Op Allerzielen 1803
I
werd
Onze
Week-end
Reportage
«het wekelijks nieuws» Zaterdag T Nov. 1953. Blz. 18.
«a. i m -» i v j^f ,Lrnr j-|n fLnin.f ji»—lonm np~i vrfr— i' 'iJV vn*"" -*r
Voor anderhalve Eeuw
Bakelandt gebalsrecbt
Wij kunnen met de deur in huis
vallen: Op Allerzielen 1803 werd
Lodewijk Bakelandt met 22 an
dere rovers, mannen en vrouwen,
te Brugge op de Grote Markt ont
hoofd. Bakelandt heeft in de volks
verbeelding en volkszeden, in de
volksletterkunde en in de geschie
denis zijn eigen rol gespeeld. Het
is een werkelijk leerrijk kapittel.
En nog niet zo ontstichtelijk als
velen menen.
EB ZIJN TWEE BAKELANDTS!
In onze straat woont een man
die niet best, overweg kan met zijn
vrouw. Daar zijn redenen toe: de
man drinkt en de vrouw wil elk
seizoen een nieuw hoedje en een
nieuw japonnetje kopen. Laatst
heeft de vent zijn vrouw luid be-
scholden. We hoorden hem tieren:
Als je in 't eerste jaar weer met
iets nieuws afkomt, krijg je een
pak slag dat je je leven lang zult
onthouden. Het bleef bij deze be
dreiging. 's Anderendaags was ik
in een naburig dorp.
Is t waar, vroegen ze mij
daar, dat jullie gebuur zo ongena
dig zijn wijf heeft geranseld, dat
ze haar naar 't hospitaal hebben
moeten voeren?
Zie je, hoe rap dat iets groeien
kan. Net als kringetjes, ais er een
steen in t water plonst. Wie weet
of ze een paar dorpen verder niet
gevraagd hadden, wanneer de
vrouw met de mooie hoedjes be
graven werd?
Zo is het ook een beetje ver
gaan met Lodewijk Bakelandt. De
echte Bakelandt heeft talrijke
diefstallen en één (dan nog on
vrijwillige) moord op zijn kerf
stok. Doch in de volksmond is
Bakelandt de kapitein van een
wilde roversbende geworden, die
ontelbare moorden pleegde, en dit
op gruwelijke wijze, een bloeddor
stige hyena. In onze kinderjaren
werd 's avonds over Bakelandt
verteld en voorgelezen. En na
't bidden van onze 3 Weesgegroet
jes vóór we in t bed wipten, ke
ken we nog eens onder 't bed, of
er geen moordenaar verscholen
lag!
DE BAKELANDT DER LEGENDE
De mensen hebben nooit iets
liever gelezen dan de sensationele
verhalen over misdaad en straf.
Thans meer dan ooit. Een blik op
onze bladen volstaat om te zien
hoe deze reeds op de eerste blad
zijde met letters als koeien al het
misdadige exposeren. En lacy!
daar is in deze tijd ook mis
daad te over.
Het beste boek., dat de Bakelandt
der legende oproept is dit van de
vriend van Guido Gezelle, name
lijk Pastoor Constant Huys, gebo
ren te Geiuwe op 17 Juni 1829
en gestorven ie Zillebeke op 9 Ja
nuari 1905. Vóór mij ligt hier de
de zesde uitgave van zijn werk
(Lannoo, Tieït, 1942). Toen Uit-
ver Lannoo op het punt stond dit
boek uit te geven, kreeg hij een
schrijven van de gemoedelijke
Kempisehe verteller Pater Fleer-
ackers, die hem schreefHuys is
de Homeros en zijn Bakelandt de
Illias der Westvlaamse letterkun
de.
ij, Westvlamingen, moeten fier
gaan over dergelijke uitspraken.
