Op Allerzielen 1803 I werd Onze Week-end Reportage «het wekelijks nieuws» Zaterdag T Nov. 1953. Blz. 18. «a. i m -» i v j^f ,Lrnr j-|n fLnin.f ji»—lonm np~i vrfr— i' 'iJV vn*"" -*r Voor anderhalve Eeuw Bakelandt gebalsrecbt Wij kunnen met de deur in huis vallen: Op Allerzielen 1803 werd Lodewijk Bakelandt met 22 an dere rovers, mannen en vrouwen, te Brugge op de Grote Markt ont hoofd. Bakelandt heeft in de volks verbeelding en volkszeden, in de volksletterkunde en in de geschie denis zijn eigen rol gespeeld. Het is een werkelijk leerrijk kapittel. En nog niet zo ontstichtelijk als velen menen. EB ZIJN TWEE BAKELANDTS! In onze straat woont een man die niet best, overweg kan met zijn vrouw. Daar zijn redenen toe: de man drinkt en de vrouw wil elk seizoen een nieuw hoedje en een nieuw japonnetje kopen. Laatst heeft de vent zijn vrouw luid be- scholden. We hoorden hem tieren: Als je in 't eerste jaar weer met iets nieuws afkomt, krijg je een pak slag dat je je leven lang zult onthouden. Het bleef bij deze be dreiging. 's Anderendaags was ik in een naburig dorp. Is t waar, vroegen ze mij daar, dat jullie gebuur zo ongena dig zijn wijf heeft geranseld, dat ze haar naar 't hospitaal hebben moeten voeren? Zie je, hoe rap dat iets groeien kan. Net als kringetjes, ais er een steen in t water plonst. Wie weet of ze een paar dorpen verder niet gevraagd hadden, wanneer de vrouw met de mooie hoedjes be graven werd? Zo is het ook een beetje ver gaan met Lodewijk Bakelandt. De echte Bakelandt heeft talrijke diefstallen en één (dan nog on vrijwillige) moord op zijn kerf stok. Doch in de volksmond is Bakelandt de kapitein van een wilde roversbende geworden, die ontelbare moorden pleegde, en dit op gruwelijke wijze, een bloeddor stige hyena. In onze kinderjaren werd 's avonds over Bakelandt verteld en voorgelezen. En na 't bidden van onze 3 Weesgegroet jes vóór we in t bed wipten, ke ken we nog eens onder 't bed, of er geen moordenaar verscholen lag! DE BAKELANDT DER LEGENDE De mensen hebben nooit iets liever gelezen dan de sensationele verhalen over misdaad en straf. Thans meer dan ooit. Een blik op onze bladen volstaat om te zien hoe deze reeds op de eerste blad zijde met letters als koeien al het misdadige exposeren. En lacy! daar is in deze tijd ook mis daad te over. Het beste boek., dat de Bakelandt der legende oproept is dit van de vriend van Guido Gezelle, name lijk Pastoor Constant Huys, gebo ren te Geiuwe op 17 Juni 1829 en gestorven ie Zillebeke op 9 Ja nuari 1905. Vóór mij ligt hier de de zesde uitgave van zijn werk (Lannoo, Tieït, 1942). Toen Uit- ver Lannoo op het punt stond dit boek uit te geven, kreeg hij een schrijven van de gemoedelijke Kempisehe verteller Pater Fleer- ackers, die hem schreefHuys is de Homeros en zijn Bakelandt de Illias der Westvlaamse letterkun de. ij, Westvlamingen, moeten fier gaan over dergelijke uitspraken. Huys immers behoort tot de groot ste Westvlaamse volksvertellers Leroy, Vanhee, Mervillie, De Wolf en andere vertellers, die in ons Roeselaars Peegie een late doch volle weergalm vinden. Huys zegt in zijn voorrede tot de eerste uit gaaf Men verwachte niet hier de levensbeschrijving te vinden van een moordenaar, neenalleen zes legenden, geschreven zoals zij ver haald zijn" geweest door oude men sen uit de streek, of zoals zij staan in de beschuMigingsakt.