m Westvlaanderen Onze Week-end Reportage HET WEKELT.TKS NTEUWSZaterdag 1953. Biz. I i 1! 'i Diensten voor Studie- en Beroepsoriëntering Een kijkje in het lokaal waar het geneeskundig onderzoek gedaan wordt. Rechts de toegangsdeuren van drie kleedkamertjes. KENMERKEN Vooreerst staan deze diensten volledig onafhankelijk van elke onderwijsvorm en van elk school gebouwencomplex. De ouders, op voeders en raadvragers kunnen over alle mogelijke vormen van onderwijs en studierichtingen in lichtingen inwinnen zonder aan een bepaalde school verplicht te worden. Regelmatig wordt de documenta tie over talrijke onderwijsinstellin gen bijgehouden en in de mate dat deze zo bereidwillig zijn ons, op onze aanvraag, omstandige inlich tingen mede te delen, kan het pu bliek van deze documentatiebron gebruik maken. Van verschillende scholen kunnen zelfs kostgeld en andere nuttige détails medegedeeld worden. Ten tweede, en dit kenmerk is wel het belangrijkste, gaat de on derzoeker en raadgever steeds uit van de belangstelling van de con sultant. Steeds wordt zijn voor keurstudie of -beroep als uitgangs punt genomen en, in het licht daarvan wordt hij in zijn geschikt heids- en persoonlijkheidsstructuur onderzocht, vooreerst omdat het waar is dat iemand die met volle goesting en belangstelling een be paalde studie of een bepaald be roep begint, zijn capaciteiten ge makkelijker tot hun hoogste ren dement zal brengen en omgekeerd; vervolgens omdat ieder mens het recht heeft zijn eeuwige bestem ming langs de door hemzelf geko zen weg te bereiken. De diensten lenen zich niet tot doeleinden die iets anders op het oog hebben dan de vrijheid, de waarde, het zelfbe schikkingsrecht en het persoonlijk geluk van de enkeling. Indien dan een of ander richting in studie of beroep afgeraden wordt, dan is dit enkel omdat, op grond van het onderzoek en het geheel van de gegevens omtrent de onderzochte, kon besloten wor den dat deze niet de vereiste ge schiktheden bezit of niet in de vereiste omstandigheden of toe stand verkeert om met kans op bevredigende uitslagen zijn voor keur te volgen. Verondersteld wordt dan dat hij in die richting niet de mogelijkheid zou krijgen zijn persoonlijkheid ten volle te ont plooien op harmonische wijze, en, ja, eerder gevaar zou lopen storin gen in deze op te doen, gezien geen goedsluitende aanpassing zou mo gelijk zijn tussen zijn bekwaam- hedenarsenaal, zijn persoon in zijn geheel enerzijds en het voor hem te hoge of te lage of niet bij zijn persoon passende studie- of be roepsniveau (of -vorm) anderzijds. Het komt meer voor dat jongens, hoewel verstandig genoeg, ZEER LAGE schooluitslagen behalen. Bij ouderen moet de passe-partout puberteitsperiode gewoonlijk als goedkope verklaring dienen. De psychologie oordeelt echter niet zo vlugbij die gevallen kunnen ver schillende oorzaken aan de basis liggen; is het een neurotische toe stand en hoe groeide die, is het een temperamentskwestie (bv. een sterk mensenvluchter), is er een psychologische ondergrond, is het de voorbijgaande puberteit, is het te wijten aan de gezinsopvoeding, enz...? Eerst daarna kan men raad geven in verband met de toekomst. Een bepaald temperament zal bij voorbeeld geen gemakkelijker stu- dievorm aangeraden worden, maar een vorm die uitloopt op een een zaam en stil beroep. UIT DE VERSLAGEN VAN EEN PAAR DIENSTEN Van een paar diensten verzamel den we enkele gegevens over het dienstjaar 1952 (van October 1951 tot October 1952). De ONDER ZOCHTEN verdeelden zich als volgt 1. - Naar het geslacht: 955 jon gens en 456 meisjes. 2. - Naar de leeftijd minder dan 12 jaar: 14 van 12 tot 14 jaar: 1066 van 14 tot 16 jaar: 292 van 16 tot 18 jaar: 23 boven de 18 jaar: 11 Het individueel onderzoek geschiedt In een afzonderlijk lokaal. Men ziet hier de tafel met de nodige instrumenten voor het onderzoek. 3. - Naar de aard van het be sluit uit het onderzoek: 1373 had den een voorkeur uitgedrukt; daar van werden 1208 voor de voorkeur geschikt bevonden, 165 ongeschikt bevonden en naar andere richtin gen verwezen; 38 waren onbeslist, hadden geen voorkeur, en daarvan werden 22 aangeraden vakonder wijs te volgen; 8 aangeraden een ambacht op de werkplaats aan te leren; 8 aangeraden algemeen vor mend middelbaar onderwijs te vol gen. In het totaal aantal onderzoch ten zijn er ook 34 weeskinderen, 5 gebrekkigen en 6 geestelijk ab- normalen en 6 jonge werklozen begrepen. 