BRIEFWISSELINGEN. VERSCHiLLIG NIEUWS. BERICHT. IJperen heeft zijnen Jubilê gehad. Hij is Zondag laatst gesloten geweest. Iedereen is nu voorzien van een ontlast geweten, en op de rechte baan naar het hemelsch genot. Ten minste als die iedereen de gelegenheid heeft te baat genomen en zijn versteend hart door de trillende stem en de heete tranen der predikanten heeft laten vermurwen. Wij weten niet in hoeverre de Jubilé aan zijn doel beantwoord heeft, maar wat wij weten dat is hetgene een predikant ons daarover zegde, op eenen avond, toen wij aan de begeerte niet wederstaan konden ook eens, gelijk de vele in kapmantels gedraaide fantomen, die ons in 't schemerend avond duister onherkenbaar voorbij vloden, de kerk binnen te sluipen. Een Eerwaarde Paterwas daar in eene heilige verontwaardiging, omdat de IJperlingen zoo traag waren in het bijwonen van de sermoenen en goddelijke oefeningen, clie ter gelegenheid van den Jubilé ingesteld waren. Hij zag daar, zegde hij, altijd dezelfde aanzichten en wakkerde diezelfde aanzichten aan om bij hunne onderdanen, kinderen, echtgenoten, vrienden en kennissen aan te dringen, ten einde dezen te bewegen ook naar de heilzame onderwijzingen te komen. Wij weten niet of de vent elk sermoen met dezelfde klacht aanving, maar dien keer toch had hij reden van klagen; want wij zagen daar niet anders dan kwezels, water- dibben, paternosterknabbelaars, pilaarbij ters, wij water vat.kuischers en broertjesge zichten; in een woord, al die lieden, die, als gij ze op straat ontmoet, u niet vlak in de oogen zien durven, een zeker getal dubbel zinnige wezens dus, die het beste deel huns levens in de kerk slijten om des te beter hunnen naaste de oogen te kunnen uitste ken. Nu laten wij die lieden maar onbesproken en laat ons eens zien welk nut de Jubilé aangebracht heeft. Welk nut Och heere toch Geen ander dan iedereen den schoonen hemel te openen, naar welken wij allen en de priesters zelve zoolang mogelijk uitstellen te gaan. En om ons dat niet begeerde geluk te verschaffen, wat al geld hebben zij aan bur ger en werkman niet afgedaan. De hemel is voor geld te koop Geld moet er zijn, ofwel geene vruchten van den Jubilé Geen geld, geene zaligheid, geenen hemel! Ja, burgers, gij hebt schoon zooveel door de krisis te lijden, gij hebt schoon u onmis bare noodigheden te ontzeggen om voort te kunnen doen, gij moet ter kerke in den blok geld storten, zooniet de genade Gods wordt u ontzegd. Gij, arme werklieden, lij.lt maar honger en dorst en loopt maar in lompen gehuld, binst deze tijden, die u arbeid en bijgevolg brood weigeren, en gaat ter kerk met uwe centjes, die zouden moeten dienen om u en de uwen eene beete broods aan te schaffen. De Jubilé moet geld, veel geld opbrengen, (nieuwe kiezingen naderen) stort ze dus maar in den offerblok en dan, wanneer gij van honger en ellende zult omgekomen zijn, dan zult gij recht naar den hemel gaan Bittere spotternij 't Sn wakker geschaïei» Wij hadden sinds een zestal weken schoon al de lasteringen, die in het zeer kristelijk orgaantje uit n' 66 der Boterstraat voor kwamen, met feiten te weêrleggen, het beestje bleef stom als nen visch. Het achtte ons gezeever!? misschien geen antwoorde waard. Wij hadden schoon te doen zien dat het lasteren was, wanneer 't Nieuwsbladje de dieften en pogingen tot diefte, te Gheluwe en Zillebeke gepleegd, aan de oud-leerlingen der stadsschool ten laste legde. Het Nieuwsbladje zweeg, dat het zweette. Wij hadden schoon te bewijzen dat het dekensorgaantje lasterde, toen 't in de fran- scbe lijfstraffelijke statistieken ging snuffelen