Stadsnieuws.
Lantaarnaansteker,
De zegepraal
der klerikaien.
De Heer Nolf
LOTGEVALLEN EENER WEES
Boem la la
(Mangin zijne potloo-
den op de openbare plaat-
xenverkoopende
Het was voorzien dat is er en 't
moest er zijn.
Het zegegeschreeuw der klerikaien
moest in luidruchtigheid de vrees
evenaren, die zij voor de kiezingen ge
voeld hadden.
Luister dan en oordeel een beetje
Bij de 700 stemmen meerderheid
al vrije en verlichte stemmen niet een
gedwongen geen enkele gekocht de
vrouwen zelf medegewerkt hebbende
om hunne mannen en kinderen te
overtuigen een Lépante voor de libe
ralen eene verplettering voor die
nieuwerwetsche Turken I enz. enz.
En de gezindheid der kiezers is niet
voldoende geweesthet mirakel heeft
er zich mede bemoeid De tusschen-
komst der Heilige Maagd was er, en 't
is aan Haar dat de overwinning te dan
ken is aan Haar, die men zooveel en
zoo lang gebeden en gesmeekt heeft
en in 't bijzonder en in 't openbaar,
door den Rozenkrans te huis, in de
kerken en in de processie
Ode onbescbaamden, die alzoo
jubelen I De onbewusten, zou men
mogen zeggen. Zie ze daer, zij, die in
hunne zotte vreugde den naam en de
medehulp der Moeder Gods in hunne
blijdschapskreten vermengen, met vol
le keel roepende dat Zij hen geholpen
heeft in hunne kiesdaden en gebaren,
't is te zeggen in hunne omkoopingen
en hunne deugnieterijen van alle slach:
omkoopingen met geld stemmenkoo-
ping, dronkenmaking door beschen
king, schaamtelooze beloften, des
noods bedreigingen medewerking
der kleinen, geteekende brieven be
spiedingstelsel, logens tegenover de
tegenstrevers, schandelijk vervoer van
gebrekkelijken, zieken en bijna zieltoo-
genden naar de kiesbus niets, in een
woord, van al wat oneerlijke trawan
ten uitvinden en gebruiken kunnen,
niets werd verwaarloosd... Men heeft
overwonnen, dank aan al-die afstoote-
lijke dingen, en men heeft noch die
bovenmatige schaamteloosheid van te
roepen dat de Koningin des Hemels
medegewerkt heeft om op zulk eene
wijze de zege te behalen (1)
(1) In allé tijden en overal, altijd dezelfde,
die kies Bachi-Bouzouks
Men herinnert zich dat in 1847 de heer
Schóllaert, de vader van het gevallen kabi-
Menirelwerk.
125
DE
Uit het Engelsch.
TWEEDE DEEL.
Zestiende Hoofdstuk.
Geschiedenis van den vader.
Laat mij gaan zegde zijGij boos
wicht Gij zult mij ook de oogen uitbran
den
Waar is Amelia riep ik uit. Laat
mij haar zien
Haar zien antwoordde zij. Gij af
schuwelijke valschaard Neen, zij heeft al
genoeg van u geleden Zij heeft er z-df nu
genoeg van laat haar dus met vrede
Wat meent gij schreeuwde ik, de
huishoudster bij den schouder vattende en
geweldig schuddende, want hare woorden
deden mijn hart wegkrimpen en ik was als
razende.
Wat ik meen hervatte zij. Ik meen
dat Amelia nooit weder iemand zien zal en
al had zij duizend oogen, dan zijt gij. toch
de laatste, dien zi] zou willen zien,
Haat Amelia mij dan ook berste ik
uit, meer bij wijze van alleenspraak dan als
eene vraag.
Het Antwoord was echter gereed.
U haten Ja nog meer zij kan
geene woorden vinden, die erg genoeg voor
Zij, die in Cafabrie en in Korsika ge
reisd hebben zeggen dat de struikroo-
vers dier gewesten, vooraleer de eene
of de andere hunner schelmstukken
uit te voeren, en om te gelukken, kaar
sen gaan aansteken voor eenig ver
maard Onzevrouwenbeeld.
Hewelonze klerikale leiders gelij
ken aan die misdadigers en zijn even
zoo schaamteloos en oneerbiedig.
