i
een Westvlaamse
Werk voor onze streek door bescherming van bestaande
en oprichting van nieuwe aanverwante nijverheden
Onze
Week-end
Reportage
Bedrijvigheid
der Bank
van Roeselare
BET WIFKELÏJKS NIEUWS f ZaEerflag t Maart 1953. Bta. 19. -ff
:-, .-
HET
1/LAS
HET BELANG
DER VLASNIJVERHEID
Voor wie enigszins twijfelen
mocht aan de voorname plaats die
het vlasbedrijf nog steeds in de
Vlaamse economie inneemt, willen
wij alvast vermelden dat volgens
de jongste ramingen voor het Jaar
1952, ruim 20.000 personen In de
productiecyclus van vlasvezel tot
vlasweefsel hun uitsluitend be
staan vinden, namelijk 10.000 in de
vezelbereiding, 6.000 in de spinne
rij en 4.000 in de weverij, ongeacht
de duizenden die geheel of gedeel
telijk betrokken zijn bij de vlas
teelt en bij de verscheidene ver-
edelingsbewerkingen van vlasga
rens en weefsels. En zulks niette
genstaande de gevoelige verschui
ving v~n arbeidskrachten die zich
op herhaalde tijdstippen heeft
voorgedaan vanuit de vlasstreeli
naar de Franse textielcentra, be
treurenswaardig verschijnsel dat
duidelijk tot uiting komt in het
hoge getal grensarbeiders uit het
arrondissement Kortrijk.
Wat de bevoorrading en produc
tie betreft, noteerde men tijdens
het bewuste Jaar 1952 een Belgi
sche uitzaai van circa 32.000 Ha.
met een teeltopbrengst van nage
noeg 200.000 ton strovlas, aange
vuld door een invoer van 80.000
ton uit Nederland en 60.000 ton uit
Frankrijk, samen de basis vor
mend voor een productie van
ruim 55.000 ton splnvezels. In de
zelfde tijdspanne produceerde de
vlasspinnerij circa 10.000 ton ga
rens, terwijl in de weverij 7.500 ton
vlasweefsels van het getouw vie
len.
Dergelijke tewerkstellings- en
productiecijfers, geboekt in een
periode van ernstige inzinking der
vlasprijzen, wijzen niet alleen op
het belang maar veel meer nog op
de levenskracht en het weer
standsvermogen van de gehele
vlasindustrie, waarover zo vaak
reeds de somberste voorspellingen
werden uitgesproken.
Niettemin zijn we van oordeel
dat, om de instandhouding van het
vlasbedrijf te verzekeren en deze
belangrijke industrietak zijn niet
denkbeeldige kansen op uitbrei
ding te bieden, bepaalde aanpas
singen en innovaties hoogstwense-
lijk en nodig zijn geworden, ter
wijl zekere beschermende en
stimulerende maatregelen van
staatswege zich onbetwistbaar op
dringen.
BUITENLANDSE
MEDEDINGING
Met deze laatste bedoelen wij
vooral de energieke reactie die van
de Belgische instanties zou moeten
uitgaan tegen het onverholen pro
tectionisme dat, inzake vlascultuur
en industrie, aan Franse zijde op
gang maakt en thans dreigt over
te slaan in een laakbare dumping.
De Belgische vlasuitzaai heeft
met zijn huidige areaal van 30.000
A 35.000 Ha. en zijn overeenstem
mende teeltopbrengst van hoog
stens 225.000 ton strovlas, onge
twijfeld zijn maximale grens be
reikt Onze Westvlaamse vlasve
zelindustrie heeft zich echter, door
haar ongeëvenaarde faam en kwa-
liteltsproductie, een uitbreiding
weten te verzekeren die, vooral
sinds de jongste rationalisatie van
haar werkmethodes, haar jaar
lijkse verwerkingscapaciteit op
500.000 600.000 ton strovlas heeft
gebracht en derhalve een veel
ruimere bevoorrading vergt dan de
binnenlandse teelt haar verschaf
fen kan. Vandaar de dwingende
behoefte aan een behoorlijke en
verzekerde aanvoer van strovlas
Uit het buitenland.
Frankrijk is op dat gebied steeds
onze voornaamste leverancier ge
weest. Ruim 30 A 35 p.c. van onze
strovlasbevoorrading werd in nor
male tijden verkregen door het af
sluiten van teelt- en koopcontrac
ten met de Franse landbouwers
uit Normandië, He de France, Pas
de Calais en Nord.
Uit, zuiver autarkische motieven
wordt door dit land echter in de
laatste jaren een politiek van dras
tische uitzaai- en uitvoerbeperking
gevolgd en door een preferentieel
stelsel van premies en toelagen de
vlasopbrengst systematisch ge
draineerd naar een kunstmatig op
gerichte vlasvezelindustrie, die op
haar beurt tegen hoge staatssub
sidies haar productie aflevert aan
de Franse vlassptnnerijen. De be
trokken Franse kringen verhelen
het niet dat zij op die manier bin
nen afzienbare tijd de Belgische
vtasvezelindustrie, traditionele le
verancier van de Franse spinne
rijen, volledig uit hun binnenlands
productieproces hopen uit te scha
kelen.
