Vaart van de Lei
naar de Yperlée.
Volksgezind weekblad der Vrijzinnige Vereeniging van Yper en het Arrondissement.
Donderdag, 4" Januari 1906.
5 centiemen.
Tweede jaar. l\r 8.
Eendracht maakt Macht.
Verschijnende des Stonderdays.
Vires acquirit eundo.
INSCHRIJVINGSPRIJS:
Voor den buiten: Een jaar, Fr. 3-00.
Voor stad Een jaar, Fr. 2-50.
Men handelt bij overeenkomst.
Men schrijft in bij den Uitgever, bixinudestraat, nr 83, te Yper. Ue aankondigingen van
gansch België en 't buitenland evenals de Notariale en Rechterlijke aankondigingen mogen
gezonden worden ten bureeie van dit blad. Men wordt vriendelijk verzocht alle hoege-
naamde artikels uiterlijk tegen üijnsdag middag vrij en onderteekend toe te zenden.
Redevoering van Af Nolf.
M. Nolf heeft in den loop der be
spreking van de begrooting van 's lande
middelen een amendement neergelegd
van den volgenden iDhond
Amendement voorgesteld
door Af. Nolf.
Wij stellen voor in te schrijven op
de begrooting een artikel 23bis, opge
steld in de volgende termen
Vaart van de Lei naar de Yperlée.
Oneigeningen en werken fr. 250 000
Ernest NOLF.
A. BUYL.
G. LORAND.
Redevoering van AI. Nolf
Ik denk het amendement te ontwik
kelen dat ik kom neêr te leggen eD dat
voor doel heeft eene som van 250.000
fr. op de begrooting te brengen om tot
de voltooiing der vaart van de Lei naar
de Yperlée te geraken.
In 1899, het is te zeggen korts vóór
de wetgevende kiezingen die moesten
plaats hebben in het arrondissement
Yper iu 1900, stelde Ae Regeerfng zelf
zulk crediet voor, op welk zi] maar
eene som van 100 fr. verteerde. Ge
lach en icitroepingen links)
M. Liebaertminister van spoorwe
gen, posten en telegrafen. Het cre
diet is geldig voor drie jaren.
M. Nolf. - Het is niet mm waar dat
men het ingeschreven h<?eft op de be
grooting korts vóór d« kiezingen.
M. Lorand. Het is elf jaren dat
men er zich nie* vaü bedient.
M. Liebaerti mini-ster van spoorwe
gen, posten en telegrafen. Een zui
ver samentreffen, gij moet uwe inzich
ten op de anderen niet toepassen.
Nievw gelach links).
M Masson. Men leent maar aan
dar rijke.
M. Nolf. Eens de kiezingen voor-
hijhet crediet verdween van de be
grooting om er maar weer op te ver
schijnen in 1902, nog een jaar van
kiezing.
Zooals in 1899, werd het crediet uit
de begrooting geschrapt, zoodra de
kiezing voorbij was het werd zelfs
oiet ontginnen.
MBuyl. Ziedaar de parade.
M. Liebaert, minister van spoorwe-
K°n. posten eu telegrafen Indien
het een kiescrediet ware geweest, ware
er iets beter te doen geweest dan het in
le schrijven, men zou het verteerd
hebben
MBuyl. Men heeft het niet ver
leerd, om het opnieuw te kunnen voor-
stollen korts vóór andere kiezingen
M Bertrand Het was een kiestruc.
if. Nolf Heden stellen wij de
herinschrijving voor van het crediet
°P de begrooting. Wij vragen aan de
£egeering zich bij ons amendement aan
sluiten. Wij vragen haar vooral de
yorbintenis te nemen het toekomende
Jaar reeds de werken te beginnen.
Mijn hoeren, de Kamer kent de ge
schiedenis onzer vaart. Zij heeft me-
Digmaal verteld geweest in deze ver
gadering. Ik wil niet herbeginnen.
Ik zal niet meer aandringen op de
'°ordeelen welke onze streken zoudeu
'kken met verbonden te zij n door eeD
®0or recntstreekachen bevaarbaren
eg dan da bestaande wegen, aan de
'jverheidscentrums van Henegouwen
en aan de haven van Oostende en van
Nieuwport.
Dit alles zou niet kunnen weder iu
bespreking gebracht worden.
