De «IJNGHÜIE» Door de eeuwen heen Onze Week-end Reportage 1491 1951 «HET WEKELIJKS NIEUWS» Zaterdag 21 April 1951 Bladz. 12. 5^8 De Koninklijke Rederijkerskamer uit nge viert zijn 450-jarig bestaan OORSPRONG VAN HET GILD Over de oorsprong van de Kamer vinden we het volgende: OCTROY DER GULDE VAN H. VICTOR». In dit octrooi lezen wij dat de Langholrie» onderhouden binnen der stede van Poperynghe, mitsgae- ders ende certificatieven den selven stede Inhoudende hoedat sy suppli anten over veertigh jaeren ende tyts meer gheweest hebben een gheselschepe van Rhetorycke, de naem draegende LANGHOIRIE ende prysen ghewonnen In 't fait van der edelder conste van Rhe- torycken, en dat sy supplianten nog gheneghen syn om de selve conste te antieren. Door dit octrooi ontvangt de Langholriede baptisatie of doopsel ende titel van Rhetorycken omme by virtute ende cracht van dien te moghen compareeren in alle vergaderinghe van Rhetory cken, also wel buiten den lande van Vlaenderen alsdaer binnen, sonder reproch als andere tytel ende geconfirmeerde caemeren ende gheselschappen.Door dit doopsel krijgt de Kamer de titel van «LANGHOIRIE VAN POPERYN GHE Verder wordt het gezel schap de machtiging gegeven als DEVISEte mogen dragen op hun vaandel, hun nieuwe costumen of elders waar het hun belieft, een GEEST, dalende met het hoofd naar onder, uit de wolken. Daar onder een bandje of rolletje waar- oto staat: «VICTORES REDDIT SPIRITUSAan de ene kant komt de patroon Sint Victoor en aan de andere zijde de heer GHYBE, zittende op een ezel met een zak op het hoofd. (Meester GHYBE of GYBE is de hoofdman van de eenmaal beroemde Gilde van de Keiontstaan tijdens de strijd tussen Poperinge en leper, ten tijde van de weefnijverheid. De gilde vierde mede op kermisdagen en trok in stoet door de stad. Meester Ghybe zat op een ezel met de rug naar langoors kop gekeerd. De ezel was het zinnebeeld van leper; het verkeerd zitten beduidde de twist tussen de twee steden; de kei de koppigheid der Poperingenaren en het woord GHYBE betekende de beginletters van GHent, "Sper en Brugge). Dit octrooi (d.l. een machtiging tot handeling) werd verleend op 10 Augustus 1531, door de Kamer van Rhetorica de H. Drievuldig heid van leper, ook genaamd «Alpha en Omega». Hieruit blijkt dus dat de Lang holrie reeds minstens veertig jaar vóór het octrooi bestaan had. Daar het octrooi verleend werd in 1531, kan dus met zekerheid gezegd wor den, dat de Langholrie, ten minste sedert 1531 min 40 jaar sedert 1491 bestaat. Deze oorsprong wordt ook nog bevestigd door de Hoofd kamer van Rhetorica «DE FON- TEINEuit Gent. Uit een schrij ven van de Heer VAN ELSLAN- PER, Griffier van de Fonteine, schrijven dat in het archief be waard wordt, wordt eveneens be vestigd dat de kamer LANGHOIRS VICTORINENop 10 Augustus 1531 door de Ieperse Hoofdkamer Alpha en Omegawerd gecon firmeerd. Op dat ogenblik, zo schrijft de Heer Elslander, bestond uw Kamer echter reeds meer dan 40 jaar. Ein delijk blijkt uit het derde Gilde- bnek» dat de Kamer in 1891 het 450-jarig jubileum gevierd heeft, wat nogmaals de proef op de som zet. dat de Kamer ten minste sedert 1491 bestaat. SAMENSTELLING VAN DE KAMER De eerste samenstelling vinden we opgetekend in het «Bouck» in het jaar 1616. Gezien de Kamer conservatief van aard is gebleken, mag verondersteld dat deze samen stelling bij haar stichting ongeveer dezelfde zal geweest zijn. a) Het Bestuur. In het Bouckwordt het bestuur vermeld als «OFFICIE REN van de gilde van de H. Victor. Dit bestuur werd elk jaar ver nieuwd op 21 Juli, patroonsdag van de H. Victor. Het bestuur zag er in 1616 als volgt uit: Prince, Deken, Bailliu, Thre- sorier, 6 Meesters, 2 Autaermees- ters, Alpheris of