n
zegt nog niet vele, later... 't moet nu onder
glas! Te vele eere.iVieuwsblad.te vele eere!
Uw papierke moet van mijn niet zooveel
verwachten.
Het ware niet moeilijk te blijven penne-
twisten, bijzonderlijk als men te doen heeft
meiK.lote, Plaatselijk en andere schrijvers,
die met hunne gewone zagerij 't bladje vul
len. Dit ben ik niet beschikt te doen; ik
weette wel dat ik ze niet overtuigen zou,
want er zijn geene ergere dooven dan deze;
die niet willen hooren.Ook 'tzijn de pries'ers
die 't zeggen dat het alzoo is en ge moogt het
niet bespreken of onderzoeken, 't is alzoo,
daarop valt niet te twijfelen brrr Mij
zal 't Nieuwsblad, ook niet overtuigen.Het is
vast en zeker en bewezen dat de oorbiecht
vroeger niet bestond, bijgevolg is ze door de
priesters uitgevonden. Zij gebruiken ze om
machtig te worden en zij hebben in deze
laatste tijden er mede gehandeld, gelijk een
zot met zijn mutse. Dat is zeker en dat weet
gij ook als ge 't wilt weten. Zij hebben de
biecht gebruikt om meester te maken, om
de gemeentescholen te ontvolken, om pach
ters te doen verhuizen, om twist in de huis
gezinnen en op de gemeenten te brengen.
Moet ik voorbeelden aanhalen Gaf de pas
toor de absolutie niet aan de boerin, bij
voorbeeld, als zij zei, 't is Mijnheer die wil
En kreeg de vrouw geene absolutie als zij
zegde 't is mijn man En nu onder de za
lige en kostelijke wet van 84, door de ka-
loten gestemd, zien wij niet twee maten en
twee gewichten gebruiken in de biecht. Op
die gemeente absolutie, op a'andere geene.
Zijn er nu geene gemeentescholen die
goed zijn en geene gemeentescholen die
'slecht zijn (volgens de priesters) en nogtans
't zijn al gemeentescholen gelijk onder de
wet van 84. Waarom hier absolutie en daar
geene. Om meester te maken, om nog wat
meesters die u niet aanstaan, omdat ze ge
trouwe dienaars van de wet gebleven zijn,
te kunnen afzetten.
Ziedaar waarom men obsolutie geeft en
weigert naar goeddunken en ziedaar waarom
I ik zeg ditt ze met de biecht den zot gehou
den hebben, ziedaar waar. ïi ik er zulk ge
dacht van bet».
Ik heb het gezeid ik zal u niet overruigen,
ten minste uitwendig, want er zijn r- ■>-
loten die niet m -er Imu v d= i
dan vart rotte vuch, dm weetij rk i.
't wilt weten. Nog'ans wil ik nog iets aanba-i
len. Was het geene geuzescltole te Zortnebe-
ke met 91. Lammens en geene goe met mees
ter Pil Blijft tiet geene gemeemescnooi ais
vroeger Waarom is de gemeenteschool
*an Zillebeke goed gekomen? Is het de zelf te
meester ni"t die vroeger in den ban wa«
Waarom was de gemeenteschool van Roesten
slecht tnet meester ipeite en goer, met
meester Corneille Waarom is de gemeen
teschool van Meesen nooit slecht geweest
Om te eindigen ziehier wat mij persoonlijk
voorviel. Onder de wet van 79 "verwittigde
de pastoor mij dat ik niet meer mocht te
biechten gaan omdat ik vrijwillig de wet
van 79 wilde ondersteunen. Nu mag ik gaan
als ik wil, de pastoor heeft het mij "ezegd.
Nogtans bevind ik mij nog in dezelfde voor
waarden als voorheen. Mijne kinders wonen
de gemeenteschool bij en ik lees de liberale,
de verbodene! gazetten.
Toen ik dit den pastoor deed opmerken zei
hij laat ons daarvan zwijgen. Wat moet
men daar uit besluiten Affaire de bouti
que Winkel kwestie en anders niet. 't Is
met deze en andere middels dat de geestelij
ken den Godsdienst hatelijk gemaakt hebben
en 't is 't geen een lid der rechterzijde voor
speld heeft.
De schrijver van Paschen nadert,
X.
Vuiligheid cu Heiligheid.
Die spreuk is waarlijk nu en dan eens
toe te passen op den kanoniklijken Rond den
Heerd. het blad bij uitnemendheid voor
katholieke en onnoozele huisgezinnen. Meer
dan eens hadden wij in de raadseltjes, die
in dit gazetje van tijd tot tijd opgenomen
worden, kunnen peuren, om te laten zien
dat die pleziertjes niet altijd zoo onschuldig
zijn als zij 't wel schijnen.
Maar deze maal gaat het waarlijk boven
zijn hout; zu ke dingen verdienen aan de
kaak gesteld te worden, al moest er ook er-
genis uit volgen.
Ziehier welk raadseltje er te lezen staat
in nummer van Rond den Heerd van 25
Maart 1^86, blad. 138, col. I.
Wij zeggen u op voorband dat do oplos
sing het woord pollebezem is, opdat gij
uwe verbeelding niet naar den mesthoek zou
laten verdolen.
Hen palme lang
Bene grepe dikke
't Gaat altijd frikke frikke
En hoe stijver dat 't staat,
Hoe beter dat 't gaat.
Authentiek
Zoo staat het in Rond den Heerd.
Wij veranderen of sparen geen letter.
Dat is de vrucht eener pastoors verbeel
ding.
Zeg eens, heeft het spreekwoord geen ge
lijk als het zegt
Heiligheid is vuiligheid.
o
BURGERWACHT. Maatschappij
Cijbelschulters.— Schieting van Maandag
3 Mei 1886.
Hoogsle getal.
Butaye Arthur 3 3 5 3 3 17
Ltgy Albert 3 4 4 2 3 16
Joos Alphonse 2 5 4 3 1 15
Vantho 1 Henri 2 3 5 4 0 14
Vermeulen Henri 2 2 3 0 4 13
Vanrtieuwenhuyse Cyrilie 2 5 3 0 2 12
SCHOOLPENNING.
Vorige listen, 54 102-26
Taks van eene getuige. q.lq
Een vriend van het wereldlijk
onderwijs, jj.qq
Twaalf vereenigde katholieken, 11-50
Deel van een korf beschuiten, 0-50
Aandeel op een mark, O-24
Eene vriendenvereeniging, g.po
Taks van eene getuige, q-90
Bus van den Zalm, 16-57
Totaal, fr. 54.142-87
Uitgaven tot heden, fr. 50,168-11
Blijft in kas, fr. 3,974-76
BURGERSTAND
van den 23 April tot den 7 Mei 1886.
Mannelijk geslacht: 9 Vienwelijk id.: 5.
Huwelijken
Ryckelynck, Emiei, plafonneur, en Boudry,
Maria, zonder beroep. Comyn, Rerté, toe
ziener in 't weezenhuis, en Vartaecke, Maria,
kantwerkster. Garreyn, Polydoor, letterzet
ter, en Heughebaert, Maria, dienstmeid.
Tegethoff, Alois, schoenmaker, en Brunée,
Maria, naaister.
Geboorten.