En hoezeer moet de Heilige Maagd
niet gevleidt, vereerd en getroffen zijn
door de vleierijen en de huldeblijken
der lieden van die soort, van zulke
deugnieten
De mannen van het Journal en 't
Nieuwsblad kunnen den heer Nolf niet
vergeven dat hij volksvertegenwoordi
ger is krachtens het grondbeginsel der
E. V., noch van in de gemeentekiezin-
gen van 15° dezer een getal onafhanke
lijke stemmen te hebben bekomen,
dat, op 189 na, de helft van het geza-
mentlijk stemmengetal bereikt. (1).
Zij zijn vooral vergramd omdat vele
kiezers van hunne partij niet aarzelen
te zeggen en te verzekeren dat, zonder
zekere toevalligheden, aan zijnen per
soon vreemd, hij zelfs gekozen zou
geweest zijn met eene eerbiedwaardige
meerderheid.
De heer Nolf is hun slaapverstoor-
der, hunne nachtmerrie, hunne zwarte
beest, hun Turksch hoofd ten slotte,
gezien dat, in hunne oogen, al de libe
ralen Turken zijn.
Het is voor ons, zijne vrienden, eene
vermakelijke vaststelling.
Wat die politiekers, doorkneed van
afgunst, gal en haat, uit hun vel doet
springen, 't is dat, dank aan zijn onbe
rispelijk karakter, aan zijne rechtscha
penheid, aan zijne keurige handelwijze
in tijd van strijd aan zijne volkomene
eerlijkheid onder alle opzichten en in
alle betrekkingen, de heer Nolf een
netshoofd, in zijn beroemd lied, gericht
tegen de geweldige klerikaien van zijnen
tijd, die hem verplicht hadden een en lee-
raarsstoel in de hoogschool te verlaten, dien
hij door zijn talent schitterend bekleedde,
gezegd heeft
Zonen der kruisvaarders, volherdt in uwe
aanvallen
Voor de kiezing vormt uwe bataljons
Gaat op den buiten uwe kozakken aan
werven
Maakt heiligen van onze oude vrijmetselaars
Om geringen bijval te koopen.
God, duivel en eer, alles moet ten bate ge
nomen worden.
Baat alles uit, wij snijden uwe overwin ningen
In den boom der vrijheid.
(N. der R
(I) Inderdaad, de heer Nolf bekwam 2336
stemmen en de volstrekte meerderheid was
2526stemmen. fN. derR.)
u zijn Zij prove, i, zeis inham pijn Wree
daardig slecht en zoo meer. Zij hui
vert zelfs als zij eenen naam hoort, en wij
mogen bij haar niet eens van u spreken.
Ik wachte niet om te hooren, maar keer
de mij om en vloog het huis uit.
Dat oogenblik was beslissend voor geheel
mijn leven. De bliksemstraal had mij getrof
fen en verpletterd. Mijne hoop, mijn geluk,
mijne vooruitzichten, mijn goede naam
waren reeds verloren een eenzaam lichtje
was nog in de duisternis biijven flikkeren
het was Amelia's liefde. Daarop had ik ver
tróuwd daarop alleen. Het verdween, en
daarmede verdwenen mijne jeugd, mijn ge
loof, mijne hoop op den hemel. Ik was nu
geheel eenzaam op de wereld, en bekom
merde er mij niet om waar ik heenging of
water van mij werd,
Van dat oogenblik af was ik dezelfde niet
meer. Eene zwaarmoedigheid overstelpte
mij, die mij sedert nooit heeft verlaten, en
die gij bij mij hebt opgemerkt. Dat oogen
blik was mijn verderf de invloed van dat
enkele oogenblik veranderde mijnen vroo
lijken lach in eenen bitteren glimlach,
mijne rondborstige en genoeglijke wijze van
spreken in eenen toon van slechts verbloem
den schimpenden spot mijn haar vergrijs
de voor den tijd; mijne trekken werden
scherp, dikwijls norsch mijne medemen-
schen voor welke ik gehoopt had eens een
weldoener te worden, waren voortaan een
gewapend leger vijanden, met wie ik eenen
eindeloozen oorlog moest voeren.
Ik weetniet welken weg ik opging,
toen ik het huis van den heer Graham ver
laten had. Ik herinner mij geen van de
straten, die ik doorging, hoewel zij mij al
len zonder twijfel bekend waren maar ik
bleef niet stil staan, voordat ik het einde
aanzien geniet, dat anders wezenlijk en
ernstig is dan dat van velen under hen,
waarvan verscheidene onder hunne
tent wegkruipen zouden, hoorden zij
luidop zeggen wat velen en ouder
deze zelfs klerikaien stillekens Duis
teren.