Huys immers behoort tot de groot
ste Westvlaamse volksvertellers
Leroy, Vanhee, Mervillie, De Wolf
en andere vertellers, die in ons
Roeselaars Peegie een late doch
volle weergalm vinden. Huys zegt
in zijn voorrede tot de eerste uit
gaaf
Men verwachte niet hier de
levensbeschrijving te vinden van
een moordenaar, neenalleen zes
legenden, geschreven zoals zij ver
haald zijn" geweest door oude men
sen uit de streek, of zoals zij staan
in de beschuMigingsakt.(Der
tiendag I860 straks is het boek
dus een eeuw oud
Schrijver verrechtvaardigt zijn
boek aldus
Schelmstukken, als Bakelandt
bedrijven, mogon gekend zijn en
vooral in hun strafmaar oneer
bare dingen hoe dieper begraven,
hoe beter
In zijn voorrede tot de 4' uit
gaaf vertelt Huys hoe hij aan de
bronnen van aijn boek geraakte.
Toen ik nog kind was en in
het vaderlijk huis woonde, zo ken
de ik een knecht, die reeds oud
van jaren was en Werviknaar van
geboorte. En de Werviknaars kun
nen vertellen, geloof het maar. Zo,
Pijn Canaers was de bijnaam van
de knecht, Seraphien Emaere als
het om geld ging.
Elke dag wanneer Fijn moe ge
wrocht was en het avondeten ge
noten had, ontstak hij een pijpje.
En wij allen rond de haard. Fijn
begon dan te vertellen op zijn
ouderwets Werviks, met zware
klompen aan de voeten en zijn
kort pijpke in de mond...
Fijn vertelde van de inval van
de Fransen, van de blauwers of
smokkelaars langs de grenzen, en
eindelijk van Bakelandt, wiens
euveldaden en halsrechting hij
door ooggetuigen en tijdgenoten
had horen vertellen.
En het was verteld, het mag ge
zegd worden, met al de gebaren
en bewijsvoeringen die eigen en
nodig zijn om de toehoorders vrees
aan te jagen. Fijn scheen de
moordtuigen in handen te hebben
en zelf dader te willen spelen, om
nog meer schrik aan te jagen.
Hij roept ook een andere ge
tuige op, een boertje uit St Pieters
Baas V. C. stond op de trap
pen van de herberg, Het Gouden
Mandeke te Brugge, toen er, op
het schavot, over de moordenaars
recht gedaan werd. Hij had ze zien
opkomen, één voor één het scha
vot opklimmen, en dadelijk ont
hoofd worden; hij had uit Bake-
landts eigen mond de woorden
gehoord, die hij op het nippertje
staande om de eeuwigheid binnen
te treden, stuurde tot de zwijgen
de menigte, enz., enz.
Bakelandt 6" uitgave werd mees
terlijk geïllustreerd door onze
Westvlaamse tekenaar, die nog
steeds zo heerlijk tekent voor
Averbode's uitgaven, onze volks
kunstenaar Renaat Demoen. Dank
zij de goedjonstigheid van Uitge
ver Lannoo, kunnen wij deze blad
zijde met enkele staaltjes uit dit
werk verluchten. Van deze 6e uit
gave werden 35.000 exemplaren
verkocht.
Dit boek heeft alhier Bakelandt
een onsterfelijke ruchtbaarheid
geschonken. Het boeit en spant,
het spreekt de malse tale van de
volksmens, het preekt af en toe
een eindje, het opent het raam
op een flitske natuur, op een
stukje schoonheid in de volksro-
mantische trant, en het is kenne
lijk met het stichtelijk doel ge
schreven de lezer, vooral de jonge
lezer een levenslange schrik voor
misdaad en zonde in te boezemen.
Ik heb nog horen vertellen dat
Pastoor Huys na het beëindigen
van Bakelandt, met al die moor
den en branden, van zijn Bisschop
order kreeg om nu een keer een
figuur te beschrijven die helemaal
't omgekeerde was van Bakelandt,
namelijk Franciskus van Assisië,
die zo zachtaardig was als Bake
landt wreed. Maar die Franciskus
heeft het nooit verder dan één
uitgave gebracht.
Andere werken zijn over Bake
landt verschenen te Zottegem,
Snoeck-Ducaju Gent, Antwerpen,
enz.
In sommige verhalen wordt Ba
kelandt verward met Cartouche,
Blauwbaard, enz. De Bakelandt
van Huys biedt ons de zuiverste
gestalte van de volkslegendarische
Lodewijk Bakelandt.