Doch blijkbaar niet tevreden
met deze autarkische bevoorra
ding van hun eigen spinnerijen,
werd in December laatstleden de
eerste stap gezet op de weg van
een economische dumping, door
een contingent van hun gesubven-
tioneerd vlas op de internationale
markt te brengen.
FRANSE
DUMPINGPRAKTIJKEN
Als voorstanders van een onbe
lemmerd handelsverkeer in het al
gemeen en van een vrije in- en
uitvoer van vlasgrondstoffen en
producten in het bijzonder, keu
ren wij in deze Franse geste niet
het blote feit van de vrijgave van
een deel hunner productie af. Zelfs
zouden wij nog de billijkheid wil-
WWMBWWMMBBWBBBIIIWIBW'i WIMMWWi iMWIl iHKIJJ IflM lllllll III illiawUBWggB—111 lllll IM ■aWaBMWMMMCgMBWBBW—UW W KJWUWBBhrtMJWIBIIMW
Wanneer de financier na een drukke dag het loket sluit achter de laatste bezoeker
blijft hij nog een ogenblik nadenken over het gebeurde van de dag en terwijl de cijfers naar
de achtergrond verschuiven ziet hij hoe mensen en dingen uit h t economisch leven zich dui
delijker aftekenen. In de uiteindelijks slotsommen voelt hij de polsslag van het economisch
leven en vindt hij de zakelijke gegevens die het hem mogelijk maken een juiste diagnose te
stellen van het economisch leven.
Wij hadden reeds het genoegen verleden Jaar, in ons blad van 8 Maart 1952, de aan
dacht van onze lezers te vragen voor het probleem der investerings- en werkverschaffings-
politiek in Westvlaanderen, dit aan de hand van een zeer merkwaardige studie voorgedra
gen in het Jaarverslag der Bank van Roeselare.
Deze financiële Instelling heeft het niet bij deze algemene beschouwingen en aanwlj-
zingei gelaten, doch geeft ons dit Jaar in haar Jaarverslag een flink gedocumenteerde uit
eenzetting over de toestand van de Westvlaamse nijverheid nummer één: de Vlasnijverheid.
In deze sector is de toestand inderdaad niet rooskleurig en wanneer men op bijgaande
kaart nagaat hoe de verdeling der vlasnijverheid er uitziet in beide Vlaanderen dan komt
men tot het besluit dat het hier gaat om de hoofdnijverheid der Vlaamse gewesten.
Hoe verdienstelijk de wetsontwerpen ook zijn tot oprichting van een tijdelijke investe
ringsmaatschappij en tot fiscale ontlasting ten gunste van bedrijfsuitbreldlng, toch zijn zij
niet ten volle afgestemd op de specifieke noden van onze ge esten. In afwachting dat hierin
de nodige stootkracht komt is het niet van belang ontbloot de Juisti toestand van een hoofd
nijverheid, zoals deze van het vlas, onder al haar economische aspecten te kennen en reeds
zeer vruchtbare suggesties naar voor te brengen.
De jongste maanden heeft men reeds al te dikwijls horen bevestigen en nog wel tij
dens Kamer- en Senaatvergaderingen, dat de Westvlaamse arbeider maar goed genoeg Is om
diensten te bewijzen als export-arbeidskracht, natuurlijk ten behoeve der Waalse industrie.
Het is daarom verheugend dat men eindelijk met concrete voorstellen voor de dag komt
len erkennen van een tijdelijk ge-
subventioneerde uitvoer, indien het
ging om de noodzakelijke afzet
van een bedreigde industrie of van
een nieuwe bedrijfstak die voor de
leniging van een sociale nood In
het leven werd geroepen, mits die
subventie er alleen toe strekken
zou het eigen product op het prijs
niveau te stellen van het buiten
land.
Wat wij terzake echter formeel
afl-euren is, dat de Franse instan
ties, na door protectionisme en uit
voerverbod op de grondstoffen en
met aanzienlijke toelagen een vol
ledig kunstmatige vlasvezelindus
trie op voet te hebben gebracht,
de productie van deze industrie
aan dumpingprijzen hebben losge
laten als een element van econo
mische verwarring en oneerlijke
concurrentie.
Het mag dan ook zeer eigenaar
dig worden genoemd, dat aan zelf
de Franse zijde de promotors wer
den gevonden van het zogenaam
de Groene Plan, dat de Europese
landbouwintegratie voorstaat met
als essentiële oogmerken onder
meer de afschaffing der nationale
contingenteringen en de invoering
van de vrijhandel in landbouwpro
ducten tussen de deelnemende lan
den. Natuurlijk lag het in de be
doeling, het vlas voor die gelegen
heid niet te beschouwen als een
landbouwproduct, ware daar niet
een... Nederlandse stem opgegaan
om een andere zienswijze te ver
dedigen. Bij ons weten echter heb
ben de Belgische gedelegeerden
op de desbetreffende besprekingen,
het tot dusver overbodig geacht
om met het Algemeen Belgisch
Vlasverbond ernstig overleg te ple
gen, teneinde de billijke belangen
van de eigen, zij het maar Vlaam
se, vlasverwerkers naar behoren
te kunnen verdedigen.
