gift rekenden, hielden vol en boden
de lijst eene vijfde maal aan. Dan
zegde hun de meid of de zuster van -
den deken, toch eene vrouw, dat
menheere deken en al de andere
priesters op geene lijsten meer in
schreven omdat er eens een bal ge
weest was, dat zij liever al te zamen
inlegden en zelve hunne gift ten hui
ze der ongelukkigen droegen. Daar
mede waren onze Pompiers voor
goed afgescheept, niet alleen bij den
deken, maar zelfs bij de gansche
geestelijkheid.
Wij willen wel hopen dat de onge
lukkige uitgebranden wel gevaren
hebben van onze rijke geestelijken
vooral; men zegt dat zezoo milde zijn.
Ware bet heel onbescheiden eens
te vragen hoe hooge die milde giften
wel beloopen hebben
't Nieuwsbladje moet zulks wel
weten.
DE WET OP BE DRONKENSCHAP.
Het Nieuwsbladje en het Journaltje
hebben schoon te praten, de herber
giers weten wat fraaie wet ze aan de
klerikalen te danken hebben.
Men wil de dronkenschap beteu
gelen J
Maar hoe komt het dan dat ze
.geene confrérie of werkmansgesticht
inrichten of er is eene herberg bij
De eene geestelijke tap verwacht
den anderen niet en men drinkt er
naar hartelust. Moeten wij de schan
delijke nachtbrasserijen herinneren
van de kliek uit zekere straat onzer
stad? Daar hadden ze alles te zeggen
en wij behoeven onze lezers niet ken
baar te maken hoezeer het pluimken
op den hoed daar in eere was.
Maar de wet op de dronkenschap
is nog maar een eerste stap.
Het getal herbergen moet bepaald
en verminderd worden, dat is het
vooruitzicht dat ons reeds beloofd is.
En als men maar zoo of zooveel
herbergen zal mogen opendoen, zul
len de begunstigden een zooveel te
hooger patent moeten betalen.
Zoo dat nog iets goeds kon te weeg
brengen, ware 't nog begrijpelijk,
maar men zie Engeland, waar de
wet zeer streng is, men bespeure
Holland, waar maar zelden de ver
gunning van sterke dranken te ver-
koopen, wordt toegekend; is de dron
kenschap daar minder groot
Gansch anders is het. Nergens
doet het misbruik van sterke dran
ken grootere kwalen ontstaan.
De wet is tegen de herbergiers ge
richt en niet anders; het is wel eene
politieke wraak, eene plagerij die
later zwaar op die klas zou wegen.
Waar er liberale besturen aan 't
hoofd zijn, als hier in IJperen, zal
die wet van geenen dwang vergezeld
worden, maar wee de gemeenten die
onder 't, juk van de klerikalen staan,
daar zal men de menschen plagen ten
voordeele van de herberg van den
pastoor. De tikkenhanen hebben er
natuurlijk niets van te vreezen, die
drinkebroers knippen de katjes in 't
donker.
SNUISTERIJEN.
Het Nieuicsbladje doet meer dan zijn
beste om te doen gelooven dat de heer Bou
quet geen profijt trekt uit ons leerwerkhuis;
ja, het durft zelfs schrijven dat die heer de
werklieden van het leerwerkhuis ten prijze
van groote opofferingen en niet ten zijnen
voordeele heeft laten weven, 't Kan zijn,
maar wij weten toch dat de heer Bouquet
daar over eene ruime fabriek, over volledige
en goed onderhoudene tuigea en over eenen
meestergast beschikt, die daar niet ten zij
nen krste, maar ten koste der stad zijn en
bëstuan. Volgens ons is dat eene heel bevoor
rechte toestand, waarin de heer Bouquet
ver! eerd. Dc andere fabriekanten moeten
hunne gebouwen plaatsen en onderhouden,
hunne tuigen koopen en in goeden staat
houden; hunne meestergasten betalen en dat
alles mephunne eigene centen, terwijl de heer
Bouquet dat alles betaalt met de centen dei-
stad, dus met de centen van u, mij en alle
man. Wij weten niet waarin die groote opof
feringen dan bestaan kunnen.
Het Nieuwsbladje heeft daar eens te meer
appelen voor citroenen willen verkoopen.
Maar dat zal niet pakken. De IJperlingen
zijn zoo dom niet als de Nieuwsbladjes
krabbelaar het wel meent.
