Het wetsvoorstel Maeiihout. Ziehier de bijzonderste beweegredenen wel ke de heeren Volksvertegenwoordigers Maen- hout, De Backer en Van Brussel doen gelden om de afschaffing van het vergunningsrecht te vragen en den officiëelen tekst van hun nieuw wetsvoorstel: Verslag vau onze meeting van 28 April. '«■i'ii-'.asjwiM.'fj ft; op de slijters van gegiste dranken gevestigd vóór het in werking treden dezer wet, wegens de veroordeelingen welke zij vroeger zouden hebben bel oo pen. III. Openingstaks op 'te nieuwe slijterijen van sterke of gegiste dranken. Art,. 13. §1. Eene taks gelijk aan driemaal het kadastraal inkomen, dat toe te kennen is aan de lokalen die tot het sluiten van sterke of gegiste dranken bestemd zijn, is verschuldigd door den eigenaar van het on roerend goed, den vruchtgebruiker of den erfpach ter, wegens het openen van elke nieuwe slijterij in het klein van sterke of gegiste dranken, gevestigd te beginnen van 1 April 1901. Indien de tot de slijterij bestemde lokalen geen afzonderlijk kadastraal perceel uitmaken, wordt hun kadastraal inkomen vastgesteld ais in zake van grond belasting. De taks mag niet minder bedragen dan vijfmaal het vergunningsrecht dat van den slijter eischbaar is. 8 2. Eene taks gelijk aan het vergunningsrecht, komende in plaats van de openingstaks, is verschul digd door den houder van elke rondtrekkende slijterij gevestigd te beginnen van 1 April 1901; elke nieuwe houder van slijterij moet de taks betalen. 3. Als nieuwe slijterij wordt aanzien, elke slijterij heropgericht na gesloten te zijn geweest van 1 Januari tot 31 December A an een jaar. Art. 14. 1. Ten minste eene maand vóór het openen der slijterij, moet de eigenaar, de vruchtgebruiker ol de erfpachter, ten kantore dei' rechtstreeksche belastin gen van het gebied, eene aangifte tot opening doen in den vorm door de Regeering voorgeschreven. 2. De aangifte behelst namelijk, het kadastraal inkomen van het onroerend goed en, bij voorkomend geval, het kadastraal inkomen van de tot slijterij be stemde lokalen. Zij dient gestaafd te wezen door eene gekwoteerde schets der lokalen, vervaardigd naar eene schaal van 5 millimeters per meter en voor echt verklaard door eenen landmeter of door eenen bouwkundige. De schets wordt echter niet gevergd, indien drie maal het inkomen van het onroerend goed minder bedraagt dan vijfmaal het vergunningsrecht. 3. In afwijking van 1, wordt de aangifte voor rondtrekkende slijterijen, door den slijter gedaan te gelijkertijd als hij degene doet die voorzien is bij artikel 7 of bij artikel 11 4. De taks wordt in éénmaal en vooraf gekweten. Art. 15. e openingstak! is niet verschuli'ligd voor de slij terij waarvan de houder, vóór derzelver opening, de verklaring doet \-oorzien bij artikel 11; zij wordt eischbaar ingeval van schending van eene der bij dit artikel bepaalde verbintenissen. IV. A Igemeene bepalingen. Art. 16. De klachten wegens te hooge schatting moeten, op straf van vervallenverklaring, bij den provincialen Directeur der rechtstreeksche belastingen worden in gediend binnen de drie maanden na de betaling van het vergunningsrecht of van de openingstaks. Art. 17. Worden toepasselijk gemaakt op de overtredingen door de tegenwoordige wet voorzien, de bepalingen der algemeene wet van 26 Augustus 1822, gewijzigd door de wet van 6 April 1843 betreffende het opstellen, het beëedigen en het registreeren der processen-verbaal, het afgeven van de kopij dezer, het geloof verschuldigd aan die akten, de wijze van vervolgingen, de verant woordelijkheid, het recht tot schikking in der minne en de verdeeling der boeten. Bij wijziging in de artikelen 194 en 233der voormelde algemeene wet, zijn de daarin aangeduide openbare ambtenaren en beambten, de burgemeesters, schepenen, commissarissen en adjunct-commissarissen van policie, alsmede de afgevaardigden der Regeeringof der gemeen tebesturen voor het toezicht op het maken en op het verhandelen der eetwaren, bevoegd om, alléén, op te zoeken en vast te stellen al de overtredingen in de slijterijen en dezer voor het publiek toegankelijke aanhoorigheden. V. Straf en. Art. 18. 1. Worden gestraft met eene boet gelijk aan drie maal het eischbaar zijnde vergunningsrecht ongemin- derd de betaling van dit recht; 1° Elke overtreding van artikel 7; 2° Elke overtreding van artikel in het geval voor zien bij 3 van dit artikel 3° Elke schending der verbintenissen voorzien bij nrs 1° en 2° van 1 van artikel 11 4° Elke overtreding van artikel 12 begaan door iemand die zich bevindt in het geval van nr 1° van dit artikel. 