De «IJNGHÜIE» Door de eeuwen heen
Onze
Week-end
Reportage
1491
1951
«HET WEKELIJKS NIEUWS»
Zaterdag 21 April 1951 Bladz. 12.
5^8
De Koninklijke Rederijkerskamer
uit
nge viert zijn 450-jarig bestaan
OORSPRONG VAN HET GILD
Over de oorsprong van de Kamer
vinden we het volgende: OCTROY
DER GULDE VAN H. VICTOR».
In dit octrooi lezen wij dat de
Langholrie» onderhouden binnen
der stede van Poperynghe, mitsgae-
ders ende certificatieven den selven
stede Inhoudende hoedat sy suppli
anten over veertigh jaeren ende
tyts meer gheweest hebben een
gheselschepe van Rhetorycke, de
naem draegende LANGHOIRIE
ende prysen ghewonnen In 't fait
van der edelder conste van Rhe-
torycken, en dat sy supplianten nog
gheneghen syn om de selve conste
te antieren.
Door dit octrooi ontvangt de
Langholriede baptisatie of
doopsel ende titel van Rhetorycken
omme by virtute ende cracht van
dien te moghen compareeren in
alle vergaderinghe van Rhetory
cken, also wel buiten den lande
van Vlaenderen alsdaer binnen,
sonder reproch als andere tytel
ende geconfirmeerde caemeren ende
gheselschappen.Door dit doopsel
krijgt de Kamer de titel van
«LANGHOIRIE VAN POPERYN
GHE Verder wordt het gezel
schap de machtiging gegeven als
DEVISEte mogen dragen op
hun vaandel, hun nieuwe costumen
of elders waar het hun belieft, een
GEEST, dalende met het hoofd
naar onder, uit de wolken. Daar
onder een bandje of rolletje waar-
oto staat: «VICTORES REDDIT
SPIRITUSAan de ene kant
komt de patroon Sint Victoor en
aan de andere zijde de heer
GHYBE, zittende op een ezel met
een zak op het hoofd.
(Meester GHYBE of GYBE is de
hoofdman van de eenmaal beroemde
Gilde van de Keiontstaan tijdens
de strijd tussen Poperinge en leper,
ten tijde van de weefnijverheid. De
gilde vierde mede op kermisdagen en
trok in stoet door de stad. Meester
Ghybe zat op een ezel met de rug
naar langoors kop gekeerd. De ezel was
het zinnebeeld van leper; het verkeerd
zitten beduidde de twist tussen de
twee steden; de kei de koppigheid der
Poperingenaren en het woord GHYBE
betekende de beginletters van GHent,
"Sper en Brugge).
Dit octrooi (d.l. een machtiging
tot handeling) werd verleend op
10 Augustus 1531, door de Kamer
van Rhetorica de H. Drievuldig
heid van leper, ook genaamd
«Alpha en Omega».
Hieruit blijkt dus dat de Lang
holrie reeds minstens veertig jaar
vóór het octrooi bestaan had. Daar
het octrooi verleend werd in 1531,
kan dus met zekerheid gezegd wor
den, dat de Langholrie, ten minste
sedert 1531 min 40 jaar sedert
1491 bestaat. Deze oorsprong wordt
ook nog bevestigd door de Hoofd
kamer van Rhetorica «DE FON-
TEINEuit Gent. Uit een schrij
ven van de Heer VAN ELSLAN-
PER, Griffier van de Fonteine,
schrijven dat in het archief be
waard wordt, wordt eveneens be
vestigd dat de kamer LANGHOIRS
VICTORINENop 10 Augustus
1531 door de Ieperse Hoofdkamer
Alpha en Omegawerd gecon
firmeerd.
Op dat ogenblik, zo schrijft de
Heer Elslander, bestond uw Kamer
echter reeds meer dan 40 jaar. Ein
delijk blijkt uit het derde Gilde-
bnek» dat de Kamer in 1891 het
450-jarig jubileum gevierd heeft,
wat nogmaals de proef op de som
zet. dat de Kamer ten minste sedert
1491 bestaat.
SAMENSTELLING
VAN DE KAMER
De eerste samenstelling vinden
we opgetekend in het «Bouck» in
het jaar 1616. Gezien de Kamer
conservatief van aard is gebleken,
mag verondersteld dat deze samen
stelling bij haar stichting ongeveer
dezelfde zal geweest zijn.
a) Het Bestuur.
In het Bouckwordt het
bestuur vermeld als «OFFICIE
REN van de gilde van de
H. Victor.
Dit bestuur werd elk jaar ver
nieuwd op 21 Juli, patroonsdag
van de H. Victor.
Het bestuur zag er in 1616 als
volgt uit:
Prince, Deken, Bailliu, Thre-
sorier, 6 Meesters, 2 Autaermees-
ters, Alpheris of Vaandeldrager,
Guidon, Cnaepe.
b) De Leden.
