Lantaarnaansteker,
Stadsnieuws.
Oogen open
Ken scherp anlwoord.
Mengelwerk. 129
LOTGEVALLEN EENER WEES
De waanzin van l Journal
De heer Colaert antwoordt bondig
aan den heer Biebuyck.
Hij zal de gasmaatschappij inlichten
over de klachten gedaan door den acht
baren ondervrager. Hij verzeke.it, an
derzijds, dat "de stad alle rechten
voorbehoudt voor wat de electriciteit
aangaat en dat de bijzonderen het recht
hebben gelijk welke verlichting te
hunent in te richten evenwel hebben
zij de machtiging aan den Schepenen-
raad aan te vragen en deze zal er zorg
vuldig op waken dat dit laatste punt
stipt nageleefd worde.
De openbare zitting is om 6 u. 45 m.
geheven.
Wij deelen hieronder den brief
mede, welke M. Thooris, liberaal
volksvertegenwoordiger van het ar
rondissement Brugge, komt te sturen
aan de klerikale gazetten dezer stad.
Wij deslen heel en al de zienswijze
mede, welke hij uitdrukt. Zoo men
niet stelselmatig het stemmenrecht
kan afschaffen aan de ouderlingen,
ten minste kan men eischen dat zij
alléén stemmen. Het ware de eenige
middel de drukking te beletten op
die ongelukkigen uitgeoefend.
Hier te Yper, maken de klerikalen
gebruik en misbruik der getuig
schriften van geneesheeren, want de
groote meerderheid der ouderlingen
zijn ter stembus gebracht door de
agenten der K.K.. die allen stem-
men in plaats van die oude-manne-
tjes, zelfs zonder hunne toestemming
te vragen.
Er is nog beters indien een ou
derling den wensch uitdrukt verge
zeld te worden van een familielid,
wiens liberale gedachten gekend
zijn, is die vraag ontegensprekelijk
geweigerd.
Het is meer dan tijd dat die schan
delijke drukking eindige.
Wij verhopen dat het bureel der
linkerzijden de zoo juiste vereischen
van den achtbaren liberale vertegen-
woordiger van Brugge krachtdadig
zal ondersteunen.
Sedert M. Albert Thooris, onze libe
rale volksvertegenwoordiger, in de
Kamer zetelt, wordt hij dikwijls en
hevig aangevallen door de klerikale
pers van Brugge.
De Gazette van Bruggede Waarheid
en 't Brugsche Vrije hebben hem nog
eens aangerand gedurende deze laatste
dagen.
DE
Uit het Engelsch.
TWEEDE DEEL.
Zeventiende Hoofdstuk
Het verloren kind
teruggevonden.
fja ontelbare bezwaren te hebben doorge
staan op eene reis, die geen ander doel had,
dan mijne zwerfzucht te bevredigen, bevond
ik mij in een gewest, dat men later het
land van belofte heeft genoemd, maar voor
menig winzuchtig uitwijkeling een land
van valscheid en bedrog is geweest. Mij
echter, die het niet zocht, gaf het bergen
van goud. Ik was een van de vroegere ont
dekkers der verborgene schatten van dat
gewest een der gelukkigste goudzoekers,
hoewel ik mij minder moeite gaf dan eenig
ander. Ook was het niet alleen, zelfs niet
voornamelijk bij de goudgraverijen, dat de
fortuin mij begunstigde. Van de eerste op
brengst van mijnen arbeid kocht ik geheel
toevallig een groote streek lands, weinig
denkende dat die toen eenzame plek eens
door de straten en pleinen eener groote,
welvarende stad zou bedekt worden.
Zoo was het echter en zonder inspanning,
bijna zonder dat ik het zelf wist, bereikte
M. Thooris heeft aan den uitgever
dezer bladen, M. Gustave Stock, het
volgende antwoord laten geworden.
Hetverdient met belangstelling gelezen
te worden
Aan den heer G. Slock,
drukker te Brugge.
In de drie bladen uitgegeven door u,
in de Gazette van Brugge van 14 en 18
November, in 't Brugsche Vrije en in de
Waarheid van 18 November, word ik
nog eens bitsig en heftig aangevallen.
Er worden mij woorden in den mond
gelegd, die ik nooit heb uitgespro
ken. Er worden mij bedoelingen toe
geschreven die nooit door mij werden
nagestreefd.
