Aalmoezenier E. P. Deckers S. J. schrijft aan zijn Ouders Onze Week-end Reportage «HET WEKELIJKS NIEUWS» Zaterdag 195 Biz. UIT KOREA. waa\|anf .t wereld strijdt ;«gmv fïw ïmmmm® Sinds wij hier aan het front zijn, hebben wij opnieuw 3 doden en 18 gekwetsten. En toch kan ik niet nalaten U te schrijven hoe schoon het hier kan zijn 's nachts boven de frontlijn. Er staan milliarden sterren hier in Korea. Van alle kanten schieten lichtfusée's de lucht in. De hemel is soms zo verlicht door het opflakkerend artillerievuur dat mentien meter scherp voor zich kan uitzien. Dan zijn er nog d~ grote Amerikaanse schijnwerpers die van op 10 - 15 km. afstand het front verlichten. In de verte straalt een schijnwerper zijn lichtstraal loodrecht de hemel in: voor de piloten is dit een teken dat hier de vrije zone van Pan Moendjon ligt. Korea, 19 Mei 1952. Ik weet het, ik schrijf u zo wei nig, maar hoe dikwijls reeds ben ik een brief begonnen 's avonds en zelfs in volle nacht, die ik hal verwege moest laten steken we gens de vermoeienis. Daarna kon ik niet meer herbeginnen, want wanneer ik die brieven herlas, merkte ik hoe ze nauwelijks aan mekaar hingen. Ook deze brief hangt wellicht nauwelijks aan me keer, doch ik wil u absoluut ver tellen wat mij enkele dagen gele den is voorgevallen. Op een avond, rond een uur of negen, hoorde Ik in de nabijheid van mijn tent twee kleine kinde ren wenen. Ik ging zien. Ze waren verlaten door hun ouders. Ik heb ze in mijn tent binnen gebracht en ze hebben er eens goed gege ten. Ze waren verschrikkelijk vuil en uitgehongerd. Ik heb dan een Koreaans soldaat geroepen die mij heeft uitgelegd dat de oudste van de twee (vier jaar) wist waar zij woonden. Ik heb mijn jeep geno men en ik ben vertrokken met de twee jongens en de Koreaan naar een dorpje op drie kilometer af stand. Niemand echter wist iets pver deze verloren kinderen. Het was helledonker. Heel het dorp stond opgewonden te praten rond mijn jeep. Men heeft ervan gepro fiteerd om het voedsel, dat ik in mijn jeep had opgestapeld voor de ouders van de jongens," weg te stelen. Dan ben ik naar een ander dorp vertrokken. Het was er al even donker als in het eerste. Van over al kwamen de mensen uit hun vuile huizen gekropen en ze be spraken luidruchtig het geval. Re sultaat: niets! Dan heb ik maar de twee kinderen in handen gege ven van de Koreaanse politie die hen op een bundel stro te slapen heeft gelegd om ze 's anderen daags dan naar een weeshuis te brengen in geval men ze niet te rug eiste. Het schijnt wel dat zulke geschenken zich dagelijks voordoen. De ouders laten hun kinderen achter in de nabijheid van de soldatenkampen en laten het aan de soldaten over er zich om te bekommeren. We zijn thans op reserve. De grootste vijand is hier de slang. Onlangs nog heb ik twee mooie vossen gefotografeerd, zeven dode serpenten en ook nog een jonge uil die verwonderde ogen opzet. Dat kaA men allemaal vangen binnen 1» de tenten van de sol daten. Enkele dagen geleden had ik 15 km. te voet gemarcheerd te samen met de soldaten. Op een gegeven ogenblik hielden wij halt bij een rivier. Een soldaat wilde een voetbad nemen en greep naar wat hij dacht een paling te zijn. Het was echter een klein serpent dat hem duchtig beet. Met mijn pennemes heeft hij zich dan in de vinger gesneden om het venijn uit te duwen. Drie dagen geleden heb ik tot tweemaal op dezelfde dag een serpent van meer dan een halve meter lang op het bed gevonden van de luitenant, die de tent, met mij deelt. De kop van de slang was nog slechts twee centi meter af van het gelaat van een onderofficier, die zich op het veld bed van de luitenant