HET AANVAARDEN
VAN EEN LID
Om als lid aanvaard te worden
moest men in een algemene verga
dering voor de Prins verschijnen
en de wens uitdrukken «te willen
schuilen onder de standaert ende
protectieven van den heiligen Vic
tor» en zich te onderwerpen aan
de statuten en reglementen.
Elk lid moest een bijdrage beta
len (in 1751 was het jaergelt
getaxeert een schellynck
Het nieuw lid moest daarbij dan
nog een donatie of jonstevoe
gen, die gewoonlijk bestond uit
een half pond was voor de H. Vic
tor en een ton bier tot divertisse
ment om door de confreren
gedronken te worden. Plet was dien
de om te doen branden op het al
taar van de H. Victor.
Bij de aanvaarding werd een ge
dicht voorgelezen, waarvan er een
bewaard is in het Bouck Hierbij
werd het nieuw lid verzocht:
a) de kunst te beschermen;
b) zijn tijd in 't rijmen te besteden;
c) treurtoneel of blijspel te spelen.
Zelfs de kinderen van de gegoede
burgerij werden door hun ouders
voorgesteld om te mogen schuilen
onder de standaard van de H. Vic
tor, wat bewijst dat de Kamer een
hoge faam genoot.
Vrouwelijke leden werden ook
aanvaard. Een eerste melding hier
over vinden we op blz. 78 van het
BouckHet betreft namelijk
Juffrouw Josephine van Renynghe,
van adellijke afkomst. Dit gebeurde
in 1774 de 5 April.
STATUTEN EN REGLEMENTEN
Deze statuten en reglementen
vinden we terug, opgemaakt in 1616.
I. - Elke gildebroeder moet jaar
lijks zijn bijdrage betalen.
2. - De gildebroeders moeten elk
jaar op Ommeganckdag
vergaderen om samen aan de
processie deel te nemen.
3. - Elke prins wordt gehouden
een schakel te schenken om
aan de halsband of halsket
ting gehangen te worden.
4. - Ieder lid moet deelnemen in
de kosten voor de opvoeringen
buiten de stad.
5. - Bij het afsterven van een lid
moet een doodschuld betaald
worden.
6. - Om als lid aanvaard te wor
den moet de goede naam,
faam en reputatie verzekerd
zijn.
7. - Tijdens de vergadering mag
niet gevloekt, noch godslaste
ring geuit worden. Daarop
stond boete. Dit was het werk
van de maanheer of baljuw.
8. - Eenmaal per maand is een
verplichte vergadering om de
jonckheyt ende guldebroe-
ders in conste van Rhetory
cke te oefenen
9. - Wie esbatementen of enige
spelen geeft aan vreemden,
wordt beboet.
10. - Wie iemand beschuldigt moet
zulks kunnen bewijzen, zoniet
zal deze zelf de boete betalen.
Wie de boete niet betaalt,
wordt uitgedreven.
KENSPREUK
De kenspreuk van de Kamer is:
VICTORES REDDIT SPIRITUS
wat betekent: «L'Esprit nous rend
HALSBAND
De Prins, die de hoogste waardig
heidsbekleder was in het gild,
droeg in de processiën, op de pa
troonsdagen en bij andere plechtig
heden, rond de hals een zilveren
ketting of halsband.
Die halsband groeide met de Ja
ren en heeft dan ook zijn eigen ge
schiedenis.
In 1516 schreef de vereniging
Aerm in de Beurseuit Veurne
een prijsvraag uit, luidende: «Wel
ken mensch ter weirelt hem meest
verblijden magh?Het was de
Langhoiriegilde die de beste
oplossing gaf, metde solutie -
«Den Bekeerden Sondaer». Als
beloning kreeg de Kamer een sil-
veren vergulden copwaarop de
dichtmeester de beker als volgt be
zong:
Die wel somtit comt te pas
Om te ghebruicken voor een glas
Al waer het van het druifghewas
Sulckx men doet in princes feesten
.Tot vermaeck van droeve gheesten.
Tevens behaalde de Kamer een
silveren vergulden halsbantmet
vier schakels. Deze vier schakels
vormen het vertrekpunt van de
halsketting. Volgens het reglement
en vanaf 1593 schonk elke prins een
zilveren schakel, die aan de voor
gaande werd vastgehecht. Die
schakel droeg dan telkens de naam
victorieux De geest maakt ons
overwinnaars of: We overwinnen
door de geest of rede.
