Lantaarnaansteker, In 't rechteroog van hel Journal. Mengelwerk. 116 LOTGEVALLEN EENER WEES Eene eerloosheid van hel Sladhuisblad. Wij hebben geen vertrou wen meer, want wij ken nen u Briefwisseling. Schieliug- Gij-weet, heer Uitgever, dat ik hoe genaamd niet medewerk aan het op stellen van den Weergalm en dat, dien tengevolge de pennetwisten tusschen dat weekblad en het Journal d'Ypres mij gansch vreemd zijn. (1) Ik bid u, heer Uitgever, dezen in het eerstkomende nummer van uw blad te willen opnemen en de verzekering te aanvaarden van mijne volkomene hoogachting. P. WYDOOGHE. Yper, den 22 Juni 1911. .Verjaag het natuurlijke en 't komt in de vlucht 'terug. t Boileau. Twintig maal en meer hebben wij het Journal gelaakt over zijne gewoon te Yati pennetwisten bij middel van beleédigendë persoonlijkheden, het mèt den neus in zijne éigène vuilig heid wrijvende en het de vele veroor deelingen herinnerende, die het voor smaadwoorden en eerroof jegens bij- zohderen. waaronder er zelfs eens eeiie zeer achtbare en weerlooze vrouw zich bevond, ondeigaan heeft Dat.diende tot niets, en, als de hond uit het Évangelie, keert ons klerikaal blad.piet te min gestadig tot zijne uit- braaksels terug. Iii'zijn laatste nummer nog, valt het op dè' Onwaardigste wijze en op goed valle 't' uit van zijne 'vermoedens, een achtbaren en door allen geëerden ou derling aan, die, had hij vroeger van 't klerikaal goedje te lijden, nooit een strootje gelegd heeft in dezes kronke lenden weg. Tevens zijn lichaamlijken en zijn zedelijken persoon aanvallende, noemt het hem, in vette of kursieve letters, doóve, die niet verstaamwil leerling van Voltaire leugenaar, lee- lijk klein manneke, dat de leugen en de valschheid uitzweet enz., enz. En zeggen dat al die grofheden voor- kdmen in een artikeltje/waarvan de eerste' regels luiden dat dë schrijver dén Weergalm niet vólgen zal op het getned der persoonlijkheden en der shoode toespelingen (Wat-zou het dan geweest zijn, groote God van welke hevige woorden zou die pennelekker zich bediend hebben, had 'hij ons op hetzelfde gebied ge volgd, vervolgd om beter te zeggen Waarlijk, men weet niet wat er bij hém;/, hot meest verbazing wekken moetof zijne natuurlijke schaamte loosheid of zijne onbewuste geestesge steldheid Nemen wij aan dat beide hét paar uitmaken en samen een on- kuischbaren schoft d'aarstellen. i) Volkomen juist. [N. d. R.j DE Uit liet Engelsch. TWEEDE DEEL. Veertiende Hoofdstuk. Banden niet van deze wereld j^aar tot antwoordt op uwe vraag moet ik zeggen, dat ik niet alleen die twee be weegredenen bedoel, waarvan gij spreekt, maar ook nog vele andere, die mij doen denken dat j.ufvrouw Clinton zich zeer boos zou maken, indien dat dwaze en onge gronde gerucht bij toeval hare ooren be reikte. Mijnheer Sullivan, hervatte Amory, zijnen stoel dichter bij dien van Willie schuivende, en op eenen toon van groote belangstelling sprekende, zijt gij er wel ze ker vaD, dat gij u zeiven niet in het licht staat Weet gij wel dat te groote nederig heid, met valsche en overdrevene begrippen van kieschheid gepaard, reeds menigeen van zijne fortuin heeft afgehouden en waar? schijDlijk ook de uwe in den weg zal staan Hoe zoe, mijnheer Gij spreekt raad sels ik begrijp niet wat gij meent. Knappe jonge lieden, gelijk gij, her vatte de heer Amory, kunnen, dat weet ik. dikwijls eenen schat van geld krijgen, alleen voor het vragen. De wereld zal u uitlachen, wanneer gij zulk eene goede gelegenheid verzuimt, als u nu wordt aangeboden. Wij onderwerpen aan het oordeel onzer lezers de oneerlijke houding van het Journal d'Ypres. In zijn laatste nummer is het schaam teloos genoeg om