om te doen gelooven dat het officieel, vve- reldsch onderwijs tot de galg leidt en niets dan boosdoeners en niet-deugen voortbrengt. Het rechtschapen!? bladje gaf geen teeken van leven meer. Zulk laf gedrag verontwaardigde ons en over veertien dagen, ter gelegenheid van 's Nieuwsbladjes nieuwe vlaag lastering tegen Schepene Pionvaux uitgebraakt, gaven wij aan onze verontwaardiging lucht en.betitel den gezegd echt katholiek orgaantje met de uitdrukkingen, die het maar al te wel en sinds lang verdient. Wij zegden dat het de grofste onwaarheden drukte, wanneer het den achtbaren Namenschen Schepene uitgaf voor een baatzuchtig man, voor geldinslok- ker, die in zijne bedieningen niets anders dan winst beoogde. Maar dat opende het beestje zijne oogen, het schoot uit zijnen slaap en 't, gevoelde dat het den bal misgeslagen had, dat het in zijn schrijven het topje zijner ooren had laten zien: den doorn, die den heer Ronvaux in den voet der klerikalen was en nu nog meer geworden is. En om dien misslag te herstellen bekent het wat laat, wel is waar, dat die achtbare magistraat waarlijk een onbaatzuchtig Sche pene is, er bij voegende, nog eens om de verdienste er van te ondermijnen, dat hij daarin enkel het voorbeeld zijner voorgan gers volgt en het geenszins uit onbaatzuch tigheid is. Dat de heer Ronvaux een ijverige Schepene is, bekent het nu ook en toen nog geerne, zulle! Alleenlijk voegt het er, nogeens met een wel te raden doel, spottenderwijs bij, dat hij daarbij nog doktor en koopman in kolen en ijzer is. Is dat niet lafhartig en vuig handelen Is zulks geene meer dan laakbare handel wijs En nebben wij 's Nieuwsbladjes ge drag streng beoordeeld, onze beoordeeling was nog niet streng genoeg in evenredigheid van zulke onnoembare gedragslijn. Moet men niet van alle schaamtegevoel ontbloot zijn om dan nog te durven vragen waarin die onwaarheden en dien laster be stonden. In zijne pleidooi van verontschuldiging no pens de lasteringen tegen den heer Ronvaux neergeschreven, zegt het Nieuwsbladje dat, zoo het eens in zijn leven gebeuren mocht dat het iemand lasterde, het niet doen zou, gelijk sommige liberale papieren-, de be- teekenis zijner woorden loochenenen dat het nooit geene vuilpotterij in zijn blad zou laten drukken, die eene heerlijke huismoeder hare faam bezwadderen. Is dat tot ons gericht, Nieuwsbladje Wees een beetje klaarder en meer be paald Dan zullen wij u daarop antwoorden kun nen. Wij houden niet van die aanrandingen, die niets zeggen, maar veel, onzeglijk veel vermoeden laten. Geene bedekte beschuldi gingen. Wees man, en valt aan op eene wijze en met uitdrukkingen, dat hij, die het mikpunt is uwer aanvallen, zich er in her kennen kan en weet, waar dat gij naartoe wilt. Dus, Nieuwsbladje, een woordje ophel dering, a. u. b. Wij vernemen dat de Landbouwtentoonstel ling, op de Halle, morgen Zondag, nog open is voor het publiek, (aan den gewonen prijs van 10 centiemen), om 3 ure nanoen, nadat de Jury hare werkzaamheden zal voltooid hebben. Men weet dat, gedurende de onderzoeking, den ingangsprijs 2 frank is. BURGERSTAND Van den 8 tot den 15 Octobeu 1886. Geboorten. Mannelijk geslacht1; Vrouwelijk id., 8. Sterfgevallen. Masschelein, Sophia, zonder beroep, 88 jaren, weduwe van Franciscus Deturck, Bol- lingstraat. Goudemée, Isabella, zonder beroep, 54 jaren, echtgenote van Leopoldus Frangois, Sterrestraat,. Depatin, Helena, zonder beroep, 57 jaren, ongehuwd, Recol- lettenstraat.Vanderbeke, Joannes, zonder beroep, 77 jaren, echtgenoot van Reina Sa- lomé, St-Jacobstraat. Salomé, Reina, zonder beroep, 90 jaren, weduwe