ALTAAR
In Sint Bertinuskerk was een al
taar voor de H. Victor, patroons
heilige van het gild. Dit blijkt uit
een uittreksel uit het kerkregister
van Sint Bertinus. Dit uittreksel
vinden wij op blz. 217 van het
«Bouck». Daarin staat vermeld
hoe het altaar opgesmukt was. In
1574 werden deze juwelen en orna
menten overgemaakt aan de kerk
meesters van St Bertinuskerk. Op
21 Juli werd telken jare het pa
troonsfeest plechtig herdacht.
TITEL
«LANGHOIRIE VAN DEN H.
VICTOR» of «LANGHOIRS VIC
TORINEN
Dit betekent heel waarschijnlijk:
Langhoirie afstammelingen
van Langhe (familienaam).
(hoirs afstammelingen).
Dit was ook het oordeel van de
Heer Fiers, gewezen Stadsarchiva
ris.
Daarnevens bestaat de volksuit
leg: Langhe hoirs Lange oren!
BLAZOEN
Dank zij de goede zorgen van
wijlen de heer DE ZUTTERE Va
leer (f1947), in leven Voorzitter
van de Kamer, kan dit prachtig
schilderwerk, door een onbekend
meester uit de XVI" eeuw voortge
bracht, heden nog bewonderd wor
den. De Kamer bezit dus nog het
oorspronkelijk blazoen, geschilderd
in 1561.
Het heeft de vorm van pen ruit.
In de bovenhoek stelt het een duif
of geest voor, met de kop naar on
der en dalend uit de wolken. Daar
onder vinden we op een bandje de
kenspreuk.
In het midden staat de H. Victor
uitgedost als een middeleeuws rid
der. In de rechterhand houdt hij
een staf met wimpel en de linker
hand steunt op zijn schild, dat
ovaalvormig is, rood met grijs kruis.
Links van de H. Victor ziet men
een molen met de molenaar in de
deuropening. De Heer Ghybe, met
een zak graan op het hoofd, rijdt
op een ezel.
De achtergrond geeft een zicht
op de stad Poperinge met haar to
rens.
Rechts van de H. Victor wordt
GHYBE door vier knechten op een
soort draagbaar door een korenveld
gedragen. De achtergrond rechts
stelt een grote hoeve voor met
daarachter de Westvlaamse bergen.
De onderhoek wordt gevuld met
het schild van de stad Poperinge.
VAANDEL
Uit het octrooi van 10 Oogst 1531
vernemen we dat de Kamer een
vlag bezat waarop de kenspreuk
stond en waarop evenals op het
blazoen, de H. Geest, de H. Victor
en Meester Ghybe verbeeld stonden.
In het Bouck lezen we ook dat
de vlag verpacht werd aan de
hoogstbiedende. Deze werd dan
vaandeldrager of alpheris voor het
leven. De alpheris was dan ver
plicht «telckens vermaent synde te
commen met peerd en standaert
behoorlick gemonteert
van schenker en prins, het jaartal
en zo de prins van adel was, het
wapen van de familie. Hier kan op
gewezen worden dat de leden steeds
moeten behoord hebben tot de ge
goede burgerij en de prinsen tot ver
in de XVII» eeuw van adel waren.
In 1778 werd de halsband, die toen
tien schakels telde, veranderd
naer de hedendaeghse gouste».
Sieur Lenoir, een goudsmid uit de
stad, werd belast den halzeband
als wezende een gulden vlies, te
doen ende laeten herstellen, verdob
belen in sylver, ende de idele
plaetsen doen uytboetseeren en do-
reeren
VOORKEUREN
Volgens de Keure van 1593 had
de Kamer het recht:
Op kop te gaan in processie of
ommegang, vóór alle titelen en
rederijkersgilden van de stad.
Ze mag daarenboven zitten in
't koor van O. L. Vr. van St Jan
op de tweede dag van de omme
gang en heeft de toelating in
't voorofferen.
Tevens mag ze in de processie
het eerst uit de kerk gaan op de
eerste en tweede dag van de
ommegang.
Ze mag ook vóór alle andere gil
den esbatementen spelen, refrei
nen of balladen uitspreken.
In dezelfde keure volgt dan de
orde der toen bestaande rederij
kerskamers, zoals ze in de pro
cessie moeten opstappen.
a) Langhoiren;
b) Cranckbestieren (Kamer van
de H. Moeder Anna);
c) Onversaen (Michlelisten);
d) de Lichtgelaen (Kruisbroe-
e) de Barbaristen. [ders);
Er waren dus in de XVI8 eeuw
vijf rederijkerskamers te Poperinge.
LANGHOÏRS-VICTORINEN
EN ROEYSCHE BARBARISTEN
Tussen deze twee Kamers is het
tweemaal tot botsing gekomen.
Een eerste maal, in 1718, werd
uitspraak gedaan in een conflict.
Het betrof lasteryngen ende in
sinuaties nopens de brieven van
abolitie geuit door de Barbaristen.