Evenmin vernamen wij dat van
officiële Belgische zijde afdoende
protest is opgegaan tegen de laak
bare practijken die hierboven aan
de kaak werden gesteld, en nog
minder enigerlei tegenmaatregel is
genomen om onze Zuiderburen tot
een economisch fair play te bren
gen tegenover een eigen traditio
nele industrie die reeds met vol
doende moeilijkheden heeft af te
reker en.
Het is echter nooit te laat om
goed te doen en wij spreken de
vaste hoop uit dat de Belgische
diensten van Economische Zaken
en van Buitenlandse Handel, in
overleg met het wakkere Algemeen
Belgisch Vlasverbond, onmiddellijk
de industriële en commerciële kant
van de kwestie terdege zullen op
nemen, en dat onze Minister van
Landbouw de verdere onderhande
lingen betreffende de Europese
landbouwintegratie als een wel
kome gelegenheid zal aangrijpen
om het billijke standpunt van de
Vlaamse vlassers met klem naar
voor te brengen.
In dit verband verwijzen wij
graag naar de jongste interpellatie
die de Hr Volksvertegenwoordiger
A. Declerck in de Kamer nopens
dit onderwerp heeft gehouden. Mo
ge de Overheid haar belofte ge
stand doen en de ondernomen
actie bij de Franse regering ener
giek doorzetten, desnoods met de
kracht van tastbare tegenmaatre
gelen.
DE BEVOORRADING
UIT NEDERLAND
Heel wat verheugender stemt
ons de relatie die wij op het vlas
domein met onze Noorderburen
onderhouden.
Nederland heeft de laatste jaren
een stijgend aandeel genomen in
onze bevoorrading aan strovlas, en
zoals de reeds geciteerde import-
cijfers over 1952 aantonen, de
Franse uitvoer van dat jaar mer
kelijk overtroffen.
Deze haart geeft een overzicht van de verdeling der vlasnljverhcid
in West- en Oostvlaanderen. De zwarte gedeelten duiden de streken
aan waar men aan moderne intensieve vlasvezelbcreiding doet. De
horizontaal doorstreepte gedeelten wijzen op vlasvezelbereiding met
landelijk karakter.
Toch ligt er een schaduw op dat
gunstig uitzicht. De Nederlandse
instanties blijven nog steeds de
uitzaai door Belgische vlassers op
hun grondgebied beperken en aan
een speciale heffing op het zaad
onderwerpen die gekweten moet
worden om de teeltopbrengst in
ongerepelde staat te mogen uit
voeren. Verdere export van stro
vlas, inzoverre beschikbaar, kan
nagenoeg vrij geschieden, doch en
kel In gerepelde staat, d.w.z. ont
daan van het zaad.
Nu is zeer kenschetsend dat
onze Vlaamse vlasnijverheid, die
de beste vezels ter wereld produ
ceert, voor haar bevoorrading in
vlaszaad grotendeels op het bui
tenland, en dan inzonderheid op
Nederland, is aangewezen. Wij
kunnen in het bestek van dit ver
slag daarover niet verder uitwei
den. Laten wij evenwel vermelden
en bekennen dat de Nederlanders
ons ver vooruit zijn op het gebied
van zaadselectie en veredeling der
vlasvariëteiten, waarbij vooral het
oog wordt gehouden op de sterke
veilige teelt voor de landbouwer
en minder op een overvloedige op
brengst van vezels.
Feit is echter, dat de verplichte
repeling van het Nederlandse ex-
portvlas, die aldaar meestal nog
in tamelijk primitieve omstandig
heden geschiedt, eensdeels de le-
veringsprijs van het strovlas op
drijft en anderdeels onze afhanke
lijkheid van het Nederlandse zaad
monopolie nog versterkt
Dit valt des te meer te betreu
ren in het kader van de Benelux,
waar de vrijhandel reeds in een
ver gevorderd stadium verkeert,
zodat onze vertegenwoordigers vol
doende argumenten op hun kant
hebben om bij onze Noorderburen
minstens op een vrije uitvoer van
ongerepeld vlas te kunnen aan
dringen.
AFZETMOEILIJKHEDEN
Als meer algemene conclusie uit
wat voorafgaat weze hier uitdruk
kelijk beklemtoond dat de voor
naamste moeilijkheid waarmede
de vlasvezelnijverheid te kampen
heeft gelegen is in de bestendige
zorg om een ruime en regelmatige
bevoorrading in grondstof. Derge
lijke bekommernis is niet het ken
merk van een kwijnende industrie.