Maar de ware Bakelandt, deze
dor geschiedenis, hebben wij te
danken aan E. Hosten en I.
Strubbe thans Prof. Dr Eg. Strub-
be) die Bakelandt en zijn bende
studeerde uit het bewaarde proces
bundel. Dit werkje, De Bende
van Bakelandtverscheen, vóór
25 jaar, bij Blondeel, Brugge.
DE WARE BAKELANDT
In het rustige Westvlaamse
dorpje Lendelede wordt op Toon
tjesdag, 17 Januari 1774, Lodewijk
Bakelandt geboren. Het vaderhuis
was een zedelijk moeras. De doop-
akt te Lendelede verklaart dat va
der en stiefdochter met de geboor
te van het schandekind gemoeid
zijn ex adulterio et incestu Lu-
dovici Backelant cum filia uxoris,
ex primo matrimonio
Zijn vader was een wever, die
wat bij de boer ging werken, en
voor eigen gebruik een zwijntje
kweekte, een streepje rogge en een
stukje aardappelen. Thuis gaat het
niet goed. De jonge Lodewijk hoort
er niets dat deugd. Er wordt ge
vloekt, schuine praat verteld en
zelden of nooit gebeden.
Lodewijk is niet dom. Luttele
tijd mag hij schoollopen, en toch
leert hij lezen en schrijven, iets
wat nog geen een op de tien kent.
Je ziet' het: dat Lowieke is niet
dom. Hij is even slim in het aan
leren van het slechte dat hem
omringt.
Lodewijk is ongeveer 19 jaar als
de Fransen België komen overrom
pelen. Dit is ten jaren 1793, 't jaar
IV der Republiek. Gedurende dit
zelfde jaar gaat hij als hoeve
knecht bij de Weduwe Schoon-
heer te Staden inwonen. Daar is
het echter te stil en te vroom.
Hij houdt het er niet uit, gaat zich
bij Danneels verhuren, doch ge
draagt er zich zo slecht dat hij
in de Brugse gevangenis terecht
komt. 't Jaar nadien zet hij zijn
knechtschap voort bij verscheidene
boeren, doch steelt. In zijn proces
zal het uitkomen: een halve zak
tarwe, wat vlas, boonstaken. Hij
wordt weldra zo berucht om zijn
lange vingers, dat ze hem overal
het hek wijzen.
DIEF EN DESERTEUR
De jonge dief Lodewijk Bake
landt weet niet meer van welk
hout pijlen gemaakt. Wacht, daar
is een uitkomst: soldaat worden!
Er zijn soldaten nodig bij de vleet.
Want de republiek moet op meer
snurken in de opkamer. Het kel
derraam zit niet vast in de lemen
muur. Bij de eerste rukken be
geeft het. Allemaal kruipen ze
zonder veel moeite de kelder in.
Ze plunderen de kelder leeg, slui
pen de trap op, de keuken in, ro
ven alles uit de schapraai en ver
dwijnen ongemerkt.
Belle kermt 's morgens van nood
en schrik. In de kelder bleef
slechts een pot zwarte kersencon
fituur staan, doch de dieven heb
ben de keldermuren met allerlei
gekke strepen en tekeningen be
smeerd.
«...sommige bendeleden gaan de boer op, venten met bezems... i>
dan één front vechten tggen En
gelsen, Pruisen en Oostenrijkers.
De jonge rekruut Bakelandt zit
een hele tijd te Kassei, wordt er
sansculot in taal en teken. Doch
spoedig heeft hij het land aan
dat soldaat spelen. Nu hij kan
schieten, Frans spreken en nog
heel wat schurkenstreken heeft
bijgeleerd, deserteert hij.
Op een avond komt hij weer te
Staden toe, en op die eigenste
avond zit hij alweer aardappelen
te stelen. Hij maakt kennis met
een echte schoft, Busschaert.
