Van alles wat
reninghelst,
MENGELINGEN.
Sterfgevallen:
Van Haverbeke, René, 29 jaren, zonder
beroep, ongehuwd, Lange Thouroutstraat.
Everaert, Petrus, 31 jaren, rondleurster,
echtgenoot, van Maria Dereuck,Elverdinghe-
straat.
Kinderen beneden de 7 jaren:
Mannelijk geslacht, 1; Vrouwelijk id. 0.
den 25" October 1893.
Beminde lezers, over een groot jaar deed
Baasstok een wonder sermoentje op de zon
daars en de zondaressen. Al kwaad zijnde
zeide hij dat het al hunne schuld was dat God
straffen zend naar Reninghelst en, dat de
goede er zoowel van krijgt als de kwade.
Eenige weken nadien zoud God eene straf
en vaagde ons dik Baasje in de grond en, de
peze van de rechtere bil sprong in tweeën.
Men leidde hem naar huis en men riep ver-
schillige doktoren bij hemmen haalde de
twee gebrokene einden bijeen en knoopte ze
in 6enen knoop; zoo dat Baasje's eene been
langer is gebleven dan 't andere.
Heel goed, Baasje, maar hoort |'nen keer
wat Jan daarop schrijft, omdat zijne lezers
zouden kunnen oordeelen over al uwen Hau
wen praat.
Lezers, den eersten plicht dat de gekruinde
hemelmannen ons geleerd hebben is, dat wij
moeten gelooven dat God almachtig in den
hemel is, op de aarde en op alle plaatsenden
dat hij alles hoort, ziet, weet en kan. Indien
het al waarheid is, dat God zoovele gaven
bezit, zou hij zeker wel bekwaam zijn om de
verdiende alleen te straffen, zonder de brave
te hinderen, of het zijn toen al leugens dat ze
ons wijsmaken.
Over drie weken sloeg grooten Pé eene
depeche naar Baas dat ons heer en zijnen
zoon bezig waren met eene straf te regelen
om te zenden naar Reninghelst, en verzoekt
hem te willen opletten. De straf volgde de
dépeche en, viel op de beste vrienden van
Baas. De eerste zorge dat hij nam voor hij
vertrok, was eene chieke tabak dat hij in
zijnen mond stak om de gezondene strat
niet te vangen, als Baas daar kwam, waren
de zieken boven, konden niet beneden ge
bracht worden en zijn bezoek was van niet.
Als het alzoo is, zegde hij, ik ga er van
door. En vertrok al knabbelen naar de Zeve-
kote om grooten Lowy te spreken over het
maken van eenen nieuwen spreekstoel of
gewijde kuip. Baas doet het voorstel van een
fruitseroopvat te placeeren tot verder order.
Ja, baas, zegde grooten Lowy, dat kan
gemakkelijk gedaan zijn, men zaagt een ge
deelte van het gat af, men neemt de duigen
uit de hoepels, kapt men in tweeën en men
slaat ze over met een plankje van boven zal
hij daar staan gelijk een prente.
Hewel, antwoord baas. het is goed en
voor Zondag moet hij er staan en vertrekt
met zijnen hoed in de nek.
Iedereen verlangde op de plaatse te zijn,
eer het Zondag was om dienen raren stoel
der waarheid te zien. De uur was gekomen
dat baas in 't vat ging sukkelen, hij was er
met moeite in en het volk begon zoo bertelijk
te lachen nog te meer was er eene vrouw
met een klein kindje die van tijd tot tijd ne
keer kraaide en die het volk nog veel meer
deed lachen, al met ne keer schiet baas in
eene gramschap en schreeuwde Zijt gij niet
beschaamt van te lachen meteen kind
Het lachen nam nieuwen moed zoodanig
dat geheel het groot huis daverde, dat baas
kwaad uit het vat sprong en weg liep.
Te kermis voelde baas dat hij zoo vet
kwam ging zijn werk zelf doen, gaf den pa
ling zijne acht dagen op en hij mochte gaan
reizen. Dit is gedaan uit gierigheid, het is
onmogelijk, dat hij zijn werk doe, hij heeft
acht dagen noodig om tien minuten ver te
gaan en daarbij geplakt met eenen zieken
Ekster. Eenige weken later kwam Nddevan
't stukje ziek en hadde eene reiskaarte noo
dig, den Ekster was niet t' huis, baas stok
die moeste smooren of zij moeste vijftien da
gen wachten en den dienen van de Clytte en
durfde zijn meissen niet alleen laten en wat
een duivel is dat, zei Lowy, wij zullen allichte
de zieken moeten t' huis dragen om hunne
schoenen te tatsen.
Nu. Reninghelstnaars, dat gaat nu beter,
hé, onzen vetten paling is hier weer om den
Ekster te helpen, maar dienen visch zit in
Jans linker oog.
Tot later.
JAN STRAAL.
Wetenswaardige cijfers. Einde
lijk, na twee en dertig maanden werkens,
zijn de uitslagen der laatste volkstelling over
ons land verschenen.