Hiermede is echter niet bedoeld
dat de afzet van hun gezwingeld
vlas en lokken onze vlasfabrikan
ten zonder kommer laat.
Met haar internationale produc
tiecapaciteit is de Westvlaamse
vlasvezelindustrie vanzelfsprekend
ruimschoots aangewezen op de uit
voer.
Frankrijk Is daarbij weeral de
onzekere factor. Tot dusver is dit
land met zijn uitgebreide vlasspin
nerij, na het Verenigd Koninkrijk,
de tweede afnemer geweest van
ons gezwingeld vlas en de voor
naamste koper van onze vlaslok-
ken. Dit laatste is sinds twee jaar
niet meer het geval en van eer
tijds 75 90 p.c. is de uitvoer van
vlaslokken en afval naar Frank
rijk teruggevallen op 25 p.c. Het
is duidelijk dat de autarkische
vlaspolitiek van onze Zuiderburen
er toe strekt de invoer van Belgi
sche vezels geleidelijk te suppri
meren of althans op een onbedui
dend minimum te brengen. Wat
meer is, met hun eerste aanvoer
van gezwingeld vlas op de wereld
markt hebben zij aangetoond dat
hun gesubventioneerde vezelindus
trie zich kan ontpoppen tot een
ernstige concurrent, zij het dan
vooralsnog in mindere kwaliteiten.
Onze vlassers vrezen die concur
rentie niet, indien ze geschiedt in
een betrekkelijk vrije economie.
Kan men Frankrijk aan zijn bui
tensporig protectionisme doen ver
zaken, dan valt zijn kunstmatige
vlasnijverheid niet ernstig te duch
ten, uit reden van de gunstige po
sitie die de onze in velerlei op
zichten, in West-Europa inneemt.
Trouwens, een goed deel van de
Franse vlasfabrieken zouden alras
onleefbaar blijken te zijn.
AFZET IN HET BINNENLAND
Hoe belangrijk de uitvoer in de
afzet van onze vlasvezels ook is
en blijven zal, toch moet onze bij
zondere aandacht gaan naar de
binnenlandse afnemers, de vlas
spinnerijen, en zulks om meerdere
redens.
Het is verheugend te mogen
vaststellen dat de uitschakeling
van Rusland en de Baltische Sta
ten als leveranciers van de Gentse
vlasspinnerij, de binnenlandse af
zet van onze Westvlaamse vezel
industrie aanzienlijk heeft doen
toenemen en de belangentegen-
strijdigheid tussen deze beide vlas
bedrijfstakken grotendeels heeft
weggenomen. Zelfs in het traditio
nele dispuut met Frankrijk komt
de spinnerij zich stilaan aan de
zijde stellen van de vlassers, om
dat zij begint te ervaren dat de
Franse vlaspolitiek uiteindelijk
ook in haar sector een onredelij
ke en gevaarlijke concurrentie
schept
NAAR EIGEN VLASSPINNERIJ
Toch zullen wij deze late ver
standhouding enigszins moeten
vertroebelen door - onomwonden te
verklaren dat de Gentse vlasspin
nerij, kwalitatief, deerlijk te kort
schiet in de bevoorrading van onze
Westvlaamse vlasweverij en dat
het derhalve zeer gewenst is de
oprichting van een moderne visa-
spinnerij in Westvlaanderen te
overwegen.
Niet alleen de binnenlandse af
zet van onze vlasvezelindustrie,
maar ook de bevoorrading van
onze weverij aan fijnere garens
zou er beslist bij winnen en in
een veel mindere mate van de bui
tenlandse goedgunstigheid afhan
gen. Het is inderdaad reeds meer
maals gebleken dat, bij een stij
gende textieleonjunctuur, de ga
rens die onze vlasweverij uit
Frankrijk en Noord-Ierland moest
betrekken achterwege bleven, om
dat de eigen weverij uit die lan
den natuurlijk de voorkeur kreeg
en slechts het overschot voor de
uitvoer beschikbaar werd gesteld.
Men zegt ons dat op het vaste
land geen enkel constructiehuis
van degelijk spinmaterieel voor
handen is en dat de twee belang
rijke firma's uit Noord-Ierland die
in deze behoeften voorzien, bestel
lingen te over hebben voor de
Britse Industrie. Toch blijkt het dat
er de laatste maanden reeds enkele
spinmolens voor de uitvoer wer
den vrijgegeven en dat het der
halve de geschikte tijd is om de
aanpassing van de bestaande of
de oprichting van een nieuwe vlas
spinnerij ernstig te overwegen. De
op komst zijnde Nationale Maat
schappij voor Investeringen kan
hier een zeer geschikt belangstel
lingsobject in vinden.
BETER GEBRUIK VAN
VLASLOKKEN
Nog in verband met een moge
lijke uitbreiding der vlasspinnèrij,
willen wij de aandacht vestigen
op de nieuwste methodes die thans
in zwang komen om de vlaslokken
mechanisch te zwingelen en intens
te recupereren tot degelijke en
goedkope spinstof.
