3 WOONHUIZEN
HUIS
Mengelingen.
VAN 2 WOONSTEN
Gij wenscht, kleine correspondent, dat ik
mocht gelooven en onderhouden wat ik
vroeger geloofde en onderhield. Maar als
ik ter biecht ga. word ik weggezonden, en
toen ik, onder de wet van 1879, dagelijks
met mijne leerlingen ter mis ging, werd ik
uitgemaakt voor eenen schijnheilige De
deur mocht noch open noch toe zijn?
Ik kan mij geenszins herinneren, vóór de
kiezing van '884 de woorden gezegd te
hebben, welke gij mij toeschrijft; dit is
waêral het voortbrengsel geweest van eene
vergiftige kwaadsprekerstong, die, met
iemand ie belasten, hoopt zich bij sommige
personen verdienstelijk te maken.
Het is toch dood flauw mijne leerlingen te
belagen, ze uit te maken voor onbeleefde-
riks, en dat het niet noodig is ze af te schil
deren, omdat iedereen weet.... in welke
scholen zij hunne studiën voortzetten! Dat is
voorzeker een argument van eerste klas.
Wat aangaat heigeen gebeurd is in eene
omstandigheid, welke gij. te recht, te pijnlijk
voor mij noemt, ik verzeker u niets gezien
te hebben, maar volgens ik naderhand heb
vernomen, zou de persoon, dien gij bedoelt,
nooit mijn leerling geweest zijn.
Gij zegt, kleine correspondent, dat men
tijdens het ruitenbreken in de katholieke
school, gemakkelijk eene halve dozijn fijne
geuzen had kunnen knippen, maar dat de
katholieken te goed zijn 0111 dat te doen;
maar waarom moest men dan de gendarmen
in het harnas zetten Was het" misschien
met het inzicht eene halve dozijn fijne katho
lieken te knippen Gij zegt zeer goed dat het
de haas is, die de jagers doodschoot; en die
haas is de leerling der katholieke schoolzie
maar het proces-verbaal.
Hoe kunt of hoe durft gij spreken van
dwangmiddelen om mijne schoolbevolking te
bevorderen? Iedereen heeft immers nog
wel onthouden en niemand zal vergeten
welke ongehoorde zedelijke en stoffelijke
drukkingen hier plaats hebben gehad, met
het doel mijne school te ontvolken; eventwel
is men daarin niet gelukt, niet waar, en toen
ik onlangs mijne school moest sluiten, telde
zij nog achi-en-veertig leerlingen. Neen
kleine correspondent, als ik eene medalie
verdien, dan moet het zijn omdat ik steeds
waarheid en recht heb verdedigd. Wat hier
tandentrek, parket en geitenstal te maken
hebben, weet ik niet te recht, tenzij gij eene
zinspeling maakt op de droevige en onreine
gebeurtenis die hier in 1877 is voorgevallen
en waarvan wij later misschien wel een
woordje zullen reppen, als gij er mij toe
Ik ben niet tegenwoordig geweest bij de
onderhandelingen, welke de heer Inspecteur
heeft gehad met de ouders die het behoud
der school van Haringhe hebben gevraagd,
maar die ouders zeiven hebben mij uitgelegd
door welken list men hun handteeken voor
bet behoud dier school had ontfutseld zij
zijn bedrogen geweest, en in deze voor
waarden heeft de heer Inspecteur noodig
geoordeeld zich in persoon te overtuigen voor
tiet behoud van welke school die personen
hun handieeken wilden doen gelden.
Ten tijde dat er meisjes naar Haringhe
ter school gingen, was mijne school alleen
door knechtjes bevolkt; ik mocht geene
meisjes aanvaardendit weet gij wel en
daarom verplaatst of beter verzwijgt gij den
tijd om uwe lezers des te gemakkelijker te
doen gelooven dat ik in opstand kwam tegen
ue gemeenteoverheid. Met November 188 4
werd mijne school noodzakelijk gemengd;
ik mocht mij nu niet verzetten tegen het
aanvaa den van meisjes, en alzoo heeft de
lieer minister van openbaar onderwijs zelfs
geoordeeld.
