Het klerikaal bestier van
NI. Golaert.
Hij is van zijn werk hoogst bevredigd en
pat aanstonds dat de beteekenis der kiezing
van 15" October aanstaande is de vrijheid
Lr huisvaders die hunne kinderen naar de
katholieke scholen zenden (hij heeft de andere
afgeschaft.)Behoud hem aan het bestier,
«n de toelagen aan de klerikale scholen zul
len nog verhoogd worden.
Volgens hem blijft er over het bestier niets
te weerzeggen, 't is het beste van geheel
Relgie hij ook vind het water helder, klaar
en zuiver, en hij heeft nog geen compteurs
doen zetten. Sedert 30 jaren werden geene
belastingen meer gelegd dat was dus lang
voor zijnen tijd, daar hij slechts 10 jaren aan
>t bewind is.
Maar is 't wel hij die den grond gelegd
beeft van dien financieelen toestand Is 't hij
die gemaakt heeft dat de stad in de welda
digheid niet moet tusschenkomen Is 't hij
of zijne vrienden die de fortuinen aan de
Burgerlijke godshuizen en 't Bureel van
weldadigheid hebben geschonken
Heeft hij aan de stad die gronden ver
schaft die hem hedendaags die groote geld
middelen opbrengen, die hem de gelegenheid
geven geldverbrassingen toe te laten en te
zeggen dat Yper het beste bestier bezit van
gansch Belgie. Dat is wel, volgens mij,
stoeffen en poeffen.
Zijne verdraagzaamheid voor zijne vrien
den is bekend ook zal de heer Glorie u
daarover handelen.
Nu komen wij aan de groote werken van
M. Colaert en bij de opsomming ervan is er
iets vergeten het merkwaardigste van al,
het nieuw karillon voor de markt dat boven
de 80.000 franken heeft gekostWaarschijn
lijk blies de wind langs den anderen kant,
dat hij het niet hoorde, en zoo heeft hij dat
fameus valsch karillon in zijne opgave ver
geten. Voor al die werken vraagt de heer
Colaert geen cent aan de lastenbetalers
tegenwoordig neen, maar weldra zullen wij
er iets van zien en dat zal ik u later bewijzen.
Toejuichingen.)
De geldverbrassingen.
Hij heeft ook aan de Zillebekevijver een
nieuwen dam doen maken, en heel waar
schijnlijk, is M. Baus de derde schepen
zooals hij zich zeiven noemt die werken
niet gaan nazien, want in de begrooting van
1911 vinden wij al een nieuw crediet ge
stemd, om de oevers, die slechts twee jaar
bestaan, te erdoen. Dat zal men ook doen te
Dickebusch daar ook zal men een nieuwen
oever aanleggen, de kanten uitkuischen en
de midden vuil laten daar zullen we ook
binnen een paar jaar het water bedekt zien
liggen van groen, juist als eene weide. Daar
voor nog eens niets te betalen water, zuiver
water in overvloed en voor niet. Ik vergis
mij de brouwers zullen moeten betalen. Zij
verkoopen het water duur genoeg en kunnen
wel iets betalen, zegt M. Colaert. Is dat wel
een ernstige reden voor iemand die sedert
vijf-en-twintig jaar kamerheer is. Is dat niet
zoo slim als zijnen priet-praat van het Volks
huis, waar hij zegde Ik heb wel een
kletskop maar 'k heb haar op mijne tan
den Kleine verdediging dus van slecht
werk. Maar de brouwers zullen ook onder
zoeken of hij middel zal vinden van lasten
te leggen op een zeker deel der bevolking
De stoeferij van onzen grrrooten burge
meester is nu uit, en hij vraagt vergiffenis,
voor zekere haastigheden 15 dagen voor de
stemming is eenieder welgekomen. Hij staat
dan alles toe, als men maar beloofd voor
hem te stemmen. (Gelach.)
De geldelijke toestand.