Wij achten het niet vermetel
deze innovatie van belang te noe
men, omdat ze niet alleen een tech
nische vooruitgang zonder meer
betekent, maar mettertijd het vlas
de gelegenheid kan bieden, de jute
als voordelig spinmateriaal bij de
fabricage van verscheidene artike
len te vervangen. Wij zullen niet
beweren dat de aldus geproduceer
de vlasvezels in onmiddellijke con
currentie kunnen treden met de
jute, al heeft het er een ogenblik
de schijn naar gehad vóór de in
eenstorting van de jutenoteringen
in het eerste halfjaar van 1952.
Maar het behoort wel tot de mo
gelijkheid dat het gereduceerd
prijsverschil aan het vlas de kans
biedt om voor bepaalde verpak
kingsartikelen, die enigszins boven
het ordinaire moeten uitgaan, de
Jute te verdringen. De post- en
legerzakken vormen op dat stuk
reeds een interessant voorbeeld.
Deze voor onze vlasnijverheid
gunstige verschuiving kan zeker
nog in de hand worden gewerkt,
door een verdere uitbreiding van
het zeer moderne spinmaterieel
dat in enkele jutespinnerijon reeds
aanwezig is en een gemakkelijke
omschakeling van de ene grond
stof naar de andere mogelijk
maakt.
Laten wij hopen dat door een
openhartige samenwerking tussen
onze Westvlaamse vlassers en ju-
tespinners deze kans op vooruit
gang tijdig worde benuttigd.
VLASAFVAL
VOOR PAPIERNIJVERHEID
Niet alleen de fijne vlasvezels
en de veredelde vlaslokken bieden
kans op bedrijfsuitbreldlng. Ook
voor de vlasafval, die circa 15.000
ton 's jaars bereikt, blijken moge
lijkheden open te staan waarvan
de benuttiging een rechtstreekse
terugslag kan hebben op de werk
verschaffing in onze gewesten.
Een dezer mogelijkheden is zon
der twijfel de fabricage van spe
ciale papierdeeg en desgevallend
van de fijne papiersoorten die uit
de bewuste grondstof kunnen ver
vaardigd worden.
Het is inderdaad proefondervin
delijk gebleken, dat de transfor
matie van vlasafval tot papierbrij
geen grote technische problemen
stelt en dat de aldus verkregen
grondstof bijzonder geschikt is
voor de verwerking tot kostbare
en gezochte papiersoorten, zoals
banknoten-, sigaretten-, bijbelpa
pier en dergelijke. Vanzelfspre
kend ligt de kostprijs van deze
grondstof merkelijk hoger dan die
van houtpap, maar dit prijsver
schil wordt grotendeels vergoed
door de voorname en voor de ge
noemde papiersoorten noodzakelij
ke hoedanigheden die zij in hoge
mate bezit.
Wij menen trouwens te weten
dat een dergelijke fabricage in
Frankrijk reeds beoefend wordt
en dat ook Nederland, waar men
nochtans over geen noemenswaar
dige hoeveelheden vlasafval van
eigen productie beschikt, in die
richting experimenteert of wellicht
reeds werkt. Er blijken zelfs meer
dere procédé's te bestaan om tot
de gewenste papierdeeg te komen,
zodat het meest rationele kan wor
den gekozen en aan de karakteris
tieken van onze Belgische vlasaf
val aangepast.
Zonder op de conclusies van een
grondiger onderzoek te willen
vooruitlopen, zijn wij van oordeel
dat een dergelijke fabriek van pa
pierdeeg, gevestigd in de meest ge
schikte streek van Westvlaande
ren, een zeer goede kans zou ma
ken. Naar schatting van deskun
digen zou een investering van on
geveer 75 mlliioen frank volstaan
om onze Jaarlijkse voorraad vlas
afval tot circa 6.000 ton gebleekte
papierbrij te verwerken.
In de plaats van een ordinair
afvalproduct, dat thans hoofdza
kelijk wordt uitgevoerd en voor
het overige soms ter plaats moet
worden verbrand, zou aldus een
halffabrikaat treden van goede
waarde en met verzekerde afzet,
waar de eigen economie slechts
voordeel kan uit trekken en de
werkverschaffing mede bevorderd
worden.
Er is trouwens geen reden om
het bij de enkele fabricage van
papierdeeg te laten.
De Belgische papiernijverheid
telt naar het schijnt geen inrich
ting die op de vervaardiging van
de bovengenoemde speciale papier
soorten is ingesteld. Buiten uitzon
derlijke schaarsteperioden. zoals
wij die in 1951 hebben gekend, zou
de vlasdeeg dus op buitenlandse
afzet zijn aangewezen, wat naar
ons oordeel voor een dergelijk pro
duct geen onzekere factor vormt.
