Volksgezind weekblad der Vrijzinnige Vereeniging van Yper en het Arrondissement.
WW
Donderdag, 8" Februari 1912.
Achtste jaar. Ar 15.
In de Hamer.
Lijst der Apothekers
M. L. A Eli 1 SEAS,
Eendracht maakt Macht. 9 erScMJtiende de 8 WOtiderdtttJSVires acquirit eundo.
INSCHRIJVINGSPRIJS
Voor den buiten Een jaar, Fr. 3-00.
Voor stad Een jaar, Fr. 3-5Ü
M®n handelt bij overeenkomst.
Ondervraging
over het duur leven.
AANKONDIGINGEN
Aankondigingen 15 c. den drukregel.
Reklamen25 c.
Rechterlijke aankondigingen 1 fr. id.
M. Franck, liberaal volksvertegen
woordiger van Antwerpen, in den loop
zijner schoone redevoering, heeft de
zienswijze van den heer Nolf onder
steunt in de volgende bewoordingen
van dienst zijnde
van 's middags tot 10 ure 's avonds
ZONDAG 11 FEBRUARI 1912.
t
De Heer Nolf. Mijnheeren, volgens
het verslag der zitting van gisteren, zou ik,
op het oogenblik", waarop de achtbare heer
Helleputte sprak over de aan de grens te
nemen gezondheidsmaatregelen om ons vee
te vrijwaren van de ziekten, diê in den
vreemde kunnen heerschen, onderbroken
hebben met te zeggen 't is eene kiezings-
redevoering. Ik heb niets dergelijks gezegd
en ik heb op dien stond dat gedacht niet ge
had, hoewel het meermaals bij mij opkwam
in den loop der redevoering van het acht
baar lid.
Ik heb enkel gezegd dat ik begeerde dat
de aan de grens te nemen gezondheidsmaat
regelen bij het volstrekt noodige bepaald
bleven. Mijne tusschenkomst in deze be
spreking heeft overigens geen ander doel
dan aan het staatsbestuur te vragen van wel
te willen al wat onredelijk en overdreven is,
vermijden in de toepassing van het stelsel,
dat hedendaags onzen invoer van levend
vee en bijzonderlijk van het mager vee
regelt.
Wanneer de achtbare heer Helleputte
zich tot den heer Persoons wendende, hem
verweet den volstrekt vrijen invoer van het
vee te vragen, heeft mijn uitgelezen vriend
hem geantwoord Ik teeken daar verzet
tegen aan Ik houd eenvoudiglijk staan dat
het noodig is de te nemen gezondheidsmaat
regelen tot het volstrekt noodige te beper
ken. Ik heb mijne verzet aanteekening bi;
de zijne gevoegd in eene onderbreking, die.
overigens door de snelschrijvers, zoo niet
door het Beknopt Verslag, getrouw opge
nomen werd.
Evenals de heer Persoons, houd ik er van
uitdrukkelijk te verklaren dat ik mij niet
zou kunnen aansluiten bij een stelsel, dat el
ke voorkomende maatregel aan de grens zou
afschaffen. Ik meen, inderdaad, dat het
staatsbestuur voor plicht heeft gezondheids-
maat regelen te nemen en dat, deed het
zulks niet, het zware verantwoordelijkheden
zou te dragen hebben. Wij moeten onzen
inlandschen veestapel beveiligen tegen de
ziekten, die in den vreemde kunnen heer
schen, en heel bijzonderlijk tegen de longen-
verknobbeling en de muilplaag.
De Heer Colaert. Als er maatrege
len genomen werden, maakte men ons uit
voor volksuithongeraars te Yper en ha heel
het arrondissement.
De Heer nolf. Het is nutteloos, denk
ik, aan te dringen op de-gevaren der long
tering. Wat de muilplaag betreft, het voor
beeld der laatste maanden heeft genoeg
zaam de noodlottige gevolgen doen gevoe
len waaraan zij onze landbouwstreken kan
blootstellen. Deswege zal het voldoende zijn
mij te houden aan al hetgene in deze Ka
mer gezegd werd, tijdens de ondervraging
over de vernielingen door de muilplaag ver
oorzaakt.
Vrijwarende maatregelen zijn dus onmis
baar voor de belangen van de openbare ge
zondheid. Ik voeg er bij dat wij eene ande
re reden hebben om de zieke beesten buiten
ons land te houden 't is dat de slachting
der zieke of verdachte dieren recht geeft
aan schadeloosstellingen gaande tot 7O
p. h. der waarde van de dieren, geschat als
gezond zijnde op 't oogenblik der slachting.
