Onze Week-encl Reportage De edele stenen Diamantmijnen Diamantnijverheid en -handel HET WEKELIJKS NIEUWS Zaterdag 29 Maart 1952 Bladz. 18. HET DIAMANT ESI Kostbaar steentje dat de eeuwen door i. ADAMAS DE ONTEMBARE Van de Griekse taal en cultuur heeft onze Westerse beschaving een rijke woordenschat gekregen en ook het woord diamant moeten wij in zijn oorsprong bij de Grie ken gaan zoeken. De Grieken ken den reeds dit zeldzaam steentje en gaven het de naam die het best met zijn hoedanigheden overeen stemt: adamas, wat zoveel bete kent als «ontembare». Door ver vormingen is het langzamerhand ademanten demant gewor den om dan te besluiten met dia mant Zonder in een taalkundig dis puut te treden moeten wij hier toch onderlijnen dat deze naam zeer goed gekozen werd. Men kan inderdaad met juistheid beweren dat diamant ontembaar is, want van de bekende delfstoffen bezi! het de grootste hardheid. Bij de Hindoes, die ruim 3000 j. vóór onze tijdrekening dit zeld zaam edelgesteente reeds kenden, wordt het Vajragenoemd e hun schrijvers zeggen er het vol gende van: «De Vajra wordt door geen ander steen geslepen, terwi.il hij ze allen slijpt»; of nog: «De Vajra wordt alleen bekrast door de Vajra In het arme Indië, waar het kastenverschil ontzaggelijke afstanden kent tussen arm e rijk, heet het dan ook: «Het hart der rijken is harder dan de Vajra het mensenoog bekoorde diamant vloeibaar. Overwinning, moed en geesteskracht spruiten uit hetzelfde voort. Men zegt ook dat het vertoornde mensen tot bedaring brengt, de vrede aan de huiselijke kring verschaft en daarom verzoeningssteen genoemd wordtEr is tegenwoordig wel niemand die dergelijk bijgeloof nog ernstig opneemt en men kan er hoogstens uit onthouden dat vrouwlief zeker heel welgezind zal zijn wanneer haar man met. een prachtige diamant voor ziin vrouwtje naar huis komt. Dat helpt misschien de huiselijke vre de verstevigen, ware het maar voor één dag. Maar over deze bijgelovige be schouwingen heen moeten wij toch vaststellen dat er omstreeks 1674 ernstig werk van gemaakt werd het diamant op wetenschappelijke wijze te onderzoeken. Hierin moet aan de alchimisten een zekere ver dienste worden toegekend, hoe men dan ook oordele over de hersen schim die zij najoegen om onedele stof in goud te veranderen. Som migen onder hen bewezen dat dia mant door geweldige verhitting vernietigd wordt, en in 1776 liet de Fransman Lavoisier, die aan zien wordt als de grondlegger der moderne scheikunde, een diamant verbranden in stikstof en zo be- Be geheimen die in de schoot der aarde geborgen liggen, de schatten die er door de natuur ge vormd werden over een tijdspanne die millioenen jaren in beslag nam, zullen wellicht nooit door het menselijk vernuft in hun volledige omvang gekend geraken. Het geheimzinnig laboratorium, waar de mens geen toegang heeft en waar de gigantische krachten der natuur zelf hun wetten stellen, toont af en toe een glimp van zijn macht aan de aardbewoners wanneer een vuurspuwende berg in werking treedt. Dan siddert de kleine mens die angstig toeziet hoe de gloeiende lava als kokend hellebloed over het land wordt uitgestort en alles op zijn weg verbrandt. Maar de mens weet reeds dat de aarde door deze krachten sedert eeuwen inwendig gekneed en hervormd wordt en dat die geheimzinnige werking met zich meebracht dat kostbare schatten gevormd werden in de schoot der aarde en sedert eeuwen reeds heeft de mens getracht zich de kostbaarheden toe te eigenen die door onbekende krachten tot stand kwamen en opgehoopt bleven in schier ontoegan kelijke schatkamers. Naast verstand heeft de mens ook driften en de hebzucht, die zeker niet de minst gevaarlijke is van deze instincten, dreef de mens ertoe aan roofbouw te doen. Met een niet te verzadigen dr.ang naar meer, werden steenkolen, petroleum, ijzer, koper en honderden andere schatten aan de bodem ont rukt en terwijl nuttige delfstoffen werden bovengehaald, trachtte de mens ook naar de edelstenen waar