2. In de verschillende gevallen voorzien bij vooraf gaande 1, worden huisraad en materieel welke tot de slijterij dienen, alsook de st.-rke drinken velke zich in de inrichting en dezer aanhoorieheden bevinden, in bj- slac genomen en verbeurd verk' uard, zelfs dan wan neer zij niet het eigendom van len overtreder zijn. In het geval voorzien bij nr 3 van dezelfde paragraaf, strek ken de beslaglegging en de verbeurdverklaring zich uit tot al de in de woning gevonden sterke dranken. 3. Buiten de straffen voorzien door de twee vooraf gaande paragrafen, mag hij, die veroordeeld is gewor den wegens schending van eene dor verbintenissen voorzien bij artikel 11. ge ne slijterij meer houden zon der het vergunningsrecht te betalen. §4. SIkoovertreding van artikel 8. in het geval voorzien bij 2 van dit artikel, wordt gestraft met eene boet van 25 tot 100 frank. 5. Elke overtreding van artikel 14 wordt gestraft met eene boet gelijk aan het dubbel der eischbare taks, §6 Wordt gestraft met eene boet van 300 tot 1000 frank, elke weigering tot onderzoek of elk ander feit strekkende tot het bidetten of verhinderen der onder zoekingen voorzien bij de artikelen 10 en 11, 1, nr3, en over't algemeen, elke daad van den slijter, van zij nen aangestelde of van eenen derde die van aard is om de opzoekingen en de aanstelling der overtredingen te beletten of te belemmeren. 7. Wordt gestraft met eene boet van 300 tot 1000 frank, alle overtredingen van artikel 12 begaan door iemand die zich bevindt in een der gevallen voorzien bij nr 2° en 3° van dit artikel. Daarbij, wordeD het tot de slijterij dienende huisraad en materieel, alsook de bij den overtreder bevonden sterke dranken in beslag genomen en verbeurd ver klaard, zelfs dan wanneer die hem niet in eigendom toebehooren. Aan den overtreder wordt verboden in het vervolg welkdanige drankslijterij te houden. 8 Bij nalatigheid in de betaling derbeloopen straf fen wordt de boet vervangen door eene gevangenisstraf van eénetot drie maanden. 9. De minister beslist hetgeen dient gedaan te wor den met de verbeurdverklaarde zaken. Wordt erkend dat de beslaglegging onwettig is. dan worden huisraad, materieel en dranken teruggegeven bij niet teruggeving wordt de waarde der voorwerpen, vermeerderd met een tiende, aan den belanghebbende terugbetaald. 10. De bepalingen der wet van 31 Mei 1888 aan gaande de voorwaardelijk veroordeelingzijn niet van toe passing in zake van vergunningsrecht en openingstaks. VI. Overgangsbepalingen. Afschaffing. In werking treden der wet. Art. 19. 1. De slijters van sterke dranken die ipnder het be heer der wet vaiWrVi Aifestus 1*8? van het vergun ningsrecht vrijgesteld waren, alsook de slijters van ge giste dranken die, vóór 1 april 1901, eene patentaangif- te hebben onderteekend, zullen ia 1901, en in 1902, slechts de helft van het vergunningsrecht betalen. 2. De slijters van dranken die vroeger niet aan het vergunningsrecht onderhevig waren en die hetzelve krachtens deze wet verschuldigd zijn, zijn gehouden, voor 31 Juli 1901, de aangifte te doen voorgeschreven bij artikel 7. 3. De slijters van gegiste dranken die voor het jaar 1901 vrijstelling van het vergunningsrecht verzoeken, moeten vóór 31 Juli van dit jaar, de bij artikel 11 voor ziene aangifte doen. 4. De aangifte tot opening voorgeschreven bij artikel 14 moet, voor de slijterijen gevestigd te beginnen van voorafgaanden 1 April, gedaan worden vóór 31 Juli 1901 5. De overtredingen der bepalingen van de paragra fen 2 en 4 van dit artikel worden gestraft zooals ver meld is bij artikel 18. Art. 20. De wet van 19 Augustus 1889 wordt afgeschaft. Art. 21. De artikelen 1 en 2 zijn toepasselijk gemaakt te be ginnen van 1 Januari 1901de overige bepalingen dezer wet zullen in werking treden den 1 Juli 1901. Volgens deze heeren is het doel der wet van 19 aug. 1889 niet bereikt: Het getal herbergen, ver van te ver minderen, is vermeerderd. De herbergen, waar onder duims sterke dranken verkocht wordeD, vermenigvul digen van dag tot dagin de herbergen die geen recht betalen, omdat zij zoogezegd geene sterke dranken ver- koopen, wordt er meer genever gedronken dan in de oude herbergen of deze die het vergunningsrecht betalen. De voorstellers denken nogtaus niet dat de wet daar om moet afgeschaft zijn. Zij willen, zoo zeggen zy, ze enkel verbeteren met: ten eerste, het vergunningsrecht algemeen te maken voor al de herbergen waar er sterke en andere dranken gedronken worden, 't is te zeggen, het heffen eoner algemeene pafent op alle de herbergen; ten twpede, de vermindering van de tegenwoordige taks; ten