En dan pas begint het stelen
voor goed. In die tijd werd veel
gestolen. De opgeroepen conscrits,
die de Fransman niet wilden die
nen, zaten in de grote bossen on
dergedoken. In Brabant en de
Kempen hebben ze de handen in
mekaar geslagen en de heldhaf
tige Boerenkrijg gevoerd. Dit wa
ren de Brigands. In Vlaanderen
werd door de refractaires af en
"toe een stadhuis aangevallen. De
militielijsten werden in brand ge
stoken en de vrijheidsbomen om
gehakt.
Velen doken vooral onder in de
Houtlandse bossen. In 't hartje
van Westvlaanderen ligt het Vrij
bos. Wat er nog van overblijft
heet thans het bos van Houthulst.
Zoals 't Geuzenbos in het Wijnen-
daalse was het Vrijbos een onder
deel van dat reuzegroot Bos zonder
Genade, dat in de Middeleeuwen
van Brugge tot de Leiedalen lag
uitgestrekt. C. Huys schrijft over
dat Vrijbos
Indien het thans nog zo uit
gestrekt is, wat moest het eertijds
zijn, eer er zoveel uit gekocht en
verkocht, omgeworpen en uitge
roeid werd? De oude landkaarten
uit het einde van de achttiende
eeuw, doen het komen, aan de
ene kant tot dicht tegen Staden,
Rozebeke, Poelkapelle en Lange-
mark; en aan de andere kant tot
aan Merkem, Woumen, Klerken
en Zarren. Waarschijnlijk was het
niet één vlakte bosenige uit
sprongen konden vooruitschieten
en zaailand tussen het hout laten.
Wat er van zij, het moest zeker
een zeer groot, donker woud zijn.
In dat Vrijbos zaten voortvluch-
tigen en dienstweigeraars. De re
fractaires moesten eten. Bij de
boeren op de boszoom, bij de kort-
woners en keuterboerkens konden
ze wel een homp brood en een
schep pap krijgen, maar dat was
hun niet genoeg. De boslucht, de
ledigheid en de zucht naar avon
tuur prikkelde de maag. Ze had
den een eeuwige honger. Ze kre
gen niet genoeg en stalen. Daar
sommige lieden echte klikspanen
waren, durfden ze alleen zeer ver
trouwde hoven naderen.
Zo werden ze van refractaires
en brigands, stilaan noodgedwon
gen dieven. Achteraf konden ze de
drift tof stelen niet meer bedwin
gen, en zo bleven ze dieven. De
ene hieip de andere, en zo ontston
den beruchte dievenbenden.
IN DE KLAUWEN
VAN DE KNORRE
Stien Busschaert was ongeveer
51) jaar oud. Hij was sluw en ruw.
Met enkele vrienden en verwanten
had hij een dievenbende opgericht.
Als kopstuk van de bende heette
hij De Knorre Bakelandt werk
te naast Busschaert op een steen
oven.
Ik heb ook een zoon die re-
fractaire is! zegt Busschaert. Kom
hem maar eens bezoeken.
Bakelandt liet zich vangen in
dit net. Hij ging naar Busschaerts
en werd er de beste vriend van
zoon Jan. De gendarmes lopen
alle wegen af om de conscrits op
te pikken. Jan en Lowie durven
niet meer thuis slapen. Ze slapen
al eens in open lucht, n een hooi
mijt, in een boerenschuur, meest
van al echter bij Belle Candelaere,
een weduwe die goed voor hen
zorgt. Ze krijgen er wat onder de
neus, en om de lange avondston
den wat in te korten, zitten ze
druk kaart te spelen. De conscrits
mogen op een kelderkamer spelen.
Het is goed bij Belle. Doch zij
wordt er kwalijk voor betaald. De
conscrits kennen het huis van op
tot neer. Ze weten waar het geld
steekt. Ze zitten er over te spre
ken bij Stan Busschaert, die tegen
Bakelandt zegt
We gaan daar inbreken. Doe
je mee?
Ja! klinkt het geestdriftig
terug.
De inbraak is maar een spelle
tje. Geleid door Bakelandt en zijn
vriend gaan ze naar het hof. Belle
slaapt als een steen. Ze horen haar
In de voormiddag zijn Belle's
logisten daar.