had neer gezet. Het is nu juist kwart vóór twaalf. Ik heb mijn geschiedenis over het serpent maar onderbro ken om uit mijn tent een grote pad weg te jagen die er was bin nen gewipt. Toen ik er wou naar schoppen, blaasde zij zich op zoals de kikvors van Lafontaine en haar rug werd bedekt met een soort kleverige vloeistof. Dan heb ik maar mijn stok genomen en ze van ver uit mijn tent, geduwd. Men weet nooit of zij er niet aan dacht mij haar kleverige vloeistof in het gelaat te spuwen. Zelfs de eekhorentjes, waarop de soldaten hier jacht maken, hebben dikwijls zeer lange snijtanden aan de bo venkaak. Terwijl ik dit hier allemaal zit te schrijven, zijn er een hoop beesten die op mijn papier komen zitten: niet alleen kleine gele vlie gen maar ook grote groene en paarse kevers die hier aankomen met een lawaai als van reactie vliegtuigen en die u, wanneer ze u tegen het hoofd vliegen, zelfs een flinke blauwe plek kunnen be zorgen. 's Nachts kwaken de kikvorsen hier zo hevig dat ik onlangs, toen ik met mijn jeep 's nachts terug keerde van een ziekenbezoek, we gens het abnormale geluid dacht dat mijn motor defect was. Ik stopte en ik moest met verwonde ring vaststellen dat het lawaai aanhield. Vergeet niet dat wij de ganse tijd gelegerd zijn dicht bij rijstvelden, dus bij water, dus bij kikvorsen. Slechts in de verte ho ren wij thans het kanon aan het Korea!... Men vecht nog steeds in Korea, aan de overzijde van onze wereldbol, Dit vroeger schier onbekend land heeft in de jongste jaren een tragische vermaardheid ge kregen. Daar kwamen het Westin en het Oosten met elkaar in botsing en wordt er misschien, zonder dat wij het ook maar vermoeden, een beslissende slag geleverd. Verleden jaar hoopte men, en schreef men ook, dat er tegen Kerstdag een vredesbe- stand zou tot stand komen. Nu is er weeral een jaar voorbij, het feest van de Vrede staat weerom vóór de deur, maar van een vrede is er vooralsnog geen sprake. De mensen zijn immers niet van goeden wil. Korea!... !n de woeste berglanden wordt er gevochten, onder schroeiende zonnebrand, in het mulle zand, maar ook in sneeuw en ijs, in modder en regen. En wij, wij vergeten maar al te licht, dat men ginder ook voor onze belangen aan hef strijden is, dat er daar van onze jongens aan de frontlijn staan, landgenoten eerst en vooral, maar ook soldaten van onze nabuurlanden, van onze geallieerden. Het gaat er soms bloedig aan toe, er vallen doden en gewonden. Laten wij eerbied hebben voor deze jongens. De hieronder aangehaalde brieven zijn van de hand van een Korea-Aalmoezenier, een landgenoot, E. P. Michel Deckers, S.J. Ze zijn gericht aan zijn ouders. Als wij besloten ze hieronder over te drukken, dan was het omdat zij, met weglating van de persoonlijke aan gelegenheden in al hun nuchtere eenvoud een boeiend en tevens ontroerend document vor men over het leven en de gevoelsatmosfeer van ons Korea-bataljon en ook van hen hier thuis, die ginds een man aan het front hebben. Ze werpen tevens een klare blik op de gemoedsgesteltenis van de Priester die niet aar zelde zijn apostolaat te gaan uitoefenen op cie plaats waar dood en verschrikking heersen, maar waar tevens onze jongens zijn om er te strijden. Overal waar Beigen zijn daar zullen ook onze Priesters zijn, want meer dan in het moederland weten de jongens ginds maar al te wel wat zij aan hun Priesters hebben. Daar vinden zij wel eens de geestesopbeuring die zij na zware dagen aan het front wel eens meer dan vandoen hebben, daar vinden zij steeds een sfeer van gemoedelijkheid en vertrouwen, bij hen gaan ze met hun zielepijn e van hen bekomen zij ook de geestelijke