Ik zal niet langer meer dulden dat
mijne woorden stelselmatig worden
verkeerd en verdraaid en dat mijne
handelwijze onder een valsch daglicht
worde geplaatst, met het blijkbaar
doel tegen mijne vrienden en mij, haat
en afkeer bij enkele kiezers aan te
kweeken en de liberale partij af te
breken.
Ook beroep ik mij op art. 13 van het
decreet op de drukpers van 19 Juli
1831, om te eischen van u en desnoods
te dwingen mijn antwoord in het
eerstvolgende nummer der drij hoo-
ger gemelde bladen op te nemen en
wel op de plaats en in dezelfde letter
als bedoelde artikelen.
Zoo durft gij beweren dat, in de
aanspraak door mij gehouden te Brus
sel op het avondmaal van 9 November,
ik hier in Vlaanderen kerkvervolging
heb gevraagd en geëischt gelijk in
Frankrijk
Gij maakt u hier schuldig aan eene
eerste te kort koming aan de waarheid;
ik zou desnoods een strenger en ge
paster woord kunnen gebruiken.
Noch te Brussel noch elders heb ik
ooit kerkvervolging geëischt noch ge
vraagd. Even als alle belgische libera
len ben ik een overtuigde en rechtzin
nige voorstander van vrijheid van ge
weten en van godsdienst zooals deze
overigens gewaarborgd wordt door de
grondwet, zij is immers een recht dat
innig is verbonden aan alle denkend
wezen.
Waarom zou het dan mogen ontno
men worden aan uwe geloofsgenooten,
aan de roomschkatholieken
Zij mogen er aanspraak op maken
even als lutheranen, calvinisten, angli
canen, joden, mahomedanen of vrij
denkers.
Hoe zouden uwe geloofsgenooten
kunnen vervolgd worden in België,
zelfs indien morgen het bewind over
ging in de handen van de meest be
sliste antiklerikalen
De Grondwet zou ongeschonden
blijven voortbestaan in al hare bepa
lingen aangaande vrijheid van geweten
en van godsdienst.
Ik daag u uit een lid onder de libe
ralen of onder de socialisten van Ka-
ik den rang in de maatschappij, die aan het
bezit van eeneu rijkdom is verbonden.
Maar dit was alles nog niet. Het gezegen
de toeval, dat mij naar het goudland voerde,
strekte tevens om mij eenen kostbaren parel
te doen ontdekken een schat, waarbij
Californie en al zijne goudmijnen voor mij
in onbeduidendheid verzinken. Gij weet hoe
de hoorlogskreet in alle landen uitging, en
mannen van alle namen en volken te wapen
liepen, naar het veld der fortuin. Daarop
volgde een ongersnood, met eenen nasleep
van ziekte en dood en menigeen die zich
haastte om den gouden oogst te helpen inza
melen, zonk bij den weg neder, zonder ooit
het gele graan te zien golven.
Hoewel ik den gretigen drom verachtte,
kon ik in mijnen tijd van voorspoed niet
weigeren, in de behoeften te voorzien van
hen, die mij onder de hoogen kwamen en
ditmaal vond mijne tnenschlievendheid hare
belooning.
Een alf verhongerd, in vodden gekleed
man, die bijna stervende scheen, kroop tot
voor den ingang mijner tent (want het was
nog in den vroegen tijd, toen het land geene
betere woning aanbood) en bad mij met eene
flauwe stem om hulp Ik weigerde niet hem
in mijne bekrompene woning op te nemen,
en zoo ver ik in staat was, hem te verschaffen
wat hij in zijnen lijdenden toestand noodig
had. Hij bleek meer een slachtoffer van ge
brek dan van ziekte te zijn, en toen zijn hon
gergestild was, openbaarde zich spoedig de
laagheid en woestheid van zijn gemoed,
door de norsche onverschilligheid, waar
mede hij de weldaden van eenen vreem
deling aannam, en de grove ondankbaar
heid, waarmede hi] mijne gastvrijheid mis
bruikte.
Weinige dagen waren voldoende om hem
mer en Senaat te noemen, die ooit
heeft voorgesteld deze bepalingeu aan
herziening te onderwerpen en ze in te
krimpen of te verminken.
Gij zult mij het antwoord schuldig
blijven...
Gij doet eene tweede keer de waar
heid te kort ik wensch beleefd te
blijven door te schrijven, dat M.