te houden staan dat, bij de aankomst onzer arenden op het Stadhuis, de stadskas ij del was en dat er zelfs schulden waren. Welnu, ziehier wat wij lezen in het verslag der openbare zitting van den Gemeenteraad van 20 Februari 1892 De heer Surmont geeft lezing van het verslag over het nazicht der geldkas. VII. Staat van den toestand der Stads kas. Overschot der stadsrekening van het dienstjaar 1890 fr. 53,107-06. Leest goed, lezers, 53,107-06 fr. overschot door de oude be stuurders nagelaten op het dienstjaar 1890. Anders gezegd, zij hebben aan hunne opvolgers een OVERSCHOT van 53,107-06 fr. nageiaten en geene schulden zooals de schrijvelaars van hef Stadhuisblad de vermetelheid hebben aan de lastenbetaalders te willen doen gelooven. (i) Is dat geene eerloosheid Oordeelt nu over de goede trouw van het Journal Zijn wij niet gerechtigd te herhalen, zooals het een Kamerlid zoowel zegde Gelijk men er zich aan verwachten moest, heeft mijn brief niet veel be hagen verschaft aan de schrijvelaars van 't Stadhuisblad; onze leeuwkens zijn geweldig door verfrommeld ge weest. Het schijnt dat de heer Fraeijs van Veubeke zich in eene heilige gram- (i) Naar het Werk der Stedelxjkë Akten was het overschot der gemeente rekening van 1890 (laatste jaar van het liberaal bestuur) van 53,104-12 fr. Het verschil in min van 2-94 fr. komt waarschijnlijk voort uit eenen misslag bij het optellen. Die rekening werd goedgekeurd in zit ting van den Gemeenteraad van den 20 Februari 1892. Waren tegenwoordig de heeren Sur mont, Burgemeester-Voorzitter Bergh- man, Schepene Ridder de Stuers, Brun- faut, Gravet, Poupart, Van Eeckhout, Breyne, Struye, Iweins, Boone, Begerem en Biebuyck, raadsheeren. (N. d. R.) Gelegenheid waartoe Gij wilt mij toch zeker niet raden... Wel zeker, dat doe ik. Ik ben ouder dan gij, en weet iets van de wereld. Het is niet gemakkelijk in eens fortuin te maken, en het geld is iets, dat niet te verachten is. Mijnheer Clinton heelt zijne gezondheid ver zwakt en zijn leven bijna versleten om die schatten te winnen, die weldra het erfgoed zijner dochter zullen zijn. Zij is jong, schoon, en de trotsch dier hooge kringen, waarin zij zich beweegt. Beide, vader en dochter zijn u genegen. Waarom aarzelt gij dan Mijnheer Philips, antwoordde Willie, met zichtbare verlegenheid, op de gezegden van toevallige b-kenden, gelijk de meeste lieden waren, met welke jufvrouw Clinton te Saratoga verkeerde, kan men zich in het minstniet verlaten De bijzondere betrekkin gen, waarin ik tot mijnheer Clinton sta, zijn in den laatsten tijd van zoodanigen aard geworden, dat ik tot een druk verkeer met hem en zijne dochter genoodzaakt ber,. Hij heeft bijna geene bloedverwanten meer, en geen vertrouwd vriend in zij ne nabijheid en daarom schijnt hij gunstiger voor mij gezind te zijn, dan zeker het geval zou Wezen, als ik naar de hand zijner dochter stond. De dame zelf heeft zooveel aanbidders dat het wel het toppunt van ijdelheid zou sijn, zijn ik geloofde... Kom, kom! riep Amory uit, vanzijnen stoel opspringende en den jongman met de hand op den schouder kloppende, dat moet gij een grooter vreemdeling in de wereld vertellen, dan ik ben, Sullivan. Het staat u heel mooi dat gij zoo spreektmaar hoewel ik een hpkel aan het vleien heb, zullen eenige kleine herinneringen we! geen kwaad doen aan ei n jong mensch, die zulk eene geringe meening van ziji e eig. ne verdiensten heeft. schap gesteld heeft 't is wel jam mer van den Voorzitter van den Katholieken Kring. Ik kon u nochtans niet zeggen dat aij van de Fransche Academie deel- maakt, het ware een leugen geweest. Onze jonge Yperling, van ovei Vlamertinghe, tracht