Eindelijk komt M. Colaert voor den dag
met de 50.000 frank die de liberalen bewee-
ren over gelaten te hebben en welke de Baron
Surmont bestreed. Er was maar 500 frank
in kas, zegde hij. In 1881 waren er 600.000
fr. schuld en in 10 jaar hadden de liberalen
maar 15.000 fr. afgekort.
Welnu, dit alles is leugentaal
In de 10 laatste jaren van 't liberaal beheer
was de schuld vermindert van 90 duizend
frank, en zij hadden daarbij het Hotel Hyn-
derick en de militaire gronden aangekocht,
't zij 42 hectaren voor den spotprijs van
14.000 frank. Het zijn juist die gronden die
heden de fortuin der stad uit maken. Toe
juichingen
De stadsschuld.
Van zijne werken Halle, de Kerken en de
Arme Klaren spreekt hij weder, maar het
karillon is er nog eens te kort. En, van de
hedendaagsche schuld, rept hij geen woord.
Welnu, bij het vertrek der liberalen waren
er 500.000fr. schuld. Sinds dien, ontvangen
de klerikalen jaarlijks gemiddeld 60.000 fr.
meer dan de liberalen Daarbij hebben zij
voor 430.000 fr. goed verkochten, met de
boomen, klimt die som tot ongeveer 500.000
fr. dus juist genoeg om de schuld der libe
ralen te dekken en, niettegenstaande die
grootere ontvangsten, den verkoop van
gronden en boomen, vinden wij de heden
daagsche schuld gebracht op
één millioen zeven honderd
duizend franken
Dat maakt dat, in plaats van de schuld te
verminderen, zooals de liberalen het deden,
de klerikalen de stadsschuld uevier-
dubbeld hebben
En dan durft die groote beheerder, fier als
een pauw, zeggen dit alles heb IK gedaan,
zonder lastenverhooging I
Welnu, een bestuur dat zich fier maakt de
stad in zulken toestand gebracht te hebben,
mag, zonder achterdenken, op 15" October
aanstaande door bekwamere beheerders ver
vangen worden Langdurige toejuich.)
Na deze welgemeende redevoerin g,
menigmaal door geestdriftige toe
juichingen begroet, valt den spreker
eene welverdiende ovatie te beurt,
en het woord wordt gegeven aan
den heer advokaat Robert Glorie.
Redevoering van M. Glorie.
Mijnheeren,
Ik vraag mij af, wat er na de ge
gronde en volledige rede van M. Massche-
lein, nog overblijft te zeggen.
Nochtans verklaar ik dat het met eene
echte vreugde is, dat ik nog eenige der
meeste redens te kennen zal geven, die de
Liberale Vereeniging heeft doen beslissen
den strijd aan te gaan en dat het met de
allergrootste hoop is, dat de liberale kandi
daten, den 15 October aanstaande, gekozen
zullen worden.
Ze hoffen en ze stoffen.
Inderdaad, het volk van Yper heeft genoeg
van die klerikale regeering, die, zonder toe
zicht, uit eigen baat, onze belangen bestiert.
Want alhoewel zij, in hunne dagbladen en
vlugschriften, in hunne meétingen, in alle
omstandigheden zij zich zeiven beboffen,
over hunne goedheid en over hunne onpartij
digheid, wij moeten bestatigen, dat zij al
hunne gunsten en profijten, uitsluitelijk voor
behouden voor hunne vrienden.
Hunne verdraagzaamheid.
Maar dat zij het zoo willen doen, dat heb
ben zij openbaarlijk te kennen gegeven, na
de kiezing van 18 October 1903waar onze
vrienden, MM. Nolf en Dechièvre, verkozen
waren om het klerikaal bestuur na te zien,
welke kiezing tot ter eeuwige schand der
klerikale regeering en voor reden dat gij
allen kent, verbroken geweest is welnu,
nieuwe propaganda makende voor de ge
deeltelijke kiezing van 7 Februari navolgen
de, gaven de klerikalen, hunne begeerten,
hunne inzichten te kennen.