Vaandeldrager, Guidon, Cnaepe. b) De Leden. HET AANVAARDEN VAN EEN LID Om als lid aanvaard te worden moest men in een algemene verga dering voor de Prins verschijnen en de wens uitdrukken «te willen schuilen onder de standaert ende protectieven van den heiligen Vic tor» en zich te onderwerpen aan de statuten en reglementen. Elk lid moest een bijdrage beta len (in 1751 was het jaergelt getaxeert een schellynck Het nieuw lid moest daarbij dan nog een donatie of jonstevoe gen, die gewoonlijk bestond uit een half pond was voor de H. Vic tor en een ton bier tot divertisse ment om door de confreren gedronken te worden. Plet was dien de om te doen branden op het al taar van de H. Victor. Bij de aanvaarding werd een ge dicht voorgelezen, waarvan er een bewaard is in het Bouck Hierbij werd het nieuw lid verzocht: a) de kunst te beschermen; b) zijn tijd in 't rijmen te besteden; c) treurtoneel of blijspel te spelen. Zelfs de kinderen van de gegoede burgerij werden door hun ouders voorgesteld om te mogen schuilen onder de standaard van de H. Vic tor, wat bewijst dat de Kamer een hoge faam genoot. Vrouwelijke leden werden ook aanvaard. Een eerste melding hier over vinden we op blz. 78 van het BouckHet betreft namelijk Juffrouw Josephine van Renynghe, van adellijke afkomst. Dit gebeurde in 1774 de 5 April. STATUTEN EN REGLEMENTEN Deze statuten en reglementen vinden we terug, opgemaakt in 1616. I. - Elke gildebroeder moet jaar lijks zijn bijdrage betalen. 2. - De gildebroeders moeten elk jaar op Ommeganckdag vergaderen om samen aan de processie deel te nemen. 3. - Elke prins wordt gehouden een schakel te schenken om aan de halsband of halsket ting gehangen te worden. 4. - Ieder lid moet deelnemen in de kosten voor de opvoeringen buiten de stad. 5. - Bij het afsterven van een lid moet een doodschuld betaald worden. 6. - Om als lid aanvaard te wor den moet de goede naam, faam en reputatie verzekerd zijn. 7. - Tijdens de vergadering mag niet gevloekt, noch godslaste ring geuit worden. Daarop stond boete. Dit was het werk van de maanheer of baljuw. 8. - Eenmaal per maand is een verplichte vergadering om de jonckheyt ende guldebroe- ders in conste van Rhetory cke te oefenen 9. - Wie esbatementen of enige spelen geeft aan vreemden, wordt beboet. 10. - Wie iemand beschuldigt moet zulks kunnen bewijzen, zoniet zal deze zelf de boete betalen. Wie de boete niet betaalt, wordt uitgedreven. KENSPREUK De kenspreuk van de Kamer is: VICTORES REDDIT SPIRITUS wat betekent: «L'Esprit nous rend HALSBAND De Prins, die de hoogste waardig heidsbekleder was in het gild, droeg in de processiën, op de pa troonsdagen en bij andere plechtig heden, rond de hals een zilveren ketting of halsband. Die halsband groeide met de Ja ren en heeft dan ook zijn eigen ge schiedenis. In 1516 schreef de vereniging Aerm in de Beurseuit Veurne een prijsvraag uit, luidende: «Wel ken mensch ter weirelt hem meest verblijden magh?Het was de Langhoiriegilde die de beste oplossing gaf, metde solutie - «Den Bekeerden Sondaer». Als beloning kreeg de Kamer een sil- veren vergulden copwaarop de dichtmeester de beker als volgt be zong: Die wel somtit comt te pas Om te ghebruicken voor een glas Al waer het van het druifghewas Sulckx men doet in princes feesten .Tot vermaeck van droeve gheesten. Tevens behaalde de Kamer een silveren vergulden halsbantmet vier schakels. Deze vier schakels vormen het vertrekpunt van de halsketting. Volgens het reglement en vanaf 1593 schonk elke prins een zilveren schakel, die aan de voor gaande werd vastgehecht. Die schakel droeg dan telkens de naam victorieux De geest maakt ons overwinnaars of: We overwinnen door de geest of rede. ALTAAR In Sint Bertinuskerk was een al taar voor de