het stortbad tc verminderen met zich te verschan- sen achter eene verwarde woorden- kramerij over de geboorte van zulk een zoon of zulk eene dochter, voort komende van zulk een geslacht of van zulk een ander, die, door dit feit, Yperlingen worden hij klimt zelfs op tot in 1393 (waarom niet tot in de oudheid) om te beproeven het uit werksel van mijnen brief te vermin deren, maar hij doet niet anders dan nevens de zaak antwoorden. Het is niet moeilijker dan dat Ik zoek in zijne briefwisseling te vergeefs de opsommingslijst van al de giften aan de liefdadigheidsbe- sturen gedaan door die vreemdelin gen, die sinds twintig jaren aan het bestuur zijn. Op die kwestie blijft onze jonge Yperling stom als een visch. Dat zwijgen is overigens beteekenisvol. Hij bewierookt de Colaert, de Fraeys, de Vandenbogaerde en den heelen rommel hij is vol bewonde ring voor het schitterend beheer der geldmiddelen onzer leeuwkens maar hij vergeet te herinneren dat, als de liberalen het bestuur verlie ten, de stad voor een millioen eigen dommen bezat dat, bij hunne aan komst op 't Stadhuis, die vreemde lingen voor duizenden franken boomen, in volle opbrengst, ver kocht hebben dat zij voor onge veer een half millioen van die eigendommen aan den man brachten en dat zij eene leening van nage noeg een millioen aangingen. Onze jonge Yperling, van over Vlamertinghe, noemt dat goed be stuur Als de Colaert, de Fraeys, enz. de stad hebben kunnen verfraaien het is met het geld der lastenbetaal ders 't is dank aan het verkoopen van talrijke gronden gelegen Malou- laan, Capronstraat, Waterkasteel straat, enz. enz. en het is vooral dank aan den aanzienlijken aangroei van het gemeentefonds. Die vreemdelingen hebben geen een wonder verricht want die ver fraaiingen waren ontworpen, wan neer onze liberale bestuurders het bewind ontnomen werden, door de middelen, die men kent. Zeg eens, wie was de h-er, vo >r wiens ge zelschap j ufvrouw Clii ton, eenige avonden geleden, zoo bereid was 't gezang van Albo* ni, het schitterendste schouw.-pel der con certzaal en de complimenten van eenen ge- heelen stoet aanbidders te missen Met wien gaf zij boven dat alles de voorkeur aan eene stille wandeling in den maneschijn door den tuin van United States Hotel Willie zweeg een oogenblik om zijn ge heugen te raadplegen, en toen, a'sof die omstandigheid en de gevolgen daarvan hem zoo pas weder te binnen schoten, riep hij uit Nu bedenk ik mijDat was dus eender redenen van het vermoeden. Ik was bij die gelegenheid slechts een bode, om jufvrouw Isabella naar het bed van haren vader te roepen, bij wien ik uren lang angstig had gewaakt, en die, toen hij uit eenen slaap ontwaakte, zoo dof en langdurig, dat de dokter er ongerust over werd, met zooveel verlangen naar zijne dochter vroeg, dat ik niet aarzelde het vermaak van den avond te storen, en haar te roepen tot den plicht, die haar in het huisje verwachtte, dat mijnheer Clinton aan het einde van het park bewoon de. Daarheen was het, dat ik haar in den maneschijn vergezelde. De heer Amory begon bijna luidkeels te lachen, zag toen Willie voor de eerste maal aan met dien blik van vriendelijke welwil lendheid, die zoo zeldzaam bij hem was, hoewel zijn edel gelaat zoo goed stond, en riep uit Zooveel beteekent dus 't gebabbel eener badplaats Ik geloof, dat ik mij maar zal moeten onthouden om van andere blijken ee'ner teederebelangstelling tusschen u beiden te spreken. Maar behaive dat be staat er toch alle reden om te gelooven mijn beste Sullivan, dat hoewei het hart der jon ge dame. evenals haar vermogen, nog in de vertemgde bewaring van haar zelve en ha- Wat de briefwisselaar van het