mede hij kon pronken en zich als een rijk man kon doen gelden. Geheel juist is deze volgorde nu weer niet, want lang voordat de efficiency-mens der 19» en 20® eeuwen op rationele wijze petroleum en steenkool naar boven haalde, kenden de Indiërs reeds het ge heim van de kleine maar schitterende edelstenen: het diamant. De Indische vorsten versierden zich met prachtig diamant, hun soldaten pronkten ermede op hun krijgsuitrusting, tot de zadels der paarden toe waren getooid met deze zeldzame edelstenen. Een vakman die de kunst verstond door slijpen de glans der stenen te verhogen en door het kloven meerdere kleine stenen voort te brengen, was de Indiër niet; hij gebruikte de gaven der natuur zoals hij deze overvloedig aantrof. De zakelijke Europeaan deed het anders en verhief het diamant door kunstige bewerking tot uitzonderlijk pronkjuweel. zich met bos- en mljnontglnning in Belgisch Kongo bezig houdt, herschiep rond de jaren 1913 dit deel van de kolonie, de Kasaï ge noemd, in een vruchtbare dia mantontginning. De Kongolese diamantrijkdom schuilt vooral in de beddingen dei- rivieren. Kwantitatief streeft Bel gisch Kongo al de andere dia- mantlanden voorbij; in 1933 werd meer dan 2 millioen karaat boven gehaald en in 1937 werd de 5 mil lioen karaat benaderd. Dit over treft ongeveer 5 maal de productie van Zuid-Afrika. Kwalitatief is het anders gesteld. Belgisch Kongo levert geen uit zonderlijk grote diamanten op de markt en slechts 40 van ziin voortbrengst is dienstig voor de juweliers om als sierdiamant te dienen. Men mag echter niet ver geten dat de overige 60 in de nijverheid gebruikt worden als in dustrieel diamant. III. Zo ziet er een diamantmijn uit in Zuid-Afrika. Een mijn met boor torens zoals bij de kolcnontginning is het niet, alles gebeurt schier op de begane grond. De hardheid van diamant moet men goed begrijpen, zij is inder daad van zulkdanige aard dat geen enkele andere stof het diamant kan bekrassen. In de hardheids- schaal der mineralogie kende men het' de hardheidsgraad H. 10 toe. Vergeleken met andere edelstenen vindt men voor de robijn en dc safir H. 9, voor de topaas en de spinel H. 8, terwijl de groene sma ragd nog H. 7,75 haalt. Vanaf H. 7, de hardheidsgraad van kwarts en lager, kan men niet meer spreken van edelstenen. Om een vergelij king mogelijk te maken onderlij nen wij hier dat vensterglas een hardheid van H. 5 bezit. De Romeinse schrijver Plinius schreef zeer merkwaardige dingen over het diamant, maar hij liet zich toch door zijn verbeelding beetnemen daar waar hij het heeft over de onverwoestbaarheid van deze edelsteen. Zo schreef hij dat diamant aan hamer en aambeeld weerstaat en zelfs niet door het vuur kan ver woest worden. Later opzoekers moesten evenwel ervaren dat dia mant. onder de hamerslag aan stukken springt en in de smelt kroes tot rook vergaat. VAN GODENTRANEM TOT GEKRtSTAL!SEERDE KOOLSTOF Over de natuur en het ontstaan van het diamant heeft men lange tijd in onzekerheid verkeerd en zeker waren de denkbeeldige voor stellingen die men zich op dit stuk van zaken in de oudheid maakte, niet van aard om hier positieve gegevens aan te brengen. Kan men nog enigszins begrijpen dat de Grieken, met hun Mythologie, die in gans hun leven vergroeid was. de tranen der gegriefde goden in diamanten zagen veranderen, dan staat men er toch verbijsterd over in 1561 zekere Jehan de Mandevil, die men de prachtige ridder noemde, in een zijner werken te zien schrijven dat diamant uit de dauw des hemels ontstaat op de helling van verschillende ber gen. Zo 'n geheimzinnige steen moest dus het bijgeloof op ernstige wijze prikkelen en de geleerde Ansel- mus Boëtius de Boot, geneesheer van Keizer Rodolfus II, schreef in zijn Handboek van den volmaak ten Juwelier»: «Het diamant is gekend als een geneesmiddel te gen vergiftiging, tegen de pest, te gen de hekserij, tegen de ver schrikkelijke dromen, welke ons de slaap verontrusten., tegen de aanvallen des duivels Geplaatst in