Gazelle va ai 't arrondissement IJperen.
W 89.
2fïe Jaar.
Zondag II11 September 1887.
Politiek. Stads-, Kunst- en Letternieuws. Versehillige Tijdingen, Markten, Bekendmakingen.
Bureel: Dlxmudestraat, IS.
AANKONDIGINGEN -10 centiemen den regel.
RKCLAMEBI 95 centiemen den regel.
Brieven en pakken moeten vrachtvrij toegezonden worden.
ABONNEMENT
fr. 4-00 's jaar» voor de atad; fr. 4-50 veer geheel Belgte.
Buitenlandsche verzendingen, 't port daarboven.
10 centiemen het nummer.
Men schrijft in op al de postbureelen.
't en kas 't niet terzwelgen
Het Nieuwsbladje meent dat wij op
zijne vragen niet kunnen antwoorden en
dat wij dus zullen gedwongen zijn te
zwijgen gelijk of dat zoo dikwijls met hem
het geval geweest is toen het wel antwoor
den kon maar niet en wilde.
't Beleefd bladje is mis, als 't dat peLt.
Wij zullen antwoorden.
Waarom de gemeenteraad van IJperen
dezen keerden heer Burgemeester benoemd
heeft als bestuurlid van 't leerwerkhuis,
't is dat hij meende geen geschikter persoon
te hebben dan de heer Burgemeester, die
de noodige wilskracht en zakenkennisse
bezit om met klerikalen als Seys en Be-
gerem te zetelen en het bestuur te regelen.
Dat de gemeenteraad eene goede keus ge
daan heeft, blijkt genoeg uit de hevigheid,
waarmede het Nieuwsbladje die keus tracht
te laken en bestrijdt.
Dat de heer Vanheule volstrekt voor
zitter van 't leerwerkhuis zijn wil, is eene
waarheid!? zooals het Nieuwsbladje er
dikwijls schrijft, 't Is de stedelijke Raad,
die de heer Burgemeester benoemd heeft
niet op dezes aandringen inlegendeeljmaar
M. Vanheule heeft voorzeker dat mandaat
aanvaard op het gestadig en sterk aan
dringen van den Gemeenteraad. Dat die
benoeminge en vooral die aanveerdinge
de klerikalen niet al te zeer en bevalt, dat
gelooven wij. Zij hebben daar hunne re
den voor; gelijk wij de onze hebben om
ons over die aanveerdinge te verheugen.
Hebt ge 't beet, bladje met uw over
schot van kieschheid?
Dat de beer Vanheule geene kennisse,
noch van fabrikatie, noch van groothan
del, noch van de eischen en de noodwen
digheden van beide, dat mag een Nieuws-
BLADJEskrabbelaar zooveel en zoo dikwijls
schrijven als hij wil, dat en zal toch nooit
tot zelfs aan 't slof niet raken, dat aan de
hielen onzes Burgemeesters kleeft.
Ook moet het Nieuwsbladje niet denken
dat wij dit alles schrijven en geschreven
hebben om onzen Burgemeester te verde
digen. Dat en behoeven wij niet. Mijnheer
Vanheule is verre, oneindig verre boven
de aanvallen van zulk onbeduidend papier-
ke en nog onbeduidender schrijvelaarke.
ledereen zal toch gemakkelijk de reden
kunnen raden hebben vandie razende aan
vallen. Wij meenen zelfs dat de slimme
NiEuwsBLADJEslezers ook die reden tusschen
de lijnen zullen kunnen lezen hebben en
dat zij met ons zich zullen verheugen in de
benoeminge van den heer Vanheule, ten
minste zij allen, die niet door een blind
fanatisme gedreven en beheerscht en zijn.
Want zij zullen gelukkig zijn te bekennen
dat de zaken van het leerwerkhuis, onder
het verstandig, maar krachtdadig bestuur
van den heer Vanheule, zullen in voor
spoed en vooruitgang toenemen, zooals de
zaken der stad sedert zijne aankomst als
Burgemeester het gedaan hebben.
En dat is vele.
Wat nu al de onbeschoftheden betreft,
die ons in 's NiEuwsBLADjEsgeschrijf naar
het hoofd geworpen worden, wij passee-
ren daarover zeggendehet vat en kan
maar uitgeven wat het in heeft.»Wij en
houden ons niet op bij viscbkraaien ge
praat. Wij stellen alleen vaste dat het
Nieuwsbladje de keuze van den heer Van
heule als bestuurlid van 't leerwerkhuis
niet verzwelgen en kan.