vertroosting, wanneer zij gewond, misschien wel zonder hoop op genezing, in een van de veldhospitalen op de dood wachten. vliegtuig dat naar zijn basis te rugkeert. Liefste Ouders, mijn moraal ls uitstekend, niettegenstaande slan gen, mizerie, vernietigde kapel en kikvorsengekwaak. En tosn kwam De leden van het Intern. Rood Kr de toegang tot hun g front. Heel veel weten wij thans niet af van het gevecht. Alleen vernamen wij vandaag dat de Chi nezen vliegtuigen hebben gebruikt zoals dat waarin ik eens een toer heb mogen maken boven de Chi nese lijnen. Zij overvliegen de Amerikaanse artillerie, fotografe ren haar posities en korte tijd daarop komen de granaten. De Amerikanen hebben op die ma nier heel wat verliezen geleden de laatste tijd. Natuurlijk verneemt men pas later dat de Amerikanen die dag geen verkenningsvliegtui gen boven het front hebben ge stuurd. Ik heb u verteld dat ik hier zulk een mooie kapel in Koreaanse stijl had gebouwd met een dak in stro van rijsthalmen. Een paar dagen geleden is er een tornado over ge varen. Mijn kapel lag zo plat dat ik niet eens tot aan het altaar kon komen dat onder de puinens lag. Ik had een klokkenspel ge- maak,met de koperen hulzen van granaten. Tijdens de tornado hoor de men plots gelui van klokken en toen niets meer. Ik heb pas later begrepen... Mijn kapel heeft slechts een dag meegegaan. Ik heb er één Mis kunnen lezen, de Zondag, 's Maandags, kwart na vijf, lag mijn kapel reeds ineen gestuikt op de grond. Het is kwart na twaalf. De kik vorsen kwaken in de verte. Dicht bij rijdt een tank voorbij met ra telende kettingen. In de mooie sterrenhemel van Korea is er een uis werden door de Communisten ebied geweigerd. het zandmannetje en het schone knaapje sliep in temidden der ser penten. Korea, £6 Mei 195£. Er is weinig nieuws dit keer. Maar eerst wou ik u iets vragen voor een van mijn soldaten. Wilt ge het aan zijn vrouw gaan ver tellen, die niet ver uit de buurt woont. De jongen vreest dat zijn vader, die communist is en die de brievenbesteller heel goed kent, de brieven, die hij iedere dag aan zijn vrouiv schrijft, wegmoffelt. Zijn vrouw heeft haar beklag ge maakt dat hij niet meer schrijft. Ik weet zeker dat hij iedere dag schrijft, want ik heb hem onlangs in het hospitaal bezocht en hij had reeds zijn dagelijkse brief ge schreven. Die brief gaat thans hierbij. Wil hem aan zijn vrouw bezorgen. De jongen bloedt voort durend uit de neus en moet ge opereerd worden. Vandaag nog vertrekt hij per vliegtuig naar Japan. Ik zei het reeds dat er weinig nieuws was. Over een maand zijn we opnieuw aan het front. Ten slotte vindt iedereen dat best, want we vervelen ons hier dood. Men probeert wel de tijd te ver drijven en de soldaten wat ver strooiing te bezorgen met shows, met films, met cantines en het in richten van zwemfeesten. Maar het is toch daarvoor niet dat wij hier gekomen zijn. Vandaag vertrekken we op ma noeuvres. Ik zal u dus de eerst komende dagen niet veel kunnen schrijven, maar zodra ik het kan schrijft ik wel wat meer dan thans. In dezelfde omslag stak een brief van bedoelde soldaat: Korea, 19 Mei 1952. Eerwaarde Padre, Met deze kom ik u een briefje te schrijven, om u te laten weten, dat ik in het hospitaal van Seoel ben, de nummer is EVAC 121, en ik lig in Ward E 9, bed 10 en ik wou u vragen, Padre, van al mijn brieven die in compagnie B zijn af te halen en ze bij u te houden. Padre ik ben niet al te best, en weet ook niet wat ze met mij zul len doen, en ik wou u vragen, in dien het mogelijk is kunt u me dan eens een bezoek brengen, want ik wilde u eens spreken, daar het van groot belang is voor mij. ik