de nabijheid van vergift wordt wees hij dat dit edelgesteente lou ter koolstof is. Hij toonde ook aan dat diamant niet verandert wan neer tijdens de verhitting de lucht werd afgesloten. Verder opzoekingen hebben be wezen dat diamant de zuiverste vorm is van koolstof onder kris talvorm. Dit werd later nog beves tigd door de proefnemingen van de Fransman Jacquelain, die een diamant een maand lang onder wierp aan de werking van een cel met 100 Bunsen-elementen en na zijn proefneming het gebruikt dia mant veranderd vond in kool. De wetenschapsmens vond dus het middel om het onverwoestbaar geachte diamant te vernietigen en zocht vanzelfsprekend ook naar middelen om zelf diamant tot stand te brengen door de krista- llsatie van koolstof te bewerkstel ligen. NATUUR EN WETENSCHAP MAKEN DIAMANT Bij het onderzoek van meteoor stenen werd vastgesteld dat zij meestal ijzer en in mindere mate andere metalen bevatten. Ook koolstof is hier rijkelijk aanwezig en de geleerde Schürman maakte uit dat in ijzerhoudende meteoren zeer dikwijls diamanten, meestal kleine stenen, aanwezig zijn. Hieruit leidde de geleerde zijn theorie af over het ontstaan van diamant. Bij het doorklieven der hemelruimte worden de meteoren sterk verhit door d wrijving met de atmospherische lucht om dan gelijkmatig weer af te koelen van buiten uit. Op deze wijze vormt zich langs buiten een harde, stevi ge korst. Daar vloeibaar ijzer bij het stollen sterk uitzet en de korst aan deze drang weerstand biedt, ontstaat langs binnen er gewel dig hoge d»uk. Dit verhindert de afscheiding van de aanwezige kool stof als gas of onder de gewone vaste vorm van graphi.it en ge doogt slechts dat de koolstof de veel dichtere vorm van kristal aan neemt. Dat deze uitleg wel degelijk met de werkelijkheid overeenstemt werd door de geleerde vloissan bewezen. Hij verwarmde iizer in een smeltkroes en verzadigde de vloeibare massa met koolstof door toevoeging van houtskoolpoeder. Hij bracht de smeltkroes met zijn gloeiende massa in het water voor plotse afkoeling en op deze wijze verkreeg hij ook eerst een dikke korst langs de buitenkant van het ijzer. Eens dat de massa volledig gestold was, werd zij nauwkeurig onderzocht en ontdekte men bin nen in het ijzer inderdaad zeer kleine diamantjes. Deze edelsteen tjes vertoonden al de eigenschap pen en ook de vorm van de dia manten die men in de natuur vindt met alleen dit verschil dat Je kunstmatig bekomen diamanten veel kleiner waren en zelfs te klein om enige handelswaarde te vertonen. Latere proefnemingen doorMois- san en anderen ondernomen lever den geen noemenswaardige verbe teringen. Men slaagde er dus in dit ge heim van de natuur te achterha len doch de wetenschap stond machteloos wanneer het er op aan kwam met zijn beperkte middelen tot het vervaardigen van grotere diamanten over te gaan. De middelen van de natuur zijn inderdaad ongelooflijk groot. Daar waar de diamanten, gevonden in meteoorstenen, betrekkelijk klein zijn, spruit dit voort uit de klei nere drukkin'- die er zich kon in voordoen. He anders is het ge steld in het binnenste der aarde, waar zich ontzaglijk grote krach ten ontwikkelen waar de grote drukking de vorming van groter diamanten toelaat, terzelfdertijd gebeurt de afkoeling daar veel trager. Hoe trager de afkoeling gebeurt, hoe groter kristallen zich vormen. Dit principe is trouwens toepasselijk op iedere vorm van kristallisatie. Door de gestadige werking, vulcanische uitbarstingen en de vervorming der aardkorst komen deze afgekoelde massa's naar de oppervlakte. Dat is een vormingsproces waar eeuwen mee gemoeid zijn en de vindplaatsen van diamanten, die men tegen woordig aantreft, zijn zeker het overblijfsel van vervormingen der aardkorst die zich duizende jaren terug voordeden. RUWE KRISTALLEN Wellicht zou Iemand, die toeval lig een ruwe diamant op straat vindt, en daarbij geen kenner is van ruwe diamanten, zich de moei te niet getroosten het steentje op te rapen, omdat ruw diamant