Lantaarnaansteker,
Stadsnieuws.
Mengelwerk. 52
Meester Guido Gezetle.
Kalsijieggers.
Velodroom van Yper.
BE
LOTGEVALLEN EENER WEES
Uit het Engelsch.
Ja.
Wefke anderen
In den Rolweg tegen de Sinte-
Kruisvest te Brugge, is men thansbezig
met den gevel te herstellen van het
huis waar de groote Vlaamsche dichter,
Guido Gezelle, het daglicht zag.
Te dezer gelegenheid wordt er weer
om over Gezelle gesproken en geschre
ven.
De klerikale kopstukken, die vroeger
Guido Gepelle wisten te tergen, te ver
achten en te misprijzen, zwaaien nu
om ter meest met het wierookvat om
de nagedachtenis van den verstooten
onderpastoor.
Maar het lijden dat zij aan Gezelle
veroorzaakten, de dichter zelf heeft het
geboekt
...O wat raakt het en
Wat schilt het mij, die priester ben
Dat ongedierte, redeloos
Het voetspoor te bekruipen koos
En nijdig te bezeeveren die 't
Voorbijgaan van mijn stap hun liet
Vooruit en niet eens om gezien,
Wat dat men durve of niet, of wien
Ik mij zie mede of tegen staan
Van hun die 'k al heb wel gedaan
VooruitMijn liefde, werk en zweet,
Het leven dat ik om hun sleet
Tenschuldbrieve aan hun hart geleid
Weegtmaar als hunne ondankbaarheid
Maar de schaamteloosheid van som
mige schrijvelaars kent waarachtig
geen palen en, ziehier hoe een gebene
dijd blad de bierbovenstaande verzen
weet uit te leggen
Goddeloos volk loerde op den zon-
derlingen man, miskende, bedroog,
belasterde hem en spuwde naar zijn
priesterkleed. Dat gevoelde hij toch
soms en dan brak zijn hart dat bij
't minste gewaai van vreugde of van
lijden trilde, in bitter geween los.
Wie het Gezelle lastig maakte Zoo
wel de toenmalige bisschop van Brug
ge als alle kopstukken der oud-klerikale
partij
Het was onder den invloed van zulk
volk, dat Guido Gezelle verstooten
werd, van Brugge naar elders en min
dere plaatsen, en dat dit groot ver
stand, die machtige geest, die hoogbe-
zielde dichter, op den ouderdom van
60 jaar, nog klein onderpastoorke was
op een armoedig klein parochieke rond
Kortrijk. Vervolgd in zijn leven, ver
eerd na zijne dood. Hoeveel deelden
of zullen nog deelen het lot van Guido
Gezelle.
Immers, zelfde handelwijze bestatig-
de men tegenover priester Hugo Ver
riest, ook een vlaamsche dichter die,
wegens zijne verhevene gedachten,
door de hoogere geestelijkheid en door
de klerikale partij op alle opzichten
genijteld werd, en nu ais priester in
het kleine dorp Ingoyghem hij Kortrijk
zijne laatste jaren beleeft.
Ziedaar de klerikale geest al wat
verheven is en zich wil vrij maken,
haten en vervolgen.
Eu zeggen dat die menschen discipe
len van Christus heeten, die het evan
gelie moeten verspreiden en hunnen
evenaaste beminnen als hun zeiven 1?
Het Nieuwsblad, in zijn laatste
nummer, schrijft het volgende, dat
wij ten vollen goedkeuren
't Is waarlijk verheugend om
zien hoe handig en rap de kalsij-
leggers te werke gaan, die bezig
zijn de Rijselstraat te herleggen.
Iedereen spreekt ervan met lof en
eere en we zijn oprecht blijde die
flinke arbeiders te mogen geluk
wenschen over hunnen arbeid.
Zeer wel Maar het zijn mannen
die gewoonlijk gebruikt worden door
het beheer van bruggen en wegen
onder het toezicht van een canton-
nier om de straten aan den Staat be-
hoorende te kasseien.
Zooals het publiek heeft kunnen
vaststellen deze puike en neerstige
buitendaglooners leggen in een dag
meer werk af dan onze Ypersche
kasseileggers in tien dagen.
Betreurlijk is het te moeten zeg
gen dat de kerels van het Volkshuis
die ons geldverkwistend stadsbestuur
gebruikt om onze straten te paveeren
en slordig te vermaken, een maand
en half gelanterfant hebben om de
helft van de Elverdingstraat te her-
leggen, en gelijk altijd zonder op-
noch toezicht is dit werk zoo slecht
verricht geweest dat, naar alle waar-
schijnelijkheid eer zes maanden zul
len verloopen zijn, het zal moeten
herdaan worden.