(Der tiendag I860 straks is het boek dus een eeuw oud Schrijver verrechtvaardigt zijn boek aldus Schelmstukken, als Bakelandt bedrijven, mogon gekend zijn en vooral in hun strafmaar oneer bare dingen hoe dieper begraven, hoe beter In zijn voorrede tot de 4' uit gaaf vertelt Huys hoe hij aan de bronnen van aijn boek geraakte. Toen ik nog kind was en in het vaderlijk huis woonde, zo ken de ik een knecht, die reeds oud van jaren was en Werviknaar van geboorte. En de Werviknaars kun nen vertellen, geloof het maar. Zo, Pijn Canaers was de bijnaam van de knecht, Seraphien Emaere als het om geld ging. Elke dag wanneer Fijn moe ge wrocht was en het avondeten ge noten had, ontstak hij een pijpje. En wij allen rond de haard. Fijn begon dan te vertellen op zijn ouderwets Werviks, met zware klompen aan de voeten en zijn kort pijpke in de mond... Fijn vertelde van de inval van de Fransen, van de blauwers of smokkelaars langs de grenzen, en eindelijk van Bakelandt, wiens euveldaden en halsrechting hij door ooggetuigen en tijdgenoten had horen vertellen. En het was verteld, het mag ge zegd worden, met al de gebaren en bewijsvoeringen die eigen en nodig zijn om de toehoorders vrees aan te jagen. Fijn scheen de moordtuigen in handen te hebben en zelf dader te willen spelen, om nog meer schrik aan te jagen. Hij roept ook een andere ge tuige op, een boertje uit St Pieters Baas V. C. stond op de trap pen van de herberg, Het Gouden Mandeke te Brugge, toen er, op het schavot, over de moordenaars recht gedaan werd. Hij had ze zien opkomen, één voor één het scha vot opklimmen, en dadelijk ont hoofd worden; hij had uit Bake- landts eigen mond de woorden gehoord, die hij op het nippertje staande om de eeuwigheid binnen te treden, stuurde tot de zwijgen de menigte, enz., enz. Bakelandt 6" uitgave werd mees terlijk geïllustreerd door onze Westvlaamse tekenaar, die nog steeds zo heerlijk tekent voor Averbode's uitgaven, onze volks kunstenaar Renaat Demoen. Dank zij de goedjonstigheid van Uitge ver Lannoo, kunnen wij deze blad zijde met enkele staaltjes uit dit werk verluchten. Van deze 6e uit gave werden 35.000 exemplaren verkocht. Dit boek heeft alhier Bakelandt een onsterfelijke ruchtbaarheid geschonken. Het boeit en spant, het spreekt de malse tale van de volksmens, het preekt af en toe een eindje, het opent het raam op een flitske natuur, op een stukje schoonheid in de volksro- mantische trant, en het is kenne lijk met het stichtelijk doel ge schreven de lezer, vooral de jonge lezer een levenslange schrik voor misdaad en zonde in te boezemen. Ik heb nog horen vertellen dat Pastoor Huys na het beëindigen van Bakelandt, met al die moor den en branden, van zijn Bisschop order kreeg om nu een keer een figuur te beschrijven die helemaal 't omgekeerde was van Bakelandt, namelijk Franciskus van Assisië, die zo zachtaardig was als Bake landt wreed. Maar die Franciskus heeft het nooit verder dan één uitgave gebracht. Andere werken zijn over Bake landt verschenen te Zottegem, Snoeck-Ducaju Gent, Antwerpen, enz. In sommige verhalen wordt Ba kelandt verward met Cartouche, Blauwbaard, enz. De Bakelandt van Huys biedt ons de zuiverste gestalte van de volkslegendarische Lodewijk Bakelandt. Maar de ware Bakelandt, deze dor geschiedenis, hebben wij te danken aan E. Hosten en I. Strubbe thans Prof. Dr Eg. Strub- be) die Bakelandt en zijn bende studeerde uit het bewaarde proces bundel. Dit werkje, De Bende van Bakelandtverscheen, vóór 25 jaar, bij Blondeel, Brugge. DE WARE BAKELANDT In het rustige Westvlaamse dorpje Lendelede wordt op Toon tjesdag, 17 Januari 1774, Lodewijk Bakelandt geboren. Het vaderhuis was een zedelijk moeras. De doop- akt te Lendelede verklaart dat va der en stiefdochter met de geboor te van het schandekind gemoeid zijn ex adulterio et incestu Lu- dovici Backelant cum filia uxoris, ex primo matrimonio Zijn vader was een wever, die wat bij de boer ging werken, en voor eigen gebruik een zwijntje kweekte, een streepje rogge en een stukje aardappelen. Thuis gaat het niet goed. De jonge Lodewijk hoort er niets dat deugd. Er wordt ge vloekt, schuine praat verteld en zelden of nooit gebeden. Lodewijk is niet dom. Luttele tijd mag hij