H. Victor, patroons heilige van het gild. Dit blijkt uit een uittreksel uit het kerkregister van Sint Bertinus. Dit uittreksel vinden wij op blz. 217 van het «Bouck». Daarin staat vermeld hoe het altaar opgesmukt was. In 1574 werden deze juwelen en orna menten overgemaakt aan de kerk meesters van St Bertinuskerk. Op 21 Juli werd telken jare het pa troonsfeest plechtig herdacht. TITEL «LANGHOIRIE VAN DEN H. VICTOR» of «LANGHOIRS VIC TORINEN Dit betekent heel waarschijnlijk: Langhoirie afstammelingen van Langhe (familienaam). (hoirs afstammelingen). Dit was ook het oordeel van de Heer Fiers, gewezen Stadsarchiva ris. Daarnevens bestaat de volksuit leg: Langhe hoirs Lange oren! BLAZOEN Dank zij de goede zorgen van wijlen de heer DE ZUTTERE Va leer (f1947), in leven Voorzitter van de Kamer, kan dit prachtig schilderwerk, door een onbekend meester uit de XVI" eeuw voortge bracht, heden nog bewonderd wor den. De Kamer bezit dus nog het oorspronkelijk blazoen, geschilderd in 1561. Het heeft de vorm van pen ruit. In de bovenhoek stelt het een duif of geest voor, met de kop naar on der en dalend uit de wolken. Daar onder vinden we op een bandje de kenspreuk. In het midden staat de H. Victor uitgedost als een middeleeuws rid der. In de rechterhand houdt hij een staf met wimpel en de linker hand steunt op zijn schild, dat ovaalvormig is, rood met grijs kruis. Links van de H. Victor ziet men een molen met de molenaar in de deuropening. De Heer Ghybe, met een zak graan op het hoofd, rijdt op een ezel. De achtergrond geeft een zicht op de stad Poperinge met haar to rens. Rechts van de H. Victor wordt GHYBE door vier knechten op een soort draagbaar door een korenveld gedragen. De achtergrond rechts stelt een grote hoeve voor met daarachter de Westvlaamse bergen. De onderhoek wordt gevuld met het schild van de stad Poperinge. VAANDEL Uit het octrooi van 10 Oogst 1531 vernemen we dat de Kamer een vlag bezat waarop de kenspreuk stond en waarop evenals op het blazoen, de H. Geest, de H. Victor en Meester Ghybe verbeeld stonden. In het Bouck lezen we ook dat de vlag verpacht werd aan de hoogstbiedende. Deze werd dan vaandeldrager of alpheris voor het leven. De alpheris was dan ver plicht «telckens vermaent synde te commen met peerd en standaert behoorlick gemonteert van schenker en prins, het jaartal en zo de prins van adel was, het wapen van de familie. Hier kan op gewezen worden dat de leden steeds moeten behoord hebben tot de ge goede burgerij en de prinsen tot ver in de XVII» eeuw van adel waren. In 1778 werd de halsband, die toen tien schakels telde, veranderd naer de hedendaeghse gouste». Sieur Lenoir, een goudsmid uit de stad, werd belast den halzeband als wezende een gulden vlies, te doen ende laeten herstellen, verdob belen in sylver, ende de idele plaetsen doen uytboetseeren en do- reeren VOORKEUREN Volgens de Keure van 1593 had de Kamer het recht: Op kop te gaan in processie of ommegang, vóór alle titelen en rederijkersgilden van de stad. Ze mag daarenboven zitten in 't koor van O. L. Vr. van St Jan op de tweede dag van de omme gang en heeft de toelating in 't voorofferen. Tevens mag ze in de processie het eerst uit de kerk gaan op de eerste en tweede dag van de ommegang. Ze mag ook vóór alle andere gil den esbatementen spelen, refrei nen of balladen uitspreken. In dezelfde keure volgt dan de orde der toen bestaande rederij kerskamers, zoals ze in de pro cessie moeten opstappen. a) Langhoiren; b) Cranckbestieren (Kamer van de H. Moeder Anna); c) Onversaen (Michlelisten); d) de Lichtgelaen (Kruisbroe- e) de Barbaristen. [ders); Er waren dus in de XVI8 eeuw vijf rederijkerskamers te Poperinge. LANGHOÏRS-VICTORINEN EN ROEYSCHE BARBARISTEN Tussen deze