Zoo er kinders van de Hooge Senne naar
mijne school kwamen, moest ik ze aanvaar
den krachtens eenen ministeriëelen omzend
brief. die voorhoudt dat de ouders recht
hebben hunne kinderen te zenden naar de
school die het minst ver van hunne woning
verweiderd is En wonen niet een groot geial
kinders van den Geldzak en van de Hooge
Senne de katholieke school bij''
Ben ik verantwoordelijk, kleine correspon
dent, vooral de uitgaven welke de gemeente
aan het onderhoud van het schoolgebouw
heeft besteed? Vielen al de herstellingswer
ken te mijnen laste? Ik heb in mijnen brief
gevraagd dat al mijne betaalde rekeningen
van schooluitgaven benevens de noodwen
digheden der school zouden bekend gemaakt
zijn; waarom doet men dat niet?
Tot in Mei 1885 had ik voorgaandelijk
allen trimester aan de ouders der betalende
leerlingen de rekeningen van het bedrag der
schoolgelden afgegeven, en zoo zij reeds
sedert geruimen tijd weigerden deze reke
ningen te betalen, brachten zij voor reden
bij dat in de school van Haringhe geen
schoolgeld werd gevraagd en dat de ouders
van Roesbrugge hei zelfde recht moesten
hebben. Op 2 Mei 1885 werd, van wege het
Gemeentebestuur, aan de onderwijzers ter
kennis gebracht dat de schoolgelden, in het
vervolg, zouden ingezameld worden door
de zorg van den heer gemeenteontvanger;
en dat de onderwijzers hem, op het einde
van elke maand, eene lijst moesten laten
geworden van de begoede kinderen die de
school bijwoonden. Hieraan heb ik alle
maanden volkomen, terwijl de onderwijzer
van Haringhe niet eens zulkdanige lijst heeft
ingediend. F.n ik ben de opstandige!
Wat aangaat de 200 fr. welke gij toekent
aan den veldwachter voor het brood der
armen uit te deelen, moet ik u zeggen dat,
toen ik nog lid was van de commissie van het
Weldadigheidsbureel, die ambtenaar maar
100 fr. uit dien hoofde werd toegewezen,
en nu is het nog zoo. Ik geloof dat de man
zeer tevreden zou zijn, zoo gij hem ter
kennis bracht aan welk guichet hij mag
aankloppen om de andere 100 fr. te ontvan
gen. Nu, nu, als gij niet geheel verkeerd
spreekt dan doet gij het ten minste half.
Maar waarom, kleine correspondent, dwong
de Gemeenteraad mij met de familiehoofden
naar het stadhuis te gaan voor de bekrachti
ging der handteekens Had ik dat gevraagd?
En nu verwijt gij mij dat ik aan het hoofd
eener bende was Ha, men had gere
kend dat die eerlijke burgers gingen terug
wijken voor de vrees in het openbaar hun
handteken te erkennen; eri omdat zij den
moed hebben gehad te voltrekken wat zij
met vrijen wil begonnen hadden, maakt men
ze nu voor gemeene kerels uit. Neen.
kleine correspondent, de gemeene kerels
zijn in andere kringen te vinden; dit zal
later nog wel voor den dag komen, en dan
zal men zien wie diep gezonken is.
Gij vraagt mij of ik eenen enkelen stap
heb gezet om mijnen eerbied jegens de over
heid te doen uitschijnen, maar dat is dezaak
niet, gij zoudt moeten bewijzen of ik eenen
enkelen stap heb gezet, waardoor ik mij
oneerbiedig heb getoond jegens de overheid.
Ten andere, was het de overheid niet
erkennen, wanneer ik 's voormiddags van
den 4 October 1884 den heer Schepene in den
naam van geheel mijn huisgezin heb gaan
smeeken mijne school niet af te schallen? En
toen deze heer niet alleen verklaarde dat
mijne school voorzeker ging afgeschaft zijn,
maar daarbij zijn spijt uitdrukte dat de wet
aan de gemeente de verplichting oplegde een
wachtgeld te betalen, clan heb ik met benepen
hart zijne woning verlaten, vast besloten mij
aan zulke harde vernederingen en pijnlijke
aandoeningen niet meer bloot te stellen.
Aanvaard, Heer Uitgever, de verzekering
mijner achting.
De Gemeenteonderwijzer,
PAUWELS, Léopoui.
Westoüter,
den 29 Mei 1886.
Biechte van Jan Straal.
Ik heb in een mijner vorige artikels ge
zegd, dat ik den vasten gebruikt had om
verstervingen te doen, ook hel) ik mijnen
paschen gehouden en bijgevolg te biechte
geweest.
Ik wil u nu mijne biecht vertellen, gij zult
zien hoe noodig het «as mij te bekeeren.
Voor biechtvader heb ik oaas van lle-
ninghelst verkozen, (daar ik nog woonde)
want om de biecht van Jan Straal te hooren
moet men eene onfaalbaren man zijn.