Het herleggen van de andere helft
der Elverdingstraat is niet kunnen
voortgezet worden bij gebrek aan
geld daar onze klerikale stadsregee-
ringde som nog in kas beschikbaar
heeft gebruikt om onzen gebrekki-
gen en wanluidenden beijaard ge
deeltelijk te betalen.
Zondag 26 September laatst had in
den Velodroom van Yper eene schit
terende vergadering plaats. Men
reed er den Grooten Prijs van Yper,
100 kim. voor beroepsrenners.
Minstens 8.000 toeschouwers wa
ren opgekomen om tot in de kleinste
bijzonderheden deze koers te volgen.
Het vertrek werd gegeven juist om
2 ure 42 minuten en 30 seconden aan
11 renners Cyrille Vanhouwaert,
Buysse, Vandenberghe, Defraye, De-
baets, Colsaet, Charlier, Platteau,
Dorvillers fin vervanging van Mar-
celli), Dewaide (in vervanging van
Wancour) en den neger Spain.
Aanstonds zet Vandenberghe zich
aan 't hoofd en neemt 50 tot 100 m.
voorsprong. Hij behaalt de eerste
premie en dubbelt Dorvillers aan de
22e ronde. Vanhouwaert brengt het
peloton bijeen onder de toejuichin
gen der menigte.
De 2epremie wordt gewonnen door
Vandenberghe, die te vergeefs poogt
weg te loopen.
De 3e premie werd behaald door
Buysse voor Vandenberghe. Aan de
47e ronde wil Vanhouwaert weg loo
pen, maar onder het geleid van Buysse
keert het peloton terug.
De 4e premie komt toe aan Vanden
berghe de 5e aan Platteau voor
Buysse de 6e aan Debaets. Aan de
10312 ronde, poging van vlucht van
Colsaet. Debaets vliegt er achter en
brengt het peloton bijeen.
De 7e premie wordt gewonnen door
pastoor van Moere, Verriest, pestoor te In-
goyghem en tal anderen.
Niet alleen duldde die bisschop niet de
minste zelfstandigheid onder zijne geeste
lijkheid niet alleen verbande hij, uit hun
eigen passend midden, naar afgelegen boe-
renparochietjes de geleerdste en Vlaamsch-
gezindste onder hen, maar hij is de vervol
ger van Gezelle geweest en de gezworen
vijand van de Vlaamsche studentenbewe
ging. De bestuurder van het klein Semina
rie van Rousselaere, kanunnik Delbar, zette
leerlingen aan de deur om hunne Vlaarasch-
gezinde gevoelens en schafte de Vlaamsche
studentengilden af, juist zooals kardinaal
Mercier het te Leuven deed hij verbood
de lezing der Vlaamsche Vlagge, in een
woord deed een schrikbewind heerschen.
In al dit lijden en strijden van het jonge
Vlaamsche volk dichtte Rodenbach het lied
der Vlaamtsche Zvne?i en het lied der
Blauwvoeterie.
Daarin komen o. m. verzen voor als
En die poogden ons te temmen
Storten olie op het vier.
Ziet, zij grijnzen reeds, die lachten.
Vlaand'rens toekomst hoort der jeugd.
Gij die ons hebt uitgezogen
Fransch gebroed alhier gemest,
G'hebt genoeg op ons gespogen
Ziet ons zweep en ginds uw nest.
Onder Rodenbach die een goed leider was,
gilden en bonden stichtte, de geesten door
woelde met woord, pen en daad, breidde de
blauwvoeterie zich uit in de Vlaamsche
provincifen en hoogescholen
Dan, ongelukkiglijk, bezweek de ziel,
het hart, de gaeet van die beweging. Ro
denbach stierf.
En ik stel met leed in de ziel de vraag
Wat heeft de Blauwvoeterie verricht en
praktisch verkregen en teweeggebracht
Is na dertig jaren Rodenbach's hoofddoel
bereikt N'een De strijd is niet dezelfde
gebleven in het midden waar Rodenbach
leefde f Karakterloosheid, onverschilligheid
en te veel sport is thans een treurig ken
merk van het Vlaamsch studentenvolk.
Dat iedereen eens zijn geweten onderzoeke
Ware de opstandeling Rodenbach thans
nog in het leven, er ware genoeg aan de
algemeene evolutie meêgedaan geweest.
Het jonge volk droomt en dweept te veel
in het verleden de fiere wilskracht ver
zwond en de taal wordt minachtend ver
smeten.