twee Kamers is het tweemaal tot botsing gekomen. Een eerste maal, in 1718, werd uitspraak gedaan in een conflict. Het betrof lasteryngen ende in sinuaties nopens de brieven van abolitie geuit door de Barbaristen. De uitspraak luidde: «De Barba risten moesten voor nu ende voor altijd aennemen en eeuwig zwijgen van de lasteryngen ende insinua ties..,» Het conflict werd gesloten met reciproque obligatie van mal kander naer het exponeren van een publique actie de wijn van Eeren te presenteeren, consisteren- de in acht potten wijn en acht platelen suycaden, zonder meer van weder zijden.Dit geding wero ondertekend door Nicolaas van Re nynghe, Prince van de Langhoirie. en door G. Vandenameele, Prince van de Barbaristen. In 1787, dus 69 jaar na de eerste uitspraak, deed zich de tweede moei lijkheid voor. Tot dan toe was het de gewoonte geweest dat, wanneer een Kamer een tragedie of come- die opvoerde, de andere Kamer uit genodigd werd het spel 'bij te wo nen. In dit jaar echter wilden ze op dezelfde dag allebei het treur spel Zaïreopvoeren. Dit geschil werd in der minne geregeld. Het Bestuur van de Barbaristen liet weten aan de overheid van de Vic- torinen dat zij andere dagen ge kozen hadden voor de opvoering; WERKING EN PRESTATIES VAN DE KAMER TOT 1804 Zoals we uit het «Bouck» kun nen opmaken, bestond de werking van de Kamer niet enkel in het spelen van toneel, maar ook in het beoefenen van rijm- en dichtkunst, het maken van sonnetten, refrei nen en balladen. Het Bouck ver meldt niet de stukken welke ieder jaar opgevoerd werden en we kun nen ons dus geen volledig idee vor men over het cultureel en artistiek peil van de Kamer. Wat de «Conste van Rhetory cken betreft, werd één ballade bewaard. Ze werd gedicht door ELIEUL CONYNCK. Ze bestaat uit 22 strophen van 13 verzen en werd door F. LOYS in 1686 in het «Bouck» overgeschreven. Deze bal lade verhaalt de geschiedenis van Poperinge vanaf haar oorsprong. Waarschijnlijk bezat de Kamer nog dichtwerken uit die tijd en vroeger, maar die zijn niet bewaard gebleven. Uit wat bewaard Werd, mag ech ter besloten worden, dat de Ka mer aan haar doel beantwoordde en hoog in aanzien stond. TWEEDE PERIODE: VANAF 1804 TOT HEDEN Het «Bouck van Memorien» loopt tot 1793. Op 10 November 1792 bevonden zich reeds Franse revolutionnairen in Poperinge. In 1793 vielen de le gers van de Franse revolutie verder het land binnen en vanaf 1794 werd het volledig bezet. Dit bracht de afschaffing mede van alle oude provinciale en plaatselijke instel lingen, evenals van de gilden. Het gildeleven van de Langhoirie viel dus volkomen stil. In 1804 werd Napoleon keizer en op 15 April besluit de Kamer een aanvraag te richten tot de Meier van de stad Poperinge, een Frans ambtenaar, om weer hunnen yver ende genegentheydtot de gilde te mogen herleven. Dit request, op gesteld 'in het Frans, werd ver stuurd op 25 Germinal An douze 15 April 1804. Hierin wordt verzocht de pouvoir reprendre de nouveau nos exercices, qui depuis six cent années ont été autorisés par les gouvernements. (In het schrijven van 1804 spreekt men: qui depuis six cent années ont été autorisésdus zou de Kamer reeds bestaan hebben in 1804 600 1204. Maar gezien er hierover geen an dere sporen of bewijzen te vinden zijn, kan deze oorsprong niet met zeker heid bevestigd, noch aangenomen worden). De Meier staat al het gevraagde toe, op voorwaarde dat de Kamer hem haar statuten en reglementen overmaakt. De Kamer herbegint dus opnieuw haar werking. Alle privilegies blij ven behouden en de vermaarde Meester Ghybe en de Grote Per- ln de Middeleeuwen bloeide het gildeleven in Poperinge, evenals in vele steden van Vlaanderen. Uit die *ijden dateert ook de Rederijkerskamer