Daarna mag men den heer Noll uit
maken voor vrijmetselaar, socialist,
kartellist, Grooten Turk, enz., enz.
weinig kan het ons, zijne partijgangers
schelenden min nog, misschien, scheelt
het hem zelf, daar de heer Nolf zich
terecht zeggen mag dat de achting der
eerlijke lieden van alle partijen hem
voldoende is en moet zijn.
enmm
De vooruitzichten,
van hel Jour rial (V V pres
verwezen tüj kt.
Men heeft algemeenlij k gedacht dat
de bijval der klerikale lijst verschul
digd was aan de verscheidene midde
len, die gewoonlijk door onze tegen
strevers gebruikt worden en die ge
noegzaam gekend zijn.
Het schijnt dat er daar niets van is.
Het Journal d'Ypres leert ons dat,
als de klerikaien zegepralend uit den
strijd gekomen zijn, zij zulks alleenlijk
aan de tusschenkomst van Onze Vrou
we van den Rozenkrans danken moe
ten De verzekering van het goede
Journal kan zekerlijk niet in twijfel
getrokken worden als het dat zegt,
't is dat het zulks uit goede bron weet,
O. V. van den Rozenkrans zal er voor
gezorgd hebben het er van te verwitti
gen, 't is zeker.
Dat is ook zeer waarschijnlijk. In de
tijden van vrouwenrechtsbetrachting,
waarin wij leven, en de vrouwenrechts-
betrachters bij uitmuntendheid hoofd
der lijst zijnde, is het nogal natuurlijk
dat O. V. van den Rozenkrans zich met
de zaak in 't bijzonder ingelaten heeft.
Het is zekerlijk zij die, in eenig
vizioen, aan de schoone mevrouwen
het bevel zal gegeven hebben om van
deur tot deur stemmen te gaan afbede
len, van die zoo verhaaste als god
vruchtige voetstappen te doen. Men
zou het enkel een beetje buitengewoon
kunnen vinden dat O. V. van den Ro-
zenkranszulkegoed afgeteekende voor
keur hebbe en dat zij er volstrekt aan
gehouden hebbe dat het riolennet door
den heer Vandenboogaerde of den
heer Fraeys (van Veubeke) voiledigd
zij en de herstellingen onzer gedenkge-
bouwen doorden heer Golaert voortge
zet worden, liever dan door andere
personen maar die vrouwelijke voor
keur is niet te bespreken. Men stelt ze
vast en daarmêe uit.
Maar, toch, O. V. van den Rozen
krans, zoo minnelijk voor den heer
Golaert en zijne ambtgenooten, had
ook wel een ziertje aan hare goede
cener werf had b-;e.kt, tu da_r iij hel uiepe
water stond te staren, en verlangende om
maar eenen roekeloozen sprong te doen en
en mij zeiven in eeuwige vergetelheid te
dompelen.
Zonder die laatsten slag, waaronder al
mijne geestkracht bezweken was, zou ik het
leven hebben lief gehad, ten minste totdat ik
ik mijnen goeden naam had gezuiverd ik
had geene gecchandvlekte nagedachtenis
willen achterlaten, waarover de menschen
zouden schimpen en Amelia schreien. Maar
wat stoorde ik mij nu aan mijne raedemen-
schen En Amelia zij had mij niet meer
lief en zou mij niet betreuren. Ik verlangde
naar het grat
Er zijn oogenblikken in het menschelijk
leven, wannéér een woord, een blik of eene
gedachte de schaal van het noodlot kan doen
overstaan en de bestemming van eenen
mensch beslissen.
Zoo was het nu met mij. Ik was niet in
staat om zelf eenig plan te vormen maar
het toeval besliste als het ware voor mij. Ik
werd uit verdooving, waarin ik verzonken
was, opgewekt door een geplas van riemen
in het water beneden mij, en een oogenblik
later werd eene boot vastgelegd op weinige
schreden afstand van de plek waar ikstond.
Tegelijk hoorde ik snelle voetstappen op de
werf en zag ik bij het schijnsel der maan,
die juist van achter eene wolk te voorschijn
kwam, een zeevarengast aankomen, met
een dutfelschen jas onder den eenen arm en
een ouderwetschen reiszak aan de andere
hand. Hij had een goedhartig vroolijk uit
zicht, en toen hij mij voorbij wilde gaan,
om in de boot te springen, waarin twee ma
trozen, met de riemen in de hand, op hem
zaten te wachten, gaf hij mij eenen frisehen
slag op den schouder en zegde. Wel, jon
gen, wilt ge met ons meevaren
vrienden van Brussel, Gent, Kortrijk
Brugge, enz., enz. mogen denken dié
zij daar schijnt in den steek gelaten te
hebben met eene heel en aU'rouwelij
ke bevalligheid.