Wij ontnemen daaraan cle volgende gege
vens betreffende den toestand van Belgie, op
30 December 1890:
Het belastbare inkomen der onroerende
eigendommen is van 157 millioen geklommen
tot 347 millioen.
Belgie telt 1,142,088 buizen. Het getal in
woners per buis vermindert in aide gemeen
ten, behalve in Brabant waar de uitzonde
ring zich verklaart door liet bouwen,te Brus
sel, van groote huizen welke in kwartieren
verhuurd worden.
Men telt voor 100 woningen: in Brabant,
139 gezinnen; in de provincie Luik, 129; in
de provincie Antwerpen, 118; in de andere
provinciën 102 en 99.
Het land telde in 1890,1,241,000 inwoners
meer dan in 1806. Van 18S9 tut 1890, over
treft de vermeerdering der bevolking 20
voor de provincie Antwerpen, 12 voor de
provincie Luik en voor Brabant. Er zijn 206
inwoners per 100 hectaren oppervlakte.
Er zijn meer vrouwen dan mannen in de ge
meenten van meer dan 5000 inwoners, in de
andere min. Voor het geheele land is het
getal .mannen.en vrouwen, nagenoeg gelijk.
De inwoners in vreemde landen geboren,
worden eiken dag talrijker; in 1886 waren
er 98,000 in 1889 113,000; in 1890, 171,000;
daaronder telt men 38,367 Duitschers,64,800
Franschen, 4,102 Engelschen,9,266 Luxem
burgers, 47,459 Hollanders, 1,207 Italianen,
44 Grieken, 101 Afrikaners,72 Argentijners,
24 Aziatiekcn, 9 Chinezen en 12 Japaneezen.
Het zijn de Duitschers die het meest ver
menigvuldigen.
Iets zonderlings: men heeft vastgesteld dat
er meer belgische vrouwen dan mannen in'
het buitenland geboren worden 26% en meer
vreemde vrouwen dan mannen, in Belgie.
Voor de taalkwestie geeft de statistiek de
volgende cijfers:
In 1880 waren er in Belgie: 2,230,316
inwoners die niets dan fransch spraken;
2, 485, 384 die niets dan vlaamsch spraken;
423, 752 die de twee talen spraken.
In 1890 waren er: 2,485, 072 die niets dan
fransch spraken; 2,744,171 die niets dan
vlaamsch spraken; 700,997 die beide talen
spraken. Dit laatste cijfer is dusgeklommen.
In de gemeenten van meer dan 5000 inwo
ners zijn er 1,788,585 inwoners die kunnen
lezen en schrijven: 1,106,109 kunnen het
niet; in de gemeenten van min dan 5000 in
woners kunnen 1,997,054 lezen en schrijven,
1,177,573 kunnen het niet. Totaal:3,785,639
die kunnen lezen en schrijven 2,283,682 niet.
De grootste verhouding is in Luxemburg
77 geleerden,de kleinste in Oost-en West-
Vlaanderen, 55
Deze beide provinciën zijn ook door eu
door katholiek!
De vrijmetselaars. Men weet dat er
van de vrijmetselaars allerhande historiën wor
den verteld wat er gebeurt bij hunne aanvaar
ding in de logewat proeven zij moeten door
staan en wat de bijzondere teekenszijn waarvan
zij zich bedienen.
Zoo vertelt men ons bet volgende van zekeren
kleermaker, die. men zegde vrijmetselaar te
zullen maken. Eenige kluchtspelers deden hem
de volgende proef ondergaan Hij moest om
tien ure des avonds, in elke hand eenen kalsci-
sleen dragende, twee maal over den markt Ioo-
pen. De man deed het, maar liep tegen een der
pilaren van 't Nieuwwerk dat hij bloede uit neus
en mond, ofzijr.e vrienden lachten.
Eene andere maal, was het een goudsmid,
ofschoon welstellend, die gaarne voor niet at eu
dronk of op reis ging, welke men wijsmaakte
dut dc framagons als zij op reis gingen, aan
het winket maar een teeken te doen hadden, zij
van den bediende een spoorwegkaarlje aan hal
ven prijs kregen. Het teeken bestond in zich
met den wijsvinger der rechterhand gestadig op
den neus te krabben en terstond was men be
diend.
Do goudsmid begaf zich naar de statie, vroeg
een kaartje voor Brussel en legde den helft van
den prijs, terwijl hij zich gestadig den neus
krabbelde.
Er is de helft te kort, zegde de bediende.
De goudsmid antwoordde mets, maar krab
belde van langs om meer, tot dat de bediende
ongeduldig werd en een werkman belaste, den
goudsmid, die hij voor een krankzinnige nam,
buiten te steken.
De kluchtspelers, die het spel op touw gezet
hadden, stonden alles af te zien en lachten z;ch
bijna kreupel.
Dienstbode-fierheid. Eene dame zegt
aan haren koetsier, die zich zat te vervelen een
brood bij den bakker tc gaan halen.
Mevrouw, zegt de knecht, dat is mijn
werk niet.