schoollopen, en toch leert hij lezen en schrijven, iets wat nog geen een op de tien kent. Je ziet' het: dat Lowieke is niet dom. Hij is even slim in het aan leren van het slechte dat hem omringt. Lodewijk is ongeveer 19 jaar als de Fransen België komen overrom pelen. Dit is ten jaren 1793, 't jaar IV der Republiek. Gedurende dit zelfde jaar gaat hij als hoeve knecht bij de Weduwe Schoon- heer te Staden inwonen. Daar is het echter te stil en te vroom. Hij houdt het er niet uit, gaat zich bij Danneels verhuren, doch ge draagt er zich zo slecht dat hij in de Brugse gevangenis terecht komt. 't Jaar nadien zet hij zijn knechtschap voort bij verscheidene boeren, doch steelt. In zijn proces zal het uitkomen: een halve zak tarwe, wat vlas, boonstaken. Hij wordt weldra zo berucht om zijn lange vingers, dat ze hem overal het hek wijzen. DIEF EN DESERTEUR De jonge dief Lodewijk Bake landt weet niet meer van welk hout pijlen gemaakt. Wacht, daar is een uitkomst: soldaat worden! Er zijn soldaten nodig bij de vleet. Want de republiek moet op meer snurken in de opkamer. Het kel derraam zit niet vast in de lemen muur. Bij de eerste rukken be geeft het. Allemaal kruipen ze zonder veel moeite de kelder in. Ze plunderen de kelder leeg, slui pen de trap op, de keuken in, ro ven alles uit de schapraai en ver dwijnen ongemerkt. Belle kermt 's morgens van nood en schrik. In de kelder bleef slechts een pot zwarte kersencon fituur staan, doch de dieven heb ben de keldermuren met allerlei gekke strepen en tekeningen be smeerd. «...sommige bendeleden gaan de boer op, venten met bezems... i> dan één front vechten tggen En gelsen, Pruisen en Oostenrijkers. De jonge rekruut Bakelandt zit een hele tijd te Kassei, wordt er sansculot in taal en teken. Doch spoedig heeft hij het land aan dat soldaat spelen. Nu hij kan schieten, Frans spreken en nog heel wat schurkenstreken heeft bijgeleerd, deserteert hij. Op een avond komt hij weer te Staden toe, en op die eigenste avond zit hij alweer aardappelen te stelen. Hij maakt kennis met een echte schoft, Busschaert. En dan pas begint het stelen voor goed. In die tijd werd veel gestolen. De opgeroepen conscrits, die de Fransman niet wilden die nen, zaten in de grote bossen on dergedoken. In Brabant en de Kempen hebben ze de handen in mekaar geslagen en de heldhaf tige Boerenkrijg gevoerd. Dit wa ren de Brigands. In Vlaanderen werd door de refractaires af en "toe een stadhuis aangevallen. De militielijsten werden in brand ge stoken en de vrijheidsbomen om gehakt. Velen doken vooral onder in de Houtlandse bossen. In 't hartje van Westvlaanderen ligt het Vrij bos. Wat er nog van overblijft heet thans het bos van Houthulst. Zoals 't Geuzenbos in het Wijnen- daalse was het Vrijbos een onder deel van dat reuzegroot Bos zonder Genade, dat in de Middeleeuwen van Brugge tot de Leiedalen lag uitgestrekt. C. Huys schrijft over dat Vrijbos Indien het thans nog zo uit gestrekt is, wat moest het eertijds zijn, eer er zoveel uit gekocht en verkocht, omgeworpen en uitge roeid werd? De oude landkaarten uit het einde van de achttiende eeuw, doen het komen, aan de ene kant tot dicht tegen Staden, Rozebeke, Poelkapelle en Lange- mark; en aan de andere kant tot aan Merkem, Woumen, Klerken en Zarren. Waarschijnlijk was het niet één vlakte bosenige uit sprongen konden vooruitschieten en zaailand tussen het hout laten. Wat er van zij, het moest zeker een zeer groot, donker woud zijn. In dat Vrijbos zaten voortvluch- tigen en dienstweigeraars. De re fractaires moesten eten. Bij de boeren op de boszoom, bij de kort- woners en keuterboerkens konden ze wel een homp brood en een schep pap krijgen, maar dat was hun niet genoeg. De boslucht, de ledigheid en de zucht naar avon tuur prikkelde de maag. Ze had den een