Stadsnieuws. He gevloekte wet te liiousbrtjgge. smid terugkeeren en daar deze in geen gear van heiligheid was, dacht zij er moet iets dringends op handen zijn, an ders zou Louise bij dien liberaal niet gaan. «Waar komt ge vandaan dan Loui se zoo vraagt liet juffertje. Zwijg, zegt Louise, ik ben sedert eene week mijne stooi'platine kwijt. Ik heb ze overal gezocht, maar vind die - nergens. Ik heb even bij den smid eene nieuwe laten maken. Een paar dagen later wist iedereen op dal dorp de geschiedenis van de stoofpla- tine en zekere kluchtigaard zegde zelfs nan de mrid, waar zij hare plaline vinden kon. Of er daar gelachen isMaar daar, gelijk overal elders, zijn er ook slechte mensehen, guiten van liberalen zeker, die zich met alles willen bemoeien en die op zekeren morgen een zestal oude stoof- platinen aan de deur van de onderpastorij gehangen hadden. Een anderen morgen was er eene .stoofplatine op de deur ge schilderd!!! Sedert eenige dagen is de eerweerde onderpastoor verplaatst, maar de geschie denis van de stooi'platine gaat nog mee en geeft nog alle dage aanleiding tol gees tige scherts. Wanneer zekere aardigaards van sleclrterikken elkander daar ontmoe ten, groeten zij met de vraag in wiens bed sliep Louiseken? Kort na de beweenlijke onlusten die over een paar maanden in het Walenland plaats hadden drukten wij een artikel over, dat met veel ontegensprekelijke bewijzen toonde dal het ministerie, ons huidig, onbekwaam zevenman schap uit de Wetstraat, te Brussel, geheel al leen de verantwoordelijkheid van die droevige gebeurtenissen dragen moest. Wij wilden daarmede niet zeggen dat het Staatsbestuur niets gedaan had om die onlusten in te toornen, integendeel. Het ministerie heeft het leger er naar toe gestuurd en onbarmhar tig o{) de belgiscbe burgers doen schieten, bloed, belgisch bloed doen vergieten om de openbare orde en veiligheid weder te doen heerschen. Doch het nam enkel die maatrege len, wanneer bet. te laat waswanneer de volksoproer volop aangang was en wan neer talrijke betreurenswaardige aanslagen en euveldaden gepleegd waren. Dat was, ons dun- kens, den stal sluiten, wanneer het paard ge stolen is. En dat is de groote verantwoordelijk heid, die onze zeven nulliteiten uit de Wet straat immer zullen met zich dragen als een brevet van onbekwaamheid in't besturen. Het Nieuwsblaijena ons wederom een reesem lang versleten scheldwoorden naar bet hoofd geworpen te hebben (peinzen wij op ide tale toekent den mamzegt wel dat wij over die gebeurtenissen spreken als een blinde over de kleuren, omdat wij ons ver van het tooneel der onlusten bevinden en om ons tebekeeren haalt het de woorden, die den heer Baliseaux in het Senaat uitsprak, aan. Maar het Nieuwsblad,je heeft waarschijnlijk in zijne ijverzucht om zijne geliefde minister- tjes van alle verantwoordelijkheid wit te was- schen, niet gelezen dat de beer Baliseaux zelve zegt dat hij'dan te Brussel was en verbleven niet ter plaatse der wanorders. Daaruit zouden wij, volgens'! Nieuwsblad ie' s redeneeringe, móeten besluiten dat hij over die onlusten sprak als een blinde over de kleuren en dat wij veel meer geloof moeten hechten aan do Gazet- te van Charleroi, die waarlijk en wezenlijk ter plaatse was en immer gebleven is en die volop protest aanteekende tegen de woorden van Senateur Baliseaux. Nog meer de heer Burgemeester van Charle roi had drie volle dagen voor bet uitbreken van den opstand persoonlijk de ministers over den toestand gaan inlichten, hen bewezen dal de ergste onlusten op het punt waren los te ber sten en hen dringend verzocht er öogenblikke- 1 i k soldaten naartoe te zenden om de muiters ji bedwang te houden en den eerbied voor 's 1; nds wetten op te dringen. Fn