van Joan nes Vanderbeke, St-Jacobstraat. Pottel, Louisa, schoolkind, 8 jaren, Tegelstraat. Kinderen beneden de 7 jaren Mannelijk geslacht, 1Vrouwelijk id., 2. Ten bureele van dit blad is verschenen ESE WAEiE i^PERESMG, almanak voor 1887. De Ware IJperling is een boekje van 64 bladzijden; buiten den volledigen alma nak, bevat nog: alle inlichtingen aan burger en werkman onontbeerlijke kluchten, dicht stukjes, weervoorteekens, eene ijpersche kronijk, daadzaken uit IJperen's verleden vanaf zijn eerste ontslaan, voorschriften tot het verkrijgen en behouden eener goede gezondheid, eenvoudige manieren om goed en smakelijk de spijzen gereed te maken en fruiten en groenten in te leggen; in een woord, het is een gulden boekje, aan ieder een hoogst nuttig en dat in alle huizen dient aangetroffen te worden. Zorgvuldig blijft de politiek er uit verbannen. Men kan een afzonderlijk boekje bekomen aan den nietigen prijs van 10 centiemen. Aan de boek- en gazetverkoopers en alwie ter verspreiding medehelpen wil, zal er een mooien afslag toegestaan worden. Men schrijft uit Lokeren Twee vrouwen dezer stad, wier kinderen ziek waren, hadden het ongelukkig gedacht eenen kwakzalver te raadplegen. Deze deed de kinderen een drank geven, dien hij zelf gereed gemaakt bad. Een der kinderen is reeds gestorven; het ander is ten prooi aan verschrikkelijke stuiptrekkingen en men vreest voor zijn leven. Blijkens het stedelijk verslag van Brus sel zal de nieuwe Ylaamsche Schouwburg gereed zijn om in het tooneeljaar 1887-88 geopend te worden. Een klooster stormerhand ingeno men. De fransche dagbladen maken mel ding van eene zonderlinge gebeurtenis, die eens te meer aantoont dat de paperij in Frankrijk zoo stoutmoedig is als in Belgie. Een jong meisje, Mej. Gallet, eenige doch ter van den heer Gallet, maire van Eglery, ging alle jaren eene retraite volgen in het klooster waar zij hare opvoeding gekregen had. Daar zij dees jaar hare meerderjarig heid bereikt had, keerde zij, na afloop der retraite niet meer terug naar de vaderlijke woning; zij bepaalde zich hare ouders te schrijven dat zij besloten bad zich aan God te wijden. De heer Gallet, bij het vernemen van die tijding, begaf zich, het hart vol wanhoop, dadelijk naar Auxerre, waar de deur streng voor hem gesloten bleef; wat hij ook beproef de, alles was nutteloos; hij mocht zijne doch ter niet zien. Dezer dagen zette de heer Gallet de zaak uiteen in een dagblad van Yonne en riep er de openbare denkwijze op in. Zaterdag bood de heer Gallet, vergezeld van zijnen broeder, maire van Chassy, en van verscheidene andere bloedverwanten zich opnieuw aan voor de deur van het klooster om zijne dochter terug te eischen. De moeder-overste gaf hem voor antwoord dat zijne dochter niet in het klooster was; doch de vader wilde zich niet door die leugen laten misleiden; hij zegde dat zijne dochter in het klooster was en verklaarde dat, inge val men haar niet deed komen, hij met ge weld in het klooster zou dringen. De geestelijke dochters hielden onbe schaamd weg staande dat Mej. Gallet ver trokken was; doch deheeren wilden zich niet laten bedriegen, stieten de nonnen die den ingang belemmerden ter zijde en vielen het klooster binnen. Een hunner zette de poort wagenwijd open en op hetzelfde oogenblik stormden ruim twee honderd personen het klooster binnen, ondanks het gesmeek van den heer Gallet, die aan zijne poging heel het karak ter wilde doen behouden van een ouderlijk recht. Nog altijd bleven die heilige vrouwen loo chenen dat het jonge meisje in het gesticht was. De menigte verontwaardigd over zulke