De eenige vraag die gesteld wordt is
te weten of de Regeering, die tot nu toe
7.000 000 fr. verteerd heeft voor de
werken der vaart, denkt dit kapitaal
langer onvruchtbaar te laten
Want het is wel daar de som op wel
ke de uitgaven gerekend waren, welke
in 1893 gedaan werden, datum op wel
ken de werken verlaten zijn geweest,
zonder de verloren intresten te rekenen
sedert dien.
Dit is een staat van zaken die niet
zou kunnen blijven duren, een weinig
goeden wil ware, overigens, voldoende
om er een einde aan te stellen
De vaart is, gelijk gij het weet, ge
dolven op geheel haren doorloop de
bruggen en de sluisen bestaan er blijft
over: 1° de herbouwing van den (tun
nel) of onderaardschen gang die in de
gracht van Hollebeke gevestigt is ge
weest en die in 1893 ingevallen-is 2°
de herstelling der hellingen die gedeel
telijk ingestort zijn.
De gracht van Hollebeke is gevestigt
op de scheidingslijn der kommen van
de Lei en van den Yzer, zij is omtrent
3.000 meters laügeen tunnel bevindt er
zich op het toppunt onder eenen weg.
De tunnel is er gebouwd geweest om
grootste diepte heef t en waar bij gevolg
de hellingen zich het moeielijkst hou
den.
De gracht loopt dwars door slechte
gronden, samengesteld uit kleiaarde
en de hellingen storten in onder de
werking der inwendige wateren.
Ik begrijp zeer wel dat na de instor
ting van den tunnel in 1893 en de
instortingen die in de gracht ontston-
den omtrent hetzelfde tijdstip, eene
onderbreking der werken noodlottig
was. Men moest de oorzaak der misre
keningen opzoeken.
Maar twaalf jaren zijn verloopen
sedert dien tijd, twaalf jaren besteed
aan de studie, indien meD de ministers
moet gelooven die elkander opgevolgd
hebben in het departement van open
bare werken, en het bestunr van brug
gen en wegen zou er nog met in gelukt,
zijn het vraagstuk op te lossen. Ziedaar
wat onaanneemlijk is.
Het zal voldoende zijn de ministe-
riëele verklaringen te herinneren, ge
daan sedert 1893, om ons er van te
oveituigen.
Den 10 J uni 1896, drukte dé achtbare
heer De Rruyn, toen minister van open
bare werkeD, zich uit als volgt
Ik heb den heer ingenieur Froidure ge
last de middelen te gaan bestudeeren die in
Frankrijk gebruikt zijn voor het droogma
ken en het behoud der groote grachten
overeenkomstig met deze der vaart van de
Lei naar d'Yperlée. Ten gevolge zijner zen
ding heeft deze ingenieur een zeer volledig
verslag opgesteld dat mij binnen kort zal
toekomen en waarin hij, zijne voorstellen
zal aanbieden voor de herneming der wer
ken. Die voorstellen, evenals deze der her
neming van den hoofdingenieur Demey
zullen onmiddelijkonderworpen worden aan
het onderzoek van het bestendig comiteit
der bruggen en wegen. Zoodra dit comiteit
zijn advies zal doen kennen hebben, zal ik
de gewenschte onderrichtingen geven aan
den bevoegden 'dienst. Ik hoop dus in staat
te zijn de werken te doen hernemen in eenen
betrekkelijk korten tijd. Wat den tijd van
waarnemen aangaat, hij is geëindigd.
Twee jaren later, den 5 Mei 1898, voegde
de achtbare heer De Bruyn er bij
De studiën betrekkelijk de voltooiing
der vaart zijn met neerstigheid voortgezet,
maar het geldt moeieiijke dingen en bijge
volg lange studiën. Ik hoop dat deze zullen
geëindigd zijn zoo niet omtrent het einde
van het loopende jaar, ten minste in het be
gin van het toekomende jaar en de Regee-
■'iiïg zal aan de buitengewone begrooting
van 1899 een eerste crediet vragen om de
werken te hernemen.
Een crediet van 250,000 fr. werd inder
daad gebracht op de buitengewone begroo
ting van 1899, maar/gelijk ik de gelegen
heid gehad heb het te zeggen in 't begin,
op dat crediet, ingeschreven korts voor de
kiezingen van 1900, werd er maar een som
van 100 fr. verteerd.