zo weinig aantrekkelijks heeft wan neer men het vergelijkt met een kunstig geslepen steentje. Het kristallisatieproces der ver schillende elementen is aan vaste wetten onderworpen voor wat de vorm betreft en meestal kan men volgens de vorm van het kristal ook zijn natuur bepalen. Afwijkingen doen zich voor en zijn te wijten aan oorzaken van buiten uit die grotendeels nog een geheim van de natuur zijn dat door de wetenschap nog niet kon achterhaald worden. Wat het diamant betreft is de zogenaamde hexakis - oktaëdrische vorm, waarmede een steen met 48 vlakken bedoeld wordt, de meest volmaakte. Dat is dus onge veer een bolronde vorm door nau welijks merkbare vlakjes begrensd. Meermaals vindt men dergelijke stenen die in hun kristallisatie- proces gestoord werden en daar door een bijna volmaakt ronde vorm hebben aangenomen. Som mige kristallen bezitten de vorm van een oktaëder (achtvlak), an dere deze van een tetraëder (vier kant of kubus). Men troft nog ver schillende andere vormen aan maar men zal ze altijd tot een dezer grondtypen kunnen herlei den. Opmerkenswaardig Is het ook dat zich hier, gelijk bij andere kristalvormingen, dikwijls de zo genaamde tweelingsvorm voordoet, waarin men onderscheid maakt tussen kontakttweelingen en door groeiingen. Zoals wij verder zullen zien bij de beschrijving van sommige bij zondere diamanten, gebeurt het soms dat de vorm van een bepaal de steen doet veronderstellen dat men slechts een gedeelte van een steen ontdekte waarvan het ande re deel onvindbaar bleef. Ruwe diamanten, die van alle onreinheden ontdaan werden, ver tonen toch reeds de geheime schit tering die men diamantglans is gaan noemen. Geen enkel ander kristal bezit deze eigenschap. Dia mant bezit daarbij de hoogst ge kende lichtbreking en een sterke kleurschifting. rig rode die ln de Russische kroon- sehat rust, en de Fleur de pê- cher een roze-rode steen die zich onder de kroondiamanten van Frankrijk bevindt. De allerzeldzaamste gekleurde diamanten zijn de blauwe waar van er momenteel slechts een vier tal gekend zijn. De prachtigste onder hen was de eigendom van de Londense bankier Hope die de tragische reis meemaakte van de Titanic het trotse schip dat op 15 April 1912 verging. Hope, die zijn kostbaarste juwelen mee had, verdween in de golven en de zeld zame blauwe diamant met hem. Ten slotte moeten wij hier de zwarte diamanten vermelden. Zij bezitten een zeldzame pracht we gens hun volkomen ondoorzich tigheid. Zij dienen meest als rouw- sieraad. Men mag de zwarte dia mant, die zeer kostbaar is, niet verwarren met de zogenaamde carbonadodie uit kristalfijne zwarte korrels bestaat en uit Bahia, in Brazilië, afkomstig is. Carbonadoheeft geen waarde als sierdiamant, doch wordt we gens zijn hardheid gewaardeerd in de nijverheid voor de bewerking van andere diamanten en voor het vervaardigen van diamantboren. ONTKLEURING YAN DIAMANT Vanzelfsprekend heeft men al tijd naar middelen uitgezien om sommige diamanten te ontkleuren, vooral de gele, daar zij minder waarde hebben. Een oppervlakkige kleuring, zo als deze vaak verwekt wordt door vreemde bestanddelen bij Brazi liaanse diamanten, kan in een paar seconden verdwijnen door het dia mant te koken in salpeterzuur. Wat de inwendige kleuring be treft staat men machteloos. Het blijkt nochtans dat de reeds hoger vermelde Boëthius de Boot en en kele jaren later de Parijzer juwe lier Barbot het middel ontdekten om diamant te ontkleuren, de laatste vermelde schrijft zelfs on der zijn naam: «Inventeur du procédé de décoioration du dia mant Beide namen hun gehei men, indien deze tenminste beston den, mede in het graf. Bedriegers ontbraken natuurlijk niet en zo werd een juwelier op vervalsing betrapt die een prach tige klare diamant aanbood, zelfs de beste kenners bespeurden er geen zweem van kleur in. Toen een diamanthandelaar, die toch argwaan koesterde, de steen In kwestie met zeepsop afwaste, stel de hij met verbazing vast dat men hem een gewone