Voor deze ene keer dat jullie
hier niet waren, heb ik bezoek
gekregen van dieven 1
't Zal geen tweede keer meer
gebeuren, Belle! Voortaan komen
we elke avond slapen!
Zo troosten ze het bedrogen wijf.
Deze inbraak jaagt er de boze
lust in. Bakelandt geeft alle werk
op, steelt in verscheidene dorpen.
Onder 't geleide van de Knorre
worden telkens stouter overvallen
gepland en uitgevoerd. Sommige
vrouwen, leden van de bende, gaan
de boer op, venten met bezems,
bedelen een kroes melk en spie
den intussen af hoe de deu
ren sluiten, wie er op het hof
huist, waar het hondenhok staat...
's Nachts trekken ze met een hele
bende, soms wel met vijftien, op
het hof af. Ze dragen allerlei wa
pens mee: geweren, pistolen, dol
ken, breekijzers. Er werd heel wat
buit meegenomen, klein en groot:
kousen, garen en vlas, boter en
hespen, kleren en alaam, geld en
juwelen. Dit alles kwam de straat
arme bendeleden goed te stade,
want de tijden waren doorslecht,
armoe was troef.
Daarbij de kerk was gesloten,
men moest God-weet-waar gaan
zoeken om een priester te vinden.
De sansculotten gaven 't voorbeeld
van roof en moord.
Berooide tijd, zonder God of
gebod.
OPNIEUW SOLDAAT
Eens dwaalt Bakelandt met een
ander bendelid, De Simpelaere, in
de omtrek van Torhout. Ze zijn
op speurtocht uit, om de volgende
nacht te stelen. Plots staan twee
gendarmen vóór hen
Waar wonen jullie?
Te Staden.
Wat dwalen jullie hier rond?
Voyons, zegt Bakelandt, die
Frans spreekt, het zal toch uit
komen, wij zijn voortvluchtige sol
daten.
De Simpelaere kijkt Bakelandt
bedremmeld aan. Maar Bakelandt
weet dat het de enige uitweg is.
Anders komt het - uit dat ze de
ene na de andere diefstal begaan.
De conscrits komen in de Brugse
kerker terecht. Daar blijven ze
negen weken. Daarna worden ze
met een wagen naar hun garni
zoen in Luxemburg overgebracht.
Een paar maand later zijn ze weer
op de vlucht, keren naar het Leie
departement (1) terug. Hier moe
ten ze als ware rovers leven, want
de gendarmen zijn dijker, vernuf
tiger en krachtdadiger geworden.
Opgejaagd door angst, honger en
boze hartstochten zwerven ze in
het Houtland hef en der. Van dan
af blijft Bakelandt de voornaam
ste rover. Mee, geen rovershoofd
man, want tot een roversbende met
eigen schuilhoek, eigen wet en
recht komt het niet.
DE ENIGE MOORD
In enkele weken begaan Bake
landt en De Simpelaere steeds
grotere dieften.
Op de 19" Pluviose (12 Februari)
1800 zitten Bakelandt en De Sim
pelaere te Pittem op het boeren
hof van Carolina Desmet in de
schuur, 's Avonds te 6 uur komen
ze uit hun schuilhoek. De hond
bast. De boerin komt buiten, ziet
de twee onbekenden en vraagt:
Wat hebt gij hier verloren?
Ach, boerinne, smeekt Bake
landt, wij zijn twee conscrits die
de Fransman niet willen dienen.
Wij zitten al uren en uren in uw
schuur. Nu het avond wordt, dur
ven we buiten komen. Om de lief
de Gods geef ons een stukje eten.
Komt binnen, mijn beste ke
rels, zegt vrouw Caroline; gij ziet
er echt verkleumd uit, ik pook de
haard wat op. Voiléi, wat een vuur.
Warmt u maar terdege. Ik zal in
tussen wat boterhammen snijden
voor u.
Gij woont hier zo alleen, zegt
Bakelandt, zijt gij niet bang?
Ik heb een goeie hond, boft
Caroline, en onze deur is dag en
nacht gesloten.