De uitspraak luidde: «De Barba
risten moesten voor nu ende voor
altijd aennemen en eeuwig zwijgen
van de lasteryngen ende insinua
ties..,» Het conflict werd gesloten
met reciproque obligatie van mal
kander naer het exponeren van
een publique actie de wijn van
Eeren te presenteeren, consisteren-
de in acht potten wijn en acht
platelen suycaden, zonder meer van
weder zijden.Dit geding wero
ondertekend door Nicolaas van Re
nynghe, Prince van de Langhoirie.
en door G. Vandenameele, Prince
van de Barbaristen.
In 1787, dus 69 jaar na de eerste
uitspraak, deed zich de tweede moei
lijkheid voor. Tot dan toe was het
de gewoonte geweest dat, wanneer
een Kamer een tragedie of come-
die opvoerde, de andere Kamer uit
genodigd werd het spel 'bij te wo
nen. In dit jaar echter wilden ze
op dezelfde dag allebei het treur
spel Zaïreopvoeren. Dit geschil
werd in der minne geregeld. Het
Bestuur van de Barbaristen liet
weten aan de overheid van de Vic-
torinen dat zij andere dagen ge
kozen hadden voor de opvoering;
WERKING EN PRESTATIES
VAN DE KAMER TOT 1804
Zoals we uit het «Bouck» kun
nen opmaken, bestond de werking
van de Kamer niet enkel in het
spelen van toneel, maar ook in het
beoefenen van rijm- en dichtkunst,
het maken van sonnetten, refrei
nen en balladen. Het Bouck ver
meldt niet de stukken welke ieder
jaar opgevoerd werden en we kun
nen ons dus geen volledig idee vor
men over het cultureel en artistiek
peil van de Kamer.
Wat de «Conste van Rhetory
cken betreft, werd één ballade
bewaard. Ze werd gedicht door
ELIEUL CONYNCK. Ze bestaat
uit 22 strophen van 13 verzen en
werd door F. LOYS in 1686 in het
«Bouck» overgeschreven. Deze bal
lade verhaalt de geschiedenis van
Poperinge vanaf haar oorsprong.
Waarschijnlijk bezat de Kamer
nog dichtwerken uit die tijd en
vroeger, maar die zijn niet bewaard
gebleven.
Uit wat bewaard Werd, mag ech
ter besloten worden, dat de Ka
mer aan haar doel beantwoordde
en hoog in aanzien stond.
TWEEDE PERIODE:
VANAF 1804 TOT HEDEN
Het «Bouck van Memorien» loopt
tot 1793.
Op 10 November 1792 bevonden
zich reeds Franse revolutionnairen
in Poperinge. In 1793 vielen de le
gers van de Franse revolutie verder
het land binnen en vanaf 1794
werd het volledig bezet. Dit bracht
de afschaffing mede van alle oude
provinciale en plaatselijke instel
lingen, evenals van de gilden. Het
gildeleven van de Langhoirie viel
dus volkomen stil.
In 1804 werd Napoleon keizer en
op 15 April besluit de Kamer een
aanvraag te richten tot de Meier
van de stad Poperinge, een Frans
ambtenaar, om weer hunnen yver
ende genegentheydtot de gilde
te mogen herleven. Dit request, op
gesteld 'in het Frans, werd ver
stuurd op 25 Germinal An douze
15 April 1804. Hierin wordt
verzocht de pouvoir reprendre de
nouveau nos exercices, qui depuis
six cent années ont été autorisés
par les gouvernements.
(In het schrijven van 1804 spreekt
men: qui depuis six cent années ont
été autorisésdus zou de Kamer
reeds bestaan hebben in 1804 600
1204. Maar gezien er hierover geen an
dere sporen of bewijzen te vinden zijn,
kan deze oorsprong niet met zeker
heid bevestigd, noch aangenomen
worden).
De Meier staat al het gevraagde
toe, op voorwaarde dat de Kamer
hem haar statuten en reglementen
overmaakt.
De Kamer herbegint dus opnieuw
haar werking. Alle privilegies blij
ven behouden en de vermaarde
Meester Ghybe en de Grote Per-
ln de Middeleeuwen bloeide het gildeleven in Poperinge, evenals in vele steden van
Vlaanderen. Uit die *ijden dateert ook de Rederijkerskamer LANGHOÏRS-VICTORINEN
Deze Kamer van Rhetorica heeft onafgebroken sedert meer dan vier eeuwen haar cultureel
en opvoedend werk verspreid, zowel binnen al3 buiten de stad. Poperinge mag hier terecht
fier op gaan.
Op 6 Mei 1951 wordt dan ook het Jubileum van haar 450-jarig bestaan plechtig
herdacht. Deze viering had kunnen doorgaan in 1941, maar werd, tengevolge van de oor
logsomstandigheden, tot op heden verdaagd.