Journal er van zegge, de ware Yper. lingen hebben een hertgeheugen 2z zullen nooit de mildheden vergeten door de Vandepeereboom, de Carton de Merghelynck, de Hynderick, enz' enz. al liberalen, gedaan en zij 2uy len hun eeuwig dankbaar blijven het goed van den arme, dat geheiligd goed, vermeerderd en verrijkt te hebben Wat bij die vreemdelingen alles overheerscht, 't is de heerschzucht niets dan de heerschzucht Zooals ik het u in mijn eersten brief schreef, het geld, bestemd om de ongelukkigen te helpen, dient tot iets heel anders zij gebruiken en misbruiken het om de gewetens te verlagen en de zwakken vrees aan te jagen, die zij met hunne leugens en hunne vermetele pogingen tot uitbuiting in de doekskens winden want op de lippen der klerikalen is alles bedrog en berekening. Een dag zal komen, en hij is niet verre meer, waarop de kiezers ge noeg zullen hebben van al die on- rechtveerdigheden zij zullen die bende heerschzuchtigen van het Stadhuis jagen gelijk de kooplieden van den tempel Gelief, Heer Uitgever, de verze kering van de onderscheidene hoog achting te aanvaarden van den Ouden Yperling. P. S. Over jaren schreeuwde het Nieuwsblad dat alles vergaan ging, omdat de Ypersche kiezers wijlen Engel Van Eeckhout, geboor tig van Kortrijk, tot Gemeenteraads heer gekozen hadden. Heden heeft de jonge Yperling, van over Vlamertinghe, enkel smaad woorden in den mond, omdat ik de groote vrijheid nam aan onze mede burgers te zeggen dat wij door drij vreemdelingen beheerd worden. (1) Vergelijkt en oordeelt (l) En zij zijn het niet alleenlijk van ge boorte, maar ook van herte want al de gunsten onder hun bestuur, gaan naar de vreemdelingen, met uitsluiting der Yper lingen. (N. der R.) Het Bataljon en de Regiment school van het 3e Linie hebben de stad verlaten voor het kamp van Be- verloo, ten einde er de jaarlijksche schietoefeningen bij te wonen. De Bataillons van Oostende, van 't zelfde regiment, blijven in hunne ren vader is gebleven, niets gemakkelijker voor u zou zijn dan beide te winnen. Gij zijt een jongman die vooruit komt, en bezit die handelstalenten welke u, inaar ik boor, voor den oudsten der belanghebbenden on misbaar maken als gij, met uw wel be.-ne- den gezicht, uwe knappe houding en de gaven van uwen geest, u dit niet even zeer bij de jongste kunt maken, moet gij maar niemand de schuld geven dan u zeiven. William lachtte. Als ik dat doel op het oog had, zegde hij, zou ik niemand anders zoeken om mij aan te moedigen dan u, mijnheer maar het streelend uitzicht dat gij mij aanbiedt, kan mij niet verlokken. Hoe is het mogelijk hervatte Amory, ik kan niet gelooven dat gij zot genoeg zondt zijn (ik verzoek verschooniug dat ik zulk eene sterke uitdrukking gebruik) om do oogen te sluiten voor de gelegenheid, die g'j voor u ziet, om u tot dien staat in de maat schappij te verheffen, waarop uwe geboorte, opvoeding en persoonlijke eigenschappen u aanspraak geven. Ook is het niet mogelijk dat gij zes jaren onder eene indische zon kunt gezwoegd heb ben, zonder eene gepaste waarde te leeren hechten aan de onverwachte maar gelukkig0 en eervolle bekrooning van uwen arbeid, de gemakkelijke verworvene rust, die gij 'net uwe schoene bruid zoudt genieten. Mijnheer Philips, sprak Wiltiei rnet eene snelheid die bewees hoe hartelijk b'J gevoelde wat hij zegde ik heb inderdaad de beste jaren van mijn leven niet in zwoegen den arbeid onder eene brandende zon, 0n lD ballingschap van al wat mij het dierbaars0 was, gesleten, zonde? door epne schoon0 hoop en een edel doel ondersteund en aan gemoedigd te worden. W-V-) w. OF DE

HISTORISCHE KRANTEN

De Weergalm (1904-1914) | 1911 | | pagina 2