eeuwige honger. Ze kre gen niet genoeg en stalen. Daar sommige lieden echte klikspanen waren, durfden ze alleen zeer ver trouwde hoven naderen. Zo werden ze van refractaires en brigands, stilaan noodgedwon gen dieven. Achteraf konden ze de drift tof stelen niet meer bedwin gen, en zo bleven ze dieven. De ene hieip de andere, en zo ontston den beruchte dievenbenden. IN DE KLAUWEN VAN DE KNORRE Stien Busschaert was ongeveer 51) jaar oud. Hij was sluw en ruw. Met enkele vrienden en verwanten had hij een dievenbende opgericht. Als kopstuk van de bende heette hij De Knorre Bakelandt werk te naast Busschaert op een steen oven. Ik heb ook een zoon die re- fractaire is! zegt Busschaert. Kom hem maar eens bezoeken. Bakelandt liet zich vangen in dit net. Hij ging naar Busschaerts en werd er de beste vriend van zoon Jan. De gendarmes lopen alle wegen af om de conscrits op te pikken. Jan en Lowie durven niet meer thuis slapen. Ze slapen al eens in open lucht, n een hooi mijt, in een boerenschuur, meest van al echter bij Belle Candelaere, een weduwe die goed voor hen zorgt. Ze krijgen er wat onder de neus, en om de lange avondston den wat in te korten, zitten ze druk kaart te spelen. De conscrits mogen op een kelderkamer spelen. Het is goed bij Belle. Doch zij wordt er kwalijk voor betaald. De conscrits kennen het huis van op tot neer. Ze weten waar het geld steekt. Ze zitten er over te spre ken bij Stan Busschaert, die tegen Bakelandt zegt We gaan daar inbreken. Doe je mee? Ja! klinkt het geestdriftig terug. De inbraak is maar een spelle tje. Geleid door Bakelandt en zijn vriend gaan ze naar het hof. Belle slaapt als een steen. Ze horen haar In de voormiddag zijn Belle's logisten daar. Voor deze ene keer dat jullie hier niet waren, heb ik bezoek gekregen van dieven 1 't Zal geen tweede keer meer gebeuren, Belle! Voortaan komen we elke avond slapen! Zo troosten ze het bedrogen wijf. Deze inbraak jaagt er de boze lust in. Bakelandt geeft alle werk op, steelt in verscheidene dorpen. Onder 't geleide van de Knorre worden telkens stouter overvallen gepland en uitgevoerd. Sommige vrouwen, leden van de bende, gaan de boer op, venten met bezems, bedelen een kroes melk en spie den intussen af hoe de deu ren sluiten, wie er op het hof huist, waar het hondenhok staat... 's Nachts trekken ze met een hele bende, soms wel met vijftien, op het hof af. Ze dragen allerlei wa pens mee: geweren, pistolen, dol ken, breekijzers. Er werd heel wat buit meegenomen, klein en groot: kousen, garen en vlas, boter en hespen, kleren en alaam, geld en juwelen. Dit alles kwam de straat arme bendeleden goed te stade, want de tijden waren doorslecht, armoe was troef. Daarbij de kerk was gesloten, men moest God-weet-waar gaan zoeken om een priester te vinden. De sansculotten gaven 't voorbeeld van roof en moord. Berooide tijd, zonder God of gebod. OPNIEUW SOLDAAT Eens dwaalt Bakelandt met een ander bendelid, De Simpelaere, in de omtrek van Torhout. Ze zijn op speurtocht uit, om de volgende nacht te stelen. Plots staan twee gendarmen vóór hen Waar wonen jullie? Te Staden. Wat dwalen jullie hier rond? Voyons, zegt Bakelandt, die Frans spreekt, het zal toch uit komen, wij zijn voortvluchtige sol daten. De Simpelaere kijkt Bakelandt bedremmeld aan. Maar Bakelandt weet dat het de enige uitweg is. Anders komt het - uit dat ze de ene na de andere diefstal begaan. De conscrits komen in de Brugse kerker terecht. Daar blijven ze negen weken. Daarna worden ze met een wagen naar hun garni zoen in Luxemburg overgebracht. Een paar maand later zijn ze weer op de vlucht, keren naar het Leie departement (1) terug. Hier moe ten ze als ware rovers leven, want de gendarmen zijn dijker, vernuf tiger en krachtdadiger geworden. Opgejaagd door angst, honger en