Het was de Zaterdag voor Paschen dat ik
naar baas trok. Hij zat mij reeds in het
biechthuisje te wachten.
Baas. Maak een kruis als gij kunt.
Jan. Baas ik ben gansch bedorven ik
kan maar een half kruis meer maken, want
er zijn er tegenwoordig zooveel op de we
reld gij zoudt wel doen er maar halve meer
te doen maken.
Baas.Jan ge moet niet spotten ik zal
het kruis maken in uwe plaats maar kijk
goed, dat gij het de naaste biecht kunt. Se
dert wanneer nebt gij laatst te biecht ge
weest
Jan. Zie, baas, ik zou moeten reken
het is van het. jaar 1879 dat ik niet meer te
biechte ben geweest.
Baas. Dus zeven jaren Maar Jan zult
gij nu nog wel al uwe zonden kunnen vertel
len
Jan. Ja, baas, ik zal dat zeer gemakke
lijk kunnen, maar als gij wat helpt zal het
beter gaan.
Baas. Welnu, Jan, ik zal u vragen en
gij zult mij antwoorden. Zijt gij getrouwd
Jan. Neen ik, baas, ik ben zoo geluk
kig niet als gij.
Baas. Wat, als ik, maar ik ben niet ge
trouwd.
Jan. Ik dacht dat gij met Onze Lieve
Vrouwe getrouwd waart.
Baas. Dat is maar eene manier van
spreken, maar het wezentlijke bestaat niet
(tij zucht). Maar als gij niet getrouwd zijt
boe hebt gij dan in zoolang naar de biecht
niet geweest
Jan. Wel omdat ik deel maak van eene
liberale maatschappij heb ik de absolutie ge
weigerd geweest eu ik hebniet meer geko
men
Baas. Hebt gij dat nooit beklaagd
Jan. Neen, nooit en ik heb nog nooit
geruster geweest, want sedert dien, slaap
ik zoo wel.
Baas. —Is het waar dat gij die goddelooze
artikels, die wekelijks in de Toekomsl ver
schijnen, schrijft
Jan. Ja, baas, het is ik en ik bon er fier
op, gij zult toch niet zeggen dat al wat ik
schrijf de waarheid niet is.
Baas. Ja, het is de waarheid maar zij
mag niet altijd gezegd worden, maar nu gij
alles reeds verteld hebt waarom nu met
eindigen Gij kuui niet denken hoeveel ver
driet mij dat doet en wat nadeel de katholie
ken daar mede hebben
Jan.Zoo, baas, het doet nadeel, het ver
blijdt mij zulks te hooren, en nu zal ik voor-
zekers voortgaan en konde ik u zooveel na
deel doen, dat gij en uwe partij in twee da
gen omver lage?, ik zou het uit ganscher
harte doen.
Baas. Maar Jan hebt gij dan geen mede
lijden met mij, zie eens hoe mager en hoe
grijs ik wordt en dat al sedert gij tegen mij
schrijft.
Jan. Medelijden met u 1 Gij hebt wel
geene met mij gehad tijdens uwe sermoenen.
Baas.Maar Jan, hoe goddeloos zijt gij
toch geworden Voor 79 waart gij een bra
ven christen, en nu 1 (hij weent.)
Jan. Ja, christelijk was ik, maar gij
hebt mij geus gemaakt. Mij niet alléén,maar
nog vele anderen hebt gij uit den biecht
stoel gejaagd en zullen nooit meer weder-
keeren.
Baas. Uwe ziel is nog niet gansch be
dorven en ik wii ze redden. Ja wij hebben
ongelijk gehad zoo te handelen naar gedane
zaken hebben geene eer.Laat mij vrede mat
u sluiten eu alles zal vergeten zijn.
Jan- Met niemand leef ik gaarne in
vijandschap,laat uwe voorwaarden hooren ik
zal zien wat er zal te doen zijn.
Baas. Biecht eerst voort, en ik zal u
dan de voorwaarden stellen.
Jan. Maar ik heb geene zonden op mij
ne conscience, dus, kan ik niet biechten.
Baas. Wat, geene zonden, zijt gij dan
onfaaibaar
Jan. Onfaaibaar, wel neen en ik ben er
blijde om maar dat is geen kwaad.