Zij heeft maar op hare goede Yper-
lingen gepeinst Zijn wij dan geluks
vogels, maar zijn wij het, hein
«s u m <m -as m mm
De
heer Fraeys van Veubeke
is iiiel tevreden.
De dartele heer Fraeys van Veubeke
is niet tevreden over den uitslag der
kiezingen van Thourout, Roeselare
Kortrijken Brugge.
Hij heeft er zijn beklag overgedaan
aan zijne vrienden van Brugge. Peist
een keer, de antiklerikale partijen dier
plaatsen hebben een twintigtal zetels
ontnomen aan de brave klerikaien van
Thourout en andere plaatsen, 't ls om
er de geelzucht van te krijgen.
Wij hebben redenen om ons over
die overwinningen te verheugen. De
kiezers dier vier steden hebben hun
nen plicht begrepen. Zij lieten zich niet
omkoopen, gelijk te Yper, vooreenige
vijffrankstukken of door valsche belof
ten. Zij hebben de onwaardige handel
wijze van de partij, die zich katholiek
noemt, verstooten.
Eere aan onze vrienden uit die
plaatsen
Er zal een dag komen, waarop de
Yperlingen moede zullen zijn het juk
te torschen van die zoogezegde man
nen der partij van orde en de heer
Fraeys zal dan voor altijd in de Veube
ke zij n
In de gasfabriek.
Niet meer dan hare kalanten, schijnt
het dat de Gasmaatschappij zelve hoe
genaamd niet voldaan is over hare ver
lichting.
Men stelt inderdaad, zonder te veel
verwondering overigens, vast dat, naar
het voorbeeld van een groot getal
onzer medeburgers, zij de eledriciteit
komt aan te nemen om de yazfabriek
te verlichten.
Tuigen en lampen, alles is reeds in
gericht.
Dat doet denken aan den fabrikant
van kruidekoek, die zich wel wachtte
zijne voortbrengsels te proeven 't is
goed voor.... de anderen, zei hij, maar
het is voor mij niet goed
Zonder verdere uitleggingen, niet
waar
Een goed liberaal abon
neert zich aan DE WEER
GALM
Zonder bedenken antwoordde ik bevesti
gend en met eenen blik naar mijn gezicht
en mijne kleeding, waardoor hij zichscheen
te verzekeren dat ik wel in staat zou zijn
om de vracht tebetalen, zegde hij lacheude.
Stpap dan maar in.
Tot zijne verwondering want hij had
bijna niet gedacht dat ik het ernstig meen
de sprong ik in de boot, en eenige oogen
blikken later was ik aan boord van een schip,
zonder te weten waarheen het bestemd
was,
De plaats van bestemming bleek Rio Ja
neiro te zijn, eene omstandigheid, die ik
niet vernam,voordatwij tweeofdrij dagenin
zee geweest waren, en die mij zelfs toen ga-
heel onverschillig was. Er was maar een
passagier aan boord behalve ik de dochter
des kapiteins, Lucy Grev, op welke ik in de
eerste week bijna niet lette, maar die, he'Z'J
in de kajuit of op het dek, zoozeer te huis
scheen te zijn alsof zij geheel haar leven op
zee had gesleten. Ik had misschien de g«'
heele reis kunnen doen zonder voor
tweede maal aan dit meisje dat nogha
een kind was te denken, indien miJD
vreemd en raadselachtig gedrag haar n'6
tot eene handelwijs had uitgelokt, die ®J
eerst bevreemde eu eindelijk belangstelun&
inboezemde. Mijn woest en angstiguitzu11
mijne gedurige rusteloosheid, mijn afkee
van voedsel en mijne zichtbare onversc
ligheid voor alles wat mij omringde, v®;
wonderen haar en maakten haar me e J.
den gaande. In het eerst geloofde zi)
niet wel bij mijne zinnen was en t- (e,
mij als zoodanig. Zoo zette zij zich vla
genover mij op het dek, staarde mij
aan zonder te bemerken of er zich aaD et
storen of ik op haar lette, en ging dan
een zwaren zucht heen
(Wordt Voortgw-'
OP DB
i dat ik