Niettemin lijkt het economisch
meer verantwoord de vlasdeegfa-
bricage te koppelen aan een nieu
we en gespecialiseerde papierfa
briek die zich rationeel op de be
wuste productie zou toeleggen en
de binnenlandse markt als eerste
afzetgebied zou hebben.
Hier ligt nogmaals een terrein
open voor een groep ondernemen
de Westvlaamse industriëlen en
een belangstellingsobject voor on
ze toekomstige nationale investe
ringsmaatschappij.
SANERING DER VLASMARKT
Tot dusver hebben wij een paar
dringende overheidstaken aange
duid en enkele concrete suggesties
geformuleerd die onze vlasindus
trie uit haar huidige moeilijkhe
den kunnen helpen en nieuwe ho
rizonten openen.
Het past echter ook te wijzen
op bepaalde innovaties die onze
vlassers zelf in eigen kring zou
den kunnen en moeten doorvoeren
ter bevordering van hun gemeen
schappelijke belangen.
Zo doet het zeer zonderling aan
te moeten vaststellen, dat door ge
mis aan een behoorlijke organisa
tie en verstandhouding onder de
vlassers, de zogenaamde verzen
ders of opkopers de locale mark
ten van het Kortrijkse letterlijk
beheersen. Deze laatsten, vertegen
woordigers van de grote Engelse
en Franse spinnerijen of van
groothandelaars en commission-
nairs, vormen een gesloten en ge
routineerd beroepscorps waartegen
onze kleine en zelfs grotere vlas
sers zonder eensgezindheid moei
lijk als gelijke partij kunnen op
treden.
Aldus kon bij voorbeeld de zeer
laakbare practijk ontstaan dat de
opkopers zich steeds het recht
voorbehouden om vooraf gekeur
de en gekochte partijen, eens in
hun Kortrijkse magazijnen gear
riveerd, geheel of gedeeltelijk te
weigeren of op de overeengeko
men prijzen af te dingen. Voorts
heeft de ongelijke machtsverhou
ding tussen kopers en verkopers
natuurlijk voor gevolg, dat de
prijzen niet altijd beantwoorden
aan de werkelijke tendens van
vraag en aanbod.
Het dunkt ons dat daartegen
zeer afdoende zou kunnen gerea
geerd worden door het stichten,
onder alle vlassers, van een cen
trale verkoopsorganisatie die met
kennis van zaken de transacties
zou lelden en de opportune ver
koopsmomenten kiezen. Deze or
ganisatie is evenwel slechts denk-
baa- indien gelijktijdig een fonds
zou worden gesticht waaruit de
talrijke kleine vlassers, die door
gaans over weinig liquide midde
len beschikken, een voorschot zou
den ontvangen op hun aanstaande
verkopen, wanneer deze uit oppor-
tuniteitsredenen door de centrale
hangende worden gehouden. Dat
fonds zou wellicht van staatswege
met een aanvangsdodatie kunnen
begiftigd worden en voorts door
een kleine afhouding op de ge-
danj transacties gespijsd worden.
Hiermede zou blijkbaar geen
staatssubventie in het leven wor
den geroepen, maar een eenma
lige en indirecte steun verleend
om tot een gezonde marktorgani
satie te kunnen komen. Vanzelf
sprekend zou daarbij onder een
of andere vorm de warrantage van
de desbetreffende partijen vlas die
nen overwogen.
TECHNISCHE OPLEIDING
Even nuttig en wenselijk lijkt
het ons voor de sanering van het
Westvlaamse vlasbedrijf, dat de
technische opleiding van de jon
gere vlassers op brede en degelij
ke schaal zou worden uitgebouwd.
Wij brengen gaarne hulde aan
het zeer verdienstelijke en niet al
tijd gewaardeerde werk dat, onder
moeilijke omstandigheden, door
enkelen op dat stuk wordt gepres
teerd in de Kortrijkse Zondag- en
avondcursussen. Maar zij zullen
het ons niet euvel duiden, wanneer
De Hoofdzetel vaun de Bank van Eoeadm te Roeeeku*
wij hier wijzen op de voortreffe
lijke beroepsopleiding die in Ne
derland, op verre na geen vlasge-
bied zoals het onze, is tot stand
gekomen in verscheidene flink ge
outilleerde vakscholen waar de
Jonge vlassers, naast theoretisch
onderricht, onder vakkundige lei
ding hun eigen oogst of voorraad
volgens de beste methodes leren
verwerken.
Waarom zouden dan in onze
zo belangrijke Westvlaamse vlas-
streek niet enkele modern uitge
ruste fabriekscholen kunnen tot
stand komen, waar onze vlassers
In het geschikte seizoen hun stro-
Vlas gemeenschappelijk zouden ko
men verwerken onder toezicht van
door de Staat of de Provincie be
zoldigde technici, en in de stille
periode theoretisch onderricht zou
den genieten.