De Kamer is in het bezit van archieven, die haar bestaan en oorsprong kunnen
bevestigen. Deze bronnen zijn de vier GILDEBOEKEN waarvan het eerste boek:
«BOUCK VAN MEMORIEN TOT VICTORS GLORIËN EN SYN VICTORIEN» loopt tot aan
de Franse Revolutie in 1793. Dit Bouckhad een dubbel doel: het inschrijven van de
namen der leden en het bewaren door copie van belangrijke documenten. Zo lezen wij op
de voorpagina:
Hier binnen syn gheschreven
De naemen van die leven
Guldebroeders VIOTORYN
Oock van die ghestorven syn
Dat hun slel magh blyde weesen
Dient elck-een daer voor te lessen.»
«VICTOHES REDDIT SPIRITUS.»
Dit boek werd aangelegd in 1610 «ten tyde van den Eerweerdlgheten Heer» Myn
Heere Sire BENEDICTUS DE BETHUYNE DE PLANQUES, Abt van dc vermaerde Abdye
van S. Bertens ende den Seer Eerweerdighen Heer Myn Heere Sire QBRARDUS DU VAL,
Proost der selver Stede van Poperynghe,
Bailliu DHr en Mr LODEWYCK MAKEBLYDE, (IX
Amptman DHr HONORATUS MAZEMAN.»
Het «Bouok» begint met een gedicht van 28 verzen, waarin men eerst de lof bezingt
van de Romeinen en de Roomse Wet en verder klaagt over het versmaden van de deugd.
(1) Lodewijk MAKEBLYDE, Jezuiet, werd geboren te Poperinge in 1S64 en is gestorven te Delft in 1630. Hij schreef
tal van godvruchtige boeken en berijmde gebeden, die eeuwen lang in Vlaanderen in zwang bleven.
sian» mogen opnieuw verschijnen.
Grote Persianis de Reus Cyrus,
waarvan het bestaan voor het eerst
vernoemd wordt in de stadsrekeningen
van 1612).
Maar de Kamer heeft met grote
moeilijkheden te kampen. De tijds
omstandigheden zijn lastig. Veel
oud-gildebroeders blijven weg. De
beruchte conscriptie van Napoleon
roept vele Belgen onder de wapens.
Maar een groter gevaar dreigt nog:
door sommige oud-leden werd een
ilieuwe vereniging gesticht: «De
Kunst- en Vreug'deminnende Vic-
torinen». Dit feit hoeft geen op
zien te baren, noch de haam en
de faam van de aloude gilde in
twijfel te trekken. De Franse Re
volutie had immers over het land
een golf van vernieuwingen ge
bracht. De toenmalige griffier, de
Heer De Beir, Slaakt een strijdkreet
en roept de broeders ter hereniging
weer op. Het is dank aan deze
wakkere strijder dat op 27 Mei 1804
de hereniging goedgekeurd en door
de borgersvan beide partij er
ondertekend werd. De Kamer maakt
haar statuten en reglementen ter
goedkeuring over aan de Meier,
't Coppieters 't Wallant, die ze on
dertekent. Deze statuten behelzen
33 artikelen.
SAMENSTELLING
VAN HET .BESTUUR
Prins: opperhoofd, verkozen voor
het leven.
President: vervangt de Prins bij
afwezigheid, verkozen voor het
leven.
Onderpresident: heeft macht en
gezag bij afwezigheid van Prins en
President; verkozen voor het leven.
4 Meesters: ieder jaar bij de helft
vernieuwd.
Griffier: voor het leven verkozen;
doet alle schrijfwerk.
Bailliu: is maanheer, spreekt
boeten uit; verkozen voor het leven.
Schatbewaarder: mag elk jaar
vernieuwd worden.
Vaandeldrager: verpacht aan de
hoogstbiedende.
Dichtmeester: moet al het dicht
werk bezorgen en de rollen over
schrijven tegen salaris, moet dich
terlijke lezingen houiden, opgeven
of inblazen (souffleren).
Toneelmeester: kiest de toneel
stukken, houdt de rolverdeling en
repetities, verzorgt de uitspraak en
houdt de regie; is belast met de
opsmuk van de «Grote Persian»
en Meester Ghybe.
De overige artikelen handelen
over de Inwendige orde: zoals, ver
gadering leder derde Zondag In de
maand; aanvaarding van nieuwe
leden; over de viering van het Pa
troonsfeest en zo meer.
Trommelaars en cnaepe worden
voorzien van een behoorlijke kledij.
Het trommelen werd voor het eerst
Ingevoerd in 1804.
