Eene Martelares.
De goede scholen.
Mengelwerk. (13
Eene echte spotternij.
op de I4e vraag gesteld door de middenaf-
deeling der Kamer. Geheel het stelsel is er
in blootgelegd.
Er volgt daaruit dat de keus zelfs gelaten
is in zekere gevallen aan de belanghebben
den tusschen de toepassing der wet op de
pensioenen en deze der statuten van de
Compagnie.
Ik denk dat het de beste is van al de op
lossingen, ook heb ik van wege de belang
hebbenden geene reclamatie nopens dit on
derwerp gehoord.
M. Delannoy. Voor dezen die talrijke
jaren dienst hebben is er een aanzienlijk
verlies dat het niet billijk ware te doen
ondergaan.
M. Liebaert, minister van financiën.
Maar indien de verordeningen der kas van
West-Vlaanderen hun niet voordëelig ge
noeg schijnen, zullen zij de voorkeur geven
aan de wet op de pensioenen in de. voor
waarden welke mijn antwoord op de 14®
kwestie blootlegt, gemeld in het verslag van
de middenafdeeling der Kamer van Volks
vertegenwoordigers
M. Delannoy. Maar zullen zij daarom
stortingen moeten doen
M. Liebaert, minister van financiën
De verzekerings- en pensioenkas der be
dienden van West-Vlaanderen, gesticht
den in Januari 1901, zal door den Staat
overgenomen worden en zal blijven stren-
gelijk dienst doen gelijk in het verledene.
De aangenomenen aan de verzekerings-
en pensioenkas zullen ontslagen zijn bij te
dragen aan de kas der weduwen en weezen
van het ministerie van Spoorwegen, krach
tens de wet zelve der overneming, en 'mits
eene storting te doen door de Compagnie,
zal de Staat aanzien .als aangenomenen, tot
volledige erfgoederen, de ambtenaren en
agenten die ingezien hunnen ouderdom,
maar aangenomen zijn-geweest tot half erf
goed.
In geval van samenhooping van een pen
sioen, zal er van de sommen die toegekend
zijn aan den aangenomen, krachtens de
verordeningen der verzekerings-en pensioen
kas, het vertegenwoordigend kapitaal van
het pensioen afgetrokken worden, waaraan
hij recht zal hebben of dat hem zal toege
kend zijn door toepassing der artikelen 1,3,
4 en 5 der wet op de pensioenen. De over
genomen agenten zullen echter het vermo
gen hebben te verzaken aan het voordeel
dezer wet, indien zij het voor hun voordee-
liger vinden, of voor hunne famillie, uit-
sluitelïjk de rechten weder te eischen welke
de verordeningen der verzekerings- en pen
sioenkas waarborgen.
Ik denk dat het niet mogelijk ware ge
weest beter te doen, met den besten wil der
wereld.
M. Delannoy. Is er geen middelweg
voor wat den pensioensouderdom betreft,
geene uitzondering voor de oude dienaren
M. Liebaert, minister van finaniën.
Wat de oude van het pensioen betreft, ik
heb de maatschappij van West-Vlaanderen,
zoo zeer als de andere begunstigde maat
schappijen hooren bedillen, omdat zij te
lang hare ambtenaren in dienst behield.
Het was, zegde men met het doel eene dub
bele uitgaaf te vermijden het pensioen der
verwijderingen en de vergelding hunner op
volgers.
Het behoud in dienst was afhankelijk de
maatschappij verbond zich geenszins hare
bedienden en ambtenaren te behouden bo
ven de ouderdomspaal aangenomen bij den
Staat. Er zal dus geen nadeel gebracht wor
den aan de rechten dezer agenten met hun
de regels van den Staat toe te passen niets
belet ten andere er zekere middelwegen aan
te brengen onder dat betrek, indien bijzon
dere toestanden dezelve aanbevool.
M y Vandenpeereboom, verslaggevei
'l let pers.«meel der overgenomen lijnen
is altijd met de grootste welwillendheid aan
genomen geweest door de keg< cru n.
zal hetzelfde zijn in het tegenwoordig geval.
M. Delannoy. Het is alles wat ik
vraag.
M Liebaert, minister van financiën.
Ik denk mij te mogen sterk maken voor
mijnen opvolger en zeggen dat, op eene al-
Kemeene wijze de Regeering op het person-
neel der maatschappij van West-Vlaanderen
den leefregel van welwillendheid zal toepas
sen welken de achtbaren heer Vandenpee
reboom aangenomen heeft, toen hij de wet
der overneming van den Grand Central
heeft toegepast en welken ik na hem voort
gezet heb. Zeerwel zeer wel
M. Delannoy. Van het oogenblik dat
men rekening houdt van de verkregen toe
standen, verklaar ik mij voldaan.
De algemecne bespreking is gesloten.