wat bekwam hij Vele, schrikkelijk vele beloften, maar daar- nrie was 't ook al. Drie dagen later brak de volkswoede los, de ergste euveldaden werden gepleegd en dan nog kon het ministerie enkel over 78 lanciers!!?? be schikken. Natuurlijk dat zulks enkel het vuur in de stoppe steken was en aanleiding geven tot nog beweenlijker euveldaden. En het Nieuwsblad je durft na zulke onloo chenbare bewijzen dan nog slaande houden dat onze zeven nulliteiten zoo onschuldig zijn als duivekens en dat geene de minste verantwoor delijkheid op hun gesveten weegt. Doch het heeft daarvoor ook twee volle maan den moeten zitten zwoegen en zweeten. En had- de de heer Baliseaux het niet ter hulp geko men., 't beestje had zoo stom als een visch moeten blijven. 't Is droevig en medelijdenswaard 1 POPERMGIIE,- den 4 Juni 188G. De maand Mei is voorbij, wij zijn reeds den 4 Juni en de afsluiting van het broeinest van distels en doornen, waarvan men de eerste snèe korutte doen, is nog niet geplaatst! Nogthans, volgens het lastkohier, de werken moesten voltrokken zijn met 1" der maand van Maria, en dit op straf van 125 franken boete per ieder dag daarover. Men is algemeenlijk van meening dat z.ij,met geen Poperinghenaar te doene hebbende, zij de spons zullen vagen over deze inbreuk der ver plichtingen van den ondernemer, uit vreeze den tever der vreemdelingen te verkoelen die hier de zwakheid onzer bestierders komen exploitee- ren ten nadeele onzer nijveraars. De tijd zal ieeren. Men heeft algelijk komen overzeggen dat er eenen bakker is, die op de kleine markt woont, verre is van te vrede te zijn, toen hij Dinsdag laatst, dank aan de werken door M. Vanden- berghe bestierd, in zijn huis bijna verdronken heeft! Wacht maar, brave man, gij zijt nog 't ein den uwe ellenden niet; gij zult nog dikwijls in de gelegenheid zijn te kunnen oordcelen over do weldaden van het Bestuur der Vanderhey- den, Vandenberghen en andere arends of nils die aan het hoofd onzer stad staan o fioeci nicnwai. Dank aan het schitterend vernuft van onzen doorluchtigen schepene, heere Surgos, de ge lukkige kmders van Van Coppernolle, komen begiftigd te worden, niet alleenlijk van een wonder square, maar, ten gevolge van het er- leggen des kassei die nog overblijft der kleine Markt zaliger, van eene overschoone zwemplaats die, bij elke stortvlaag gratis toegankelijk is voor het publiek! Buiten dit, zullen de wegen van onze nieuwe Champs-Elysées, des winters kunnen dienen voor de scha verdij nders om er zich te gaan ver maken. De groote regens die wij in veertien dagen vanhier gehad hebben, hebben ons doen zien hoe wonder'wel deze werken gemaakt zijn. Waar is de oordjesplijter nu, die nog zou durven staan houden dat, sedert de liberalen weg zijn van het bestuur der stad, Poperinghe niet alleen een klein... maar zelfs een groot paradijs is geworden!!! Wat gaan onze stadhuisbazen nu doen? Gaan zij de oogen sluiten tegenover de niet uitvoering der bespreken ten nadeele der stadsgelden, ofwel, zullen zij tijdens de betaling, het lastko hier in d'hand, den ondernemer een klein som - meken aftrekken, die tegenwoordig reeds tot bij de DUIZEND FRANKEN beloopt!!... En de werken zijn nog verre van gedaan te zijn o Poperinghe, den 31 Mei 1886. (Vervolg). Ten gevolge van den vriendenkus hem door den voorzitter gekozen-, het gebuisde kind van den Alma hernam het woord en, met de hand op bet hert, verzekerde dat, in het vervolg, de noodlijdenden zich niet te vergeefs tot ziine godsvrucht zullen wenden, en 's winters, als hij naar Weduwe den huislijken haard gaat bezoe ken. de huisbezorgster te Poperinghe niet meer genoodzaakt zal wezen te zeggen dat Mijnheer en Madam op reis zijn, maar in state zal ge steld