Die woorden zijn pas uit haar
mond als Bakelandt en De Simpe
laere naar de vrouw springen, haar
ten gronde slaan, binden, een ma
tras en oorkussen op 't slachtoffer
werpen om haar gebeurlijk geroep
te smoren.
Een goeie buit! lacht Bake
landt.
Inderhaast garen ze die buit sa
men 22 kronen en 9 stuivers,
2 gouden louis en 36 ellen wit lijn
waad, enkele knie- en schoenges
pen, een broekgesp, enige ponden
worst, 2 of 3 pond boter, een brood,
10 pond vlees en andere kleinig
heden.
Vooraleer te vertrekken zegt Ba
kelandt tegen De Simpelaere
Ik zal het koord dat haar
handen toesnoert, losmaken, het
vriest zo fel, de vrouw mocht het
besterven.
De Simpelaere lacht.
W'hebben haar geldVlug
dat we weg zijn! Laat het wijf
maar liggen.
Bakelandt gooit toch de matras
van de vrouw af, knijpt de han
den los en loopt spoedig door. Hij
ziet niet dat de vrouw gestorven is.
Enkele uren later komt de Fit-
temse geneesheer en moet vast
stellen dat Carolina Desmet ver
stikt is.
Deze moord al is het ook een
onvrijwillige zet heel het Leie
departement op stelten. De naam
Bakelandt klinkt als een vloek. Op
de markten en in de taveernen
wordt met groot misbaar gezongen
het Treurlied over de menigvul
dige Dieften met (in)Braeke en
ook een moord».
OP HET BANKSKE
Zo 'n roversleven loopt altijd
slecht af.
Op 19 Maart 1801 werd het le
men huizeke van Barbe, op de
Eremijthoek te Ichtegem, in de
late nacht door een brigade gen-
herbergier en 1 zonder beroep.
Ruim de helft der bende behoort
tot vijf familie's.
In hoever we hier over een
bende mogen spreken verklaren
ons Hosten-Strubbe
De bende van Bakelandt was
veel meer een toevallige vereni
ging, zonder vaste inrichting, sa
mengeraapt uit familieleden en
geburen, die onregelmatig en soms
toevallig samenkwamen en samen
werkten en gewoonlijk zonder de
minste voorbereiding rooftochten
ondernamen.
Zij bezat de sterke inrichting
niet die door de legende uitge
dacht is, zij had evenmin een vei
lige vergaderplaats ergens in het
ongenaakbaarste deel van het Vrij
bos. Nooit is ze voltallig vergaderd
om te beraadslagen over wat het
ook weze en het brein dier half-
ontwikkelde landlieden, heeft nooit
het voordeel ontdekt wat een
strenge tucht kan opleveren. Wan
neer zij in bende uitgaan, verga
deren de bandieten in het huis
van een hunner die dicht bij het
slachtoffer woont, verdelen aldaar
de rollen die ze zullen vervullen
en keren er na de rooftocht soms
terug om de buit te delen.
Al was er geen erkend en ge
vreesd opperhoofd, toch moesten
noodzakelijk sommige leden een
zeker gezag over de andere uit
oefenen.
«...verdelen aldaar de rollen die ze zullen vervullen...
darmen en veldwachters omsin
geld.
De geweerkolven bonzen tegen
het wankele deurtje, een paar
pistoolschoten weerklinken. Plots
smakt het deurtje open. Bakelandt
springt buiten, een pistool in de
hand. Hij ziet dat talrijke vuur
monden op hem gericht staan. Hij
werpt het pistool weg en roept:
Hier is Bakelandt!
Zwijgend en zonder een zweem
van verweer laat hij zich binden.
Ook De Simpelaere en Siska Ameye
worden eveneens aangehouden. Ze
worden naar de vrederechter van
Hooglede gebracht en verder te
Brugge, daarna te Kortrijk opge
sloten. Bakelandt verklikt alle le
den aan de onderzoeksrechter. En
kele weken later zitten de meeste
bendeleden achter slot en grendel.