gele diamant in de handen had gestopt. Deze tijdelijke ontkleuring was aan de volgende bewerking te dan ken: men had de gele steen ge dompeld in een purperen oplossing van overmangaanzuur-kalium. Na het drogen van de steen was deze bedekt met een dun purperen laag je. Welnu volgens de wetten der samenstelling van kleuren geeft, de vermenging van geel en purper een witte kleur. aan goud bepaalt. Zuiver goud wordt bestempeld als zijnde van 24 karaat. Wanneer men spreekt van 18 of 14 karaat goud dan be doelt men hiermede 18/24 of 14/24. II. INDIE EN BRAZILIË De vindplaatsen van diamant liggen over gans de wereld ver spreid, doch hun rijkdom, voor wat hoedanigheid, omvang en aan tal der stenen betreft, verschilt merkelijk. Diamant is niet alleen aanwezig in onze planeet waarin het tot stand kwam, doch komt ook voor in meteoorstenen die op onze pla neet terecht kwamen. De diamanten zijn aldus ofwel in diepere lagen te vinden ofwel aan de oppervlakte der aarde zelf. Wij hebben reeds hoger Indië vermeld als diamantland bij uit stek wiens rijkdom zich tot in al oude tijden uitstrekt. De tijd van oppervlakkig zoe ken is daar voorbij en om er nog aan renderende ontginning te doen moet men er volgens moderne me thodes te werk gaan. De gesteen ten, die diamant bevatten, zijn er door de natuur naar de oppervlak te gebracht en de beddingen van rivieren en stromen vormen er de beste vindplaatsen. De Indische opbrengst schom melt rond de 250 karaat per jaar en men schat dat, sedert hun ont ginning van in de oudheid, deze mijnen circa 10 millioen karaat opbrachten. Dit vertegenwoordigt zowat 2 ton. De ontdekking der Braziliaanse mijnen ln 1728 bracht Indië een gevoelige slag toe. Goudzoekers der Minas Geraes brachten in dat land de eerste diamanten aan het licht. Tejuco kreeg vermaardheid ais diamantstad en veranderde zelfs zijn naam in Diamantina. In het begin reikte de Brazili aanse voortbrengst tot 1450 karaat per jaar, maar in 1858 leverde dit land zowat 90.000 karaat. Dit bad zelfs voor gevolg dat de diamant- prijzen sterk daalden. In 1907 over trof de totale productie reeds de 15 millioen karaat. De Braziliaanse diamanten zijn niet bijzonder groot en een steen van 50 karaat geldt er als een zeldzaamheid. De onregelmatige kristalvorming maakt het slijpen van deze stenen zeer lastig. Slechts één buitengewoon grote diamant kon men in Brazilië ont dekken, namelijk de Zuidster van 254 karaat en in 1906 gevon den. De Braganza van 1680 ka raat bleek bij nader onderzoek niets anders te zijn dan een kleur loze topaas. Zekerheid hierover heeft men niet, want de Portugese regering, die deze steen aankocht, houdt hem buiten ieders bereik. HET RIJKE ZUID-AFRIKA Ruw diamant biedt weinig aantrekkelijks. Fig. 1 en 2 tonen gewone ocaëdcrs in ruwe vorm. Op fi,g. 3 een ruwe diamant zoals hij voorkomt in de zogenoemde blauws rond der Zuid-Afrikaanse mijnen. Fig. 4, 5, 6, 7 meer gecompliceerde en onregelmatige diaman tvormen. KLEUR VAN HET DIAMANT Meestal is men de mening toe gedaan dat een volmaakte dia mant helder moet zijn en volko men kleurloos. Dit is echter slechts gedeeltelijk waar. Het zijn zeker de kleurloze dia manten die de grootste helderheid en doorzichtigheid bezitten, daar om worden zij ook het meest ge zocht. Meestal is er echter een ze kere kleuring aanwezig, in min dere of meerdere mate, die ont staan is uit een of andere kool stofverbinding. De kleuring is over het algemeen zo licht dat zij voor een ongeoefend oog niet merk baar is. Wordt de kleur uitgesproken merkbaar, en zelfs opvallend, dnn streeft de gekleurde steen de niet gekleurde in waarde voorbij. Zo ziin er kostbare kleurlingen bekend. Onder de Kaap-diaman ten is de oranje-gele Tiffany de vermaardste om zijn uitgesproken oranje. Daarnaast spreekt men vol bewondering van de Grüne Ge- welbuit Dresden, een vermaar de groene diamant. Onder de rode diamanten vermelden wij een vu- OMVANG EN GEWICHT Men treft diamanten aan van verschillende grootte