boze hartstochten zwerven ze in het Houtland hef en der. Van dan af blijft Bakelandt de voornaam ste rover. Mee, geen rovershoofd man, want tot een roversbende met eigen schuilhoek, eigen wet en recht komt het niet. DE ENIGE MOORD In enkele weken begaan Bake landt en De Simpelaere steeds grotere dieften. Op de 19" Pluviose (12 Februari) 1800 zitten Bakelandt en De Sim pelaere te Pittem op het boeren hof van Carolina Desmet in de schuur, 's Avonds te 6 uur komen ze uit hun schuilhoek. De hond bast. De boerin komt buiten, ziet de twee onbekenden en vraagt: Wat hebt gij hier verloren? Ach, boerinne, smeekt Bake landt, wij zijn twee conscrits die de Fransman niet willen dienen. Wij zitten al uren en uren in uw schuur. Nu het avond wordt, dur ven we buiten komen. Om de lief de Gods geef ons een stukje eten. Komt binnen, mijn beste ke rels, zegt vrouw Caroline; gij ziet er echt verkleumd uit, ik pook de haard wat op. Voiléi, wat een vuur. Warmt u maar terdege. Ik zal in tussen wat boterhammen snijden voor u. Gij woont hier zo alleen, zegt Bakelandt, zijt gij niet bang? Ik heb een goeie hond, boft Caroline, en onze deur is dag en nacht gesloten. Die woorden zijn pas uit haar mond als Bakelandt en De Simpe laere naar de vrouw springen, haar ten gronde slaan, binden, een ma tras en oorkussen op 't slachtoffer werpen om haar gebeurlijk geroep te smoren. Een goeie buit! lacht Bake landt. Inderhaast garen ze die buit sa men 22 kronen en 9 stuivers, 2 gouden louis en 36 ellen wit lijn waad, enkele knie- en schoenges pen, een broekgesp, enige ponden worst, 2 of 3 pond boter, een brood, 10 pond vlees en andere kleinig heden. Vooraleer te vertrekken zegt Ba kelandt tegen De Simpelaere Ik zal het koord dat haar handen toesnoert, losmaken, het vriest zo fel, de vrouw mocht het besterven. De Simpelaere lacht. W'hebben haar geldVlug dat we weg zijn! Laat het wijf maar liggen. Bakelandt gooit toch de matras van de vrouw af, knijpt de han den los en loopt spoedig door. Hij ziet niet dat de vrouw gestorven is. Enkele uren later komt de Fit- temse geneesheer en moet vast stellen dat Carolina Desmet ver stikt is. Deze moord al is het ook een onvrijwillige zet heel het Leie departement op stelten. De naam Bakelandt klinkt als een vloek. Op de markten en in de taveernen wordt met groot misbaar gezongen het Treurlied over de menigvul dige Dieften met (in)Braeke en ook een moord». OP HET BANKSKE Zo 'n roversleven loopt altijd slecht af. Op 19 Maart 1801 werd het le men huizeke van Barbe, op de Eremijthoek te Ichtegem, in de late nacht door een brigade gen- herbergier en 1 zonder beroep. Ruim de helft der bende behoort tot vijf familie's. In hoever we hier over een bende mogen spreken verklaren ons Hosten-Strubbe De bende van Bakelandt was veel meer een toevallige vereni ging, zonder vaste inrichting, sa mengeraapt uit familieleden en geburen, die onregelmatig en soms toevallig samenkwamen en samen werkten en gewoonlijk zonder de minste voorbereiding rooftochten ondernamen. Zij bezat de sterke inrichting niet die door de legende uitge dacht is, zij had evenmin een vei lige vergaderplaats ergens in het ongenaakbaarste deel van het Vrij bos. Nooit is ze voltallig vergaderd om te beraadslagen over wat het ook weze en het brein dier half- ontwikkelde landlieden, heeft nooit het voordeel ontdekt wat een strenge tucht kan opleveren. Wan neer zij in bende uitgaan, verga deren de bandieten in het huis van een hunner die dicht bij het slachtoffer woont, verdelen aldaar de rollen die ze zullen vervullen en keren er na de rooftocht soms terug om de buit te delen. Al was er geen erkend en ge vreesd opperhoofd, toch moesten noodzakelijk sommige leden een zeker gezag over de andere uit oefenen. «...verdelen aldaar de rollen die ze zullen