Baas. - Geen kwaad Zeker, zeker is het
zonde Dus hebt gij nooit eens anders
goed begeert; hebt gij nooit door uwe drif
ten laten overwinnen
Jan. Eens anders goed begeer ik niet,
want ik zou niet willen gebruiken wat mij
niet toebehoort, mijne driften heb ik altijd
kunnen overwinnen wam zij zijn niet hevig
ten zij deze van u te plagen en ook, ik zal
zwijgen wat ik in het maneschijn doe, gelijk
gij mij niet zult vertellen wat gij in uw huis
doet.
Baas. Chut, chut, wij moeten niet
biechten aan God.
Jan. Nu, nu, baas, gij ziet dat ik geen
grooten zondaar ben geef mij maar absolu
tie 1
Baas. Zoo gauw niet, Iaat eens voor
waarden stellen om u te bekeeren zoudt
gij moeten trouwen want het is de vrouw
die de man bekeert. Gij weet dat ik eenen
voorraad huwbare dochters ken, die maar
verlangen een verloren zieltje te redden.
Jan. Het zou kunnen gaan gelijk over
een jaar of zeven toen ik te vrijen ging bij
de dochter van den bijna afgewaaiden raads-
heer. Boabuik heeftdanook eene rol gespeeld
ik heb altijd geloofd, dat hij jaloersch was,
want hij is zoo heilig niet als ik, zijne driften
zijn heviger dan de mijne.
Baas. Wel Jan, gij moet geen verdriet
hebben, ik heb dan ook hoipen om daar bui
ten te krijgen, maar nu zal ik u helpen om
een goed, christelijk, knap en rijk vrouwtje
te vinden. Zij zal u leeren uw kruis maken
en onderwijzen in de kristelijke leering, zij
zal u gansch verbakken en wij zullen de
beste vrienden zijn, wilt gij
Jan. Neen, een vrouwtje heb ik nu niet
noodig of ten ware dat zij mij wilde helpen
om artikels te schrijven dan zou ze ik met
open armen aanvaarden.
Baas. Welnu zij zal helpen vermits gij
eenen katholieken schrijver wilt worden.
Geloof mij. Jan, neem het meisje welke ik
zal bezorgen en laat haar meester, en alles
zal ten besten gaan.
Jan. Neen, dat nooit, want er is een
spreekwoord dat zegt waar de vrouw ge
biedt,is de duivel knecht, en ik heb benauwd
van duivels dus ook van vrouwen die willen
gebieden; dus komen wij op dat punt niet
overeen, ik wil eene liberale vrouw en gij
wilt mij eene katholieke opdringen.
Baas. Nu Jan, het zal komen, ziethier
andere voorwaarden. Ik zal u absolutie ge
ven op voorwaarde dat gij Reninghelst ver
laat en mij en den haring gerust laat, loop
naar Westouter en plaagt daar kwilslabbe
zooveel gij wik, maar iaat mij met vrede,
wilt gij
Jan. Welnu ja,ik zal u met vr^de laten en
ik zal mijn boeltjen op de alpen dragen, is er
nu nog iet.s, want de katoentjes wachten on
geduldig, om van hunne zonden verlost te
worden.
Baas. Wanneer komt gij nog eens naai
de biechte
Jan. Zie, baas, wil ik u een goeden
raad geven
Baas. Ja, zeker.
Jan. Er zijn veel personen eu bijzo,n-
lijk mannen, die niet meer naar de biecht
komen, ik ken een middel om hen allen ie
zien wederkeeren, wilt gij hét weten
Baas. Ja zeker, ik brand reeds van ver
langen. O, mocht het waar zijn, uw plaats
ken ware verzekerd in het paradijs.
Jan. Luistert, indien ik in uwe plaats
ware zou aan Jan van Leffinge voorstellen
i9 Om Zondag scholen voor jonge mannen te
maken, bestuurd door eenige uwer knap
pe chris'elijke huwbare meisjes, zij zouden
dus seffens et genoegen hebben, verdoolde
zieltjes t.e redden, want wie zou er hem niet
willen hekeeren voor een paar schoone oo-
gen 2° Dat de mannen in plaats van
biechtvaders, biechtmoeders mochten heb
ben, gij zoudt ze allen zien terug komen
naar den bie htstoel; want wie zou niet wil
len verzeler in het oor van een bevallig ka-
toentjen
Baas. Jan, uw gedacht is een gansche
fortuin weerd en zeker zal ik haar voorstel
len, want daar is de bekeering. En zult gy
dan ook doen gelijk de anderen
Jan. Ja, indien gij mij een biechtmoe-
der geeft die schoone oogen genoeg bezit en
een honingzoettongjen heeft zal ik mij be
keeren
Baas Gij zult dat krijgen want ik ben
kenner. Ik absolveer u.