en gewicht. Bij gelijke hoedanigheden is de steen met de grootste omvang na tuurlijk de kostbaarste. Gewoon lijk heeft een ruwe diamant met handelswaarde de grootte van een kleine marbel. Vroeger, toen de ontginningsmethoden nog eerder primitief waren, koa men de al lerkleinste diamanten niet ten nut te maken. Thans worden ook de kleinste miniatuursteentjes van 1/4 mm. doorsnede nog verzameld in de mijnen. De diamanthandel heeft zijn eigen gewichtseenheid: het karaat. Om nauwkeurig te zijn moeten wij er bijvoegen dat deze eenheid ook bij goudverhandelingen gebe zigd wordt maar dan in een an dere betekenis. De naam karaatis volgens sommigen afkomstig van een Afri kaanse plant de Kuara. De vrucht dezer plant, eenmaal dat ze ge droogd is, zou zich kenmerken door haar gewicht dat vrijwel on veranderlijk is en voor al de za den gelijk. Daardoor komt het dat men vroeger deze zaden gebruikte bij het wegen van goud. Het ge bruik werd later naar Indië over gebracht. Anderen beweren dat de Byzantijnen de pit van het Johannesbrood (Keratoma) ge bruikten voor het wegen van goud en edelstenen. Het gewicht van het karaat schommelde, zij het nog op onbe duidende wijze, van gewest tot ge west. Het karaat kende ook onder verdelingen van 1/2 karaat, met telkens een vermindering op de helft tot 1/64 en zelfs 1/128. Het 1/4 van een karaat noemd men een grein. Vanaf 1870 werd getracht naar meer eenheid in de gewichtsbepa- ltng en naar aanpassing bij het metriek stelsel. Op dat ogenblik schommelde het gewicht van een karaat tussen 0,190 gr. en 0,210 gr. Onder invloed van het Bureau International des Poids et Mesu- reswerd algemeen overeengeko men aan het karaat een waarde van 0,200 gr. toe te kennen bij het verhandelen van edelstenen. Terloops weze hier opgemerkt dat bij goudverhandeling het woord karaat alleen het gehalte Zowel Indië als Brazilië werden vrij spoedig in de schaduw gesteld door het rijke Zuid-Afrika. Pas in 1867 begon men tot opdelvingen over te gaan alhoewel reeds 100 jaar voordien met zekerheid ge weten was welke onschatbare rijk dommen in de bodem verborgen zaten. Kimberley werd het eerste be langrijk centrum voor de ontgin ning. De terreinen werden er in claimsverdeeld onder de dia mantzoekers en in den beginne was het lang geen zeldzaamheid dat één persoon op 14 dagen tijd voor 250.000 fr. diamanten verza melde. De faam van deze gebieden overtrof weldra deze der goudvel den uit Californië. Het oppervlakkig zoeken van de beginperiode Is hier stilaan ver vangen door methodische ontgin ning en tegenwoordig moet de zo genaamde «blauwgrond», de grond laag waar men de meeste diaman ten ln vindt, aan een systema tisch onderzoek onderworpen wor den. Deze ontginning, waarbij de blauwgrond gewassen en gezift wordt, om ten slotte op de sorteer- tafels onderzocht te worden, laat zelfs de kleinste diamanten niet meer aan het oog der speurders ontsnappen. De licht-gele Zuid - Afrikaanse steen is zeer gezocht omwille van zijn rijke schittering. Daarbij komt dat grote stenen hier geen zeldzaamheid zijn. Diamant van 10 tot 20 karaat komt dikwijls voor en met trots verwijst men naar de «Excelsior» uit de Ja gersfontein die bij ziin ontdekking 971,5 karaat woog, en naar Cul- linan uit de Premiergroeven met zijn 3024 karaat! IN BELGISCH KONGO In de diamantontginning is een onverwachte mededinger opgeko men, namelijk Belgisch Kongo. Koning Leopold II heeft, naar de getuigenis der geschiedenis zelf, aan ons land een ontzaggelijke dienst bewezen, door het een ko lonie te bezorgen als Belgisch Kongo. Reeds de eerste kolonialen ontdekten dat de streek tussen de rivieren de Kwango en de Loma- mi, ten zuiden van de Evenaar gelegen, een niet te onderschatten rijkdom aan diamant bevatte. De Forminière maatschappij die DIAMANTBEWERKING De Indische vorsten droegen ongeslepen diamanten, tenminste eeuwen geleden. De schittering van het diamant verhogen door het slijpen was toen nog helemaal onbekend daar men zich