Het is duidelijk dat hiermede
niet alleen de vaardigheid en de
productieresultaten zouden bevor
derd worden, maar tevens de be
roeps- en solidariteitsgeest worden
aangekweekt die alleen heilzame
Invloed kunnen hebben op de ont
wikkeling van het vlasbedrijf.
HET HOGER VLASINSTITUUT
En ten slotte willen wij, na zo
vele anderen, eens te meer de na
druk leggen op de absolute nood
zakelijkheid om zo spoedig moge
lijk tot de oprichting van een Ho
ger Vlasinstituut te komen.
Het is meer dan treurig te moe
ten ervaren, hoe het buitenland
ons ook op dat gebied ver vooruit
is. Landen als Frankrijk, Enge
land, Noord-Ierland, Nederland,
Zweden en Denemarken, beschik
ken sinds jaar en dag over weten
schappelijke onderzoeks- en voor
lichtingscentra die, vaak met aan
zienlijke staatshulp, de vlascultuur
en -industrie richten, steunen en
stimuleren.
Daartegenover kan België van
overheidswege alleen wijzen op het
onderzoeksstation van Gembloers
dat zich in bijkomende orde met
het vlas onledig houdt, zomede op
een paar commissies voor het vlas
in de departementen van Econo
mische Zaken en Landhouw, waar
van er ene na grondig onderzoek
tot de conclusie is gekomen... dat
de vlasvezelindustrie ten zeerste
gebaat zou zijn bij de oprichting
van een wetenschappelijk insti
tuut
Anderzijds hebben onze vlassers
zelf, langs hun Verbond, een proef
station voor vlasbouw en vlasve
zelbereiding opgericht dat over
een lijnzaadlaboratorium beschikt,
waaraan het Ministerie van Land
bouw wel zijn goedkeuring heeft
willen hechten zonder die noch
tans In een substantiële steun om
te zetten.
Dat weinige Is natuurlijk verre
van toereikend wanneer men be
denkt welke uitnemende diensten
aan het gehele vlasbedrijf kunnen
bewezen worden door een volwaar
dig Centrum dat zich, in samen
werking met de universitaire krin
gen en laboratoria, bestendig en
uitsluitend zou toeleggen op alles
wat de vlasteelt, de vezelberelding,
de spinnerij en de weverij verbe
teren en vooruit helpen kan.
De veredeling van bestaande ras
sen, het telen van nieuwe variëtei
ten, die thans tegen hoge prijzen
geïmporteerd moeten worden, het
bestuderen va i nieuwe procédé's
voor het repelen, roten, drogen en
zwingelen, het zoeken naar de
practische mogelijkheden voor een
intenser gebruik van het vlas en
voor de valorisatie van nevenpro
ducten en afval, het organiseren
en leiden van het vakonderwijs,
het bepalen van de algemene vlas
politiek, dat alles zijn nuttige en
nodige taken die allen door een
centraal organisme met onbetwiste
bevoegdheid en ruime financiële
middelen kunnen volbracht wor
den.
Dat men ons niet verwijze naar
de bestaande wettelijke beschik
kingen die de oprichting van een
beperkt centrum mogelijk maken,
mits aanvraag van de meerderheid
der betrokken bedrijven en ver
plichte bijdrage in de onkosten
door alle geïnteresseerden. De fa
miliale structuur van de vlasvezel
nijverheid, de conservatieve geest
en de matige standing die bij het
overgrote deel van de eigenwer
kers en kleine vlaspatroons heerst,
maken een dergelijk privé-opzet
onmogelijk. Hier past dus een wel
overwogen maar energiek initia
tief vanwege de Overheid, in sa
menwerking met het Algemeen
Belgisch Vlasverbond. Op lange
termijn zal zowel de nationale eco
nomie als de gehele vlasnijverheid
er de vruchten van plukken.
Wij vernemen dat door het Mi
nisterie van Economische Zaken
eerlang een subsidie van 600.000 fr.
ter beschikking zal worden gesteld,
ter bevordering van het weten
schappelijk onderzoek in de vlas
nijverheid. Moge dit de aanleiding
worden tot het nemen van het
hierboven gesuggereerde initiatief.
Met deze enkele beschouwingen
hebben wij gepoogd de meest op
vallende moeilijkheden en moge
lijkheden van een benarde West
vlaamse industrie in het licht te
stellen.
Wij maken daarbij geen aan
spraak op volledigheid, nog minder
op onfeilbaarheid.
Dat al wie bij de gestelde pro
blemen en bij de gesuggereerde op
lossingen betrokken zijn, niet het
minst de Overheidsdiensten, hun
verantwoordelijkheid opnemen en
onze aloude befaamde vtasnljver-
held moge er wel bij varen.
Dat ons streven naar opbeuring
en bevordering van de Westvlaam
se economie niet beperkt blijft tot
beschouwingen en positieve voor
stellen moge blijken uit het feit
dat wij onze eigen instelling Jaar
na Jaar verder trachten uit te bou
wen tot een volwaardig financieel
Instituut in dienst van het gewes
telijke bedrijfsleven.