Op de begrooting van 1901 was dat cre
diet verdwenen ik stelde zijne wederin-
schrijving voor bij middel van een amende
ment.
Ziehier in welke bewoordingen de acht
bare heer de Smet de Naeyer er zich tegen
verzette
Ik moet de Kamer verzoeken dat amen
dement niet aan te nemen.
Er is geene kans de studiën te zien ein
digen vóór zes maanden van hier. De in
schrijving van een crediet op de begrooting
in bespreking ware dus nutteloos, maar ik
beloof geerne aan de achtbare afgevaardig
den van Yper te trachten de vaart van de
Lei naar d'Yperlée uit den waarnemings
toestand te doen treden waarin zij sedert
lang zich bevindt.
Ik zal zelf het crediet aan de Kamer vra
gen dat noodig zal geoordeeld worden.
Het amendement, in stemmen gelegd bij
zitten en opstaan, werd aangenomen.
Met de aankomst van M. de Smet de
Naeyer, aan het hoofd van het departe
ment van openbare werken, hadden wij dus
g-cgTjanr; dc achtbare minister in
zijne verklaring, bracht ons inderdaad terug
tot den waarnemingstoestand, welken de
achtbare heer De Bruyn gezeid had geëin
digd te zijn in de zitting van 10 Juni 1896.
{Nieuw gelach, links.)
Alleenlijk was er eene belofte in het ant
woord van M. de Smet de Naeyer het was
van het crediet te doen inschrijven zoohaast
het oogenblik zou gekomen zijn.
Dat oogenblik liet zich niet wachten. In
1902, waren er wetgevende kiezingen in
het arrondissement Yper en M. de Smet
deed het crediet weder op de begrooting
brengen.
Gedurende de bespreking der begrooting
van openbare werken, veroorloofde ik mij
te vragen aan den achtbaren minister, in
de zitting van 30 April 1902, of men moest
besluiten uit de inschrijving van het crediet
in de begrooting voor 1902. dat de studiën
voleind waren, dat de vaart uit den waar
nemingstoestand getreden was en dat de
werken seffens zouden hernomen worden
Mijn achtbaren collega van Yper, M. Co-
laert. kwam er tusschen om mijne vraag te
ondersteunen.
Voor alle antwoord liet M. de Smet ons
weten dat hij ons zou antwoorden in de be
spreking der buitengewone begrooting en
wanneer die begrooting in bespreking
kwam, repte hij'geen woord.
De antwoorden die ons in het vervolg ge
daan werden, toonden genoegzaam dat de
minister geen ander doel had gehad met het
crediet in de begrooting van 1902 te schrij
ven, dan zich aan eene kiesparade over te
leveren.
Inderdaad, den 4 Mei 1904, kondigt hij
aan dat hij niet wanhoopt te gelukken maar
dat hij de stellige verbintenis niet kan ne
men. wat aangaat het tijdstip van de her
neming der werken.
Den 24 Januari 1905, op eene vraag die
ik hem gesteld had, antwoordt hij dat de
Regeering niet zal kunnen doen overgaan
tot de voltooiing der vaart dan wanneer zij
zal weten waaraan zich te houden over den
aard der uit te voeren werken.
Eindelijk, den 4 Augusti 1905, verklaart
hij datdat de voltooiing der vaart van
de Lei naar de Yperlée voortdurend het
voorwerp is der studiën van het bestuur van
bruggen en wegen, maar dat het nog geene
oplossing gevonden heeft die de onmidde-
iijke herneming der werken toelaat.
Het was dus om de openbare denkwijze
te misleiden, dat het crediet van 250,000 fr.
ingeschreven werd op de begroeiing van
1902 even als het ingeschreven werd in
1899, insgelijks korts vóór de wetgevende
kiezingen in het arrondissement Yper.
AANKONDIGINGEN
Aankondigingen 15 c. den drukregel.
Reklamen 25 c.
Rechterlijke aankondigingen 1 fr. id.
Maar wat te denken van die uitstellen
die opklimmen tot 1893
Indien, gelijk de ministerieele verklarin
gen het zeggen, het bestuur van bruggen
en wegen de kwestie ernstig bestudeert,
moet men er uit besluiten dat het onbe
kwaam is het vraagstuk op te lossen.
