Lantaarnaansteker, De ploerterij van 't Journal. Mengelwerk. 128 Onzen nieuwen Meier. De ontbinding. Verdachte hond. S liéalre d1 Ypres. Lijsl der Apothekers M. A. WËCkËSSEK, men moet het wel bekennen, wij heb ben dien uitslag zonder veel pogingen bekomen. De strijd werd maar laataan- gegaanvelen onzer vrienden meenden hem onnuttig, daar in 't korte nieuwe gemeentekiezingen voorzienzij nWelke ook de uitslag zij der eerstkomende kamerkiezingen, dat het inderdaad, de tegenpartij zij die de zege behaalt, of de klerikalen, die aan 't bewind blijven, het valt niet te betwijfelen dat de wet, die nu onze gemeentekiezingen regelt, bepaald veroordeeld is. Daarom werd de strijd op weinig geestdrift onthaald. De bestorming was overigens maar onvolledig zij mikte niet op de om verwerping van 't bestuur, zooals ver- scheidenen het verlangden. Maar het is hier niet dat het betaamt de verantwoordelijkheid te bespreken. Alleenlijk willen wij uit het geheel der feiten het besluit trekken, dat zich opdringt 't is dat op den dag waarop de liberalen eene gezamentlijke poging zallen willen doen, het hun niet moei lijk vallen zal tot de omverwerping van het bestuur te geraken. Zulk eene po ging kan 's avonds voor eene kiezing niet tot stand komen. Men moet er zich langen tijd op voorbereiden, en het is ook noodig dat zij het werk zij van- hen allen, die, in de partij, over eenigen invloed beschikken. Dat onze vrienden zich gewennen aan het nemen van den weg onzer vereenigingen. De klerikalen vergaderen eiken Zondag. Waarom zouden wij dit ook niet doen Het is om de toekomst voor te bereiden dat wij al onze vrienden uitnoodigen. O de armzalige, de stompzinnige, de belachelijke nederlaag, waardoor het Journal zich uitput om verschoo ning en onderwerping te roepen, be trekkelijk het artikel Een begin in zijn nummer van 3 November laatst leden verschenen Wat moet de gepoetste Poperingnaar de Herkuul onzes bestuurs, de man met haar op de tanden, de Mangin en de Barnum van het reklaammaken, van de pocherij en het gezwets, wat moet hij poot gespeeld, en bedreigd hebben ten Bureele van 't Journal opdat deze zich zoo belachelijk verontschuldigd hebbe Ha ha arme en ellendige confra ter, er is eene misgreep Het artikel, dat het haar te berge deed rijzen op.... de tanden van onzen Meier, was voor Le Progrès bestemd en 't is door onop lettendheid dat, in uwe bus gevallen zijnde, gij het opgenomen hebt, zonder dat de opstelraad er aan medegehol- pen heeft Stelliglijk, het Journal gaat voortal zijne lezers voor echte ezels aan te zien. Dat is hem al gebeurd en ziet ge, er is maar eene eerste stommigheid noo- DE LOTGEVALLEN EENER WEES Uitliet Engelsch. TWEEDE DEEL. Zeventiende Hoodsluk Het verloren kind teruggevonden dig om er andere te doen ontstaan. Wij moeten dat eens opfrisschen, op gevaar af bittere aandenkens op te delven en zelfs den opstelraad van 't Journal te doen blozen, als hij nog blozen kan, 't zij van wat ook. Het was in 1893 in de Octobermaand. In het nummer 2887 van den 25 dier maand had het Journal een artikel opgenomen, hatelijk, eerschendend, ten laste van een vreedzamen en acht baren ambtenaar van het Parket. Door de algemeene afkeuring, die door zulke laffe deugnieterij onlstaan was, getroffen, vond het Journal niets heter dan, in een volgend nummer, te zeggen dat zijn opstelraad er voor niets in was dat het de daad was van eenen onbekende, die, in de afwezig heid van den uitgever, steelswijze inde werkplaats gedrongen was, en daar de lasterende bladzijde gezet en afgedrukt had. Het spreekt van zelf dat de beleedig- de zich niet tevreden hield met dien armzaligen uitleg. Hij vervolgde tegen den uitgever eenen reeds ingespannen eisch van schade en interesten, die den 4 Juni 1894 afliep met de veroordeeling van den uitgever tot 4000 fr. eerherstelling, met opneming in verschillende dag bladen. Als het