Inderdaad, volgens de Journal d'Yptes,
van 27 Januari 1904, die een verslag geeft
der vergadering van de katholieke Associa
tie, vroegen de heeren Colaert en Struye
zich af
Wat kan men ons tegenwerpen, dat wij
te goed, te onpartijdig geweest zijn. Het
zijn onze makkers die daarover mogen kla
gen, ook voortaan zal het zoo niet meer
gaan. Wij zullen maar vrienden meer zijn
met onze vrienden Wie met ons niet is, is
tegen ons Wij zijn het recht omdat wij
strijden voor het geloof en de macht, omdat
wij alles in handen houden, en onze vrien
den alleen moeten er van genieten.
En zoo durfden de heeren Struye en Co
laert spreken, hunne macht beboffende.
Nochtans wij denken, dat degene die aan
het bestuur zijn eener stad, waar alle burgers
de zelve lasten betalen, en dus ook de zelve
rechten moeten hebben, geen onderscheid
mogen maken tusschen armen en rijken,
tusschen diegene die gelooven en diegene
die niet gelooven. Onze voorouders hebben
gevochten voor onze vrijheid, die gewaar
borgd is door de grondwet, en de heer Co
laert, als burgemeester eener stad, zou den
eersten moeten zijn om het recht van ieder
burger niet alleen te erkennen, maar ook te
doen erkennen. tZeer wel).
Hunne bedreigingen.
Maar te vergeefs, het is met het gedacht
van zijne vrienden te be^yoordeeligen, dat hij
zijne regeering voortgezet heeft en nog voort
zetten wil, want 't Nieuwsblad van Yper,
van Vrijdag, verslag gevende van de ver
gadering van den Katholieken Bond van
Maandag laatst, laat weten dat M. Colaert
nog eens in den zelfden zin, dezelfde bedrei
gingen uitgesproken heeft
Onze vrienden zeggen soms ge zijt te
fraai
We zijn van een ander gedacht't Was
het gedacht van zaliger Baron Surmont, hij
is alzoo begonnen en wij zetten zijne han-
delwijze voort, en daarmeê heeft men zeker
nooit gefaald.
Dezer dagen nog zei mij een liberale
schoolmeester wij zijn nu veel meer vrij
dan eertijds onder het bestier onzer vrien-
den
We zullen op dien weg voortgaan, aan
iedereen volle vrijheid latende, vermits hij
recht in zijn schoen ga, anders, wij hebben
het bewezen zouden wij desnoods han-
delen ook
Welnu, iedereen moet bekennen, dat M.
Colaert, telkens het stemming is, het geloof,
dat noch in gevaar noch in kwestie is, in
roept enkel ten voordeele zijner politieke
gedachten dat hij, op eene eigenaardige
wijze de broederlijke liefde, die hem door de
catechismus aangeleerd is, begrijpt, en op
een wijze die zeer gevaarlijk is voor alle
burgers. Zijt gij vriend waarop M. Colaert
mag rekenen, gij verkrijgt alles; zoo niet,
hij is niet te huis.
Daarom is het, dat de Liberale Vereeni
ging gedacht heeft, dat het ten hoogste nood
zakelijk is, dat wij ten strijde trekken om
M. Colaert zijne plichten te doen herinneren
en ook om na te zien wat er op ons Stadhuis
geschied. (Toejuichingen).
Zij willen nu geene toezieners.
In der tijd, heeft M. Colaert zelf bekend,
dat als wanneer gemeenteraad, schepencol-
legie, bureelen, alleen samengesteld waren
van mannen van hetzelfde gedacht, het
noodzakelijk is op het Stadhuis toezieners te
hebben en 't is zelf met dit beweer dat hij in
1887 in de gemeenteraad binnen getreden is.