Hetzelfde bladje spreekt ook nogeens van
de afschaffing van het leerwerkhuis, door den
heer Vanheule, om zoo te zeggen, ter studie
gelegd; maar het vergeet er wederom bij te
voegen dat die afschaffinge enkel voor doel
had het leerwerkhuis op eene andere leest te
schoenen, het op eenen voet in te richten,
die dat gesticht aan zijne bestemming zal
doen beantwoorden, in een woord, er een
waar leerwerk huis en geene fabriek voor
volwassenen van te maken. En dat is noodig.
Op eene andere plaats schrijft het heilig
papierke nog dat de heer Vanheule dood be
nauwd is van fabrieken. Dat zou eenigzins
kunnen waar zijn, wel te verstaan als het fa
brieken geldt,die op de kosten van stad en ten
voordeele van eenen bijzondere bestaan en
onderhouden worden. De heer Vanheule is te
goede administrateur om dergelijke onge
rijmdheden te kunnen dulden. En dat weten
de kiezers en ze zullen Zondag aanstaande
wel eens toonen, dat zij het weten en dat zij
volle vertrouwen hebben in het liberaal stads
bestuur, waar de heer Vanheule aan het
hoofd staat. Zij zullen eens te meer toonen
dat zij graag hunne belangen zien ter harte
nemen op eene manier, die van gestadige en
onverpoosde omzichtigheid, vooruitzicht en
bestuurkennisse getuigt. Zij zullen in een
woord allen als een man opstaan om de Sur-
monts en konsoorten een nieuw brevet van...
wantrouwen toe te dienen, dat als mostaard
in den neus krinkelen zal. En 's avonds zul
len zij met volle keel zingen, op het air Van-
denpeereboom Surmont te Voormezeele
enz. tot groot vermaak van alle vrijzinnige
lieden, die het met onze belangen wel mee-
nen. Amen.
HOE DE ZAKEN STAAN.
Onder dien titel schrijft het Nieuwsbladje
een lang artikel, waarin niets dan leugens
steken. Meent het misschien dat zijne eigene
lezers onnoozel genoeg' zijn om te gelooven
dat het de liberale partij is, diebouwvallig
en deuzelachtig is Dat het zich geene
illuzies make. Het liberalism is nog nooit
kloeker en eendrachtiger geweest om tegen
den vijand van licht en vrijheid, het klerikaal
monster ten strijde te trekken. Iedereen weet
zulks en het Nieuwsbladje en zijne bazen
beter dan een ander. Dat legt ten andere,
de lange aarzeling uit der klerikale kopstuk
ken, vooraleer eene kandidatuur te willen
aanveerden.
't Zijn ook de liberalen niet, die schrikken
moeten voor onderzoek en alle potjes moeten
gedekt houden.
Zij hebben in alles de ware belangen der
stad nauw ter harte genomen en verdedigd.
Zij hebben alles gedaan wat mogelijk was om
de stadsfinantiën in bloeienden toestand te
houden en terzelfdertijd groote, noodige en
voordeelige werken te doen invoeren, die
aan den werkman werk en dus brood en aan
de neringdoenders eene goede winst ver
schaften en nog verschaffen zullen. Wij heb
ben de mooiste voorlanden of trottoirs, die
men wenschen kan; onze'straten en openbare
plaatsen zijn effen en goed gekasseid; het
beste der waterstelsels is bij ons uitgevoerd
en levert ons, zelfs binst de langdurigste
droogten, overvloedig, goed en gezond water;
de gaz is veel verbeterd en een vierde afge-
slegen; onze onderwijsgestichten zijn in vollen
bloei en werpen de beste vruchten af; een
veertigtal duizend franks werden dezen zomer
verteerd om aan het werkvolk werk te geven
en nieuwe bouwgronden aan te leggen, die
zeer veel opbrengen zullen, meer dan genoeg
om de geringe stadsschuld heel en gansch
uit te betalen en die daarbij eene onuitputte
lijke bron van werk voor alle ambachten en
van winst voor alle neringdoenders worden
moet; eene ruime overdekte markt hebben
wij, die vele groote steden ons benijden. Dat
alles en nog honderd andere even goede en
nuttige dingen meer hebben wij aan ons wijs
en vooruitziend liberaal bestuur te danken
en dat zonder de minste lastenverhoöging.
Dat men eene enkele klerikale stad opnoe-
me, waar men dat alles heeft en kan uitvoe
ren zonder hard op de beurs der lastenbe-
taalders te kloppen? En nogtans is IJperen
de minst belaste stad van gansch het land.
Zeker, hier staan de zaken goed voor de
liberalen. De verstandige bevolking houdt
er nu meer dan ooit sterk aan haar omzich
tig en wijs liberaal bestuur te behouden en
op nog steviger grondvesten te doen steunen.