ben hier al bij een dokter of 10 geweest en ze schudden ver twijfeld hun hoofd. Padre, neem hetmij niet kwalijk als ik u dit schrijf, maar ik voel het, ik zal België en mijn vrouw nooit terug zien, dit weet ik zeker. Padre, ik smeek u, als u komt, kom dan eens hier, en brengt mijn vrouws brieven mede indien er moesten zijn. Steeds uw toegenegen en be reidwillige dienaar... Verlaten Koreaanse kinderen ewerven rond de kampen. Dit jongen tje werd als mascotte van een Amerikaans bataljon aangenomen. Korea, 12 Juni 1952. Ik hoop dat ge goed de film hebt ontvangen met mijn gespro ken boodschap en dat ge wel ge raden hebt wat ge moest doen om mijn stem te horen. Sindsdien is er niet veel veranderd. Ik ben al leen overgeplaatst naar een andere sectie van het. veldhospitaal. Het kan nog verscheidene weken aan lopen eer ik helemaal hersteld ben. Het bataljon vertrekt Maan dag opnieuw naar het front. Ge begrijpt dat ik zou willen mee gaan met mijn jongens, te meer daar ik mij helemaal genezen voel. Nochtans ben ik nog maar in ca tegorie A en men heeft een C no dig om hieruit te kunnen. Ik mag toch van geluk spreken. Gisteren nog zijn er drie solda ten op enkele uren tijd gestorven. De ziekte blijft een echt myste rie voor de Amerikanen. Ze noe men haar de Mansjoerijse koorts. Er zijn drie bekende Amerikaanse geleerden speciaal van de States hierheen gekomen om een genees middel te vinden. Het hospitaal, waar ik ben, is werkelijk een model-hospitaal. Het heeft trouwens voorrang op alle andere diensten. Voor het trans port beschikt men oVer verschei dene helicopters. Zodra een geval gesignaleerd wordt, gaat men de zieke terstond ophalen. Alles is hier prachtig georganiseerd en dit moet men aan de Amerikanen toe geven: men wordt hier duizend maal beter verzorgd dan in het Belgisch leger. Iedere dag bloed en urine-onderzoek. Tweemaal per dag komt men bloeddruk en tem peratuur meten. De dokter stelt belang in iedere zieke. Iedere dag is er cinema in een grote tent of, als het mooi weer is, in open lucht, 's Morgens om zes uur moeten wij ons aanbieden voor de blood testHet spuitje waarin men u het bloed neemt, moet niet dienen voor een ander. Iedereen heeft een eigen spuitje. Dag aan dag wor den alle nota's opgeschreven, zo dat er op de duur een heel dos sier voorhanden is. Binnen in de tenten ligt er een mulle laag fijn rivierzand. Ik weet niet hoeveel 3-ton-kamions, ambulantie-wagens en jeeps er in het motorpark staan. Alle tenten, die soms ze ventig tot tachtig meter zijn, heb ben een dubbel dak en een mus kietennet dat zo dicht gespannen is dat geen enkel insect ons komt lastig vallen, niettegenstaande wij niet ver van de rijstvelden liggen. Van tijd tot tijd trouwens komen D.C.-3-vliegtuigen op 30 of 40 me ter hoogte boven het hospitaal een dikke D.D.T.-wolk uitstrooien om de insecten te doden. Alhoewel wij hier dus flink be dorven worden, gaat het er toch verschrikkelijk streng aan toe. Rond het hospitaal zijn er prik keldraden gespannen en de bewa kers zijn gewapend. Zij hebben trouwens bevel gekregen te schie ten op de eerste die zou willen vluchten. Dat is weer eens het Amei-ikaanse leger. Van de ene kant is men een heer en ander zijds is men slechts een G.I. die voor de krijgsraad kan verschij nen. De dokter zegt mij dat ik nog wel twee of drie weken hospitaal te doen heb, daar een hervallen misschien dodelijk zou kunnen zijn. Ik moet bekennen dat ik geen lust meer heb mijn tanden te voelen klapperen en bloeden zoals de eerste dagen. Tal van sol daten moeten kunstmatig gevoed worden en ademen met behulp van rubberleidingen die in hun maag en in hun longen