neerleg de bij de bewering dat zijn hard heid geen bewerking toeliet. Hoewel er zekere duistere pun ten zijn in het ontstaan van het diamantslijpen wordt toch alge meen aangenomen dat de Brugge ling Van Bereken in 1476 voor het eerst een diamant geslepen heeft. Hij sleep diamant met diamant poeder. De vooruitgang der techniek verbeterde de werkwijzen en schonk meer mogelijkheden, doch het principe bleef onveranderd hetzelfde. Van Bereken vestigde zich later te Antwerpen en stichtte er een bloeiende nijverheid voor het slij pen van Indische diamanten. Woe lingen en godsdienstoorlogen de den deze nijverheid naar Amster dam overbrengen, zodat men rond het einde der 17° eeuw te Antwer pen schier geen spoor van dia mantnijverheid meer vindt. Ook de Amsterdamse slijpers verdwenen rond 1824 bijna hele maal, en het is pas de ontdekking der Kaapse diamantvelden die op het einde der 19" eeuw een herop bloei met zich brengt, zowel te Antwerpen als te Amsterdam. Met de ontdekking van het Kon golese diamant heeft zich in ons land een sterke diamantnijverheid ontwikkeld die zich van Oost tot West uitbreidde. Westvlaanderen bleef zelfs niet ten achter en verleden jaar her dacht Diksmuide het 25-jarig be staan van een bloeiende plaatse lijke diamantnijverheid. KLIEVEN EN ZAGEN Alvorens het diamant geslepen wordt moet de steen, indien dit nodig blijkt, eerst gekloven wor den. Alhoewel men van de Hin does zegt dat zij in het klieven van stenen zeer bedreven waren zijn hierover toch geen aanduidin gen te vinden. Pas tegen het ein de der 18" eeuw ontdekte men in Europa de kunst van het klieven. Deze bewerkiftg wordt uitge voerd ten einde fragmenten te be komen die zuiverder en witter zijn dan de oorspronkelijke ruwe steen of die, wegens het aldus verkre gen model, voordeliger kunnen be werkt worden. Diamant laat zich alleen klieven in de richting der groeilagen van het kristal. De talrijke kristalvlak jes zijn evenveel plaatsen waar het klieven mogelijk is. Het klieven biedt de diamantbe werker ontelbare mogelijkheden en bij deze eerste bewerking is reeds veel kunstzin vereist. Daar diamant zich slechts door diamant laat bewerken wordt een eerste kerf aangebracht met een scherp sniidiamant. In het beko men gleufje wordt een kliefmes geplaatst en met een korte slag van de hamer splijt de steen heel gemakkelijk. In sommige gevallen kan men met klieven het gewenste resul taat niet bekomen. Dan neemt men zijn toevlucht tot het door zagen. Bij het doorzagen wordt geen rekening gehouden met do naden. Deze bewerking gebeurt met een kleine schijfzaag waar van de snijdende kant met dia mant poeder bedekt is. SLIJPEN Reeds bij de twee voormelde be werkingen, zoals verder bij het slijpen, wordt de kostbare steen altijd zorgvuldig vastgezet in het geen men noemt de dopDeze metalen dop, die volgens de aard der bewerkingen verschillende vor men en afmetingen kent, is niets anders dan een steunstuk dat aan het uiteinde voorzien is van een cementen massa die door verwar ming kneedbaar wordt. Verhit men de massa in een vlam dan kan de te bewerken steen In de gewenste houding geplaatst wor den. De eigenlijke slijper krijgt dus ofwel hele stenen ofwel gekloven of gezaagde stenen op zijn werk tafel voor verder bewerking. De versteller zet de stenen in de gewenste houding vast in de dop en dan kan de slijper begin nen. Diamant kan op talrijke wijzen geslepen worden. Kunstzin en ook de modegrillen spreken daar hun woordje in mee. Zonder hierover te ver uit te weiden duiden wij de twee hoofdvormen aan, namej lijk de roos en de brillant. De roos is de eenvoudigste slijp- wijze; de steen krijgt hierbij slechts 24 facetten die alle langs de bovenkant gelegen zijn. Bij een brillant wordt het slijpen in gewikkelder, want hier moeten 58 facetten geslepen worden die langs boven en langs onder over de steen verdeeld liggen. De slijper zit aan een werktafel die men molen noemt. Een ijze ren schijf wordt er door een ver ticaal staande