LANGHOÏRS-VICTORINEN Deze Kamer van Rhetorica heeft onafgebroken sedert meer dan vier eeuwen haar cultureel en opvoedend werk verspreid, zowel binnen al3 buiten de stad. Poperinge mag hier terecht fier op gaan. Op 6 Mei 1951 wordt dan ook het Jubileum van haar 450-jarig bestaan plechtig herdacht. Deze viering had kunnen doorgaan in 1941, maar werd, tengevolge van de oor logsomstandigheden, tot op heden verdaagd. De Kamer is in het bezit van archieven, die haar bestaan en oorsprong kunnen bevestigen. Deze bronnen zijn de vier GILDEBOEKEN waarvan het eerste boek: «BOUCK VAN MEMORIEN TOT VICTORS GLORIËN EN SYN VICTORIEN» loopt tot aan de Franse Revolutie in 1793. Dit Bouckhad een dubbel doel: het inschrijven van de namen der leden en het bewaren door copie van belangrijke documenten. Zo lezen wij op de voorpagina: Hier binnen syn gheschreven De naemen van die leven Guldebroeders VIOTORYN Oock van die ghestorven syn Dat hun slel magh blyde weesen Dient elck-een daer voor te lessen.» «VICTOHES REDDIT SPIRITUS.» Dit boek werd aangelegd in 1610 «ten tyde van den Eerweerdlgheten Heer» Myn Heere Sire BENEDICTUS DE BETHUYNE DE PLANQUES, Abt van dc vermaerde Abdye van S. Bertens ende den Seer Eerweerdighen Heer Myn Heere Sire QBRARDUS DU VAL, Proost der selver Stede van Poperynghe, Bailliu DHr en Mr LODEWYCK MAKEBLYDE, (IX Amptman DHr HONORATUS MAZEMAN.» Het «Bouok» begint met een gedicht van 28 verzen, waarin men eerst de lof bezingt van de Romeinen en de Roomse Wet en verder klaagt over het versmaden van de deugd. (1) Lodewijk MAKEBLYDE, Jezuiet, werd geboren te Poperinge in 1S64 en is gestorven te Delft in 1630. Hij schreef tal van godvruchtige boeken en berijmde gebeden, die eeuwen lang in Vlaanderen in zwang bleven. sian» mogen opnieuw verschijnen. Grote Persianis de Reus Cyrus, waarvan het bestaan voor het eerst vernoemd wordt in de stadsrekeningen van 1612). Maar de Kamer heeft met grote moeilijkheden te kampen. De tijds omstandigheden zijn lastig. Veel oud-gildebroeders blijven weg. De beruchte conscriptie van Napoleon roept vele Belgen onder de wapens. Maar een groter gevaar dreigt nog: door sommige oud-leden werd een ilieuwe vereniging gesticht: «De Kunst- en Vreug'deminnende Vic- torinen». Dit feit hoeft geen op zien te baren, noch de haam en de faam van de aloude gilde in twijfel te trekken. De Franse Re volutie had immers over het land een golf van vernieuwingen ge bracht. De toenmalige griffier, de Heer De Beir, Slaakt een strijdkreet en roept de broeders ter hereniging weer op. Het is dank aan deze wakkere strijder dat op 27 Mei 1804 de hereniging goedgekeurd en door de borgersvan beide partij er ondertekend werd. De Kamer maakt haar statuten en reglementen ter goedkeuring over aan de Meier, 't Coppieters 't Wallant, die ze on dertekent. Deze statuten behelzen 33 artikelen. SAMENSTELLING VAN HET .BESTUUR Prins: opperhoofd, verkozen voor het leven. President: vervangt de Prins bij afwezigheid, verkozen voor het leven. Onderpresident: heeft macht en gezag bij afwezigheid van Prins en President; verkozen voor het leven. 4 Meesters: ieder jaar bij de helft vernieuwd. Griffier: voor het leven verkozen; doet alle schrijfwerk. Bailliu: is maanheer, spreekt boeten uit; verkozen voor het leven. Schatbewaarder: mag elk jaar vernieuwd worden. Vaandeldrager: verpacht aan de hoogstbiedende. Dichtmeester: moet al het dicht werk bezorgen en de rollen over schrijven tegen salaris, moet dich terlijke lezingen houiden, opgeven of inblazen (souffleren). Toneelmeester: kiest de toneel stukken, houdt de rolverdeling en repetities, verzorgt de uitspraak en houdt de regie; is belast met de opsmuk van de «Grote Persian» en Meester Ghybe. De overige artikelen