Thooris vroeg dat al de arme men-
schen, die van disch of weldadig-
heidsbureel genieten van hunstem-
recht zouden beroofd worden in
anderewoorden, dat zij op denzell-
den voet zouden gesteld worden als
de oud-veroordeelden, gij voegt er
nog bij Arm zijn is dus eene schan-
de in de oogen van M. Thooris
In mijne toespraak heb ik de zijde
der armen en der verdrukten geno
men tegen hunne verdrukkers.
Ik heb gewezen op Dischmeesters,
die onderstand weigeren aan de ar
men, die niet willen belooven voor de
klerikalen te stemmen.
Ik heb het eene schande genoemd,
dat zij dreigden met honger, om af
stand van stemrecht te verkrijgen.
Ik heb niet gevraagd, dat diegenen,
die ondersteund worden door de bu-
reelen van Weldadigheid zouden op
houden kiezers te zijn. Als zij zich in
het kiesgangje bevinden, zijn zij alleen
en kunnen zij stemmen naar eigen
goeddunken.
Maar ik heb gewezen op ergere mis
bruiken.
De ouderlingen die in de gestichten
opgenomen worden, zijn bijna overal
in onze Vlaamsche gewesten, de weer-
looze slachtoffers van drukking en
dwang.
Al zijn ze ziek of niet ze moeten naar
de stembus.
Kunnen zij niet gaan, ze worden er
naartoe gevoerd.
Zij mogen niet alleen stemmen.
Zij worden vergezeld door eenen
leidsman. Deze is drager van een ge
tuigschrift, afgeleverd door eenen
doctor, die bevestigd dat het oudje niet
alleen kan stemmen.
Dat getuigschrift is voldoende bij
vele voorzitters der stembureelen, om
den leidsman te bemachtigen in de
plaats van den ouden duts te stem
men.
Hoe stemt de leidsman
Naar zijn eigen gril, of naar den wil
van den kiezer die hij in vele gevallen
niet eens kent
Het stemrecht van die oude dutsen
bestaat alleen in schijn
Is de leidsman kiezer, dan stemt hij
eigentlijk twee keeren. Al de stemmen
uiigebracht door de leidsmannen die
niets anders zijn dan klerikale ldes-
dravers, wegen op tegen de stemmen
van vrije en onafhankelijke kiezers.
Ik heb mij bepaald met mij af te
zijne krachten terug te geven en toen ver
langend om van zijnen gast ontslageu te
worden, wiens gedrag mij reeds aan zijne
goede trouw had doen twijfelen, waarschuwde
ik hem dat bij moest vertrekken, en gaf hem
tegelijk eene genoegzame hoeveelheid goud
om in zijn onderhoud tezoorzien. tot hij de
mijnen bereikte, waarheen hij zegde zich te
willen begeven.
Hij scheen zeer ontevreden daarover, en
vroeg mij verlof om tot den volgenden
morgend te blij ven, daar de nacht op handen
was, en hij geene andere schuilplaats wist.
Ik maakte geen bezwaar daartegen, weinig
vermoedende welk eene valsche slang ik
koesterde. Te middernacht ontwaakte ik uit
mijnen lichten en gemakelijk gestoorden
slaap, en vond mijnen huisgenoot bezig met
toebereidselen om mij te plunderen en de
vlucht te nemen. Zijne boosheid ging zelfs
nog verder. Toen ik hem aangreep en den
diefstal verweet, nam hij een bij de hand
liggend wapen op, en beproefde zijnen wel
doener naar het leven testaan. Ik wasechter
op mijne hoede, weerde den slag af, en door
mijne overmacht in lichaamskracht gelukte
het m j in weinige oogenblikken den wan-
hopigen vijhand weerloos te maken. Nu kroop
hij voor mijne voeten met de lafhartige
onderdanigheid, die van zulk een verachte-
lijken booswicht te verwachten was. Wel
mocht hij beven van angstwant de Lynch
wet was toen in volle kracht, en oefende
strenge rechtvaardigheid over misdadigers
gelijk hij. Waarschijnlijk zou ik den verrader
aan zijn lot hebben overgeleverd maar eer
ik tijd had om dit te doen, hood hij mijne
eigene begeerlijkheid zulk een verleidelijk
lokaas aan, det ik de schuld van mijnen
schelmschen gast vergat, in de gretigheid
om hem voor het bezit van dien prijs zijne
vrijheid te verkoopen.
vragen, of het stemrecht dat uitgeoe
fend wordt in zulke bespottelijke voorl
waarden, niet beter zou afgeschaft
worden, niet om de oudjes te treffen
gelijk gij schrijft, maar wel om hunne
leidsmannen onschadelijk te maken.