derde, eene verhouding daarstellen tusschen de taks en de belangrijkheid van de herberg. Daarmede zou iedereen gelijk betalen, zeggen de ont werpers, er zou niet meer geblauwd worden en de eerlijke herbergiers zouden er mede tevreden zijn. Voor nadere toelichting laten wij hier den officieelen tekst van het wetsontwerp volgen Art. 1. De wet van 19 augustus 1889, waarbij een belasting wordt gelegd op de nieuwe slijterijen van sterke dranken, wordt vervangen door de volgende bepalingen - Buiten de thans bestaande provincie- en gemeente belastingen, zal elke persoon die met ingang van 1 januari 1902, eene slijterij in 't klein houdt van sterke of andere dranken, onderworpen zijn aan het hierna aangeduide algemeen patentrecht. Dit recht is jaarlijks en vooruil betaalbaar door den slijter, naar de door hem gedane verklaring ten be- lastingskantore van het gebied. Het patentrecht mag niet worden toegestaan: 1° Aan hem die veroordeeld is geweest op grond van de artikelen 368 en 391 van bet Strafwetboek 2° Aan hem die geen getuigschrift van zedelijk ge drag. afgeleverd door de bevoegde gemeente-overheid, indient. Art. 2. Het algemeen patentrecht begrijpt het slij ten van sterke of andere dranken, van tabak en siga ren, als bijkomende zaak, en sluit elk ander patentrecht uit. Art. 3 Het bedrag van het algemeen patentrecht wordt vastgesteld als volgt 1° In de gemeenten van 60.000 inwoners en meer, minimum 73 frank 2° In de gemeenten van 30.000 inwoners tot 60.000 Diet inbegrepen, 65 frank 3° in de gemeenten van 15.000 inwoners tot 30,000 niet inbegrepen, 51 frank 4° in de gemeenten van 5,000 inwoners tot 15,000 niet inbegrepen, 38 trank 5° in de gemeenten van min dan 5 000 inwoners, 27 frank. Slijterijen van sterke en andere dranken worden, naar gelang van de belangrijkheid van haren verkoop, gerangschikt volgens het tarief B der patenten, dat aan de wet van 21 mei 1819 is toegevoegd (klassen 1 tot 7). Art. 4. Het algemeen patentrecht is verschuldigd voor het gansche jaar, welke ook de datum zij waarop de slijterij werd geopend. Art. 5. Wordt als slijter in het klein beschouwd »alwie te drinken geeft, verkoopt of levert al of niet geestrijke dranken, in elke voor het publiek toeganke lijke plaats, zelfs dan wanneer er die drank kosteloos wordt aangeboden. De slijters moeten de agenten, waarvan sprake in artikel 9, er zonder eenigen bijstand toelateu en op elke vordering van dezen het kwijt schrift van hun algemeen patent vertoonen. Art. 6 Geene ontlasting wordt toegestaan noch uit hoofde van overlating van het bedrijf, noch om wel ke andere reden ook. Acht een belastingschuldige zich benadeeld op grond van zijne opneming in eene andere klas, dan die waar toe hij behoort, dan moet hij, op straf van vervallen verklaring, binnen de veertien dagen na de betaling van het algemeen patentrecht, een bezwaarschrift in dienen bij den bestuurder der rechtstreeksche belastin gen, douanen en accijnzen van de provincie; deze doet er uitspraak over zonder verder beroep, na kennis te hebben genomen van het advies van den burgemeester. Art. 7. In geval van overlijden van eenen slijter, kan het kwijtschrift van het algemeen patentrecht gel den voor de overlevende echtgenoote of voor de erfge namen in rechte linie, die de slijterij zouden voortzetten. Art. 8. Bij wijziging van de artikelen 194 en 253 van gezegde algemeene wet, zijn alle openbare ambte naren en beambten, daarin vermeld de burgemeesters, schepenen, commissarissen en toegevoegde commissa rissen van politie, bevoegd om alleen al de overtredin gen op te spore en vast te stellen. Art. 9 De overtredingen van de artikelen 1 en 6 zijn strafbaar, ongeminderd het ontdoken recht, met eene boete gelijk aan vijfmaal het bedrag van het recht of, in geval van onvermogen, met eene gevangenisstraf van acht dagen tot eene maand. Bij hervalling binnen de tijd van drie achtereenvolgende jaren worden de straffen van boete en gevangenisstraf verdubbeld. Wordt, binnen hetzelfde tijdsverloop, eene nieuwe hervalling vastgesteld dan zal den overtreder, onge minderd de bovengemelde straffen, eene gevangenis straf van twee of drie maanden worden opgelegd. De Herbergiersbond van Yper om protest aan te teeken tegen de voorgestelde wetten de Smet de Nayer en Maenhout, had door plakbrieven en strooibriefjes de meeting aangekondigd. Men heeft kunnen bestati- gen dat deze meeting allerbest gelukt is en bewezen heeft dat al de herbergiers het eens zyn om die wet ten die ons treffen moeten te bekampen. Dank wm

HISTORISCHE KRANTEN

De Herbergier (1901) | 1901 | | pagina 2