uitkomen. Natuurlijk heeft het Amerikaanse leger reeds heel wat films ge maakt over deze nieuwe ziekte en over de manier waarop ze bestre den wordt. Gisteren nog heeft een movie reporter mij gefilmeerd ter wijl ik in pyjama en kamerrok het grote uithangbord stond te be kijken waarop de menu's, de ci nema-programma's en de religieu ze diensten worden aangekondigd. Ik schrijf u met een klein plankje op mijn knieën. Buiten staan wel enkele tafels, maar er is volle zon en dat is mij veel te warm. Straks krijg ik het bezoek van enkele Belgen met wie ik deze brief zal meegeven... Korea, 19 Juni 1952. Ik ben nog altijd in het hospi taal. En ik ben zelfs te bed om u deze brief te schrijven. Er man keert nog altijd iets aan de ge zondheid van de ongeveer hon derd soldaten die samen met mij in dit convalescentie-hospitaal zijn: de bloeddruk vooral is veel te hoog. Ik ben hier nu reeds meer dan een week, maar ik hoop dat ik, binnen vier, vijf dagen, zal kunnen vertrekken. Men zegt mij dat ik, wat de bloeddruk betreft, minder dan 12 moet hebben en op mijn fiche staat 29. Voor de rest moet ik 24 hebben en ik heb slechts 17. Dat alles zegt u wel licht niet veel. Mij overigens ook niet. Misschien zal ik toch nog tijdig klaar komen om met de jongens mee naar het front te- kunnen vertrekken. Bijna iedere dag kan ik hier de mis lezen. Ik krijg veel bezoek van Belgen en iedere dag is er cinema en een half uur sport. Juist voor ik het woord «cinema» neerschreef, is er een Belgisch majoor binnengekomen met de brief van papa. Dank voor de moeite die ge gedaan hebt voor soldaat X. Hij is nu sinds een maand in het hospitaal te Tokio om te genezen van de geweldige neusbloedingen, die waarschijn lijk te wijten zijn aan het klimaat. De brief van zijn vrouw stuur ik aan hem door. Het is een eigen aardige zaak. De man meent dat zij niets meer ontvangt om de goede reden dat hij niets van haar ontvangt. Zo juist is een klein verken ningsvliegtuig voorbijgevlogen. In het vliegtuig zat een jonge officier die twee dagen geleden nog naast mij in het hospitaal lag. Hij heeft 80 km. gevlogen om mij goeden», dag te komen zeggen. Ik ben er zeker van dat hij hier in de na bijheid op een der talrijke kleine vliegvelden zal landen en dat ik hem binnen een uur mag ver wachten. Dat is nu weer eens echt Amerikaans. Ik lees hier iedere dag de mis. Ge weet dus dat ik voor u bid. Dank voor de brieven. Korea, 27 Juni 195t. Sinds eergisteren ben ik terug bij het bataljon. Ik ben dus juist een maand in het hospitaal ge weest. Vandaag vertrekken wij te rug naar het front. Sinds ik er vertrok, ben ik reeds driemaal, telkens 's nachts, terug geroepen geweest naar het hospi taal om er stervende Amerikanen bij te staan. Gelukkig ligt het hospitaal slechts 10 km. van hier. Ge vergist u, wanneer ge denkt dat ik de typhus gehad heb. Grote Amerikaanse geleerden zijn spe ciaal hierheen gekomen en zijn onverrichter zake moeten terugke ren. De ziekte komt uit Mandjoe- rije en wordt, naar het schijnt, voortgeplant door de muizen (cfr Julicka!) Ik heb in de kranten ge lezen over de blijde intocht van Koning Boudewijn. Vanavond vertrekken wij naar het front. Het is stikkend heet en ook in figuurlijke zin gaat het er warm aan toe in de voorste linies. Ik denk veel aan u en bid voor u. Korea, 22 Juli 1952. Mag ik eerst en vooral uw aan dacht vragen voor de brief die een van mijn jongens van zijn vrouw ontving en die ik hier bij voeg. Naam en adres vindt u op de brief zelf. De jongen is er he lemaal het hart van in. Ik zou heel blij zijn moest ge iets voor hem kunnen doen. Gisteren is het hier feest ge weest. We hadden