Maar het mag niet zijn dat onder voor
wendsel van openbare gezondheid, het
staatsbestuur allerlei maatregelen neme, die
niets gemeens hebben met de noodwendig
heden der inrichting van een goed gezond
heidstoezicht.
Ik heb in deze omheiming reeds meer
maals de grieven der vetteleggers van West-
Vlaanderen blootgelegd en verdedigd.
Ik verontschuldig mij op aanmerkingen te
moeten weerkeeren, die ik reeds vroeger ge
maakt heb doch niets bekomen t obbende,
ben ik verplicht aan te dringen, omdat die
grieven onwedqrleggelijk billijk en wettig
zijn.
Gij kent, mijnheeren, onze provincie van
West-Vlaanderen, en gij kent ongetwijfeld
ook zijne uitgestrekte streek van 1 jke wei
landen, die zich uitstrekt van af het zuiden
van 't arrondissement Yper tot aan de kus-
iVIeu schrijft in bij den Uitgever, bixinudestraal, nr 53, te Yper. De aankondigingen van
gansch helgtë en 't buitenland evenals de Notariale en Rechterlijke aankondigingen mogen
gezonden worden ten bureele van dit blad. Men wordt vriendelijk verzocht alle lioege-
naamde artikels uiterlijk tegen Üijnsdag middag vrij en onderteekend toe te zenden.
ten, breede uitgestrektheden bevattende,
vooral in Veurne-Ambacht en in de kom
van den Yzer. Er zijn daar duizenden en
duizenden beesten noodig om die weiden te
beleggen en naar het zeggen ter kweekers
zelf, er zijn er meer noodig dan ons land
voortbrengen kan. Die toestand is nog ver
ergerd door de droogte van verleden zomer
daar het gebrek aan voeder de pachters ver
plichtte een groot deel van hun vee te ver-
koopen. Onze vetleggers zijn dus elk jaar
gedwongen in Frankrijk te gaan om hun
nen voorraad mager vee in te koopen, om
dat het in Frankrijk is dat zij zekere rassen
vinden, die zich in onze streken bijzonder
lijk goed te huis voelen. Zij bezoeken de de
partementen van de Mayenne, de Loire, de
Sarthe en de Nièvre en gaan er de grond
stoffen zoeken, die aan hunne nijverheid on
ontbeerlijk zijn. Welnu verre van de pogin
gen onzer weidebeleggers aan te moedigen,
het staatsbestuur stelt allerlei hinderpalen
aan de uitoefening van hun beroep met aan
de grens eene heele reeks maatregelen voor
te schrijven, die niets te maken hebben met
het gezondheidstoezicht, 't Is alzoo dat het
staatsbestuur echte verbiedendemaatregelen
neemt tegen zekere oorten van vee men
mag in België maar koeien en veerzeh bin
nen brengen, die meer dan vier tanden heb
ben, 't is te zeggen, die ten minste drij jaar
oud zijn. Waarom die uitsluiting Waar-
om niet al de runderen van meer dan een
jaar laten inkomen en waarom namelijk
sluit men de ossen uit, waarvan de invoer
zoo menigwerf aangevraagd werd
Het is de eerste maal niet dat ik die vraag
aan het staatsbestuur doe ik heb daar over
vragen gesteld in Februari :9l!7 in Februa-
ri 1908, in Februari I9t)9 en eindelijk in J u-
ni 1909 en telkens heeft men mij geant
woord dat de gezondheidstoestand van het
vee in den vreemde en namelijk in Frank
rijk, niet toeliet mijne vraag gunstiglijk te
onthalen.
Dat is belachelijk en 't is noodig daar een
einde aan te stellen, want wien zal men
doen gelooven dat er meer gevaar is veerzen
in België te brengen met twee tanden
Gelach Aan wien zal men wijsmaken dat
de ossen, onder oogpunt van gezondheid,
gevaarlijker zijn dan de koeien nieuw ge
lach wanneer dat de ossen heel zeker pe
ter wederstaan, sterker zijn en daardoor min
onderhevig aan ziekten
Welnu welk is het gevolg van dat ver
bod Het heelt voor uitslag, zooals ik het
reeds in 1909 zegde, een ernstigen hinder
paal te stellen aan de bevoorrading en, daar
door zelf doet zij eene prijsverhooging ont
staan. Het meerendeel der beesten, op de
Fransche markten te koop gesteld, zijn os
sen en de koeien die er zijn, vooraf zeker
zijndedoorde Belgen aangekocht te worden,
gaan bovenmatige prijzen.