worden den armen eene milde aalmoes te schenken! Hij vo.egde er nog bij dat, aangezien hij nu in het goud zwom hij veel milddadiger ten opzichte ZIJNER muziekanten ging worden. Wanneer hij met hun naar Wervik of elders ging paradeeren gaan, de Poperingsche contri butie beta Iers zullen niet meer genoodzaakt zijn in hunne beurs te schieten om zijne uitstapjes te bekosten. ZIJNE muziekanten zouden hem nu en dan mogen goeden dag gaan zeggen en de Petit bleuwaarvan hij bij zijne laatste reis eene goede provisie heeft opgedaan, zal er stroomen, enz., enz., enz. Zienlijk aangehitst, wanneer hij sir Felix altijd hoorde spreken van ZIJNE muziekanten en ZIJN muziek, viel de voorzitter hem in de rede en deed hem opmerken dat het muziek der Pompiers, de muziek van stad was en niet de ZIJNE. Dat muziek, voegde hij er bij, maakt deel van het korps Pompiers en staat onder het hevel van eenen overste, MBakeroot. Deze is^ vertegen woordigd door eenen luitenant, officier van het muziek, en het is bij dezen laatste, dat de ADJUDANTEN de bevelen moeten gaan nemen! Ten andere, arme vriend, gij weet het wol dat de pompiers verre zijn van u in hun hert te dragen en zij hebben het u wel laten zien toen zij u laatst zoo feestelijk hebben buiten ge stemd. Het muziek der Pompiers is wel duidelijk den eigendom der lastbetaalders dien het on derhouden, zij betalen het zelfs veel te duur bij eertijds en zij zijn verre ware voor hun geld te hebben. Niettegenstaande uw talent en dat van uwen slimme» broerey het publiek, heeft een pijnlijken indruk gevoeld wanneer het de wijze hoorde waarop zij het stuk massakreer- de in de mis ter zijner eere gedaan, de Man che aux flambeaux, van Meyerbeer. Tracht dan in 't vervolg al uwe zorgen aan den dag te leggen, niet om te overheerschen, maar om te doen vergeten, dat het door uwe schuld is, dat gij een kind van Poperinghe hebt doen vervangen door eenen vreemdeling, onder voorwendsel ZIJNE... kunstbende in weerde te doen stijgen. Na deze duchtige bollewassching, beschaamd en als op zijne buik getrappeld, zwoer Felix, maar een beetje op zijne late, dat men hem niet meer zou vast hebben, met in den k. k. te gaan boffen met zijne milddadigheid en met zijne voorstellen van milde ie zijn. De klerikale partij is onverzadelijk in zijnen haal legen alwie niet wil kruipen voor zijnen wil van geweld en dwang; slaaf moet men zijn en lot liet stof zich buigen voor die dwingelanden; zooniet, dan wordt men niet alleen m zijn bestaan 'gekrenkt, men spant niet alleen de wreed ste en onrechtveerdigsle vervolgingen in om bet leven eens gelieelen buisgezins te vergiftigen, maar men wil nog eene eeu wige schandvlek op liet slachtoffer wer pen ten einde de doemnis, die van de sakrislie is uitgegaan, als een blijvend brandmerk drukke op onnoozele kinde reu. is de toestand, waarin de lieer Pau wels door den klerikalen baat gebracht is er niet een treffend bewijs van? Wil men dien eerlijken huisvader niet in tiet slijk der oneer verstikken en dit alleen, omdat hij, zijnen eed gestand doende, trouw is gebleven aan de wel ten zijns Vaderlands? Mei verontweerdiging hebben wij het scbaudig artikel gelezen dat het Nieuws blad, in zijn nummer van 9 Mei, uit Kousbrugge heeft geschreven, en waarin de grove leugens worden herhaald, welke in de Kamer der Volksvertegenwoordigers en onder den schuilmantel der parlemen taire onstrafbaarheid zijn uitgesproken geweest. De heer Pauwels echter, heeft het hierbij niet gelaten; hij heeft den leugenacbtigen correspondent, Alias, den inblazer van den heer Struye, in een ant woord, welk hij het Nieuwsblad gedaagd beeft over te nemen, zijne laffe en in het duister uitgeworpen beschuldiging, mees terlijk weerlegd en alle