De materiële ontplooiing eo de
stijgende activiteit van onze zetel,
succursales en kantoren zijn daar
van het sprekende bewijs.
De vierde succursale die wij op
12 Januari van het dienstjaar on
der verslag te Tielt hebben ge
opend, mocht per einde Jaar reeds
bogen op een bedrijvigheidspeil dat
onze aanvankelijke verwachtingen
overtrof en het beste laat verho
pen voor de toekomst.
Een veertiende kantoor werd tij
dens het zelfde Jaar opgericht ta
Gullegem en zal eerstdaags In
dienst worden gesteld.
Te leper kon een aangrenzends
eigendom naast ons bankgebouw
worden aangekocht, waardoor het
mogelijk zal zijn ons agentschap
aldaar eerstdaags te verruimen en
herin te richten.
In de onmiddellijke nabijheid
van de zetel te Roeselare werd
eveneens een nieuwe eigendom
aangeworven die eerlang zal wor
den omgebouwd en ingericht tot
een sociaal home voor onze be
dienden.
Deze voortgezette uitbreiding
van onze vestigingen en immobl-
llën wijst er op dat wij, zonder
overhaasting, elke passende gele
genheid te baat nemen om de ma
teriële basis te verbreden waarop
de activiteit van onze instelling
zich verder en doeltreffender kan
ontplooien.
Die activiteit nu, mag voor het
boekjaar onder verslag zeer merk
waardig worden genoemd.
Niettegenstaande de algemene
prijsinzinking, steeg het globale
omzetcijfer met ruim 2,2 milliard
frank en bereikte aldus een nieuw
hoogtepunt van 23 milliard 773
millioen 711.867,frank.
In nog sterkere verhouding groei
de het algemeen actief aan, om
zich vast te zetten op 737.323.792,
frank tegenover 637.787.771,fr.
per einde 1951.
Bijzonder verheugend stemt de
aanzienlijke uitbreiding van onze
depositio's en kasbons. Ze bereik
ten per einde verslagjaar in totaal
548.478.766,fr., wat een aangroei
betekent van ongeveer honderd
millioen frank of ruim 22 p.c. te
genover 13 p.c. vorig Jaar. Het
aandeel van onze uitstaande kas
bons in dat globaal depositocijfer
bedraagt 126.180.000,fr. en ver
tegenwoordigt, samen met de
spaarinlagen op bankboekjes en
termijnrekeningen op meer dan
dertig dagen, nagenoeg 70 p.c. van
de ons toevertrouwde geiden. Dit
belangrijk percentage spaar- en
termijndeposito's toont eens te
meer de hoge stabiliteit aan van
onze actiemiddelen en het vaste
vertrouwen dat onze instelling bij
het Westvlaams publiek geniet.
In gelijke tred-met de gunstige
ontwikkeling van onze deposito's
en binnen de perken van een ge
zond beheer, werd onze crediet-
verschaffing aan het bedrijfsleven
nogmaals belangrijk opgevoerd. De
kasvoorschotten in rekening-cou
rant stegen tot 209.881.942,fr. en
de voorschotten op termijn met
tussenkomst van parastatale cre-
dietinstellingen tot 25.317.123,fr.
Ook het discontocrediet op han
delspapier nam verdere uitbreiding
en bereikte ditmaal 127,565.940,
frank. De financieringen per im
portwissel liepen daarentegen enigs
zins terug wegens inkrimping van
de internationale handelstransac
ties en vestigden zich per einde
jaar cp 94.537.947,fr. Onze finan
ciële hulp aan de prlvé-economie
van Westvlaanderen bereikte hier
mede een totaal van 457.302.954,-
frank tegenover 378.338.089,fr.
op de vorige balans.
De algemene uitbreiding van
onze activiteit en de aanpassing
van wedden en vergoedingen heb
ben de uitbatingskosten eveneens
in zekere mate doen stijgen. Deze
post van de winst- en verliesreke
ning bedroeg voor het bewuste
dienstjaar 8.872.530,fr. tegenover
7.721.142,— fr. per einde 1951.
Door de afhandeling van ons
fiscaal dossier en kwijting van de
mobiliënbelasting op een etijgend
volume kasbons, nam de post be
lastingen dit jaar aanzienlijk toe
en bereikte 2.288.832,fr.
De merkelijke verhoging van
onze lmmobiliën, installaties en
meubilair lieten eveneens een rui
mere afschrijving toe. Abstractie
gemaakt van de uitzonderlijke del
ging der onkosten uit de kapitaals
verhoging in 1951, steeg deze post
van 615.391,— fr. tot 814.139,— fr.
Na voornoemde afschrijvingen
en met Inbegrip van het overge
brachte saldo uit vorig boekjaar,
groot 832.451,27 fr., mochten wij
een zeer bevredigende nettowinst
registreren van 6.117.964,99 fr. te
genover 5.312.451,27 fr. per ein
de 1951.
NftMWwIÉsÉ»