handelen over de Inwendige orde: zoals, ver gadering leder derde Zondag In de maand; aanvaarding van nieuwe leden; over de viering van het Pa troonsfeest en zo meer. Trommelaars en cnaepe worden voorzien van een behoorlijke kledij. Het trommelen werd voor het eerst Ingevoerd in 1804. HET TONEELLEVEN VAN DE KAMER De Kamer zet haar traditie van dichten en toneelspelen voort. Maar de tijden zijn, zoals gemeld, moei lijk en lastig. Gelukkig, zoals wij reeds zegden, trekt De Beir, bezield met een stalen wil, ten strijde te gen onverschilligheid en lusteloos heid en in Juli 1804 wordt reeds op gevoerd: «Zama», drame tragique; De Vreieren Crispijn Dok- toor», twee blijspelen, In dezelfde zomer schrijft de Kamer twee wedstrijden uit, waar aan de gildebroeder Fibeletz telkens een zilveren vergulde medaille ver leent. De eerste wedstrijd wordt ge wonnen door L'Heroin, met de alleenspraak: «Caesar Augustus» (83 verzen). De tweede wordt gewonnen door Frans Sansen, met de alleenspraak: Harpagonuit het werk De Rijke Vrek», in de vertaling van Meester Stevens. Het ware een onbegonnen werk, alle opgevoerde toneelspelen op te sommen. We vergenoegen ons met de voornaamste. Werden opgevoerd: In 1805, te St Winoksbcrgen: De Weduwe Van Malabar treur spel; «De verbeterde Dwaas», blij spel. Met laatstgenoemd stuk behaalt de Kamer de eerste Prijs en daar bij de Prijs voor beste Kleding. Photo huldig Bestuur. Rij vooraan (van l. n. r.) HH. Jules Clement; Maurice Caenen; Jozef Van Bruwaene; Ernest Vandenberghe, Voorzitter; Emiel Bruynooghe; Eugeen Degryse; Emiel Lauwers. Rij achteraan (v l. n. r.) HH. Joseph Vanderlinden; Roger Muylaert; Jules Dekervel; André Oreel; Theoflel Dumelie, Vaandrig; Carlos Dezuttere; Alfons Sterckx; Julien Lermyte; Remi Logie. In de inzet boven rechts; Hr Arthur Ostyn, overleden. (XJlterst links: de knaap Daniel Bonduelle), In 1809, te Veurne: «De Graaf Warwick», treurspel; «De Incroy- able», blijspel. In 1811, te Belle, uitgenodigd door «De Spaderijke»; «Tancrède», treurspel, en De Incroyable blij spel. In 1812, te Kortrijk, Toneelprijs kamp: «Tancrède» en «De ver beterde Dwaas In 1818 «beletten de slegte tijds omstandigheden de toneelkunde op den publieken schouwburg te oef- fenen en er wordt besloten prijs kampen in te richten in 't voor dragen, waaraan' zilveren borst sieraden verleend worden. In 1828, na tien jaar onderbre king, te Warhem bij Hondschoote, in toneelprijskamp: «Zarucma», treurspel. De Kamer behaalt er de eerste Prijs en een borstsieraad voor Juffr. Virginie Vandenbroucke, als beste toneelspeelster en een borstsieraad voor de beste toneelspeler In het boertig spel, de Heer De Wachter, 'n de rol van Sganarel. In 1836, te Kortrijk, behaalt een Medaille van Eer, met: Zarucma treurspel; Het gedwongen Houwe- lijk blijspel. In 1853, te Veurne, Toneelkundig Festival: «Hamlet», treurspel In vijf bedrijven, naar het Frans, door Zublé, en Raed en Daed blijspel met zang, door Eug. Stroo- bant, «behaalt er algemene toe juichingen. Vanaf 1840 worden de opvoerin gen niet meer regelmatig inge schreven tot 1870, aanvang van het derde GildeboekDe Kamer is niettegenstaande bedrijvig gebleven en zelfs kan men, te oordelen naar de opgevoerde stukken, een opbloei óp kunstgebied waarnemen. In 1870 wordt een nieuw bestuur gefkozen. Men voegtt hieibij opnieuw een 'Deken, die de rang inneemt na de Oniderpresidient. Josephus Bruyn ooghe wordt President, en er komt weer orde in de Kamer. In 1884 verplaatst de gildekamer zich van Klein Parijs naar De Gouden Appel» ,in de Duinkerke straat. In 1891 wordt het 400-jarig Ju bileum van de Hamer herdacht. Deze viering heeft plaats in de schoot van de maatschappij. De Kamer bleef zeer bedrijvig op