Indien het zoo is, waarom zou men zijne
toevlucht niet nemen tot eenen oproep tot
aannemers
Ik kan u verzekerenMijnheer de minis
ter, dat gij aannemers zult vinden om de
werken te voltooien en er de goede uitvoe
ring van te verzekeren.
Maar ik weiger te gelooven dat het be
stuur van bruggen en wegen onbekwaam
zij de werken tot een goed einde te leiden.
Voor de eer onzer ingenieurs, verkies ik
aan te nemen dat de niet voltooiing onzer
vaart moet en niet kan toegeschreven wor
den dan aan den kwaden wil der Regee-
ring.
Voor het bouwen van den tunnel, zijn er
geene moeielijkheden. De tunnel is 300 me
ters lang 100 meters hebben begeven, 200
meters wederstaan. Welnu, het zijn de 200
meters die laatst gebouwd geweest zijn en
voor dewelke men sterkere afmetingen van
metselwerk voorzien heeft, die recht blij
ven. Voor dezen is de proef gemaakt, aan
gezien zij sedert 1893 zich niet verroerd
hebben. Het zal dus voldoende zijn de IOO
meters te herbouwen die ingestort zijn, met
hun de werkmanieren van vastwording
toe te passen die gebruikt zijn geweest voor
het laatstgebouwde deel van den tunnel.dat
sedert twaalf jaren vastblijft, terwijl het
eerste deel begeven heeft na een korten tijd.
Voor den tunnel zijn er dus geene moeie
lijkheden. Het ernstigste werk is dat wat
vastwording der hellingen betreft.
Verscheidene werkmanieren zijn vooruit
gezet en het bestuur der bruggen en wegen
is in het bezit gesteld geweest van voorstel
len, door M. Froidure, uitmuntenden Inge
nieur, die de werken der vaart in zijne be
voegdheid heeft.
Ziehier hoe hij zich uitdrukt in eene stu
die die uitgegeven is geweest door de
Annalen van openbare werken in 1897
De vaart van de Lei naar de Yperlée, be
gonnen in 1864, heeft tot nu toe niet kun
nen uitgebaat zijn, ter oorzaak der talrijke
en aanzienlijke instortingen die zich voor
gedaan hebben aan de groote gracht van
den scheidingswa terloop.
In het aanvangen der werken heeft de
vergunnings maatschappij geene ernstigen
maatregel genomen om de vastmaking der
hellingen van de gracht te verzekeren. Ook
hebben de instortingen niet vertoefd zich
voor te doen en de maatschappij in de on
mogelijkheid te stellen de onderneming te
voleinden.
Tijdens de herneming der werken in 1889,
zijn er zeer aanzienlijken van vastmaking
uitgevoerd geweest aan de hellingen der
gracht. Zij hebben ongelukkiglijk de ver
hoopte uitslagen niet geleverd. De instor
tingen hebben zich blijven voordoen en heb
ben zelfs, ten gevolge van de verdieping der
gracht, eene zulke aanzienlijkheid aange
nomen dat de voltoiïngswerken der vaart
eene tweede maal hebben moeten opge
schorst zijn.
Het is in dien toestand dat de heer mi
nister van landbouw en openbare werken
ons wel heeft willen gelasten met ter plaats
de werkmanieren van vastmaking te gaan
bestudeeren in gebruik bij de spoorwegen
van het fransch Oosten.
De grachten dezer lijnen zijn talrijk en
aanzienlijk. Zij zijn gegraven, gelijk de
gracht der vaart van de Lei naar d'Yperlée,
in kleiachtige banken. Ten alle tijde hebben
er zich aanzienlijke instortingen voorge
daan die den gang der treinen belemmer
den en belangrijke herstellingswerken
veroorzaakten.
De ambtenaren die elkander opgevolgd
hebben in de diensten der spoorwegen van
het Oosten hebben zich allen moeten bezig
houden met hét vraagstuk der vastmaking
van de hellingen. Onder hen komen voor de
makers der bijzonderste gekende stelsels
van vastmaking. Namelijk de heeren de Sa-
zilly, Ledru en Bruère, wier stelsels zeer
talrijke toepassingen bekomen hebben.
»De verschillendste werkmanieren, heb-
WEERGALM
«l-o-plc,w4ö 'vr urn arrgTntflfti de