Anderzijds, daar er weinig koeien zijn en
daar onze weideleggers alleenlijk koeien in
België mogen invoeren, zijn zij verplicht
verscheidene markten af te loopen, die veel
al verre afgelegen zijn de eene van de ande
re zij moeten zich verplaatsingskosten op-
leggen, veelvuldige vervoerkosten afdragen
om het gekochte vee bijeen te brengen naar
eene zelfde verzendingsstatie, al onkosten
die zich komen voegen bij de reeds te hooge
prijzen, ten gevolge der uitsluitingen aan de
keus der koopers gebracht.
Ziedaar dus een eerste maatregel die het
Staatsbestuur zou kunnen nemen, 't is van
die uitsluitingen af te schaffen, die niet te
wettigen zijn en die zouden moeten verdwij
nen als het Staatsbestuur wezentlijkbekom
merd is om niet nutteloos de levenskosten
te verhoogen.
Maar andere maatregelen nog zouden
kunnen genomen worden zonder in iets het
gezondheidstoezicht te hinderen. Heden
mag het vee maar tweemaal per maand in
Belgie uitgevoerd worden. Waarom zou
men dien uitvoer niet driemaal te" maande
toelaten Ik heb reeds die vraag verschei
dene malen gesteld; ook ken ik de tegen
werping, die zij verwekt. Het ministerie
zegt ons als wij het vee meer dan twee
maal per maand 'aten inkomen, dan kunnen
wij het niet genoeg in opmerking bewaren
en wij zullen den tijd niet bobben om de
Stallen van den ligtijd te kuischen en te
ontsmetten.
Het schijnt niet dat die opwerping heden
nog kunne gedaan worden, want wij schij
nen allen t'akkoord om aan te nemen dat
het mogelijk is den ligtijd te verkorten. Het
was het gedacht van al de redenaars, die
voor mij uitspraak deden. Het is ook het
gevoelen der veeartsen, die ik geraadpleegd
heb. Er werd mij verzekerd dat de ligtijd,
die heden tien dagen duurt, breed geno
men is voor de longtering en voor al de
ziekten met rasse besmetting, waarvan de
bijzonderste en de geduchtste de muilplaag
is.
De uitbroeiïngstijd dier ziekte duurt al
tijd min dan acht dagen, heeft men mij ge
zegd, en in al de proefnemingen, die met
de behandeling Doyen of andere plaats
hadden, telkens dat men proeven van be
smetting deed, ontstond de ziekte op het
einde van drij dagen. Als het zoo is, zou de
duur van den ligtijd, schijnt het, kunnen
verkort worden en daardoor zou het Staats
bestuur drie inkomsten in plaats van twee
kunnen toelaten.
Maar in de veronderstelling dat de ge
zondheidsdienst van gevoelen zij den duur
van den ligtijd op tien dagen te behouden,
waarom zou het staatsbestuur geen talrij
ker posten van ligtijd kunnen instellen
Er zijn er maar drij op heel de Fransche
giens en 't is de eenige post van Abeele,
die gansch onze streek bedienen moet.
Waarom zou men niet een tweeden post
instellen te Adinkerke, gelijk onze weide-
beleggers het vragen.
Dat zijn, mijnheeren, de eenige opmer
kingen, die ik in te brengen had. Zij dragen
op redelijke en billijke grieven en ik vraag
mj af, waarom het t taatsbestuur er geen
recht zou aan laten wedervaren, als het
waarlijk geene andere doeleinden behoogt,
dan het gezondheidstoezicht te verzekeren,
dat door geen enkele der wijzigingen, die
ik voorstel, gekrenkt kan zijn. De aanvaar
ding dier wijzigingen zou voor gevolg heb
ben onze weidebeleggers op.eenen voet van
gelijkheid te stellen met hunne Fransche,
Hollandsche en Amerikaansche mededin
gers, die heden hun vet vee rechtstreeks
naar de slachthuizen onzer groote steden
sturen.
Wat wij willen, 't is dat de slachthuizen
der groote steden bevoorraad kunnen wor
den door vee, gevet in onze weiden, dat de
winsten, voortvloeiende uit cte vetmesting
van 't vee, aan onze medeburgers kunnen
ten goede komen, liever dan aan vreemden.
Wat wij willen 't is het verlaten, het ver
dwijnen onzer weilanden te beletten, die
eene bron van rijkdom zijn voor ons gewest.
Ik sluit daar mijne opmerkingen.
Ik ïoop dat de heer minister ze dezen
keer wel zal willen in aanmerking nemen en
er een gunstig gevolg aan geven. Zeer wel
links.)