DE BENDE BAKELANDT
We geven hier de lijst der ge
kende leden van de bende, zoals
ze in de beschuldigingsakte voor
komt:
Bakelandt, Stien Busschaert,
Matheus Danneel, Jozef Vandam-
me, Ko Plancke, Henri Verplancke,
Anna en Pier Busschaert, zeven
Pé's (Petrus): Cloedt, Buyse, Bru-
neel, Hemst, De Meyere (Tjotten
en Pietje), Cloet (Pietje fijn en
groefStien Vormezeele, Colbert
't Molleke), Barbara Bruneel
(Barbe Stuyte), Sander en Maria
Danneel, Henri en Macharius Roo-
se, De Simpelaere, Belle Muylaert,
Belle ,ran Maele, Wanne Lappers,
Frans De Boever, Judocus Clays,
Siska Ameye, Livinus en Rosalia
Verleye, Joannes Hoornaert.
Op het ogenblik van hun aan
houding woonden er 5 te Pittem,
4 te Staden, 4 te Torhout, 3 te
Ichtegem, 3 te Ledegem, 2 te Roe-
selare, te Hooglede, alsook te In-
gelmunster, 1 op elk der volgende
gemeentenMoorslede, Rollegem,
Passendale, Aartrijke, Ardooie, ter
wijl er drie zonder vaste woonst,
nu eens hier, dan weer elders ver
toefden.
Welk ambacht oefenden zij uit?
Onder de vrouwen zijn vijf spin
sters, 1 naaister en 2 bezembind-
sters. Onder de mannen zijn er
4 bezembinders, 7 daghuurwerklie
den, 3 landwerklieden, 3 spinners,
3 zagers, 1 voerman, 1 viskoop-
man, 1 metser, 1 schoenlapper, 1
Hij die de grootste invloed op
zijn makkers schijnt te hebben is
Jan-Augustijn Busschaert, bijge
naamd de Knorre
Na lange ondervragingen door
de onderzoeksrechter van Brugge,
Kortrijk en leper moeten de be
schuldigden voor de rechtbank
Uit de bundel blijkt dat de ben
de Bakelandt, meestal samenge
raapt uit een hele boel weinig ont
wikkelde armoezaaiers, avonturiers
en boosdoeners, enige diefstallen
zonder belang, enige gewapende in
braken, enige aanslagen op perso
nen en slechts één enkele moord
op het geweten heeft.
Er moet worden aangevoerd dat
sommigen onder hen door nood en
armoe er toe gedreven werden, dat
alom van hogerhand, door sans
culotten en trawanten, op bedekte
of openlijke manier werd gestolen,
dat kerk en godsdienst (eerste
grondslagen van goede orde en
goede zeden) werden verboden, al
omstandigheden die de verwilde
ring in de hand werkten. Deze
feiten zijn echter geen excuus voor
de begane misdaden.
De straf was zo buitengewoon
groot omdat van Parijs uit gewel
dige sancties werden opgelegd te
gen de benden, die welig tierden
in de Republiek. Napoleon, die
sedert 1799 meester was van Frank
rijk, wou er met de grove borstel
doorgaan. Hij was ook een te wijs
staatsman om niet in te zien dat
een rustig godsdienstig en kerke
lijk leven, een eerste element van
volksrust en burgerdeugd zijn. In
1802 sloot hij zijn Concordaat met
de Paus. Zo zien we de priester
ook bij de terechtstelling weer
openbaar optreden. En alle kerken
waren intussen geopend.
OP HET SCHAVOT
Op Allerzielendag van het jaar
1803 staat te Brugge het schavot
opgetimmerd, kloek en dreigend.
Naast het schavot staat de Brugse
zegeklok uit de O. L. Vrouwkerk
in een houten karkas (2). De
Fransen hebben ze nodig om ka
nonnen te gieten.
Aller ogen gaan naar het wrede
snijmes, dat glinstert in de zon.
Het is half twee in de namiddag.
De eerste die de treden van het
schavot betreedt, is Lodewijk Ba
kelandt. De duizenden die de
markt vervullen, zwijgen.
Bakelandt is met een rood hemd
gekleed. Een zwarte sluier hangt
hem boven het hoofd. Onder de
sluier is een licht gelispel te ho
ren. Bakelandt bidt. Hij heeft
openhartig gebiecht, heeft tranen
van berouw gestort en hoopt nu
op Gods oneindige barmhartigheid.