Rousbruggenaren, die onpartijdig willen oordeelen, zullen in dit antwoord, dat wij hierna uit hel Nieuwsblad overschrijven, de uitdruk king vinden van de zuivere waarheid en iedereen zal bij zich zeiven zeggen: zou die kleine correspondent niet antwoorden op dezen briet van den heer Pauwels? Rousbrugge, den 14 Mei 1886. Mijnheer de Uitgever van het Nieuwsblad van Yperen. De kleineRousbrugsche correspondent van uw blad heeft Zondag laatst eene nieuwe pen versleten met het doel de waarheden te verdraaien, welke ik in mijnen brief aan Mijnheer den volksvertegenwoordiger Struye heb aangehaald. Elkeen zal echter bemerkt hebben dat de voornaamste punten mijns brief's gansCh onaangeraakt zijn gebleven, alhoewel hij, met zijne tien volgnummers, aan de lezers van het Nieuwsblad wil wijs maken, dat de bal raak is geweest en dai al mijne bewijsgronden in duigen zijn gevallen. De pil zal nogtans maar geslikt worden dooi de kortzichtige lezers, die zich met eenige klinkende woorden als met een touwtje bij den neus laten leiden, of door degenen die de vrijheid niet hebben men te zeggen als hun eene onwaarheid wurdt voorgehou den. En men zou door een enkwest de oogen Ontsluiten en de waarheid in al hare wezen lijkheid blootleggen? Neen, dat niet, geen enkwest! Daarover ben ik ook niet verwon derd, want een onpartijdig onderzoek zou de zuivere en juiste waarheid bevestigen van al wat ik gezegd heb; en tot het licht wil men niet komen. Ik had een beroep moeten doen op de gemeentekiezers! Maar verstaat gij niet, kleine correspondent, dat ik daartoe regelrecht tegenover de Gemeenieoverheid moest opstaan? En gij beschuldigt mij nu reeds van opstand en hardnekkigheid tegen den Gemeenteraad. Ik weet niet wat gij wilt zeggen, als gij spreekt, van de vossentrekken van M. R. en wat deze met mijnen brief gemeens heeft zoo er vossentrekken te vinden zijn, zij moe ten gezocht worden in uw artikel, waar alles zoo verkeerd is voorgesteld dat de waarheid er geheel uilgesloten blijft. Ik heb mij niet de minste moeite moeten geven om te bewij zen dat ML Struye bedrogen is geweest door de valsche inlichtingen, welke men hem heeft toegestuurd de besproken daadzaken lagen mij trouw genoeg in 't geheugen, en hoege naamd niemand heeft bij mij den «H. Geest» moeten spelen, 't Is niet, zooals het bij som migen van bet dorp de gewoonte is, met cominerages dat ik over eenen toestand oordeel, en daarom ook heb ik, nevens mijne gezegden, de bron kunnen aanduiden waar de bevestiging mijner verklaringen kan gevonden worden. Waarom ook, kleine correspondent, verbergt gij u? Gij hoefdet, a,s moedig en van de waarheid verzekerd man, uw kind uwen naam te geven maar, nog eens, vrijmoedigheid en licht mag men bij u niet verwachten, niet waar Ja, kleine correspondent, ik wist geheel wel dat de achtbare heer Burgemeester mijne mbeschikbaarheidsielling niet wilde stemmen, en zulks omdat hij Je overtuiging heeft dat mijn behoud in de school geheel en ganscb iii de toepassing viel van de wet en van alle mimsteriëele omzendbrieven betrekkelijk de stof'; wat ik ook weet, dat is aan welke laffe aanrandingen hij, van wege vier mannen, blootgesteld is, omdat zijne zienswijze in deze zaak niet overeenstemt met deze der andere raadsheeren; en ik weet nog welk lot men hem in de H. Synode van Rousbrugge besloten heeft te berokkenen in zijne eerstkomende herkiezing, omdat hij te eerlijk is om tegen zijn geweten te hande len. Wat ik niet wise dat is dat M. Struye, in zijn antwoord aan M. Bara, de tolk was van den Gemeenteraad; maar ik weet bet nu, en het is droevig ie moeten bestatigen, dat men zoo gemakkelijk iemands eer en faam onder de voeten treedt, als men tot geene andere middelen zijnen