HET TONEELLEVEN
VAN DE KAMER
De Kamer zet haar traditie van
dichten en toneelspelen voort. Maar
de tijden zijn, zoals gemeld, moei
lijk en lastig. Gelukkig, zoals wij
reeds zegden, trekt De Beir, bezield
met een stalen wil, ten strijde te
gen onverschilligheid en lusteloos
heid en in Juli 1804 wordt reeds op
gevoerd: «Zama», drame tragique;
De Vreieren Crispijn Dok-
toor», twee blijspelen,
In dezelfde zomer schrijft de
Kamer twee wedstrijden uit, waar
aan de gildebroeder Fibeletz telkens
een zilveren vergulde medaille ver
leent.
De eerste wedstrijd wordt ge
wonnen door L'Heroin, met de
alleenspraak: «Caesar Augustus»
(83 verzen).
De tweede wordt gewonnen door
Frans Sansen, met de alleenspraak:
Harpagonuit het werk De
Rijke Vrek», in de vertaling van
Meester Stevens.
Het ware een onbegonnen werk,
alle opgevoerde toneelspelen op te
sommen. We vergenoegen ons met
de voornaamste.
Werden opgevoerd:
In 1805, te St Winoksbcrgen:
De Weduwe Van Malabar treur
spel; «De verbeterde Dwaas», blij
spel.
Met laatstgenoemd stuk behaalt
de Kamer de eerste Prijs en daar
bij de Prijs voor beste Kleding.
Photo huldig Bestuur. Rij vooraan (van l. n. r.) HH. Jules Clement; Maurice Caenen; Jozef Van Bruwaene;
Ernest Vandenberghe, Voorzitter; Emiel Bruynooghe; Eugeen Degryse; Emiel Lauwers. Rij achteraan (v l. n. r.)
HH. Joseph Vanderlinden; Roger Muylaert; Jules Dekervel; André Oreel; Theoflel Dumelie, Vaandrig; Carlos
Dezuttere; Alfons Sterckx; Julien Lermyte; Remi Logie. In de inzet boven rechts; Hr Arthur Ostyn, overleden.
(XJlterst links: de knaap Daniel Bonduelle),
In 1809, te Veurne: «De Graaf
Warwick», treurspel; «De Incroy-
able», blijspel.
In 1811, te Belle, uitgenodigd
door «De Spaderijke»; «Tancrède»,
treurspel, en De Incroyable blij
spel.
In 1812, te Kortrijk, Toneelprijs
kamp: «Tancrède» en «De ver
beterde Dwaas
In 1818 «beletten de slegte tijds
omstandigheden de toneelkunde op
den publieken schouwburg te oef-
fenen en er wordt besloten prijs
kampen in te richten in 't voor
dragen, waaraan' zilveren borst
sieraden verleend worden.
In 1828, na tien jaar onderbre
king, te Warhem bij Hondschoote,
in toneelprijskamp: «Zarucma»,
treurspel.
De Kamer behaalt er de eerste
Prijs en een borstsieraad voor Juffr.
Virginie Vandenbroucke, als beste
toneelspeelster en een borstsieraad
voor de beste toneelspeler In het
boertig spel, de Heer De Wachter,
'n de rol van Sganarel.
In 1836, te Kortrijk, behaalt een
Medaille van Eer, met: Zarucma
treurspel; Het gedwongen Houwe-
lijk blijspel.
In 1853, te Veurne, Toneelkundig
Festival: «Hamlet», treurspel In
vijf bedrijven, naar het Frans,
door Zublé, en Raed en Daed
blijspel met zang, door Eug. Stroo-
bant, «behaalt er algemene toe
juichingen.
Vanaf 1840 worden de opvoerin
gen niet meer regelmatig inge
schreven tot 1870, aanvang van het
derde GildeboekDe Kamer is
niettegenstaande bedrijvig gebleven
en zelfs kan men, te oordelen naar
de opgevoerde stukken, een opbloei
óp kunstgebied waarnemen.
In 1870 wordt een nieuw bestuur
gefkozen. Men voegtt hieibij opnieuw
een 'Deken, die de rang inneemt na
de Oniderpresidient. Josephus Bruyn
ooghe wordt President, en er komt
weer orde in de Kamer.
In 1884 verplaatst de gildekamer
zich van Klein Parijs naar De
Gouden Appel» ,in de Duinkerke
straat.
In 1891 wordt het 400-jarig Ju
bileum van de Hamer herdacht.
Deze viering heeft plaats in de
schoot van de maatschappij.
De Kamer bleef zeer bedrijvig op
toneelgebied. Alle populaire stuk
ken, welke in die tijd opgang maak
ten, werden opgevoerd, o.m.: «De
twee Wezen- Roze Kate-
Genoveva van Brabant- De
twee Straatzangers- «De Ge
broeders Degrave», eia.