onbeschaamdheid, werd woedend en begon dadelijk eene huiszoeking in regel: de deuren werden ingestampt, de vensterruiten gebro ken, lot dat eindelijk de heer Gallet zijne dochter gevonden had. Dadelijk werd de kalmte hersteld. De heer Gallet verliet het klooster met zijne dochter te midden der toejuichingen van meer dan vijftien honderd personen. Zoodra zij vertrokken waren begaf de menigte zich naar de woning van den aal moesenier van het nonnenklooster om hem met eene weinig vleiende betooging te ver eeren. Een groot getal ouders hebben hunne kin deren uit die klooster-kostschool getrokken. Becelaere. Ik heb den Donderdag naar Becelaere- Kerrais geweest, en leute en plezier gehad zulle. De Kermis daargelaten voor vandage en van wat anders gesproken. Men heeft mij daar eenen Meenenare van over vier weken in den vuist gesteken, waarin er eenen lan gen artikel over Becelaere stond. De Toekomst staat hun niet aan omdat zij de waarheid zegt, dat kan men gemakkelijk verstaan. Maar waarom schrijven zij nu geene artikels meer gelijk eertijds Om te toonen aan de vreemde menschen dat hier alles in vrede is zeker, hé Maar verre van daar; ziet, de kaloten doen maar altijd voort in hunne boosheid. Het is mij de moeite niet weerd op al uwe leugens te antwoorden; doch ik zal u hier in 't voorbijgaan zeggen, Trimoes, dat gij meent den schrijver der Toekomst aange rand te hebben, en dat gij er geheel en gansch nevens zijl, zoo ver als gij verre zijt van in de gratie te staan van uw eigen volk en van de genegenheid te genieten van de ouders. Wij weten wel, Trimoes, dat uwe mannen hier onrechtveerdiglijk zekere personen durven beschuldigen de briefwisselaars der Toekomst te zijn, om hun in hunne fonctie te benadeeligen. Maar daarvan maak ik niet, jongen, en zij moeten zich ook van uwe val- sche beschuldigingen niet bekommeren; zij mogen ze geheel gerust naar u terug zenden, daar zullen zij beter te pas komen. Ik weet wat mij te doen staat, Trimoes jongen tracht gij ook uwe plichten te kennen, mis schien zal men dan ophouden van met schande van de kaloteschool te spreken. Al de schoone daden van ons fameus kalo- tebestuur, verpersoonlijkt in den pauw en het hondenjongzouden wij moeten ver zwijgen; neen, wij zullen ze kenbaar maken aan het publiek, wat gij ook zeggen moget. Ik ben de schrijver, Trimoes jongen, doch gij kent mij niet. En als gij al de lasterende woorden en de valsche aantijgingen waar door gij de treffelijkste en eerlijkste familien onzer gemeente hebt aangerand, wilt intrek ken en herstellen, alsdan zal ik mij ook ken baar maken; doch eerder niet. Ik ben niet beschaamd van u, Trimoes maar gij zoudt moeten beschaamd staan van uwe daden. Over eenige weken nog hebt gij door uwe schuld, verscheidene menschen in 't verdriet geholpen. Hoort ne keer, jongen, wij hebben geen kwaad gezeid van uwe kinderkens; in 't ge heel niet. Want wij weten maar al te wel dat een vader veel contentement heeft als hij zijne lieve spruitjes op zijne kniên heeft, en hun in slape wiegt al een liedje zingen. Maar wij hebben gezeid en wij zouden het nog duizendmaal herhalen dat het onrecht- veerdig is winkel mogen houden als gij 2,600 franks trekt van de gemeente, ter wijl een veldwachter met een traktementje van 800 fr. geenen winkel mag houden, noch eene andere fonctie mag uitoefenen. Trimoes, gij hebt groot ongelijk ten on rechte de treffelijke familiën voort aan te gaan. Hoe dat gij die laatste zinsnede over de spruitjes in den Meenenaar durft schrij ven, in een kaloteblad, dat kunnen wij niet verstaan. Maar 't is waar, de kaloten mogen alles