nar van afdokken geslagen was, vond men nogal gemakkelijk den schuldigen makker, die beschaamd en verlegen, betaalde. Er had, dien tengevolge, dat jaar daar eene heuglijke eklips plaats. Heden, zien wij dezelfde wegslui pingdezelfde ontglipping; denzelf den stompzinnigen uitslag huichelen de en verergerde wijziging van het beruchte Ten is ikke niet Enkelijk het is op den rug van den Meier deze maal dat men verraderlijk suiker geklopt heeft, en 't is aan dezes gramschap dat men, spijten berouw hebbend, zich heeft trachten te ont trekken door de dwaasste der veront schuldigingen. Het goevernement is voornemens, voortaan met ernstige zorg al de uit drukkingen der openbare denkwijze na te volgen en zijne besluiten te nemen overeenkomstig met de volkswil. Het is alzoo dat, voor de benoemingen van burgemeester, hij zinnens is de sjarp te geven aan deze die bijzonderlijk de gunst van het kiezerskorps hebben gehad. Dat is heel schoon. j Maar dat valt ook al zeer lastig voor onze KK. mannen. Het goevernement, naar het schijnt, zou besloten hebben M. Vanderghote, die 2702 stemmen be kwam in de kiezing van 15 October, als burgemeester te noemen in plaats van M. Colaert, die slechts 2689 stem men verkreeg. Al de middelen zijn ingespannen om den tegenwoordigen burgemeester te behouden. Meu vreest noghtans veel dat al die voetstappen nutteloos zullen zijn. Het goevernement heeft het inzicht afgekondigd, aan den Koning de ont binding voorte stellen, nadestemming der wet, aangaande de vermeerdering der zetels voor het Parlement, welk getal, volgens de verklaringen van M. de Broqueville, zal gebracht worden van '166 op 184 of 186. Wij zullen dus 18 of 20 volksverte genwoordigers meer hebben en men zal de uitslagen der volksoptelling moeten afwachten, vooraleer te weten aan welke arrondissementen de nieuwe zetels zullen toegepast worden. In onze provincie zullen het de arrondisse menten Rousseiaere en Oostende zijn, die van deze vermeerdering zuilen ge nieten. Hetgeen van nu af reeds zeker is, 't is dat met aanstaande Meimaand, wetge vende kiezingen zullen plaats hebben in 't arrondissement Yper, voor Kamer en Senaat. De mandaten voor de Kamer zullen maar voor 2 jaar zijn, gelijk het 't geval was in 1900. Het is noodig dat van nu af reeds, onze vrienden zoowel van de stad als van den buiten, zich tot den strijd voorbereiden. De toestand voor ons is opperbest. Onze zegepraal moet de victorie, in 1910 behaald, nog over treffen M. Colaert zegde onlangs nog in het Volkshuis dat M. Nolf met de aan staande Kamerkiezingen zou buiten vliegen 1 Wij kennen dit liedje al lang 't is immers sedert 1900 dat de klerika len het op alle toonen zingen de kie zers zullen er wel voor zorgen, onze kadodders zuilen het nog lang mogen zingen en wat zij ook in werke stellen, zal onzen achtbaren volksvertegen woordiger M. Nolf, triomfantelijk her kozen worden, gelijk hij het telken male is geweestinl902,1906 en 1910. In 1910 wonnen wij op het cijfer van 1906, 2ÜOO stemmen, terwijl de kle rikalen er met moeite 100 bij wonneni In 1912 moeten wij ons stemmental van 11.245 welk het was in 1910, op iS.OOO brengen 1 fcSSSi'XW&*SSzSSïJSS 4 Maandagmorgen, bij St Maartens- j kloosterpoort bleef een hond staan, de muil vol schuim de hond had noch muilband noch medaille en wilde de voorbijgangers bijten. De politieopzie- ner M. Pol Vancraenenbrouck sloeg het beest met een stok dood en het lijk werd naar het slachthuis gebracht alwaar de bestuurder het zal onder zoeken. G'est le SAM EDI 25 NOVEMBRE, qu'aura lieu, au théatre d'Ypres, la representation de l'arnusante et bien connue Tournee h ilo de Meyer, de 1'an cien Chat Noir de Paris, avec un spec tacle hors ligne et une troupe hors de pair, tout cointne a ses précédentes tournees annueiles. Au programme Qui n'entend qu'une cloche... un acte de Milo de Meyer. G'est une tres tine et