Gedurende het toneelselzoen 1896-
97 nam dé Kamer deel aan een
prijskamp voor deftige twee- en
alleenspraken, boertige twee- en
alleenspraken en zangkunde, uit
geschreven door De Vloeiende
Herten tot Maria uit Kortrijk. De
gildebroeder Arthur Bruynooghe be
haalde de eerste prijs in het deftig
vak. Op de prijsuitreiking moesten
de bekroonden kampen voor de
Prijs van Uitmuntendheid Ar
thur Bruynooghe. die te kampen
had tegen liefhebbers uit Antwer
pen, Mechelen en Brussel, behaal
de deze' prijs met het stuk: «Mis
daad en Zinneloosheid
In de wereldoorlog 1914-18 lag
alle bedrijvigheid stil. Reeds in 1919
vangt men weer aan met een paar
liefdadigheidsvsrtoningen en In het
volgend jaar wordt de reeks van
twee wintervertoningen ingezet.
In 1928 sluit de Kamer zich aan
bij het Nationaal Toneelverbond
voor liefhebbersgroepen.
De gilde bloeit weer op, men
speelt voor bomvolle zalen en uit
gerust met een flinke schaar jonge
toneelspelers, onder de kundige
leiding van toneelmeester Bruyn
ooghe Emiel, wil men steeds hoger
op, de oude Isus getrouw: «Ons
volk veredelen door die coiiste van
Rhetorycken
In 1929 neemt de Kamer deel aan
de Provinciale Wedstrijd met «Ra
vel's Ondergang» en wordt geklas
seerd in «EERSTE AFDELING».
De Heer Emiel Bruynooghe behaalt
er een Eerste Prijs als beste toneel
speler.
In 1930 ls de Kamer gemachtigd
zich Koninklijk te noemen.
In 1932 neemt men voor de twee
de maal deel aan de Provinciale
Wedstrijd. Men voert op: «Mens
wording», door Lodewijk Schel-
tjens en behaalt de vierde Prijs.
De toneelgroep vermeerdert zich
met een flinke, wel gedrilde figura
tie en in 1933 speelt men de eerste
operette: «Hooger Op». Het
wordt een succes en nu volgt een
reeks operetten, waaronder: «De
Meiman - In de Hommelpluk -
Dolle Lola - Baron Schinkel
been - De Boemelbaron-
«Hare Hoogheid wil niet trouwen»
- «Sepp'l» - «In 't Witte Paard»
- Schoon Julietje van Volendam
Het meeste succes wordt behaald
met Sepp'l door Louis Devrlendt
en In 't Witte Paard door Hans
Muller,
Intussen worden gala vertoningen
gegeven ter gelegenheid van een
of ander Jubelfeest.
JUBILERENDE LEDEN
In Juli 1904 viert men het
25-jarlg Jubelfeest van de Voor
zitter Vande Casteele.
Op 10 April 1920 wordt aan de
gildebroeders - toneelspelers Valcke
Emiel, Bruynooghe Arthur en to
neelmeester Lermyte Achille een
geschenk aangeboden voor hun
30-jarige medehulp en werkzaam
heid.
Op 16 December 1930 is het de
beurt aan de twee leden: Delanghe
Achiel en Houwen Maurice.
Op Woensdag 29 September 1948
wordt opgevoerdTante Jutta van
Calcutta», ter gelegenheid van het
25-jarig toneeljubileum van de to
neelspelers: Dumelie Luclen, Du
melie Theoflel, Lauwers Emiel en
Logie Remi.
Een onzer knapste toneelspelers,
Clement Jules, moet noodgedwon
gen door ziekte zijn liefhebberij
stopzetten. Toch houdt hij er aan
om op de feestdag van de gilde, in
1949, zijn 25-jarlg toneeljublleum
te houden. Hij vergast de gilde
broeders op toneel en zang.
IN ERE-AFDELING
Dat het kunstgehalte er steeds
op vooruit gaat, dat de Kamer roem
en lauweren plukt, bewijst de uit
slag behaald in het Provinciaal
Tornooi voor liefhebbersgroepen
uit Eerste Afdeling.
De Kamer treedt op met Nacht-
asyldoor Magerman, op Zon
dag 27 Maart 1949, De vierde plaats
wordt haar toegekend, en meteen
gaat zij over naar «ERE-AFDE
LING Nu mag de Kamer
mededingen voor het «Landjuweel»,
Dit is voorwaar een der mooiste
successen door de aloude Rederij
kerskamer behaald. Hierbij kun
nen we ook nog melden dat, waar
de Kamer vóór 1940 beroep moest
doen op vreemde krachten voor de
vrouwenrollen, deze thans, sedert
de tweede wereldoorlog, kunnen
vervuid worden door speelsters uit
eigen kring.