Ik ben dus mijne absolutie weerdig aange
zien ik reeds te Wesiouter ben, gij weet nu
allen waarom ik mijne domicilie veranderd
heb. Maar of ik mij zal bekeeren dat liegt
nu aan baas. JAN STRAAL.
Dr kleine Jeanne vroeg aan hare [mama
Zeg eens mama, wat is een engel.
Een engel, zegt de mama, dat is een klein
meisje dat vleugelen heeften wegvliegt.
Oh Etiwel 'k heb gisteren papa tegen
de meid hooren zeggen dat zij een engel is. zal
zij ook wegvliegen, mama
Mama zegt op zenuwachtige toon.
Ja, mijn kind, van morgen af, zonder fout
zal zij nil den huize vliegen.
IJPEREN
5 Juni. 29 Mei.
Tarwe
4.600
19-25
16.500
18-00
Rogge
1,900
15-62
2,200
15-50
Haver
1,500 18 00
200
17-25
Erweten
000
00-00
000
00-00
Boontjes
ooo; oo-oo
700
19-00
Aardap.
5,000' 6-00
5,000
6-00
Boter
20,010
255-00
17,000
255-00
Op de markt van heden zijn er 100 zwijne-
jongen verkocht geweest van 22 tot 25 fr.
het stuk
Openbare Verkooping
van
MET AFHANKELIJKHEDEN
gebruikt als Smis, W.agenmakerie
en voordezen Bakkerie
TE BECELAERE,
<?p den Holcniioeit,
in koopen verdeeld als volgt
EERSTE KOOP.
Een HUIS van twee woonsten, met verdere
aanhoorigheden, ten dienste van smis en voortijds
bakkerie, slaande op 2 aren 95 centiaren cijns-
grond van M. Gustave Titeca, brouwer, te Lan-
geinarck, bfkmd op het kadaster sectie A n"
372i; en 372r; gebruikt door medeverkoopers
A. V AN DENBROUGKE, aan 100 fr. 's jaars, en
Gil. VANRÜBAEYS, aan 75 fr. en te samen fr.
15-45 voor cijns al boven de lasten en zonder
pacht.
TWEEDE EN LAATSTE KOOP.
Een HUIS en verdere aanhoorigheden, te»
dienste van Wagenmakerie en 8 aren 10 centia
ren medegaande erf, bekend op bet kadaster
sectie E, n" 290 en 291 gebruikt door|Charles
DEJAEGHER, aan 110 fr, 's jaars, boven de las
ten, zonder pacht.
Deze verknoping zal plaats hebben door het
ambt van den NotarisDEGB.YSE, te Becelaere,
nvt tnsschenkomst van zijnen ambtgenoot M"r
VICTOR PYCKE, Notaris te Ledeghem.
wanof de TOESLAG is op WeeassiJ.'ax Jtesni
1386, om 4 uren namiddag, ter herberg den
Hert, op den Molenhoek, te Beie acre.
OPENBA RE VERKOOPING
van een
VERDERE GERIEVEN
en het recht van cijns tot 1891. aan 35 fr. 's
jaars, aan 47 aren 28 centiaren Grond, toebe-
hoorende aan Mr Etnile de Lave!eye, professor
in de Universiteit van Luik, staande en gelegen
te
CrHEIiUVELT, wijk Polijgone,
aldaar bekend op het kadaster sectie A, num
mers 38", 38', 3Sc2 en 38gebruikt; den
oostkant met omtrent 18 aren van voorschreven
grond door Petrus ÜEWITTE, aan fr. 62-50 c,
's jaars, laste vrij en zonder pacht, en den
westkant met den overblijvenden grond, voor
dezen gebruikt door de weduwe GEVAERT,
aldaar overleden, thans ledig.
Deze verkooping zal geschieden in eene en
kele zitting, ten overslaan van MGravet, vrede
rechter van het eerste kanton IJper, ingevolge
de schikkingen der wet van 12 Juni 1816, door
het ambt van den Notaris BEGRYSE te
Becelaere, op VRIJDAG 18 JUNI 1886.' ter
herberg L'Èspérance, bij Pieter Billé, te
Gheluvelt, om 4 ure namiddag.
ÜWitlgt.
GRANEN
verk.ocM.te
middenprijs
verkochtte
iniddenprlis
enz.
kwantiteit
p. lOükilo.
kwantiteit
p.iCO kilo.