Welnu, dat is nog zooveel te meer noodig,
daar M. Colaert sedert jaren handelt zooals
hij in het openbaar verklaart heeft «Wij
zijn er voor onze vrienden alleen.
Ook zal hij ons toelaten, in naam van zijne
vrienden waarop hij niet reken mag, in
naam van al degene die zijne vrienden niet
zijn, om de rechten van eenieder te gaan
verdedigen, van aan ons, liberalen en alle
weldenkende burgers, eenige kandidaten
naar het Stadhuis te zenden, die onafhanke
lijk van onze klerikale bestuurders, hun zul
len verplichten van te bespreken wat poli
tieke vriendjes gaarne gedoken houden, en
zoo ook voor eenieder, meer gelijkheid, meer
recht te doen wedervaren. Toejuichingen
Zonder hoegenaamd niets te willen mis
zeggen, over onze tegenstrijders, laten wij
nochtans nazien, of zij, hun mandaat als ge
meenteraadslid wel vervuld hebben, ja zelf
onder opzicht van hun eigen partij, en of wij
dus, in geval zij niet herkozen zullen wor
den, wij ze zeer zullen moeten betreuren
kwam hij er weer op aan. Maar de zaak was
nog niet onderzocht.
Dat alles doet nochtans M. Lemahieu niet
wanhopen, en ik ben overtuigd dat hij zijne
naaste propaganda zal doen, met aan zijne
landbouwers te belooven, dat hij niettegen
staande het onderzoek der zaak wat lang
duurt, hij den duiker der Paddevyverstraat
bekomen zal, en dat hij ook altijd het be
stuur der Hospicen, zijn proprietaris, aller
best en in volle onafhankelijkheid zal na
zien.
Landbouwers vergeet het niet. (toejuich.)
Om nog over eenige andere leden van
onzen gemeenteraad te spreken, allen zeer
brave lieden, wij moeten nochtans doen
opmerken, dat zij, als een publiek mandaat
vervullende, hoe genaamd niets of geheel
weinig doen. Zouden de heeren Iweins
d'Eeckhoutte, Vanderghote en Fiers, sedert
geheel den tijd dat zij zetelen, meer dan drie
of vier maal gesproken hebben in onzen
gemeenteraad Maar men zal antwoorden
dat men niet altijd spreken moet om iets te
verrichten ja wel, maar wat hebben zij
verricht
Hunne slapers.
Hunne bevoegdheid.
Daar ik aan het spreken was over de
stemming van 1904, ziehier de bijzondere
bevoegdheid hunner twee kandidaten die
heden moeten herstemd zijn en welke de
klerikalen aanprijzen
Volgens het Journal d' Ypres van 23
Januari 1904, M. Vandenboogaerde, nijve-
raar, moest de nijverheid vertegenwoordi
gen, terwijl den landbouw eenen bekwa
men en dapperen verdediger moest vinden
in M. Lemahieu, landbouwer, pachter der
Hospicen.
Welnu, nijveraars, wat hebben die kleri
kale vriendjes met die vertegenwoordiger
gedaan
Na dat hij, als schepen van de openbare
werken, de nijverheid en handel in 't alge
meen kon begunstigen, men weet niet waa
rom, hebben zij hem als schepen van den
Burgerstand genoemd, waarvan hij als nijve
raar, zeker niet veel moest kennen en dat
om hem te vervangen, door eenen bankier
en toekomende edelman, M. Fraeys de Veu-
beke, die zeker maar moeilijk gemeens kan
hebben, met handelaars en werklieden. En
zoo zit M. nijveraar Vandenbogaerde zich
te verdrieten in de bureelen van den Bur
gerstand.
Nochtans om hem te troosten laten zij
hem Burgemeester spelen, toen M. Colaert
gaan rusten is in de Panne. Maar dan moet
hij opletten wat hij doet, want vergeet hij
dat er eene allergrootste klerikale betooging
moet plaats hebben, die van gansch de
Markt beschikken moet, dan zeker, mag hij,
aan geen cirk, die hier tijdelijk zou verblij
ven, toelaten zich op de markt te plaatsen.