een soldaat ver loren in het nomansland. We dach ten dat hij krijgsgevangen ge maakt was maar toch werd er een patroelje op uit gezonden om eens te gaan kijken. Ik was bij de patroelje. We hebben de man teruggevonden, in bezwijming te midden van een dorp dat helemaal verwoest was en waar er wel gras van één meter hoogte stond. Welk een geluk! Het is verschrikkelijk heet. Maar van, tijd tot. tijd krijgen wij een stortvlaag. Nochtans probeer ik zoveel mogelijk de mis te lezen, al moet het in de stikkende zon of in de gloeiende hitte van een bunker, waar men zich nauwelijks kan recht houden, gebeuren. De Chinese artillerie is actiever ge worden en vijf dagen geleden heb ik twee en twintig uren lang sa men met enkele soldaten in een loopgracht gelegen in het nomans land. Tegen half zes 's morgens bij het krieken van de dag heb ben de Chinezen ons opgemerkt. En van dan af heeft het grana ten geregend in onze richting. Wij trokken onze helm goed op het hoofd en verscholen ons zo diep mogelijk in de loopgracht. Toen ontvingen wij per radio het bevel terug te trekken. Tijdens de terugtocht hadden wij zo'n dorst dat wij aan een beek halt hiel den en, alle gevaren vergetend, onze helm met water vulden en rechtop te drinken stonden. Nu moet ik nog mevrouw VI- vario en mevrouw Crahy bedan ken voor de talrijke pakjes die ze mij voor mijn soldaten hebben opgestuurd. Ik denk veel aan u. Hier volgt thans de brief van een vrouw aan haar man, soldaat in Korea, waarvan sprake in vo rige brief: Liefste Karei, Ik ben vandaag naar Brussel geweest naar het Ministerie van Volksgezondheid en Gezin. Karei wat miserie heb ik toch allemaal, ik heb dag of nacht geen rust meer, iedere dag heb ik wat an ders, langs geen kanten laten ze mij met rust. Hoe moet ik toch alles gaan klaar spelen, meer huur moet ik betalen, de levens verzekering is niet verantwoorde lijk voor de vrijwillige dood te zoeken, zo gelijk gij nu doet, wat moet ik doen, ik kan het onmo gelijk vol houden, ons lieveke is ook ziek, de ganse dag heeft ze geweend en nu heb ik meer dan één uur moeten wiegen eer ze sliep, en 's nachts wordt ze ook zo dikwijls wakker, en dan neem ik ze bij mij maar ze wil toch bij mij niet slapen, ze roept altijd op u, papa papa. Ge weet nu ze ker wel wat ge ons aangedaan hebt, maar wat Ik moet denken weet ik niet, vandaag weer geen nieuws van u, wat scheelt er toch? Ik denk toch dat ge wel 5 minuten tijd zult vinden om een kaartje te sturen. Nu moet ik sluiten want Ikzelf vecht ook, ik voel mijn kop niet meer van de pijn, en ik heb zo dikke voeten dat ik bijna niet meer kan gaan. Vele groeten en kussen van ons boeleke, maar bijzonder van je vrouw. Korea, 27 Augustus 1952. Het heeft hier geregend zoals ik nog nooit in mijn leven gezien heb. Ónze bunkers en onze loop grachten ziin ineengestort. Geluk kig zijn de Chinezen er al even erg aan toe als wij, want wii heb ben een paar dagen zonder de minste bescherming gelegen. Had den zij kunnen aanvallen, dan waren wij er geweest, want geen enkele baan was wegens de mod der nog bruikbaar en de meeste bruggen waren ingestort. Op twee dagen tijd hebben wij weer een dode en zes gekwetsten gehad. Ik heb weinig tijd om te schrij ven maar ik denk veel op u. Korea, 2 September 1952. Vlug een kort woord om u te tonen dat ik u niet vergeet. De laatste dagen zijn zeer hard ge weest: op twee dagen tijd 5 do den en 7 gekwetsten. Een bom heeft er 3 in eens gedood. Het slechte weer blijft aanhouden: ge moogt geloven dat ge in België niet eens weet wat regenen be tekent. In de loopgrachten staat 20 tot 25 centimeter water. We hebben twee nachten in het wa ter