toneelgebied. Alle populaire stuk ken, welke in die tijd opgang maak ten, werden opgevoerd, o.m.: «De twee Wezen- Roze Kate- Genoveva van Brabant- De twee Straatzangers- «De Ge broeders Degrave», eia. Gedurende het toneelselzoen 1896- 97 nam dé Kamer deel aan een prijskamp voor deftige twee- en alleenspraken, boertige twee- en alleenspraken en zangkunde, uit geschreven door De Vloeiende Herten tot Maria uit Kortrijk. De gildebroeder Arthur Bruynooghe be haalde de eerste prijs in het deftig vak. Op de prijsuitreiking moesten de bekroonden kampen voor de Prijs van Uitmuntendheid Ar thur Bruynooghe. die te kampen had tegen liefhebbers uit Antwer pen, Mechelen en Brussel, behaal de deze' prijs met het stuk: «Mis daad en Zinneloosheid In de wereldoorlog 1914-18 lag alle bedrijvigheid stil. Reeds in 1919 vangt men weer aan met een paar liefdadigheidsvsrtoningen en In het volgend jaar wordt de reeks van twee wintervertoningen ingezet. In 1928 sluit de Kamer zich aan bij het Nationaal Toneelverbond voor liefhebbersgroepen. De gilde bloeit weer op, men speelt voor bomvolle zalen en uit gerust met een flinke schaar jonge toneelspelers, onder de kundige leiding van toneelmeester Bruyn ooghe Emiel, wil men steeds hoger op, de oude Isus getrouw: «Ons volk veredelen door die coiiste van Rhetorycken In 1929 neemt de Kamer deel aan de Provinciale Wedstrijd met «Ra vel's Ondergang» en wordt geklas seerd in «EERSTE AFDELING». De Heer Emiel Bruynooghe behaalt er een Eerste Prijs als beste toneel speler. In 1930 ls de Kamer gemachtigd zich Koninklijk te noemen. In 1932 neemt men voor de twee de maal deel aan de Provinciale Wedstrijd. Men voert op: «Mens wording», door Lodewijk Schel- tjens en behaalt de vierde Prijs. De toneelgroep vermeerdert zich met een flinke, wel gedrilde figura tie en in 1933 speelt men de eerste operette: «Hooger Op». Het wordt een succes en nu volgt een reeks operetten, waaronder: «De Meiman - In de Hommelpluk - Dolle Lola - Baron Schinkel been - De Boemelbaron- «Hare Hoogheid wil niet trouwen» - «Sepp'l» - «In 't Witte Paard» - Schoon Julietje van Volendam Het meeste succes wordt behaald met Sepp'l door Louis Devrlendt en In 't Witte Paard door Hans Muller, Intussen worden gala vertoningen gegeven ter gelegenheid van een of ander Jubelfeest. JUBILERENDE LEDEN In Juli 1904 viert men het 25-jarlg Jubelfeest van de Voor zitter Vande Casteele. Op 10 April 1920 wordt aan de gildebroeders - toneelspelers Valcke Emiel, Bruynooghe Arthur en to neelmeester Lermyte Achille een geschenk aangeboden voor hun 30-jarige medehulp en werkzaam heid. Op 16 December 1930 is het de beurt aan de twee leden: Delanghe Achiel en Houwen Maurice. Op Woensdag 29 September 1948 wordt opgevoerdTante Jutta van Calcutta», ter gelegenheid van het 25-jarig toneeljubileum van de to neelspelers: Dumelie Luclen, Du melie Theoflel, Lauwers Emiel en Logie Remi. Een onzer knapste toneelspelers, Clement Jules, moet noodgedwon gen door ziekte zijn liefhebberij stopzetten. Toch houdt hij er aan om op de feestdag van de gilde, in 1949, zijn 25-jarlg toneeljublleum te houden. Hij vergast de gilde broeders op toneel en zang. IN ERE-AFDELING Dat het kunstgehalte er steeds op vooruit gaat, dat de Kamer roem en lauweren plukt, bewijst de uit slag behaald in het Provinciaal Tornooi voor liefhebbersgroepen uit Eerste Afdeling. De Kamer treedt op met Nacht- asyldoor Magerman, op Zon dag 27 Maart 1949, De vierde plaats wordt haar toegekend, en meteen gaat zij over naar «ERE-AFDE LING Nu mag de Kamer mededingen voor het «Landjuweel», Dit is voorwaar een der mooiste successen door de aloude Rederij kerskamer behaald. Hierbij kun nen we ook nog melden dat, waar de Kamer vóór 1940 beroep moest