as ln beweging ge bracht tot een snelheid van 2500 toeren per minuut. Een mengsel van olijfolie en diamantpoeder be dekt de oppervlakte van deze schijf en vormt aldus het slijp- vlak. Kleine groefjes, in de schijf aangebracht, beletten dat het slijp- mengsel door de middenpuntvlie- dende kracht naar de buitenkant geslingerd wordt. De dop, waarin de te slijpen steen bevestigd is, wordt in een op pootjes staande klemtang be vestigd zodat de steen de schijf raakt. Is een bepaalde plek gesle pen dan komt de dop terug bij de versteller die de steen in een an dere richting plaatst. De facetten die men aanslijpt moeten alle van een bepaalde relatieve grootte zijn en mathematisch juist ten opzichte van elkaar zijn aangebracht. Is dit niet het geval dan is de lichtbre king niet volkomen en schittert de steen niet of niet volkomen. De laatste jaren werd meer en meer gebruik gemaakt van me chanische doppen waardoor het gedurig verstellen overbodig wordt hetgeen een tijdsbesparing mee brengt en meer voldoening schenkt aan de steeds hoger gestelde eisen. De techniek heeft het hierin reeds zo ver gebracht dat ook de klein ste stenen tot volmaakte brillan- ten kunnen geslepen worden met meetkundig juiste vlakken. In de diamantslijperij wordt al het afval van de kostbare steen tjes zorgvuldig bewaard en ge bruikt. Afval wordt eerst gezift om het zuiver diamantpoeder af te zonderen. De overblijvende klei ne stukjes diamant, die niet meer kunnen in aanmerking komen om zelf geslepen te worden, noemt men boort. Boort wordt op zijn beurt fijn gestampt in de mortier, want diamant dat hard is kan toch gebroken worden. Aldus tracht de diamantslijper altijd zijn onmisbare voorraad diamant poeder aan te vullen. DE WERELDHANDEL Deze enkele beschouwingen over diamant kunnen best besloten worden met een woordje over de wereldhandel in deze kostbare edelstenen. Zolang het diamant een zeld zaamheid was hoefden de hande laars zich geen zorgen te maken. Zeldzaam schone exemplaren von den regelmatig de weg naar de kroonschatten der verschillende vorstenhuizen. Men noemt de Koh-I-Noor, of berg van het licht, ais een der mooiste zeldzaamhe den. Hij weegt 185 karaat en maakte reeds in 130-- deel uit van Dehlische schatten. In 1850 werd hij, door toedoen van de Oost- Indische Compagnie, aan Konin gin Victoria geschonken. Wij noemden hoger reeds de Cullinan, die in twee delen gesplitst word en thans kroon en scepter der En gelse Koningin siert. Dergelijke stenen maakten ont zaglijke prijzen en vonden gemak kelijk afnemers. Doch de uitbreiding der dia mantvelden en hun groeiende op brengst noodzaakten maatregelen om de prijzen op peil te houden. Zuid-Afrikaan3e mijnen remden de voortbrengst om voldoende hoge prijzen te bekomen tot in 1933 een overeenkomst gesloten werd tus sen al de Afrikaanse mijneige naars om aan de Diamond Tra ding Company, in afkorting de D. T. C., te Londen de verdeling van ruw diamant over te laten. Van uit deze verkoopcentrale wor den de Europese slijperijen van ruw diamant voorzien. Theoretisch moet dit verdelings stelsel aan de diamantslijperijen een grote bestaanszekerheid waar borgen, maar practisch is er daar van in de laatste tijd weinig te recht gekomen en kampen deze bedrijven in ons land met erge moeilijkheden daar zwarte-markt- practijken de normale handel in de war sturen. De kranten staan er tegenwoordig vol van, diamant smokkel is aan de orde van de dag. Maar hier zijn wij van het wetenschappelijk en geschiedkun dig terrein weg. Dit is het ogen blik dat de romanschrijver de pen overneemt om te verhalen over de duizend en één avonturen die het schitterend diamant over eeuwen heen beleefde. GEMO. De moderne diamantmolen vertoont weinig verschil met de draaiende schijven van vroeger. De mechanische uitrusting werd alleen wat ver fijnder afgewerkt. Men bemerkt duidelijk de doppen die de te slijpen stenen bevatten.

HISTORISCHE KRANTEN

Het Wekelijks Nieuws (1946-1990) | 1952 | | pagina 16