toevlucht weet te nemen om de wettigheid van eenen genomen maatregel uit te leggen. Wanneer gij zegt dat ik, in 1879, tegen elks verwachting, verzaakte aan al mijne princiepen, mijne ooren stopte voor de waar- beid en mijne vrienden den rug toekeerde, dan moet gij u toch ook goed herinneren dat, ik, om zoo te zeggen, in de noodzakelijkheid gesteld was, in het belang mijner talrijke familie, mijne bediening te behouden; al wat men mij, 'inderdaad, kon verzekeren, was eene som van acht honderd franken, welke ik dan nog bij eenen kerkbediende had moe ten gaan afbedelen; het overige was het werk der voorzienigheid, niet waar? Gij weet het wel. kleine correspondent. Ja, wel is waar, een heer van het dorp wilde mij het Agent schap doen hekomen van eene verzekerings maatschappij tegen brand; deze verzekering moest mij, naar zijn zeggen, jaarlijks twaalf honderd frauken opbrengen, maar toen ik hem voorstelde mij drij honderd franken te verzekeren, trok hij zich terug. Men had destijds zelfs geen huis «aar ik met mij:i groot gezin mijnen intrek kon nemen. Zoo ik later de vriend ben geworden der geuzen, zooals gij de lieden noemt die niet juist, in uwe politieke denkwijze deelen, dit is omdat ik, mijnen plicht erkennende, al mijne po gingen in het werk stelde om aan mijne leerlingen een goed onderwijs en eene .deug- denrijke opvoeding te bezorgen. Ah men had wel gewenscht dat ik van iedereen zou verlaten geweest zijn, en dat mijne school ganscn hare bevolking zou verloren hebben, maar dit is niet gelukt. En omdat ik de ach ting bleef bewaren en nog bezit van alle treffelijke en onpartijdige personen, ondanks al het geweld om mij voor jood, ketter, schismatiek etiz., enz. te doen doorgaan, werd ik het voorwerp van alle slach van vervolging. Mij belasteren en kwaad spreken van mijne school was een onfeilbaar middel omzicii als ware katholiek te doen aannemen, en er zijn oolijkaards geweest die daar groote stoffelijke voordeelen in gevonden hebben. In uw rd 1 spreekt gij ganscb nevens de kwestie, kleine correspondent; ik heb, met mijne aanhaling uit den Progrès, slechts widen doen zien dat ik destijds ook het ver trouwen had van alle politieke partijen. Dewijl gij nogtans spreekt van mijne hulp onderwijzers, zal ik u zeggen dat, onder degene die sedert 1879 in mijne school onderricht hebben gegeven, er drij zijn geweest die niet gediplomeerd waren. Ik erken volgaarne dat een goed onderwijs in de laagste afdeeling den grootsten invloed heeft op het welslagen eerier schoolzelfs zal ik zeggen dat de snelle vooruitgang der leerlingen in de hoogere klassen, grooten- deels afhangt van de eerste grondslagen, welke in de laagste klas zijn gelegd geweest. Daarom ook heb ik menigmaal, sedert 1879, met mijne hulponderwijzers besprekingen gehouden over do verbeteringen welke in ons onderwijs konden ingevoerd worden. Zoo, gij erkent dat ik genoeg huisvaders bad; dat is al iets gewonnen, want tot hier toe is zulks altijd tegengesproken geweest, maar als gij beweert dat er later onder hen hunne hoedanigheid verloren hebben ten gevolge van eene naar de permanente Depu tatie gezonden petitie, dan zijt gij wetens en willens mis. Het is waar, eenige onder hen, door lage listen bedrogen, hebben nader hand hun handteeken gegeven voor het behoud van de school van Haringhe; men maakte hun immers wijs dat mijne school reeds bepaaldelijk door het Staatsbestuur aanvaard wasen men heeft het geheel voorzichtig geoordeeld niet één van de fami liehoofden, die het behoud van de school van Haringhe hadden gevraagd, naar het stad huis te roepen voor de bekrachtiging der hapdteekens, hé". :js rs -ryi». *)-«.-> «"gar—

HISTORISCHE KRANTEN

De Toekomst (1862-1894) | 1886 | | pagina 2