De sprakeloosheid der klerikale
volksvertegenwoordigers van Yper
valt te bemerken.
In de Kamer, is het M. Ernest
Nolf die de zaak van het personneel
van Vlaanderen in de handen neemt.
In den Senaat is het onze stadsge
noot van Waasten, liberale Senator
van Brussel, de achtbare heer Emiel
Delannoy die zich de kampioen
maakt derzelfde zaak en die de mi-
nister-ieele verklaring uitlokt, welke
men komt te lezen.
Indien de bedienden van Vlaande
ren de zaak gewonnen hebben, 't is
aan de liberalen dat zij het zullen ver
schuldigd zijn. (Nota d. R.)
Sinds de verkiezingen van I90i en
1906 is de klerikale partij zoo mach
teloos geworden op wetgevend gebied,
dat zij meer dan eens hare eigen wets-
ontweipen moet intrekken. Vroeger
als zij beschikte over kolossale meer
derheden, kon zij alles naar haren zin
bewerken, gesteund als zij destijds
was door eenen slaafschen aanhang,
die uit vrees voor het socialism, zijne
redding verwachtte van de kier 1 ka
len
Thans verloochenen de klerikalen
hunne eigene leiders, en dit is zoo
waar, dat vele katholieken beweeren
dat de wet op het lager onderwijs, op
bevel der bischoppen gestemd, geene
voldoening geeft aan de ouders, om
dat zij geen vertrouwen kunnen stel
len in de olficiëele scholen.
Indien zulks waar was, zouden de
katholieken eene grove doodzonde
bedrijven zoo zij deze wet niet veran
derden, dit zou voor hen eenen aller-
noodzaaklijkslc plicht mogen hceten.
Maar de klerikalen liegen en bedrie
gen hunne lezers als zij zoo iets uit
vinden De wet moet toegepast wor
den in alle ofïiciëcle scholen, daar
zelfswaar het bestuur liberaal is, daar
Het was eene ramp voor die nederige
agenten.
Op hetzelfde oogenblik nam de Staat voor
zijne rekening zekere lijnen der koolbekken
over en nam ter zelfde tijde de bedienden
over in dienst op deze lijnenwelnu de Staat
maakte geene moeilijkheden, in tegenstrij
digheid met hetgeen de achtbare heer De
lannoy peist om hun de terugbetaling dezer
borgtochten te verzekeren.
M. Delannoy. Zekerlijk er was proces
M. Liebaert, minister van financien.
Het proces kon tegen den Staat niet gericht
zijn die niet verplicht was deze bedienden in
zijnen dienst te nemen hij nam ze vrijwil
lig over ten titel van vriendelijkheid, zooals
hij altijd handelt in geval van overneming en
met ze over te nemen had hij geene verplich
tingen ten hunnen opzichte.
Maar heden geldt het niet bedienden
over te nemen van de Koolbekken de
Maatschappij der Koolbekken, is niet onze
afstaanster, zij is de afstaanster onzer af-
staanster wij zijn niet, als ik het zeggen
mag, in den erfbevoegden graad opdat er in
het Staatshoofd, eene verplichting zij eene
zaak te regelen die dertig jaren oud is,
waaraan het volkomen vreemd is het ware
niet redelijker hem deze verplichting op te
leggen dan te willen, dat het al de slach
toffers schadeloos stelle der Koolbekken,
schuldeischers van alle klassen, omdat dertig
jaren na de gebeurtenis het van eerpe andere
maatschappij de lijnen over neemt welke
de Koolbekken op dat tijdstip exploiteer
den.
Ik heb overigens vernomen dat de Maat
schappij van West-Vlaanderen allerbest ge
schikt is om iets te doen ten voordeele der
bedienden in kwestie, op voorwaarde dat zij
het vrijelijk kan doen, dat men niet beproe-
ve haar te verplichten, en dat zij de ver
dienste hebbe van de milde daad die zij ver
richt.
Zeggen wij als besluiten, indien gij het
wel wilt dat deze zaak den Staat niet aan
gaat, en dat wij te dien opzichte geene
beslissing te nemen hebben. De redevoering
van den achtbaren heer Delannoy is dus
maar de uitdrukking van eenen wensch.
M. Delannoy. Ganschelijk.
M. Liebaert, minister van financiën.
Het zal zelfs de uitdrukking zijn van een
toegelaten wensch, aangezien hij zal ge
daan zijn geweest in den schoot der Hooge
Kamer. (Goedkeuring op verschillige ban
ken.)
M. Delannoy. Indien hij door uw ge
zag ondersteund ware, zou hij eene dubbele
waarde hebben.
M. J. Vandenpeereboom, verslaggever.
Wij zullen hem ondersteunen.
M. Liebaert, minister van financiën.
Gij hoort dat ik er niet vijandig aan ben
maar ik toon mij uiterst omzichtig voor de
reden die ik u kom te zeggen.