Dat is voor de eerste trape.
Nu voor de tweede.
De fabriekanten kunnen geen water
hebben voor hunne fabrieken en deze
moeten dus stil vallen zegt het Nieuws
bladje. Zooveel woorden zooveel leugens.
Waar is er eene fabriek stil gevallen
bij gebrek aan water?
Zeg, Nieuwsbladje, waar?
Maar 't papierke is razend dul dat ons
waterstelsel zooverre boven ieders ver
wachting aan alle noodwendigheden beant
woord heeft, gedurende de zoo geweldige
en aanhoudende droogte.
Het en kan maar niet verzwelgen dat
IJperen goed, gezond en genoegzaam water
heeft blijven hebben, dan, wanneer er in
't omliggende overal groot gebrek aan
water was. Het spertelt het van spijt uit,
wanneer het de IJperlingen hoort hunne
tevredenheid uitdrukken over het nieuwe
waterstelsel; een stelsel, dat het zoo lang
en zoo hevig aangevallen heeft in een
kiesdoel.
Nu kan het nog wel dat stelsel wat be
knibbelen. maar die beknibbelingen en.
doen geen elfekt meer. De IJperlingen
hebben over al de voordeelen die ons
waterstelsel oplevert, kunnen oordeelen
en zij hebben gezien dat geen eene van al
's Nieuwsbladjes vroegere aanvallen ge
grond was.
En daarom is 't, dat hetbijna water
zuchtig wordt.
't Arm papierke
WAT GEWORDT ER TAN
Het Nieuwsbladje heeft ergens in een
schoolboek, zegt het, doch wij twijfelen
er aan, gelezen:
Klein vischje wordt eens groot,
zoo men hem 't leven laat.
ln plaats van:
Zoo God hem 't leven laat.
En daarom valt bet hevig uil tegen de
onzijdige school, het vertelt een hoop
dwaasheden en eindigt met te zeggen
Ziedaar, christene ouders, wat er ge-
wordt van het onderwijs der kinderen
in de handen der geuzerij die
n meer en meer onder voorwendsel
n van onzijdigheid naar de brutale
godloocheninge overhelt.
Die lastertale laten wij daar, maar wij
vragen eens gemoedelijk aan '1 Nieuws
bladje wat er gewordt van het onderwijs
der kinderen in de handen der broertjes,
kapelaanljes en andere Bellefroid's?
De jaarboeken der tribunalen zouden
daar wel een klinkend antwoord op kun
nen geven in uwe plaats, niet waar, braaf
papierke? want gij zult u wel wachten
daarop een rechtzinnig antwoord le geven.
IN VLAANDEREN VLAAMSCH.
De Zweep, van Brussel, die de
eerst gemeld heeft dat de Koning
voornemens zou geweest zijn te
Brugge, aan den voet van het denk
maal ter eere van Breydel en De Co
nine, zijne redevoering te doen in de
Vlaamsche taal, laat zich door de
logenstraffing van de Palrie niet uit
het veld slaan.
Niet alleen houdt de Zweep haar
beweren staande zij bevestigt en be
krachtigt haar nog door nieuwe in
lichtingen.
Ziehier wat zij in haar nummer
van Zondag schrijft:
De Patrie, van Brugge, poogt
burgmeester Visart wit te wasschen,
tegenover de vlaamsch sprekende
kiezers.
Het bisschoppelijk orgaan be
weert dat de Koning den wensch
niet heeft uitgedrukt'aan M. Visart,
om in het vlaamsch voor de beelden
van Breidel en De Conine te spreken.
"Wij hebben alle reden om de
mededeeling van de Patrie in twijfel
te trekken, daar de vertaling der re
devoering des Konings, vijf dagen
vóór de inhuldiging van het stand
beeld werd gedaan door een onzer
vrienden en oud-medewerker der
Zweep.
Wij kunnen er ook nog bijvoe
gen: dat de vlaamsche vertaling zeer
trouw naar den franschen tekst ge
maakt gansch gewijzigd in het
Vlaamsch terug naar den vertaler
werd gezonden, en dat deze weigerde
er zijne goedkeuring aan te geven,
omdat ze aan den officiëelen tekst
niet meer geleek.
De kwestie is eenvoudig om op
te lossen: de ministerraad, ook in de
meening verkeerende, dat de redevoe
ring in het vlaamsch door Z. M. den
Koning zoude voorgedragenhad
eenige vlaamsche wijzigingen aan
den tekst toegebracht, mits goedkeu
ring van den koning.