uitm.eten,dat is eene welgekende spreuk in Becelaere. En eer dat gij nog zulke over- groote leugens durft schrijven, overpeist u eerst wat beter, gij zult dan uw woord niet meer moeten veranderen gelijk over eenige weken met uwe herberg, waardoor gij ver scheidene menschen zonder werk zet voor geheel den winter. Trimoes, overpeist dan, de bloedverwan ten van uw volk tot van uwen majoor toe, en gij zult van familiezaken zwijgen, dat verzekeren wij u. Wat ons betreft, wij zou den daarvan niet willen spreken, wij achten ons te treffelijk daarvoor. Zoo Trimoes laat dat potje maar gedekt, jongen, dat zal verre 't beste zijn. En geeft ons liever eenen artikel over de kermisse, want volgens ik den Donderdag hoorde, heb ben de kalotjes wat uitgemeten, en het lang been verdient de kroone. Om u die moeite te sparen, Trimoes, zal ik u in den eersten artikel het portret geven van eenen voorbeeldigen koster. V OORMEZEELE. Voormezeelenaars koopt de Toekomst en leest er 't nieuws aan 't dagorde. De commis sie der kermisfeesten heeft hare rol gespeeld. Waar heeft die commissie vergaard? In 't Stadhuis? Gij zijt er wel mede! Bij de Knag- ge Sedert dat zij meuleschuw geworden is en achterwaartsover over op haren buik viel, zoodanig dat zal alle twee heur korte rebben bijna gebroken was van te verschie ten van dien meulen, wil zij van langs om meer commandeeren. De 30 fr. moeten toch maar van ievers komen. Nu ze moesten ver gaderen bij den vingerlekker en... 't was alzoo. Is het waar dat de commissie mannen telde die er niets van wisten Met de kaloten ging alles draaien Hebt gij het gezien van dit jaar. Nog nooit slech ter kermis; en gij, St-Eloi? Gij bijzonderlijk hebt wel gevaren. Ringsteking! Hola! zijn de kaloten reeds moede van 't eerste jaar Smetje steekt het op Kadetje en Kadetje op Smetje en alzoo gaat het dat er niets te doen is. Vroeger gaven de liberalen ring steking zonder subsidie, verleden jaar deden de kaloten dat met subsidie en reeds zijn zij moede! Hebt ge dan uwe beloften van voor de kiezingen vergeten, sukkelaars Daarenboven was er fakkeltocht, bal en vele volksfeesten. Er was telken jare veel volk en de bazen verkochten eene goede ton bier. Van dit jaar beschikten de kaloten het anders; 't is slechten tijd en hoe min de ba zen verkoopen, hoe meer wij meester kunnen maken zeggen ze. Weinig of geen volk. Bij zonderlijk den Maandag; een twintigtal men schen in 't geheel om te kaarten en vogel-pik te smijten en daarmee uitvaart. Ah! wacht, men zegt dat men nu rond St- Eloi een nieuw spilletje heeft uitgevonden. Appeltje knap of pak; 'k en wete het niet juist! Maar Gusten zegt dat de boeren met groote handen dat best kunnen. Zij grijpen ze met hunne handen in plaats van met'de tanden! 't Kalote muziek en heeft zich ook te St- Eloi niet getoond den Zondag noch den Maandag. Wat duivel schuilt er daaronder. Is er daar geen profijt genoeg aan voor eenige mannen. t Schijnt dat het niet al te juiste en draait. Lontje zou willen I, 2, 3 zeggen en de prol fijtjes opstrijken. Tuithoofd Plakkaert zou ook willen un, deux, trois zeggen en is ook liefhebber van 't profijt. Men zegt zelfs dat 't ventje zijn demissie gegeven heeft uit spijt. Later zullen wij daarover meer weten Intusschen blijft er nog altijd te zien dat dé liberalen hunnen laatsten aflaat schuifelen zooals ons Tuithoofd Plakkaert voorzeid beeft! Onze lieve maseurtjes zijn weg zonder boê of bah! te zeggen; zij zijn vervangen met vier andere, zeker van 't zelfde snoer of van de De JUiJjIltó. >jc j{c

HISTORISCHE KRANTEN

De Toekomst (1862-1894) | 1886 | | pagina 2