Want dan moet hij zijn woord herroepen en
hij brengt de stad onaangenaamheden aan,
zoowel dat zelf een klown der cirk zijn voor
deel er uit kon trekken Toejuichingen.)
Een derde schepen.
Maar voortaan zal de Nijveraar zoo niet
meer miskend zijn, want M. Charles Baus,
die tot heden, zonder dat het iemand wist,
den 3" schepen gespeeld heeft, zoo hij het
zelf Maandag laatst verklaard heeft, zal wel
zijnen ambtgenoot ter hulp staan en zoodus,
nijveraars, zult gij niet meer te klagen heb
ben.' (Gelach.)
M. Baus,voogd van 6minderjarige kinde
ren, strijd voorop voor de ziel van 't kind,
voor de vrijheid des huisvaders, de school
wet Schollaert wil hij zien in voege brengen.
Geheel schoone woorden, maar nooit heb
ben wij gezien dat de ziel van 't kind. in
gevaar is in onze stadsschool, waar M. de
onderpastoor de catechismus gaat aanleeren;
nog min, dat onze grondwet veranderd ge
weest is, en dat wij in Belgie de vrijheid des
onderwijs niet meer bezitten. Maar wij we
ten wat M. Baus begeert, eenige millioentjes
meer voor hunne zusterkenS- en broerkens-
scholen, waar men bijvoorbeeld zooals in
de St Michielsschool, de jongens in de pro
cessie leert gaan op het minneplein, in de
brandende zon, onder het vaderlijk oog van
den herder M. Neuville die scholen zijn
voor M. Baus de beste. Zeer wel, hij mag ze
inrichten en onderhouden. Maar het behoort
dat de Staat, enkel, met het geld van al de
Burgers, het vrije en onpartijdige onderwijs
ondersteune. Y Bravosj;
De landbouwers
kunnen niet klagen.
Maar landbouwers, ik kan niet verstaan
dat gij ook zoudet klagen heeft M. Lema
hieu niet al gedaan wat in zijne macht was?
Heeft hij, in het grootste gedeelte der zit
tingen geslapen, hij kan het ook niet helpen,
hij is toch wakker gemaakt geweest door M.
D'Huvettere, die, den 31 December 1910,
deed in de gemeenteraad opmerken, dat de
Paddevijverstraat moest beleid worden.
M. Lemahieu heeft dat onthouden, en na
eerst den winter te laten verloopen hebben,
't was toch zoo koud om zich seffens daarme
de bezig te houden, deed hij op zijne beurt,
den 27 Mei, opmerken, dat er zoude moeten
eenen nieuwen duiker of waterleiding ge
maakt zijn in de Paddevijverstraat. M. Van
denboogaerde vond dat het niet noodig was,
en den ingenieur provincial zou eerst de zaak
onderzoeken. Maar M. Lemahieu had noch
tans de zaak niet vergeten en op 30 Juli
Neen, de waarheid is, dat er in onzen ge
meenteraad te veel slapers zijn, die niet beter
vragen dan ja of neen te knikken, volgens de
heeren Colaert en Fraeys de Veubeke het
begeeren zoo is het dat, als wanneer er door
het een of ander meer werkzaam lid eene
gegronde opmerking gedaan is, M. Colaert
seffens over gaat tot de stemming, zeker
zijnde dat hij de slapers langs zijne kant zal
houden en zoo is het ook, dat hij in den
Katholieken bond, op eene zeer geestige
wijze zijne macht zal beboffen met te zeggen
Heeft Colaert eenen kletskop, hij heeft
haar op zijne tanden (Gelach).
Ik herhaal het, 't is allernoodigst eenige
onafhankelijke liberale vertegenwoordigers
naar het Stadhuis te zenden, om die slapers
te vervangen en om M. Colaert te beletten
altijd zijne grillen uit te voeren zonder de
minste tegenspraak. (Toejuichingen).