Ik denk geantwoord te hebben op de ver
schillige aangebodene bemerkingen en ik
dank op voorhand den Senaat over de een
parige stem die hij zal willen uitbrengen
over dit wetsontwerp gelijk de Kamer.
M. Delannoy. En de kwestie der pen
sioenen, Mijnheer de minister P
M. Liebaert, minister van financiën.
Verschooning, ik vergat die. Ik heb nau
welijks noodig het te zeggen, wij hebben
ons met dat belangrijk punt bezig gehouden
in den loop der onderhandelingen zij is
zelfs eene van deze die de moeielijkste ge
weest zijn om op te lossen ter oorzaak van
de eerst gebeurde datums der instellingen
van voorzienigheid waarmede het net van
Vlaanderen nu begiftigd is.
Ik verzoek den achtbaren heer Delan
noy het antwoord te zien dat ik gedaan heb
XI.
Ik bracht den nacht door aan zijn bed,
bijgestaan door zijne vrouw en door Josiliet
Hij sliep niet. Ue brakingen hadden opge
houden. Daarentegen, eene pijnlijke be
nauwdheid, eénealgemeene verkoeling. Eene
krampachtige samentrekking der keel die
denindruk deed enner brandwonde,ontrukte
hem klachten spijts zijnen moed en zijne
vrijheid van geest.
's Anderendaags 's avonds, deden zich ver
schijnselen van terugwerkii g voor. Zijn op
gezwollen buik werd zeer gevoelig. De
koorts kwam aan de pols sloeg herhaalde
lijk en hevig bezwijmingen kwamen hem
over, gevolgd van ijlhoofdigheid en van ze
nuwachtige krampen. Tweemaal in mijne af
wezigheid, sprong hij uit zijn bed, 'doorliep
het vertrek al schreeuwende. Ongevoelighe
den, gelijkende aan de dood volgden op die
oogenblikken van ovsrprikkeling.
Den derden dag was zijn aangezicht zoo
zeer veranderd, dat het onherkenbaar ge
worden was. De oogen zonken dieper in
hunne holGn, het bovenste ooglid werd
stomp, liirg half neêr en liet maar een ge
deelte meer zien van den oogappel, welks
hornvlies misvormd was. Eene groote ma
gerheid deed de aderen uitkomen en verbeen
de, om zoo te zeggen, dat levende lijk.
Eindelijk, 's morgens van den vierden
dag, verduisterde het verstand, dat tot dan
toe ongeschonden was gebleven bij het lij
den. De uiterste lichaamsdeelen waren ijs
koud. Krampen verwrongen hem de pols
viel stil. Het was de dood, de wreede schei
ding voor ons, dé verlossing voor hem
Welke dag was het
Den II September, ten negen ure
's morgends.
Matheus had Sevigna aanhoord zonder
hem te onderbreken, nu en dan het hoofd
schuddende met zekere verwaandheid, plot
seling de oogen openzettende die een oogen
blik glinsterden achter zijnen gouden neus
nijper, dezelve spoedig toenijpende, de lip
pen samenspannende om wel te doen zien
dat hij begrepen had en da' de gedachten in
menigte toekwamen. Hij stelde vragen aan
zijnen ambtgenoot, hem zekere omstandig
heden nauwkeurig doende bepalen, aandrin
gende op zekere kenteekens. Hij sprak met
korte zinsneden zijne woorden half uitspre
kende, zijn gedacht latende raden liever dan
het uit te spreken, zich eensklaps inhouden
de om in eene mijnering te vallen, welke men
eerbiedigde als zijnde de afgetrokkenheid
van eenen man op wie zware verantwoorde
lijkheden wegen.
Wanneer hij gedaan had met ondervragen
reikte Matheus zijne hand aan Sevigna.
Waarde collega, ik dank u, zegde hij
op vriendelijken toon. Het gerechtzal u dank
weten mijne taak vergemakkelijkt te heb
ben.
Sevigna keerde naar Romaryn terug,
's Avonds, rond 6 ure, op het oogenblik dat
de zon aan den gezichteinder daalde, reed
een open rijtuig door het. dorp, waarin zich
drie mannen bevonden. Het rijtuig hield stil
voor het huis van den meier Pelegrin. De
keizerlijkeprocureur, den onderzoeksrechter
en de docter Matheus stapten er uit
Pelegrin wachtte hen af op den dorpel.
Da procureur vroeg laconisch
Is het ver
Twintig minuten, zei de meier. Indien
gij mij volgen wilt zal ik u tot aan de hoeve
geleiden
Laat ons gaan.