vervullen... darmen en veldwachters omsin geld. De geweerkolven bonzen tegen het wankele deurtje, een paar pistoolschoten weerklinken. Plots smakt het deurtje open. Bakelandt springt buiten, een pistool in de hand. Hij ziet dat talrijke vuur monden op hem gericht staan. Hij werpt het pistool weg en roept: Hier is Bakelandt! Zwijgend en zonder een zweem van verweer laat hij zich binden. Ook De Simpelaere en Siska Ameye worden eveneens aangehouden. Ze worden naar de vrederechter van Hooglede gebracht en verder te Brugge, daarna te Kortrijk opge sloten. Bakelandt verklikt alle le den aan de onderzoeksrechter. En kele weken later zitten de meeste bendeleden achter slot en grendel. DE BENDE BAKELANDT We geven hier de lijst der ge kende leden van de bende, zoals ze in de beschuldigingsakte voor komt: Bakelandt, Stien Busschaert, Matheus Danneel, Jozef Vandam- me, Ko Plancke, Henri Verplancke, Anna en Pier Busschaert, zeven Pé's (Petrus): Cloedt, Buyse, Bru- neel, Hemst, De Meyere (Tjotten en Pietje), Cloet (Pietje fijn en groefStien Vormezeele, Colbert 't Molleke), Barbara Bruneel (Barbe Stuyte), Sander en Maria Danneel, Henri en Macharius Roo- se, De Simpelaere, Belle Muylaert, Belle ,ran Maele, Wanne Lappers, Frans De Boever, Judocus Clays, Siska Ameye, Livinus en Rosalia Verleye, Joannes Hoornaert. Op het ogenblik van hun aan houding woonden er 5 te Pittem, 4 te Staden, 4 te Torhout, 3 te Ichtegem, 3 te Ledegem, 2 te Roe- selare, te Hooglede, alsook te In- gelmunster, 1 op elk der volgende gemeentenMoorslede, Rollegem, Passendale, Aartrijke, Ardooie, ter wijl er drie zonder vaste woonst, nu eens hier, dan weer elders ver toefden. Welk ambacht oefenden zij uit? Onder de vrouwen zijn vijf spin sters, 1 naaister en 2 bezembind- sters. Onder de mannen zijn er 4 bezembinders, 7 daghuurwerklie den, 3 landwerklieden, 3 spinners, 3 zagers, 1 voerman, 1 viskoop- man, 1 metser, 1 schoenlapper, 1 Hij die de grootste invloed op zijn makkers schijnt te hebben is Jan-Augustijn Busschaert, bijge naamd de Knorre Na lange ondervragingen door de onderzoeksrechter van Brugge, Kortrijk en leper moeten de be schuldigden voor de rechtbank Uit de bundel blijkt dat de ben de Bakelandt, meestal samenge raapt uit een hele boel weinig ont wikkelde armoezaaiers, avonturiers en boosdoeners, enige diefstallen zonder belang, enige gewapende in braken, enige aanslagen op perso nen en slechts één enkele moord op het geweten heeft. Er moet worden aangevoerd dat sommigen onder hen door nood en armoe er toe gedreven werden, dat alom van hogerhand, door sans culotten en trawanten, op bedekte of openlijke manier werd gestolen, dat kerk en godsdienst (eerste grondslagen van goede orde en goede zeden) werden verboden, al omstandigheden die de verwilde ring in de hand werkten. Deze feiten zijn echter geen excuus voor de begane misdaden. De straf was zo buitengewoon groot omdat van Parijs uit gewel dige sancties werden opgelegd te gen de benden, die welig tierden in de Republiek. Napoleon, die sedert 1799 meester was van Frank rijk, wou er met de grove borstel doorgaan. Hij was ook een te wijs staatsman om niet in te zien dat een rustig godsdienstig en kerke lijk leven, een eerste element van volksrust en burgerdeugd zijn. In 1802 sloot hij zijn Concordaat met de Paus. Zo zien we de priester ook bij de terechtstelling weer openbaar optreden. En alle kerken waren intussen geopend. OP HET SCHAVOT Op Allerzielendag van het jaar 1803 staat te Brugge het schavot opgetimmerd, kloek en dreigend. Naast het schavot staat de Brugse zegeklok uit de O. L. Vrouwkerk in een houten karkas (2). De Fransen hebben ze nodig om ka nonnen te gieten. Aller ogen gaan naar het wrede snijmes, dat glinstert in de zon. Het is half twee in de namiddag. De eerste