réjouissante étude des moeurs de la femme-avocat. Ensuite, Le Cabot d'au-dessus, deux actes d'une bouffonnerie intense, qui sont bien les plus folatres qu'aient écrits jusqu'a ce jour les joyeux auteurs qui s'appellent Yves Mirande et Géroule. Puis, c'est YIntermède chatnoiresqueoü se feront entendre la captivante et talentueuse Gécile Darclée le fameux improvisa- teur Joel de Virard, qui dépasse de loin tous les chansonniers express connus; Léon Berton, le chansonnier-imitateur en qui s'incarne le talent de la parodie imitative Marcelle Norcy, la réputée diseuse, dont le nom attire la foule, et qui détaille coinme personne les meil- leures chansons de Montmartre enfin Milo de Meyer, l'auteur chansonnier dont la bonhomie s'exerce contre les laideurs de la politique et les jobarde- ries du snobisme contemporain. Or, ce n'est point tout encore Gar il reste la Revue Oh décrochez-moi qu de Jean Deyrmon et Fernand de Rouvray, qui serajouée par toute la troupe, qui com- porte en outre MUe Frédérique Adam et MM. P. Noriac et Ludovic Leblond. Qui ne se rappelle, dans la récente toornée Milo de Meyer, ie suecès des scènes du Paveur des Députés portugais et socialiste du Théatre des soldats etc., scènes dues a la plume follement fantaisiste de Jean Deyrmon est mieux encore Un tel programroe garantit un spec tacle exceptionnel, tout différent des soirées théatrales hahituelles et com- bien plus gai et plus relevé Disons toutefois que, constamment de bon gout, ce spectacle est parfaitement accessi ble aux dames, contrairement a ce qu'elles pourraient penser. vuu dienst zijnde van \s middags lol 10 uren s'avomls ZONDAG 26 NOVKMHEU 1911 DIXMUDESTRA A T, n» 68, YPER Wordt Voor/gezet-) OF DB Omtrenrt twee maanden na uwe geboorte mijn kind, en eer uwe oogjes zich nog had den leeren verhelderen op het gezicht van eenen vader, die noodzake'ijk veel van huis was, riepen de zaken, waarin ik werkzaam was, mij als gelas'erde naar eene vest-girig op eenen afstan I van Rio. Ik was bijna eene maand afwezig geweest, had mijne reis verder uitgestrekt dan ik in het eerst voor nemens was, <-n had geregeld aan Lncy geschreven on haar van mijn verblijf bericht, gegeven (hoewel ik sedert heb moeten den ken, dat mijne brieven haar nooit zijn ter hand gekomen) toen destreek waarin ik mij bevond, door de geelkoorts werd bezocht. Ter wilde van mijn gezin, nam ik alle voorzorgen om de besmetting te ontgaan, maar vruchteloos Ik werd door de schrik keiijke ziekte aangetast e i lag w-ken lang op den o-ver des doods. Ik werd in mijne ziekte onbar nha tig verwaarloosd want ik had geene vri md m in tnijne nabijheid en mijne beurs was niet genoeg voorzien om baatzuchtige diensten te knopen maar Wat mijn angst voor Lucy en u mij deed lijden was veel erger da a mijne lichamelijk pijnen hoewel deze waarlij k groot waren. Ik vreesde alles wat mijne verbeelding mij maar voor den geest kon brengen maar belaas het Was nog iets bij datgene wat mij wetkeli|k verwachte, toen ik, na t ene bi na eindelooze ziekte, verartnd en uitgeteerd naar R\o ter ug- keerde. Ik zocht mijne vroegere woning op Zij was verlaten, en ik werd gewaarschuwd om zelfs de nabijheid daarvan te ontvluchten, daar de schrikkelijke ziekte, die ik reeds eenmaal had doorgestaan, de geheeie straat bijna had ontvolkt. Ik deed overal navraag, maar kon nergens bericht krijgen van mijne vrouw en mijn kind Ik haastte mij na r de afgrijselijke plaats, naar gedurende het woeden der bestaardige ziekte, de onderken de dood-n werden ten toon gelegd maar onder die misvormde overblijfselen was het, onmogelijk vrienden van vreemden te onder scheiden Ik bleef weken lang in de stad rond dwalen, in de hoop nog iets van Lucy te vernemen waar kou i iemand vinden, die het minste van baar geboord had. Den ge heelen dag zwierf ik door de straten en op de werven rond daar deze laals'e de plaatsen