Rodenbach had nochtans over 30 jaren
zoo schoon de weg gebaand en daarom doet
het den Vlaming deugd aan het hart, dat
aan die kloeke telg van 't blonde en frische
Noorden door zijne bewonderaars een prach
tig standbeeld werd opgericht in zijne ge
boortestad. Wij juichen toe aan die daad
van erkentelijkheid, maar gevoelen tevens
eene bittere smart en zijn... beschaamd dat
bij de 2oe verjaring van het overlijden onzer
groote Dixmudsche dichteres, Mevrouw
Maria Doolaeghe, door het Stadsbestuur
niet de minste huldeaan hare nagedachtenis
werd gebracht. Voor alen is die lamlendig
heid onverstaanbaar Is het omdat de dich
teres bezield was met al het gevoel van
vrijheid dat een rechtschapen hart in zich
bevat Was het omdat zij... liberaal was
OF DE
Zeven en twintigste hoofdstuk.
Juloezii.
Spoedig waren de meisjes du< weder
met elkander aan het praten gelijk g-'
woon waren.
Bella, sprak Ki'tty, terwijl zij voor
den spiegel hare krullen stond te schikken,
herinnert gij u het meisje nog wel, toen wij
nog school gingen, eiken morpend plachten
te ontmoeten, met een had larnmfcn man
Wel nu, ik geloof'dat Geerirui Flint,
dat meisje wars. Zij is zeker veel veran
derd maar de trekken van haar gezichtje
wjn nog dezelfde, en zeker is er maar een
paar zulke oogen.
Ik twijfel niet of zij is dezelfde, zegde
Bella zeer bedaard.
Hebt ge daar nooit vroeger aan ge
dacht
Ja, zoodra Fanny er van sprak dat zij
Wil ie Sullivan kende.
Waarom hebt gij er dan niet van ge
sproken
Och, Kitty, ik stel zooveel belang niet
in haar als gij en sommige anderen doen.
Wat denken
De betooging ter eere van Rodenbach
was geen ijdel vertoon van eene onbewuste
massa die meêloopt, maar was de uiting
van eenen machtigen aanvang die de Vla
mingen bezielde allen, spijts twisten en
kleinlandsche kleinzieligheid, ondanks alles
wat ons scheidt, allen moeten wij meêvieren
de gedachte, waarvan Rodenbach en ook
onze dichteres, de belichaming was, de ge
dachte die leven zal, zoolang Vlaanderen
door hoop wordt gesterkt en iets worden
kan.
Een enkel droevig geval, ook al uit poli
tiek, deed zich voor bij de grootsche feest
viering. Het Stadsbestuur weigerde op
den feestwijzer de vertooning van Gudrun
door de Rethorica De Zeegbare Herten aan
te kondigen, en in heel wat bisschoppelijke
onderwijsgestichten van West-Vlaanderen
had men verboden die voorstelling bij te
wonen.
Droevig, niet waar Als Moerland
(Vlaanderland) met zulke kerels moet her
boren worden, dan ziet het er oprecht lief
uit Rodenbach zelf had daarop wellicht
feantwoord dat inderdaad nog leeft de
isschop die u banvloektals hij slecht ge
slapen heeft.
De Dixmudenaar die nooit zijne vlaamsch-
gezindheid verdook en die meer dan vijftig
jaren het zijne heeft bijgebracht voor de
edele Moedertaal, hare gewettigde eischen
en rechten, brengt te dier gelegenheid eene
warme hulde aan de nagedachtenis van
Albrecht Rodenbach een der beste zonen
van Vlaanderen, de kloeke strijder, zoo vroeg
geknakt als eene bloem, die schoon heeft
gebloeid.
Bella was aau cie beurt oiu le plagen.
Wel, mijnheer Bruce. Ziet gij dan
niet dat hij half verliefd op haar is
Neen, dat zie ik geheel niet. Hij heeft
haar lang gekend zoo zegt Fanny en
natuurlijk bewijst hij beleefdheid aan eene
jonge juffer, waarvan ae Grahams zooveel
werk maken. Maar ik geloof niet, dar hij
er atfn denkt om te verheven op een arm
meisje, dat waarlijk geene familie heeftom
op te roemen.
Misschien denkt hij er ook niet aan.
Wel niet, dat hij ooit op haar verlieven
zou Zij is geheel geen meisje, dat voor
hem past. Hij is veel in groote gezelschap
pen geweest, riiet alleen hier, maar ook in
Parijs en hij zou eene vrouw moeten heb
ben, die levendig was, en ook veel van ge
zelschap hield, en met zijn geld vertooning
wist te maken.
Een meisje ifooals Kitty Ray, bij voor
beeld.