die de treden van het schavot betreedt, is Lodewijk Ba kelandt. De duizenden die de markt vervullen, zwijgen. Bakelandt is met een rood hemd gekleed. Een zwarte sluier hangt hem boven het hoofd. Onder de sluier is een licht gelispel te ho ren. Bakelandt bidt. Hij heeft openhartig gebiecht, heeft tranen van berouw gestort en hoopt nu op Gods oneindige barmhartigheid. Tussen het bidden en ruisen nog stille klachten: Ach, ach, als ik dit leven mocht herbeginnen, dit leven dat me niets dan onrust en ellende schonk. Ik zou... Doch daar is de priester die hem ...zwijgend en zonder een zweem van verweer, laat hij zich binden verschijnen. In elk departement bestaat er boven het Vredegerecht en de Rechtbank van Eerste Aan leg nu ook een Assisenhof om de grote misdaden te vonnissen. Zo komt de bende Bakelandt vóór het Assisenhof te Brugge. Daar Bakelandt de enige is die Frans kent, en die in de ondervragingen de hoofdrol speelt, wordt er nu gesproken over de bende Bake landt. Op 15 Thermidor van het jaar XI (Juli 1803) begint het proces Ba kelandt. Dagelijks stroomt de ge rechtszaal vol van nieuwsgierigen. Na 17 dagen worden de debatten gesloten. De Gazette van Bruggevan 4 Fructidor, jaar XI schrijft over dit proces Daar hebben meer dan 100 ge tuigen gehoord geweest, en de pleitingen tussen de Commissaris van het Gouvernement en de ver dedigers van de beschuldigde heb ben drie dagen geduurd. Geduren de al deze tijd, heeft er een ontel bare menigte aanhoorders de grote zaal van de rechtbank vervuld, de beschuldigden hebben een verba zende stoutheid betoond. Zij schenen vermaak te nemen in het vertellen van de schrome lijke omstandigheden, die de ge tuigen kwamen tegen hen in te brengen, en te beklagen dat zij, op hun tochten geen meerdere buit hadden gemaakt De gezworenen moesten op 560 vragen antwoorden, waarna zij veertien uren hebben beraadslaagd. Het is doodstil als het Hof bin nentreedt. De voorzitter leest het zeer lange vonnis af23 betichten, met Bakelandt aan het hoofd, worden ter dood veroordeeld. ...Hij heeft openhartig gebiecht, heeft tranen van berouw gestort en... het kruis aanbiedt. Bakelandt neigt naar O. L. Heer, die de goe de 'moordenaar vergaf. De priester begint luider te bidden. Bakelandt knielt. De beul doet zijn werk. Het mes valt. Zo komen er 23... De Simpelaere, Stien en Joannes Busschaert, Dan neel... de laatste is een vrouw: Siska Ameye. Een deurwaarder roept of iemand de lijken opeist. Niemand. De do den worden op een wagen geladen, en in de tuin van St-Janshospitaal begraven. Na dit vonnis werden drie vrou welijke leden der bende, die tot 16 jaar gevangenis veroordeeld waren, op het bebloede schavot gebracht, en elk aan een schand paal gebonden. Boven die paal stond hun naam in grote letters, alsmede een afschrift van 't arrest, STILTE NA DE STORM Na deze strenge bestraffing komt de vrede en rust in het land terug. De eerste consul Napoleon heeft vrede gesloten met de Paus. De kerken staan weer open, de priester kan openlijk allen helpen, in de scholen horen de kinderen op alle manieren dat een mens moet christelijk leven. Maar de herinnering aan Bake landt sterft niet. Talrijke schrij vers zullen over Bakelandt vertel len. In hun boeken wordt hij een vuige moordenaar, de Bakelandt der legende. Bij dit alles moet gezegd worden dat zowel in 't legendarische als in het historische verhaal het eer lijke hart van 't volk zijn afschuw uitdrukt voor de misdaad. F. R. BOSCHVOGEL. (1Nu Provincie Westvlaanderen.. (2) Kort daarop is Napoleon te Brug ge. Hij laat de Bruggelingen de klok behouden. Ze hangt nu in de Holle- toren. Ze luidt boven alle klokken uit als de H. Bloedprocessie door de stra ten schrijdt.

HISTORISCHE KRANTEN

Het Wekelijks Nieuws (1946-1990) | 1953 | | pagina 8