Tussen het bidden en ruisen nog
stille klachten: Ach, ach, als ik
dit leven mocht herbeginnen, dit
leven dat me niets dan onrust
en ellende schonk. Ik zou...
Doch daar is de priester die hem
...zwijgend en zonder een zweem
van verweer, laat hij zich binden
verschijnen. In elk departement
bestaat er boven het Vredegerecht
en de Rechtbank van Eerste Aan
leg nu ook een Assisenhof om de
grote misdaden te vonnissen. Zo
komt de bende Bakelandt vóór
het Assisenhof te Brugge. Daar
Bakelandt de enige is die Frans
kent, en die in de ondervragingen
de hoofdrol speelt, wordt er nu
gesproken over de bende Bake
landt.
Op 15 Thermidor van het jaar XI
(Juli 1803) begint het proces Ba
kelandt. Dagelijks stroomt de ge
rechtszaal vol van nieuwsgierigen.
Na 17 dagen worden de debatten
gesloten.
De Gazette van Bruggevan
4 Fructidor, jaar XI schrijft over
dit proces
Daar hebben meer dan 100 ge
tuigen gehoord geweest, en de
pleitingen tussen de Commissaris
van het Gouvernement en de ver
dedigers van de beschuldigde heb
ben drie dagen geduurd. Geduren
de al deze tijd, heeft er een ontel
bare menigte aanhoorders de grote
zaal van de rechtbank vervuld, de
beschuldigden hebben een verba
zende stoutheid betoond.
Zij schenen vermaak te nemen
in het vertellen van de schrome
lijke omstandigheden, die de ge
tuigen kwamen tegen hen in te
brengen, en te beklagen dat zij, op
hun tochten geen meerdere buit
hadden gemaakt
De gezworenen moesten op 560
vragen antwoorden, waarna zij
veertien uren hebben beraadslaagd.
Het is doodstil als het Hof bin
nentreedt. De voorzitter leest het
zeer lange vonnis af23 betichten,
met Bakelandt aan het hoofd,
worden ter dood veroordeeld.
...Hij heeft openhartig gebiecht,
heeft tranen van berouw gestort
en...
het kruis aanbiedt. Bakelandt
neigt naar O. L. Heer, die de goe
de 'moordenaar vergaf. De priester
begint luider te bidden. Bakelandt
knielt. De beul doet zijn werk. Het
mes valt.
Zo komen er 23... De Simpelaere,
Stien en Joannes Busschaert, Dan
neel... de laatste is een vrouw:
Siska Ameye.
Een deurwaarder roept of iemand
de lijken opeist. Niemand. De do
den worden op een wagen geladen,
en in de tuin van St-Janshospitaal
begraven.
Na dit vonnis werden drie vrou
welijke leden der bende, die tot
16 jaar gevangenis veroordeeld
waren, op het bebloede schavot
gebracht, en elk aan een schand
paal gebonden. Boven die paal
stond hun naam in grote letters,
alsmede een afschrift van 't arrest,
STILTE NA DE STORM
Na deze strenge bestraffing komt
de vrede en rust in het land terug.
De eerste consul Napoleon heeft
vrede gesloten met de Paus. De
kerken staan weer open, de priester
kan openlijk allen helpen, in de
scholen horen de kinderen op alle
manieren dat een mens moet
christelijk leven.
Maar de herinnering aan Bake
landt sterft niet. Talrijke schrij
vers zullen over Bakelandt vertel
len. In hun boeken wordt hij een
vuige moordenaar, de Bakelandt
der legende.
Bij dit alles moet gezegd worden
dat zowel in 't legendarische als
in het historische verhaal het eer
lijke hart van 't volk zijn afschuw
uitdrukt voor de misdaad.
F. R. BOSCHVOGEL.
(1Nu Provincie Westvlaanderen..
(2) Kort daarop is Napoleon te Brug
ge. Hij laat de Bruggelingen de klok
behouden. Ze hangt nu in de Holle-
toren. Ze luidt boven alle klokken uit
als de H. Bloedprocessie door de stra
ten schrijdt.