Hee belachelijk, Bella Alsof iemand
niet van iets kon praten zonder juist aan
zich zelf te denken Wat geef ik om Ben
Bruce
Ik weet niet of gij om hem geeft
maar ik zou mij de haren niet uit het hoofd
trekken, zooals gij schijnt te doen. Daar
hoor ik de bel voor het diner, en gij zult te
laat komen, gelijk doorgaans.
AcM en twintigste hoofdstuk
De teleurgestelde minnaar.
De schemering van dienzellden dag vond
Geertrui en Amelia bij een venster gezeten,
dat een verrukkelijk uitzicht op het westen
had. Geertrui had hare blinde vieudni het
prachtige schouwspel beschreven, dat de
schitterend gekleurde wolkgevaarte hare
oogen aanboden, en terwijl Amelia luisterde
naar deze opgetogeue beschrijving van het
i.vyvr Tgfraii
schoon der natuur, gelijk, het zich ontvouw
de op een uur, dat zij beide boven alle an
dere tijden van den dag de voorkeur gaven
deelde zij waarlijk in Geertruides genot.
Het luisterrijke schouwspel was nu verdwe
nen, met uitzondering van eene lange gou
den streep, die den gezichteinder bezoomde
en de sterren, die een voor een te voorschijn
kwamen, schenen met eerien vriendelijken
grimlach van herkenning het venster binnen
te zien.
In de voorkamer beneden was gazelschap
uit da stad, en het avondwindje veerde de
klanken van een vroolijk gerucht omhoog,
zoodanig echter door den afstand verzacht,
datzij destilte in het vertrek verlevendigden
zonder die te storen.
Gij moest liever mar beneden gaan,
Geertrui sprak Amelia. Zij schijnen zich
zeer te vermaken, en ik hoor u gaarne mede
lachen. Oh neen, lieve Amelia, antwoord
de Geertrui ik blijf liever bij u zij zijn
bijna allen vreemd.
Zoo als ge wilt, lieve maar laat ik u
niet van de jonge lieden afhouden.
Gij kunt mij nooit langer b'ij u hou
den, Amelia, dan ik wensch te blijven er
is geen ander gezelschap, dat mij zoo be
haagd.
Geertrui bleef dus, en zij knoopten het
vergenoegde gesprek weder aan, dat hoe
wel bedaard en kalm, toch nu en dan van
vernuft en schertsende vroolijkheid schit
terde
Zij werden gestoord dat Kaatje, welks
mevrouw Graham gezonden had om te zeg
gen dat mevrouw Bruce gekomen was en
naar Amelia had gevraagd.
Dan zal ik naar beneden moeti n gaan
zsgde Amelia Gaat ge mede, Geertrui
Neen, liever niet, of zij moest 00k
naar mij gevraagd hebben. Heeft zij dut
Kaatje.
Mevrouw beeft alleen jufvrouw Ame
lia genoemd, was het antwoord
Dan zal ik liever bier blijven, zegde
Geertrui, eu daar Amelia begreep dat zij dit
verlangde ging zij zonder baar.
Weldra werd er nogmaals aan de voor
deur gebeld Het scheet) een algemeene re
ceptie avond te zijn, en ditmaal werd Geer
trui in het bijzonder geroepen om den heer
en mevrouw Jeremy te zien.
Toen zij de voorkamer binnentrad, vorni
zij daar ee.. groot aantal gasten verzameld
en alle stoelen bezet. Daar zij alleen en voor
de meeste aanwezigen onverwacht binnen
kwam werden aller oogen naar haar ge
richt. Tegen de verwachting van Bella en
Kitty, die met nieuwsgierigheid op baat'
acht gaven, liet zij noch verlegenheid noch
ongemanierdheid blijken tnaar op haar
gemak de v rschillende groepen langs zien
de. tot zij mevrouw Jeremy herkende, ging
zij met eigenaardige bevalligheid het geheels
groote salon door, even ongedwongen en be
daard abofzijgeheel alleenwas Nadat zijde
dame met hare gewone hartelijkheid had
gegroet, keerde zij zich om haar den dokter
maar deze zat naast Fanny Bruce op de
vensterbank en was half door eene gordij"
verborgen. Eer zij kon opstaan en voor
waarts komen knikte mevrouw Bruce vrien
delijk uit eerien anderen hoek, en Geertrui
ging naar haar toe om haar de hand te ge*
veri. De heer Bruce, die in dat gedeelte der
kamer in eenen vroolijken kririg van heere»
en dames zat, en zoo aaudachtig op ^eerc
truide's bewegingen had gelet dat gij verga
eene vraag die Kitty hem deed te bean -
woorden stond nu op en bood haar ziJQe"
stoel aan. Wordt Voortgeze t