waren, die Bjn Grant (iri wiens getrouwe zorg ik uwe moeder en u zelve gelaten had) dikwijls gewoon was te bezoe ken maar niemand wist iets van personen, die met mijne beschrijvhg overeenkwa men. Mijne eerste gedachte was geweest, dat /.ij zich natuurlijk naar mijnen patroon zou den begeven hebben, om bij hem naar de reden van mijne verleng'le afwezigheid te vernemen en toen ik mijne woning ledig vond, haastte ik mij om hem op te zoeken. Maaro'ikh j was km-i geleden het slachtoffer dei eerschende z ekte geworden Zijn kan toor was ga-loten en hel geheeie gesticht was ontbonden. Ik bleef zoeken en navraag doen tot de hoop mi j geheel begaf Men ver- zekerde tui] -lal bijria geen enkel bewoner der noodlottige wijk, waarin ik mijn gezin had gelaten, do dood was ontkomen en eindelik overtuigd dat het noodlot mij nog met dezelfde hardnekkigheid vervolgde, waarvan deze laatste slag slech s een enkel voorbeeld was. dat ik wel had kunnen voor zien en verwactiten, was ik radeloos genoeg om voor mijnen overtocht als handlanger uiest te nemen op het eerste schip, dat mij hoi een gewest kon ontvoeren, hetwelk zul ke ijselijke herinneringen bij mij opwekte. En nu begon voor mij dat rampzalig zwer ven zonder rust of duur, dat sedert geheel mijn leven heeft uitgemaakt. Met zeer ver schillend i oogmerken, nu de eene dan de andere bezigheid ter hand riemende, onder gedurige afwisselingen van voor en tegen spoed, heb ik degeheele wereld doorgereisd. Mijne voeten hebben bijna alle landen be tr den ik heb alle zeeën bBvaren, de lucht van alle klimaten ingeademd. Ik ben gemeen zaam met de stad en de woestijn, met den beschaafden mensch en den wilde Ik heb de treurige ondervinding opgedaan dat ner gens rede is te vinden, en dat de vriend schap meestal slechts een naam is. Ik heb de menseheid leeren haten, schuwen en ver achten. omdat ik haar maar al te wel heb leeren kennen. Eens,gedurende mijneornzweringen, heb ik het verblijf mijner jeugd bazo ht. Onge zien enonbekend betrad ik den welbekenden grond, beschouwde ik nog w-lbekende, hoewel d or den tijd va-anderde gezicht >n. Ik stond bij het venster der bibliotheek van den heer Graham ik zag het tevre- d-me, vergenoegde en teedere gelaat van Amelia gelukkig in hare blindh id en vergetelheid van h«t veriedeue. Een jong meisje zat bij het vuur en poogde bij het flikkerende licht daaraan te lezen Ik wist toen niet wat. iets z o bekoorlijks aan hare peinzende trekken gaf. ol waarom in jri blik met zulk een onverklaarbaar genoeg- n daarop rustt-; want er wa< geene stem om h-t bart des vaders toe te roepen, dat hij het aange zicht van mijn kind aanschouwde. Ik ben er niet zeker vari,ofdeneiging. die mij dreef, om binnen te treden, mij bekend te maken en bidden om tnij een woor I van vergiffenis toe te spreken, niet de overh »n I zou hebben I bekomen op mijne vrees v-ior haar ongerioe gen maar de heer Graham vertoonde zich op dat oogenblik, ik ontvliol toen het huis en vertrok des a nieren daags naar elders. Hoewe| ik bij den arbeid van verschillen den aard. dien ik moest ondernemen nrn tnij zeiven een fatsoenlijk bestaan te' verschaf fen, meer dan eens zooveel voorspoed had, dat ik voor eenen tijd geheel o afhankelijk werd en in staat was om kostbaare reizen te doen, bracht ik toch nooit een eenig- zins aanzienliek vermogen bijeen ik dacht er ni-t eens aan om dit te do n, daar het geld geene waarde voor mij had, behalve om bet ter bevrediging mijner unmiddelijkfl behoeften te gebruike i. H-t toeval bracht mi] echter eindelijk iri het b zit van eeief rijkdom, dien ik eigenlijk niet kan zeggeI] te hebben gezocht. Nadat ik bijna een jaar in de v. iLleroisseD van het westen had gesleten, onder h>tgeva len, waarvan het verhaal u bijna ongelooflijk zou voorkomen.keerde ik latitfzaam d' or h®' laud terug.

HISTORISCHE KRANTEN

De Weergalm (1904-1914) | 1911 | | pagina 2