Alwie het met de openbare belangen wel
meent, alwie aan een goed, degelijk onder
wijs voor zijne kinders houdt, alwie zijne
moederstad geerne weeldig en in bloeienden
toestand ziet, zal als een man stemmen voor
de gansche liberale lijst en den 16 October
zal voor hen allen een dag van innige vreug
de zijn, omdat zij de gelegenheid zullen ge
had hebben met hunne stem het liberaal
bestuur, dat alles met zooveel overleg; en
omzichtigheid beheerd, te bekrachtigen en
in stand te houden. Eene verpletterende
meerderheid zal het aandeel onzer liberale
lijst zijn en de klerikalen zullen eens in het
zand bijten, dat zij er voor goed hunnen buik
zullen vol van hebben.
Maar voor wie de zaken zeer slecht staan,
dat is voor de klerikale lijst, voor de gewone
huize slepers.
Zij moeten voor onderzoek en licht beven,
want als men de beloften, die zij in 1884 ge
daan hebben, nagaat en onderzoekt, wat er
van al die mogelijke en onmogelijke beloften
geworden is na, driejaren klerikaal gouver
nement, dan daalt hun politieke barometer
zoo verschrikkelijk leege, dat hij staat om
op 16 October naast eenen tuimelpert te ma
ken, gelijk men er nooit geenen zal beleefd
hebben.
Zij zullen schoon te schreeuwen hebben
tegen de zoogezegde overdreven schooluitga
ven, men zal hun antwoorden dat in de ge
meenten, waar zij meester zijn het onderwijs
nu twee en soms driemaal zooveel kost als
vroeger.
Schreeuwen zij tegen de militaire lasten
gelijk over drie jaar men zal hun vragen
waarom zij dan de onrechtveerdige reserve
gestemd hebben, die de jongelingen 3 jaar
langer onder dienstbedwang houdt en meer
dere uitgaven vergt; waarom zij de 100 mil
joen voor nieuwe, onnoodige forten, wape
ningen enz., enz. gestemd hebben en nog
duizend andere zware uitgaven meer.
Tieren zij tegen de rechten op den tabak,
men zal hun vragen, waarom die rechten nu
nog niet afgeschaft zijn.
Spreken zij van den landbouw te redden,
men zal hun vragen waarom de grondlasten
op de landgoederen veel te zwaar blijven en
waarom men geene enkele wet gestemd heeft
ten voordeele der boeren
Roepen zij van hunne genegenheid voor
de werklieden, men zal hun vragen, waar de
democratische wetten zijn, die zij gestemd
hebben en waarom zij dan nog het klein
stukje vleesch van den werkman belasten
In een woord, men zal hun vragen waarom
zij met al hunne holklinkende beloften van
over drie jaar in volledige bankroet zijn.
En men zal hun doen inzien dat zij onmo
gelijke mannen geworden zijn, die enkel nog
op een stuk leder onder hun steertebeen
mogen rekenen en op eene meter lange huis
op Zondag aanstaande.
Loontje zal komen om zijn boontje. Amen.
DE SOCIALISTEN.
Ze hebben geroepenJVeg met de ko
ning Zal dil nog lang blijven duren vra
gen onze clericale belhamels?
Wel vriendjes, maakt u zoo boos niet
en begint met zulks te zeggen waar en wie
zulks geroepen heeft.
Ondertusschen zullen [wij u doen op
merken dat in 1884, toen de Koning, na
de gemeentekiezuigen, de fanatieke volks
haters Jacobs en Woeste, verzocht het mi
nisterie te verlaten, de katholieke zuige
lingen der Alma-Mater in opstand ge
raakten en in de Leuvensche slraten meer
dan eens Weg met den Koning riepen.
Zou men die mannetjes dan ook moe
ten muilbanden hebben
Dit waren nochtans geene werklieden
maar wel burgersjongens door papen op
gekweekt en door u onderwezen.
DE PASTOOR
ZOOALS HIJ ZOU MOETEN WEZEN
EN ZOOALS HIJ IS.
Over langen tijd leefden de goede her
ders. Dat was de tijd dat de jesuiten nog
over de geestelijkheid niet heerschten en
haar nog hunne driften en hunne verregaan
de lust tot twist niet hadden doen inzwelgen,
In dezen gezegden, ouden tijd, sprak men
met genoegen over den buitenpastoor, zoo
lieflijk door Lamartine afgeschetst en die
heden mag aanzien worden als de woudgod
der oorlogsmannen die het bisdom, ingege
ven door Loyela, de gewoonte heeft aan het
hoofd der parochie te plaatsen.