De kwestie der Arme Klaren.
Ik moet nochtans bekennen dat de heeren
Begerem en D'Huvettere daar niet altijd zijn
om ja of neen te knikken, volgens den wil
van onzen Burgemeester dat zij in zekere
omstandigheid hem hebben durven betoonen
hoe haastig ten voordeele van St Maartens-
kerkfabriek hij is, onze schatten, in onzekere
werken verpand gevende, hem te dezer gele
genheid te kennen gaven, dat gansch ons
bestuur gedaan is door eenige hoofdkoppen,
zonder tusschenkomst der leden van onzen
gemeenteraad.
Dit feit is voorgevallen in de vergadering
van -3" Juli 11. Op de dagorde was de kwestie
van de aanbesteding der werken voor de
herstelling der oude abdij van St Maarten.
Gauw was de beslissing der Kerkfabriek, het
werk toe vertrouwende aan zekere Castelein
van Ghistel, goedgekeurd, maar dan deed de
heer D'Huvettere opmerken dat, volgens
zeker akkoord met de Kerkfabriek van 2e
Januari 1909 er kwestie moest zijn van een
erfpacht (bail emphytéotique) van 90 jaren,
die door Koninklijk besluit moet bekrachtigd
worden en die vooreerst door eenen authen-
tieken akt bestatigd moest worden en dat
zulk een stuk nergens te vinden is. Dat men
nochtans zoo lichtzinnig zulke groote werken
niet mocht aangaan. De Kerkfabriek moest
enkel 20.000 fr. betalen en de stad, voorop
40.000 fr. zonder vaste belofte nog dat de
Staat het overige zou geven Maar, doét
M. Colaert opmerken, men kan in pacht
niet nemen hetgeen niet bestaat Zoo
dus, dat er geen spraak kon zijn van
herstelling, maar wel van de herbouwing
van die Abdij, en niettegenstaandehet
verder aandringen van de heeren D'Hu
vettere en Begerem, die samen voor oögen
legden, dat het met de grootste onzekerheid
was, van den Staat de noodige hulp te beko
men, en zonder zekerheid van later het her
stelde, neen het nieuw gebouw te mogen
overnemen, dat de stad van nu af aan de
kerkfabriek van St Maarten een geschenk
doet die misschien 200.000 fr. zal kosten, en
waarvoor deze laatste enkel 20.000 fr. zal
betalen. Daarenboven dat oud vervallen ge
bouw, dat voor de kerkfabriek tot niets meer
kon dienen, zal zij nog, na dat de stad het
zal herbouwd hebben, nog eenen jaartijk-
schen pacht ontvangen.
Ter zelfder zitting moest M. Begerem ook
te kennen geven, dat hij zelf de stukken niet
had mogen nazien de slapers hadden er
misschien niet na gevraagd. (Gelach).
En zoo moet een klerikaal gemeenteraads
lid zelf bekennen, dat het buiten de wete is
der leden, die zelf de stukken niet mogen
nazien, dat in ons bestuur de beslissingen
genomen zijn (Geroep).
Maar, lieden van Yper, waarom zoudtgij
klagen over de geldverbrassingen van ons
bestuur, als wanneer, zij er meest nutteloos
verteeren, gelijk met op onze Halletoren
oude-nieuwe valsche klokken te stellen en
ons bestuur nog op die klokken durft doen
inprenten, Het volk van Yper is verrukt
(Donderende toejuichingen.)
Wel neen, het volk van Yper was niet ver
rukt over de nuttelooze geldverbrassingen
van ons klerikaal bestuur, en Zondag 15"
October aanstaande zal het bewijzen, met de
liberale kandidaten naar het Stadhuis te zen
den, om een einde aan die verkwistingen te
stellen, en na te zien wat er door ons kleri
kaal bestuur gedaan is en om voor een ieder