Pelegrin ging vooraan. Boven zijne grau-
weondervest met mouwen, die zijne gewone
kleeding was, had hij eenen blauwen kiel
aangetrokken Hij stopte zijne pijp, bleef
staan achter eenen wilg om ze te ontsteken
en rookte, zonder zich om de anderen te be
kommeren
Wanneer zij de hoeve bereikten, was de
zon ondergegaan, De nacht daalde. Lange
streepen wolken verspreidden zich boven de
bossehen. Er heerschteeene Volkomen stilte.
De procureur klopte op de deur der hoeve,
j enige oogenblikken verliepen. Stappen de
den zich binnen hooren. J osi 1 let verscheen.
Wat begeert gij
Onzen plicht te doen, mijnheer, zei de
procureur, die zijne hoedanigheden deed
kernen
Waarin kon de dood van mijnen oom
het gerecht belangstelling inboezemen en
kan zich niemand aan onttrekken
Ten overige, indien wij de wet van
1879 nog hadden (die door de geeste
lijkheid zoo eerloos werd gelasterd)
dan nog zouden de ouders'volle ver
trouwen in de officiële scholen mogen
stellen.
't ls immers valsch dat de officiële
school ongodsdienstig is valsch dat
de katholieke kinderen er gevaar
loopen hun geloof te verliezen De
openbare school moet onzijdig zijn
men mag er den godsdienst 'niet aan
randen. Onder dit oogpunt bezitten
de katholieken betere waarborgen
dan de andere godsdiensten. Hoe
streng men ook wake, het is algemeen
bekend dat de kinderen, die door
hunne ouders van de godsdienstles
sen zijn ontslagen, nietgansch ontsnap
pen aan den godsdienstigen geest,
die in het ofïiciëel onderwijs onder
alle vormen weet binnen te dringen.
De katholieken kunnen, in de he
vigst liberale steden, geen enkel feit
aanhalen, dat strijdig is met de gewe
tensvrijheid zij kunnen niet bewij
zen dat de geloofsbelijdenissen der
kinderen het minste in de olficiëele
school gekrenkt worden.
Wal hel wetenschappelijk oogpunt
aangaat, daarin ook mogen de ou
ders volle vertrouwen hebben. Het
ofïiciëel onderwijzerskorps biedt, ten
opzichte van zedelijkheid, van opvoe
ding en van bekwaamheid, de beste
waarborgen aan, welke te vergeefs
bij de creaturen der geestelijkheid
kunnen gezocht worden.
Katholieke dagbladen bekennen
het zeiven. De vrije katholieke scho
len moeten in alles onderdoen voor
de officiëelc school, en de katholieke
ouders, die oprecht bezorgd zijn voor
het welzijn en de toekomst hunner
kinderen, zullen de officiëelc school
verkiezen.
Elkeen weet zeer goed dat de kleri
kalen hunne botten vagen aan de
werklieden en kleine neringdoeners,
maar terzelfder tijd durven zij met
deze klassen den spot drijven, en
zulks gaat over zijn hout
En nochtans is dit zoo. Dezer dagen
bad te S' Truiden het ie Congres
plaats der kleine burgerij, en weet gij
wie aan 't hoofd stond van die verga
dering de heeren Hubert, minister
van nijverheid en arbeid, en Helle-
putte, minister van ijzerenwegen en
eerevoorzitter der katholieke boeren
bonden.
Ja, de voorstander der boerenbon
den, welke den ondergang der kleine
burgerij gezworen hebben, treedt
daar op als beschermer der nering-
doeners. 't Is ongehoord, 't is eene
echte spotternij.
den schrik wettigen welken gij in dit huis
zult werpen
Laat mij toe op dit oogenblik uwe
vraag niet te beantwoorden.
Zij waren in eene ruime keuken getreden,
die slecht verlicht was door eene waskeers
welke in een koperen kandelaar stond.
Moet ik.mijne moei verwittigen
Nog niet. Gelief ons te geleiden in on
ze opzoekingen en ons te brengen in de ka
mer waar M. Durant gestorven is.
Zij gingen door twee of drie vertrekken,
traden in eene slaapkamer die met eene ze
kere pracht gestoffeerd was.
Het is hier, zei Josilletmetontroering.
Door een zonderling toeval was het uur
werk stilgevallen, alsof de tijd hadde wil
len aanwijzen dat zijn akelig werk vol
bracht was in deze plaats waar hij liet laat
ste uur van Durant met de punt van zeissen
kwam te teekenen. De kamer had de wan
orde bewaard van het oogenblik dat de pach
ter afgelegd was geweest. Half gevulde kop
jes, die geneesmiddelen bevatten fleschjes,
lepéls linnen, lagen door elkaar. Het beu
was niet opgemaakt aan het hoofdeinde)
eene bid plank met een gebedenboek.
In den versten hoek had men een tafeh)e
geschoven, gedekt met een wit tafellaken
waaropeen kruisbeeld en een wij water po
stonden, waarin een verdroogd palmtakje
stak.
Wordt voortgezel-)
VERVOLG.