moeten slapen met als enig kledingstuk een natte onderbroek: dekens, kleren, kousen, schoenen alles was in de modder blijven steken. Sommigen hebben er zelfs alles verloren, hun brieventas en hun geld. Vermits de meeste brug gen buiten gebruik zijn hadden we slechts een magere ravitaille ring. We liggen hier toevallig op een slechte plaats, want wij heb ben de stellingen overgenomen van de Porto-Ricanen, die hier tijdens het goede seizoen lagen en die de regenperiode niet hadden voorzien. Ge kunt u niet voorstellen wat het betekent zo in de modder te moeten leven. Mijn kapelkoffer ls helemaal nat van binnen en op mijn albe en kazuifel zijn er heel wat rotte plekken. Hier op het front kan ik weinig de mis lezen want de Chinezen gebruiken te veel mortiervuur. Het ware te ge vaarlijk: een bom zou te midden der verzamelde soldaten kunnen vallen. Vorige nacht heb ik gesla pen in een O. P. (outpost, voor post) in het nomansland. Vele groeten aan ledereen in de familie. Korea, 19 September 1952. Zojuist heeft een Amerikaans vliegtuig van op grote hoogte strooibriefjes uitgeworpen over de Chinese lijnen. Een van die brief jes is op mijn bunker terecht ge komen. Ik voeg het hierbij. In het Chinees staat er op dat zij dis zich met dit briefje krijgsgevan gen melden, alle bescherming van wege de Amerikanen zullen krij gen. Dit moet u bewijzen hoe dicht wij bij de Chinese lijnen liggen en dat er dus veel werk op de plank is: patroeljes, twee tot drie mis sen per dag, slapeloze nachten in de outposts in het nomansland, be zoek aan de hospitalen (zeven do den en een en twintig gekwetsten deze laatste dagen) en zelfs aan de stockade, de Amerikaanse ge vangenis waar er vier deserteurs zitten. Ik heb de Indruk dat de enkele weken rust die de Mandjoerijse koorts mij bezorgd heeft, mijn weerstandsvermogen vermeerderd heeft, in plaats van het te ver minderen. Het enige wat mij een beetje dwars zit is een flinke hoest, die ik overgehouden heb uit de regenperiode, toen we dag en nacht doornat waren zelfs on der onze dekens: ik heb hele nachten doorgebracht in tunnels in het nomansland, waar men op handen en voeten kruipen moest 's Nachts is het hier heel wat kouder geworden. Het wordt soms een ware foltering wanneer men hoesten moet en dat men het niet mag doen omdat de Chinezen die misschien in de buurt op patroelje zijn het zouden kunnen horen. Het is dan ook een ware opluch ting wanneer er een granaat in de sector inslaat of dat een mi- trailleuze begint te ratelen, want dan kan men eens echt op zijn gemak uithoesten. Gisteravond hebben de Chinezen zowat overal op het front aange vallen. Ook wij hebben ons deel gekregen van het mortier- en granaatvuur, maar onze bunkers zijn thans zo goed dat er geluk kig niemand gewond werd. Ik denk over drie weken naar Japan te kunnen vertrekken om er een wpek vacantie door te brengen. Men heeft dat van tijd tot tijd eens nodig. Ge herinnert u wellicht dat ik mijn prachtig uurwerk dat ik van mijn soldaten gekregen had, ver loren ben toen ik mee op patroelje trok om een vermiste soldaat op te sporen. Ik heb nu een officieel horloge gekregen van het leger. Na Korea echter moet ik het te ruggeven! Nu ga ik mijn diner nemen: rantsoen C in conserve blikjes. Verwerkt naar <Ds Vlaamse Linie van Vrijdag 10 October 1952. Rijst is het hoofdvoedsel der Koreanen. De inlandse vrouwen heb ben er een hadje van weg om het smakelijkte bereiden. De Koreaanse boer denkt niet aan oorlogsgeweld. Hij bewerkt wijn onder waterstaand rijstveld en denkt, spijts alles, aan de toekomst.

HISTORISCHE KRANTEN

Het Wekelijks Nieuws (1946-1990) | 1953 | | pagina 16