Niemand anders dan burgemees
ter Visart is de plichtige; en indien
de Vlaamsche bevolking in het alge
meen, en de 3000 Vlamingen in hot
bijzonder, die den Landdag bijwoon
den, het gedrag van den brugschen
magistraat afkeurden, dan hadden
zij gegronde redenen om zulks te
doen.
M.Visart vertegenwoordigd eene
uitsluitend Vlaamsche bevolking, en
reeds bij het. verwelkomen in de
statie sprak hij fransch
Wij houden dus staan het is de
schuld van den heer Visart dat er bij
die Vlaamsche feesten geenVlaamsch
werd gesproken,want de Koning was
van meening het te doen.
Wanneer Z. M. den slechten in
druk bemerkte die zijne franschen
redevoering maakte, heeft hij dade
lijk prins Baudewijn naar Brugge
gezonden, om er tegen de overheden
anders niets dan Vlaamsch te spre
ken
M. Visart heeft alweer in het
fransch den prins aangesproken, en
hij werd in hetVlaamsch beant
woord
Die Vlaamsche les moet lood
zwaar wegen op de leliaartsmaag
van M. Visart.
WET BETREKKELIJK
DE OPENBARE DRONKENSCHAP.
Wij geven hieronder de wet op de
dronkenschap en roepen de aandacht er
op van de herbergiers, waarvoor de wet
bijzonderlijk gezorgd heeft. Wordt de wet
uitgevoerd zooals zij is geschreven, dan
zal men aardige tooneelen zien.
Men weet, dat \olgens artikel 19, de
tekst van die wet, aan de deur van al de
gemeentehuizen en in de voornaamste
plaats van al de herbergen, koffiehuizen,
enz., moet aangeplakt worden.
Die aan deze voorwaarde niet voldoet
zal eene boet betalen, die de 25 fr. niet
mag overtreffen.
Art. 1. Zullen gestraft worden:
a) Met eene geldboet van 1 tot 15 fr., zij
die op straten, pleinen, wegen, in herbergen,
slijterijen van dranken en andere openbare
plaatsen zullen worden bevonden in eenen
staat van dronkenschap, die wanorde, erger
nis of gevaar verwekt voor hun zeiven of
voor anderen;
b) Met eene gevangenzitting van éénen tot
vier dagen en met eene geldboet van 6 tot 15
fr. of met ééne dezer straffen, alleen zij die,
in de voorwaarden van openbaarheid voor
zien bij het litt. A, dronken zijnde, bezighe
den zullen verrichten die voorzichtigheid of
bijzondere voorzorgen vereischen ten einde
hun eigen leven of dit van anderen niet in
gevaar te brengen, alsmede de openbare
ambtenaren in de waarneming van hunne
ambsverrichtingen dronken bevonden.
Indien, hij de_ overtreding, de betichte
drager was van één of van verscheidene wa
pens, zal het vonnis van veroordeeling, voor
een tijdsbestek dat niet over de twaalf maan
den gaan zal, hem het gebruik mogen ont
zeggen van zijne toelating tot het dragen van
wapens.
Deze wapens zullen op den betichte mogen
in beslag genomen worden door allen agent
der openbare macht en de verbeuring er van
zal door het vonnis van veroordeeling kunnen
worden uitgesproken. De betichte is gehou
den die wapens onmiddellijk te overhandigen
aan den agent die het proces-verbaal op
maakt. Indien hij aan die „overhandiging te
kort is gebleven, beloopt hij eene bijzondere
geldboet van 100 fr.
Art. 2. Bij hervalling binnen den tijd van
zes maanden na den dag der veroordeeling,
in de overtreding voorzien bij litt. A van het
1" artikel, zal de betichte veroordeeld wor
den tot eene geldboet van 5 tot 25 fr.
Bij herhaling, binnen denzélfden tijd, van
de overtreding voorzien bij litt. B van het
lc artikel, zal de betichte veroordeeld wor
den tot eene gevangenzitting van zeven dagen
ten hoogste en tot eene geldboet van 11 tot
25 fr., of tot ééne van die straffen alleen.
Art. 3. Bij wederhervalling, binnen de zes
maanden na den datum der tweede veroor
deeling, in de overtreding voorzien bij het
litt. A, van het 1° artikel, zal de betichte
verwezen worden tot eene gevangenzitting
DE TOEKOMST,