De HEER Franck. De heer minister
heeft verzekerd dat de beschermende en
verbiedende politiek van staatsbestuur hoeft
behouden te worden om den voorspoed van
den landbouw niet te verderven
En ik zeg, wat mij betreft, dit hier Het
is valsch te houden staan dat het'inlandsch
vleesch zou verliezen door het inkomen van
het Argentijnsch vleesch. Ik heb u bewezen
dat ons inlansch vleesch er niets van te vree
zen heeft. Maar die invoer zou aan de wer
klieden toelaten een beetje vleesch te eten,
wat zij nu niet doen kunnen en zij zouden
ossevleesch in plaats van paardevleesch
eten, gelijk zij er heden eten.
De HEER Terwagne. Van oude
paarden
De heer FRANCK. Maar er is meer
Mijn achtbaar medelid en vriend, de heer
Nolf, heeft den vinger op de wonde gelegd,
wanneer hij aan 't staatsbestuur gezegd
heeft Gij stelt u aan als verdedigers van
den landbouw en de gezondheidsleer. Maar
hoe k )mt het dan dat gij voor een deel van
't magei vee het stelselmatig uitsluit, tot
groot schade der vetleggers, met te zeggen
dat er e 1 besmettingsgevaar bestaat, wan
neer -. oor de koeien en veerzen van drij ja
ren er van zelfde afkomst, dat gevaar vol
gens 1 niet bestaat
Zou, bij toeval, ais de muilplaag in Fran
krijk heerscht, zij bij voorkeur de jaarlingen
en ossen aaantasten, eer dan de veerzen en
koeien Wie dat gevonden heeft is waar
lijk heel sterk Gelach op de banken der
tegenpartij
Gij zegt dat het daar' de belangen der
landbouwers dienen is. Komaan dan Ik
heb veel op den buiten geleefd en ik keer
er terug. De landbouwer zegt u Ik,
mijnheer, ik verkoop wat mijn vee mij op
brengt, 't is te zeggen, mijne melk, mijne
boter, ik houd er van mest te hebben maar
het beest op zich zelf, heeft voor mij min
belang. Wat ik wil, 't is mager vee aan den
kleinsten prijs koopen
Welnu, door uwe maatregels is dat ma
ger vee heden met 50 tot 60 franken belast.
De heer Vandevijvere, minister van
landbouw en openbare werken. Wij
laten de magere melkkoeien inkomen. -*
De heer Masson. Al het belasten.
De heer Franck. Gij gebt niet ge
wacht naar het einde mijner bewijsvoering.
Door de maatregels, die gij aan de grens
neemt, verhoogt gij den inkoopprijs van de
melkkoeien van 50 tot 60 franken tot groo
te schade van al de kleine landbouwers.
Welnu als er gezondheidsvoorzorgen noodig
zijn, zij zouden gemakkelijk zonder zulke
onkosten ingericht kunnen worden. Alleen
lijk bevoordeeligen deze een klein getal
kweekers, terwijl de massa der landbouwers
er door lijdt. Ziedaar uwe genegenheid voor
den landbouw.
En van den anderen kant verergerd gij
den toestand der vleeschmarkt, omdat gij
de magere ossen niet laat inkomen, noch de
jaarlingen, die door onze landbouwers zou
den kunnen gevet worden in hunne weiden
en hier, nog eens, in plaats van de belangen
van al de landbouwers te behartigen, be
rokkent gij hun schade. Maar nogeens dient
gij de belangen van eenige bevoorrechten.
Stelt dus zooveel op uw ho.ofd niet met uwe
genegenheid voor de buitenlieden en min
nog met den voorspoed van den landbouw.
De waarheid is dat onze landbouwnijver
heid een merkwaardigen vooruitgang ge
daan heeft en dat niemand er hier meer over
verheugd is dan wij. Ongetwijfeld hebt gij
zekere maatregels genomen.
Het ware maar dat meer te kort dat gij,
sinds zeven-en-twintig jaren aan 't bestuur
zijnde, niets zoudt gedaan hebben voor eene
zoo belangrijke nijverheid Maar de waar
heid is dat de vermeerdering onzer land-
bouwopbrengsten aan twee bijzondere fac
toren te danken is aan het onverdroten
werken en aan de bewonderenswaardige
krachtdadigheid van onze landbouwers ee-
nérzijds en anderzijds aan een anderen fac
tor, dien men bij u niet altijd vereert zooals
hij het zou moeten zijn, ik wil spreken van
den overgrooten wetenschappelijken voor
uitgang, die verwezentlijkt werd en die de
teeltwijzen verandert heeft.
De heer Masson. 't Is zeer waar
BOTERMARKT9YPER.
VELOMAKERS vraagt AGENTSCHAP
WIELRIJDERS vraagt GRATIS
LUXtGATALOGlJS
aan THfffifïÉRPIA EYCLE Cy Ltd, 48, PELIKAANSTRAAT, MUWEIPH.