Op aanvraag van het Stads
bestuur geeft de Kamer, ter gele
genheid van het beëindigen der
Electriclteitswerken, voor de eerste
maal een openluchtvertoning op de
Grote Markt, op Zondag 28 Augus
tus 1949. Da kring behaalt een over
grote bijval met de operette: «In
de Hommelpluk».
Citeren we nog een feit, wellicht
een unicum uit de geschiedenis
van de roemrijke Kamer: het 60-
jarige toneeljubileum van de On
dervoorzitter-Toneelmeester, Emiel
Bruynooghe. Te dier gelegenheid
geeft men, op 15 en 16 December
1950, twee vertoningen van het
blijspelDe Wonderdoktoor door
Jos. Janssens. De jubilaris vertolkt
er op meesterlijke wijze de rol van
Dokus, de wonderdoktoor.
Dit zijn, in enige trekken, d«
voornaamste feiten uit de roem
rijke geschiedenis van een der oud
ste gilden uit Poperinge: de Lan-
ghoirs-Victorinen
GILDELOKAAL
In hét Bo'uck van Memofïen
geeft men geen melding van de
plaats van vergadering.
In het Tweede Gildeboek
spreekt men een eerste maal over
een vergadering gehouden in de
herberg In den Pelikaenop
29 April 1804.
In den Pelikaenwas gelegen in
de Mesenstraat, nu Maurice De Wulf-
straat).
Doch dit was heel waarschijnlijk
niet het gewoon gildelokaal, daar
het een vergadering betrof, gehou
den met het doel, de hereniging te
bewerken met de afgescheurde
groepDe Kunst- en Vreugde-
minnende Victorinen».
(Een tweede maal wordt in de ver
gadering van 19 Mei 1840 vermeld dat
de verpachting van het vaandel toe
gezegd werd aan Sieur Hoscheit
Henri, baes van het Ghuldenhof
maar de straat wordt niet aangeduid.)
In het Derde Gildeboek lezen
wij dat In 1884 de gildezaal Klein
Parijste klein blijkt te zijn en
overgebracht wordt naar De Gou
den Appelin de Duinkerkestraat.
Van 18 Juni 1892 tot 20 Augus
tus 1893 vergadert de Kamer ia
het voorlopig lokaal In Sint-
Omaarsbij K. Lauwers, Kleine
Markt.
Op 20 Augustus 1893 is het lo
kaal overgebracht naar «Het Han
delshuls», Casselstraat, bij H. Ca-
tryeke.
Op 23 Maart 1901 vestigt de gilde
zich in de herberg: «Het Stad
huis», Grote Markt, bij Alidore
Raekelboom.
In 1919 wordt het lokaal opnieuw
gevestigd In het Handelshuis
Casselstraat, bij Arthur Ostyn,
waar het tot op heden gebleven is
en wiens afsterven wij op 24 Fe
bruari 1951 betreuren.
LIJST VAN DE
VERSCHILLENDE «PRINCEN»
VAN DE LANGHOIRIE
Deze zijn slechts gekend vanaf
1618.
Jan van Renynghe, rond 1618.
Jacques Proventier, 1627.
Andries Beke, 1661.
Ferdinandus van Renynghe, 1687.
Nicolaas van Renynghe, 1700.
Elias Du Flocq, 1730.
Ferdinandus Pcrmeke, 1743.
Petrus Werkyn, 1755.
Bénoit Petyt, 1769 tot 1793 (Fran
se Revolutie).
Na de Franse Revolutie werd de
eerste Prins gekozen in 1811.
Bartholomeus Garcia, 1804: Pre
sident.
Jacobus Debelr, 1811: Prins.
Petrus Bruneel: President.
Nu werden geen Prinsen meer
gekozen tot in 1949.
Franciscus Van den Boogaerde,
1850: President.
Déslré Van den Boogaerde, 1853:
President.
Josephus Bruynooghe, 1870: Pre
sident.
Frederic Baes, 1873: President.
Adolf Vande Casteele, 1879: Pre
sident tot 11906.
Bij het afsterven van Voorzitter
Vande Casteele in 1906, wordt On
dervoorzitter Arthur Lahaye, Voor
zitter ad interim.
Arthur Lahaye, 1906: Voorzitter
ad Interim.
•Valère Dezuttere, 1920: Voorzitter
tot f 1947.
Arthur Lahaye, 1920: Ere-Voor
zitter tot f 1926,
Ernest Vandenberghe, 1947: Voor
zitter.
Joseph Van Bruwaene, 1947;
Prins.
Studie herzien, opgemaakt en uit
gebreid door
MAURICE CAENEN,
Onderwijzer, Poperinge
(Een eerste studie hierover werd op
gemaakt in 1941 door Hr Cartreul,
leraar M. O.)