Lamartine schreef
In elke gemeente is er een man die tot
geene familie behoort, maar die van ieders
familie is, die men als getuige, als raad
of als agent roept in de plechtigste oogen-
T) blikken van het burgerlijk leven; zonder
den welken men niet kan geboren worden
of sterven; die den mensch neemt van aan
den schoot zijner moeder om hem slechts te
laten aan het graf; die de wieg zegent en
wijdt het huwelijksbed en de doodkist. Een
man die de kleine kinders beminnen, ver-
eeren en vreezen; die de vreemdelingen
vader noemen; een man, aan wiens voeten
de kristenen hunne innigste wenschen ko-
men uitstorten, hunne geheimste tranen;
een man, die door zijnen staat de vertroos-
ter aller ellende van ziel en lichaam is, de
verplichtende bemiddelaar van rijkdom
n en armoede, die aan zijne deur beurte-
lings de rijke en de arme ziet aankloppen;
de rijke, om hem de geheime aalmoes te
geven; de arme, om ze zonder blozen te
ontvangen, die, tot gaene sociale rang be-
hoorende, van elke klas is. Hij is van de
arme klas, door zijn armoedig leven, en
n dikwijls door de nederigheid van zijne ge-
boorte; tot de hoogere klas door zijne op-
n voeding, zijne geleerdheid, de verhevend-
heid zijner gevoelens die eene wijsgierige
v religie ingeeft en voorhoudt; een man, ten
ti laatste, die alles weet, die het recht
heeft alles te zeggen en wiens woord het
oordeel en het hart raakt met de meester-
schap eener heilige zending en de macht
van het geloof.
Zoo dit merkweerdig portret
nog dit ware onzer hedendaagsche buitenher
ders, en zelfs onzer stadspastoors, mogen
we verzekeren, dat ze slechts overal vrien
den zouden hebben, en dat de liberalen, met
wien de allerbest zouden overeenkomen, er
eene gewetenszaak zouden van maken ze in
hunne missie van vrede en liefde te storen.
En dan zou in ons land een waar gouden
tijdstip heerscben. Geene verdeelingen,geene
twisten meer.
Elk op zijne plaats de pastoor aan zijn
heillig werk en in zijne kerk; de burgemees
ter in het stadhuis
In dit verre tijdstip, waarvan wij eene
herinnering hebben aangehaald, hield de
geestelijkheid zich, opzichtens de politiek,
aan deze wijze omzichtigheid, door eenen
kerkvoogd aangeprezen.
Wat mijn bisschoppelijk leven aangaat,
zegt hij, ik ben immer vreemd gebleven
aan de politiek.
Voorzeker blijf ik niet belangleos aaa
de zaken van mijn land, en ik geloof dat
men den priester de uitoefening van dat
>1 recht van burger niet kan betwisten; maar
ik geloof dat, te midden der onverstaan-
baarheid der partijen die ons vaderland
verdeelen, de ministers van eerediensten
wijselijk handelen alles te vermijden wat
n hunne heilige zending waartoe ze geroe-
pen zijn tot welzijn van iedereen, in gevaar
kan brengen.
En de prelaat gaf dien blijk dat, in eene
stemming waar de kandidatuur verpand was
van een man die zich als ultramontaansche
katholiek uitgaf, hij, bisschop, zich met mets
had bezig gehouden.
Is er nu nog in gansch ons België één bis
schop die hetzelfde zou kunnen zeggen
Hebben we niet laatstmaal een bisschop
in het strijdperk zien treden, en als een ge-
meene gazetschrijver, onder vorm van man
dement een hatelijk artikel zien schrijven te
gen al de liberale kandidaten.
En als een bisschop dergelijke voorbeelden
van politieke driften geeft, hoeveel pastoors
zijn er dan wel die de juiste mate kunnen
houden?
We kennen er, maar weinig, zeer weinig,
gaarne zouden we ze noemen, gaarne zou
den we aan hun gedrag den lof geven die het
verdient, we zouden kunnen zeggen dat het
slechts met de vrees in het hart en met het
bisschoppelijk bevel in den zak is,dat ze naar
de stembus gaan.
Maar om niet op hunnen persoon de bis
schoppelijke wraak te roepen.
Zwijgen we dus uit voorzichtigheid. Die
goede priesters weten len minste dat ze
geerie onverzoenlijke vijanden onder de Jibe-
len hebben.
De bisschoppelijke gunsten zijn in onze
dagen voor de meest roepende, de oorlogs
zuchtigste, de hitsigste; en onder dit opzicht
ontbreken de voorbeelden niet, zoowel te.
IJperen als in de gemeenten.