doen op vreemde krachten voor de vrouwenrollen, deze thans, sedert de tweede wereldoorlog, kunnen vervuid worden door speelsters uit eigen kring. Op aanvraag van het Stads bestuur geeft de Kamer, ter gele genheid van het beëindigen der Electriclteitswerken, voor de eerste maal een openluchtvertoning op de Grote Markt, op Zondag 28 Augus tus 1949. Da kring behaalt een over grote bijval met de operette: «In de Hommelpluk». Citeren we nog een feit, wellicht een unicum uit de geschiedenis van de roemrijke Kamer: het 60- jarige toneeljubileum van de On dervoorzitter-Toneelmeester, Emiel Bruynooghe. Te dier gelegenheid geeft men, op 15 en 16 December 1950, twee vertoningen van het blijspelDe Wonderdoktoor door Jos. Janssens. De jubilaris vertolkt er op meesterlijke wijze de rol van Dokus, de wonderdoktoor. Dit zijn, in enige trekken, d« voornaamste feiten uit de roem rijke geschiedenis van een der oud ste gilden uit Poperinge: de Lan- ghoirs-Victorinen GILDELOKAAL In hét Bo'uck van Memofïen geeft men geen melding van de plaats van vergadering. In het Tweede Gildeboek spreekt men een eerste maal over een vergadering gehouden in de herberg In den Pelikaenop 29 April 1804. In den Pelikaenwas gelegen in de Mesenstraat, nu Maurice De Wulf- straat). Doch dit was heel waarschijnlijk niet het gewoon gildelokaal, daar het een vergadering betrof, gehou den met het doel, de hereniging te bewerken met de afgescheurde groepDe Kunst- en Vreugde- minnende Victorinen». (Een tweede maal wordt in de ver gadering van 19 Mei 1840 vermeld dat de verpachting van het vaandel toe gezegd werd aan Sieur Hoscheit Henri, baes van het Ghuldenhof maar de straat wordt niet aangeduid.) In het Derde Gildeboek lezen wij dat In 1884 de gildezaal Klein Parijste klein blijkt te zijn en overgebracht wordt naar De Gou den Appelin de Duinkerkestraat. Van 18 Juni 1892 tot 20 Augus tus 1893 vergadert de Kamer ia het voorlopig lokaal In Sint- Omaarsbij K. Lauwers, Kleine Markt. Op 20 Augustus 1893 is het lo kaal overgebracht naar «Het Han delshuls», Casselstraat, bij H. Ca- tryeke. Op 23 Maart 1901 vestigt de gilde zich in de herberg: «Het Stad huis», Grote Markt, bij Alidore Raekelboom. In 1919 wordt het lokaal opnieuw gevestigd In het Handelshuis Casselstraat, bij Arthur Ostyn, waar het tot op heden gebleven is en wiens afsterven wij op 24 Fe bruari 1951 betreuren. LIJST VAN DE VERSCHILLENDE «PRINCEN» VAN DE LANGHOIRIE Deze zijn slechts gekend vanaf 1618. Jan van Renynghe, rond 1618. Jacques Proventier, 1627. Andries Beke, 1661. Ferdinandus van Renynghe, 1687. Nicolaas van Renynghe, 1700. Elias Du Flocq, 1730. Ferdinandus Pcrmeke, 1743. Petrus Werkyn, 1755. Bénoit Petyt, 1769 tot 1793 (Fran se Revolutie). Na de Franse Revolutie werd de eerste Prins gekozen in 1811. Bartholomeus Garcia, 1804: Pre sident. Jacobus Debelr, 1811: Prins. Petrus Bruneel: President. Nu werden geen Prinsen meer gekozen tot in 1949. Franciscus Van den Boogaerde, 1850: President. Déslré Van den Boogaerde, 1853: President. Josephus Bruynooghe, 1870: Pre sident. Frederic Baes, 1873: President. Adolf Vande Casteele, 1879: Pre sident tot 11906. Bij het afsterven van Voorzitter Vande Casteele in 1906, wordt On dervoorzitter Arthur Lahaye, Voor zitter ad interim. Arthur Lahaye, 1906: Voorzitter ad Interim. •Valère Dezuttere, 1920: Voorzitter tot f 1947. Arthur Lahaye, 1920: Ere-Voor zitter tot f 1926, Ernest Vandenberghe, 1947: Voor zitter. Joseph Van Bruwaene, 1947; Prins. Studie herzien, opgemaakt en uit gebreid door MAURICE CAENEN, Onderwijzer, Poperinge (Een eerste studie hierover werd op gemaakt in 1941 door Hr Cartreul, leraar M. O.)

HISTORISCHE KRANTEN

Het Wekelijks Nieuws (1946-1990) | 1951 | | pagina 12