Op mijne beurt vraag ik mij gerust
af, of het wel past aan klerikale bladen
zich uit te geven als de aangeborene
beschermers van het stemrecht der
armen.
Hebben de klerikalen het stemrecht
uit eigen beweging aan alle burgers
geschonken
Of hebben zij het alleen toegestaan
wanneer het volk dreigde met opstand
en het afdwong
En thans wie is tegenstander van
zuiver algemeen stemrecht
Zijn het met de klerikalen, de be
ruchte volksvrienden die aan de
armen in de ooren blazen
Gij zijt arm
Blijft ook arm aan stemmen
Eentje is genoeg voor U 1
Maar uw schatrijke gebuur, deze
mag er zelfs vier hebben.
Hebt gij er lust toe dat praatje nog
wat verder te drijven, dan verzoek ik
U, mij daartoe gelegenheid te geven,
door mij nog eens aan te vallen.
Achtend gegroet.
A. THOORIS.
Brugge, 22 November 1911.
In zijn nieuw stompzinnig gezever als
antwoord op onze overwegingen no
pens het kluchtig artikeltje Een begin»
durft het Journal, dat zich meer en
meer in zijne slechte trouw en zijne
dwaasheid versmoort, zeggen, na op
nieuw het wierookvat naar het gezicht
van den Meier gezwaaid te hebben
Wanneer men denkt aan hetgeen
de bazen van Le Progrès, waaronder
meer dan een gezondheidsman van
beroep, op het gebied der openbare
gezondheid niet gedaan hebben, binst
den duur van een halve eeuw, kan men
de lichtzinnigheid meten, die hij beging
met te babbelen als een ekster, als
alles hem bevool van te zwijgen en
zonder een woordje te wagen het arti
keltje voor onze rekening te laten, dat
in onze kolommen verdwaald is geraakt.
Maar onze confrater wordt oud
men moet hem zijne geheugenver
zwakking en zijn getater vergeven.
Men moet waarlijk zot van ver
waandheid geworden zijn ofwel altijd
[l] Een onderscheiden rechtsgeleerdeen
een rechtschapen magistraat. [N. d. R.]
Op mijn bevel ledigde hij zijne zakken,
en gaf mij het goud terug, welks verlies mij
geen oogenblik spijt zou hebben gekost
Doch toen hij het verachtelijke metaal voor
mijne voeten uitspreide, glinsterde daaron
der oen juweel, dat even regelmatig mijn
eigendom was als het vorige, maar waarvan
het gezicht mij meer verrasste, dan wanneer
het eene zoo pas uit den hemel gevallen ster
was geweest.
Het was een ring van e:genaarlig maaksel,
die eens het eigendom van mijnen vader
was geweest, en na zijnen dood dooi mijne
moeder was gedragen, tot zij hem., bij haar
huwelijk met den heer Graham, aan mij
gaf. Ik had dien ring altijd als een dierbaar
erfstuk bewaard, en hij behoorde onder de
weinige kostbaarheden, die ik medenarn
toen ik het huis van mijnen stiefvader
ontvluchtei Deze ring, benevens eene horlo
gie en eenige andere kleinoodiën, had ik in
het bezit van Lucy gelaten, toen ik haar te
Rio verliet, en bij het gezicht daarvan was
het mij alsof ik eene stem uis het graf
hoorde. Ik poogde van mijnen gevangene te
vernem-n hoe hij aan dit ontwerp was
gekomen, maar hij bewaarde een hardnekkig
stilzwijgen eindelijk ontvrong de belofte,
dat bij na zijne mededeeling terstond en
ongedeerd zou mogen vertrekken, hem een
geheim, dat voor mij van onbeschrijflijk
gewicht was. Wat ik van hem in afgebrP'
kene, dikwijls verwarde gezegden vern>m'
Zal ik u met weinige woorden meded e-
len.
Deze man was Stephen Grant, de zoon vau
mijnon ouden vriend Ben.
Wordt Voortgezet
OF DB