4. - Naar de soort aanvraag: 1218 kwamen met de schoolgroep: na dat schooljaar zouden ze de lagere school verlaten, hetzij om verder te studeren aan de huma niora, vakschool, normaalschool..., hetzij om in de leer te gaan of werkgelegenheid te zoeken. Ze wer den met instemming van de ouders onderzocht en geadviseerd. Voor ver uit het grootste aantal jeug digen is deze eerste oriëntering naar studie en beroep, dit is bij het verlaten van het 6°, 7° of 8° studiejaar, het gemakkelijkst en het best te doen langs de school groep om. Deze werkwijze is de minst tijdrovende en geeft aan ve len de gelegenheid een eerste on derzoek en oriëntering te krijgen. Speciale of moeilijke gevallen, jeugdigen met leerstoornissen of karakterafwijkingen steeds IN VERBAND MET HUN STUDIE- OF BEROEPSKEUZE moeten echter aan een grondiger onder zoek, dat haast uitsluitend indivi dueel gebeurt, onderworpen wor den. Ook daartoe zijn de diensten uitgerust. Het gebeurt vaak dat dergelijke gevallen, buiten de school om, op eigen houtje, of wanneer ze nog te jong zijn op aanraden van hun ouders, de dienst bezoeken. Dit gebeurt veel al tijdens de vacantieperiodes. Het is altijd best eerst schriftelijk aanvraag te doen. Zo waren er voor bedoeld dienst jaar in deze beide diensten 97 ge vallen die niet met de schoolgroep kwamen en afzonderlijk een on derzoek aanvroegen. Dit aantal stijgt van jaar tot jaar. Het zijn evenwel niet allemaal probleemge vallen. Meer en meer ouders wen sen voor hun kinderen IN ELK GEVAL een onderzoek. Verder waren er 96 onderzoch ten die door allerlei instellingen ter onderzoek gestuurd werden. 5. - Naar het beroep van de ouders Van de 631 jongens van één dienst kregen we als beroep van vader of moeder-weduwe 1) Arbeiders en bedienden in pri vate dienst: 353, waarvan 254 ge schoolde handarbeiders, 55 onge schoolden, 28 bedienden, 9 mees tergasten, 7 handelsreizigers. 2) Arbeiders en bedienden in openbare dienst: 42, waarvan 26 na lager onderwijs, 7 na lager mid delbaar, 7 onderwijzers, 2 na ho ger middelbaar. 3) Zelfstandige beroepen: 236, waarvan 73 ambachtslieden, 59 landbouwers, 33 nijveraars (behan deling van grondstoffen), 16 voe dingsbedrijven (bakker), 20 klein handelaars, 18 groothandelaars, 7 uitbaters (vervoer, herberg), 6 ge neesheren, 4 apothekers. Naast de onderzoeken worden ook allerlei vragen om inlichtin gen in verband met scholen, stu diën, beroepen, beantwoord. Dat zijn RAADPLEGINGEN. HOE DOEN HET DEGENEN DIE ONDERZOCHT WERDEN IN HUN VERDERE STUDIE- OF BEROEPSPRESTATIES? In de mate van het mogelijke houden de diensten zich bezig met de controle van de onderzochte gevallen. Deze, wil ze goed uitge voerd worden, vraagt veel tijd. Ze wordt verzorgd door sociaie as sistenten die af en toe medewer ken aan de dienst. Voor elke on derzochte gaat hij of zij op huis- Vele ouders hebben wel eens horen spreken over de diensten voor Studie - en Beroeps - oriëntering. Mislukkingen in het leven worden al te dikwijls veroorzaakt door een verkeer de start in het leven en in de tegenwoordige tijdsomstandigheden is het meer dan ooit ge boden dergelijke vergissingen te voorkomen anders komt men er fataal toe het leger van de werklozen aan te dikken in bepaalde sectoren terwijl elders onbezette plaatsen open blijven. Het doel van die diensten voor Studie- en Beroepsoriëntering is, de jeugdige personen in de loop van hun studiejaren en ook er na, te helpen bij het zoeken naar de PASSENDE STUDIEVORM en het PASSEND BEROEP. Niet naar werkgelegenheid maar, op grond van een medisch en psychologisch onderzoek en informatieve gegevens, naar die studiën of be roepen die het best aansluiten bij hun persoonlijkheid. Practisch komt dit hierop neor: raad geven over studie of beroep aan de jongens en meisjes, die de lagere school verlaten, aan degenen die zich voorbereiden op technische en middelbare studiën aan degenen die in de loop van het technisch en middelbaar onderwijs voor een keuze staan, aan degenen die aan het werk willen gaan. Dat is het wat door het Ministeriëel Besluit van 22 Augustus 1937 bedoeld wordt en dat als volgt geformuleerd ligt in het huishoudelijk reglement van elke dienst voor Studie- en Beroepsoriëntering: Hij houdt zich bezig, binnen de grenzen door dit besluit vastgesteld, met 't documenteren van de jeugd bij de keuze van ST5JDÏE of BEROEP.» Naast de onderzoeken geven de diensten ook inlichtingen aan diegenen die enkel een inlichting wensen in verband met Studie- of Beroepskeuze, ledereen die zich tot de diensten wendt, krijgt kosteloze raad of kosteloos onderzoek. Hier volgen de adressen van de verschillende diensten in onze provincie. BRUGGE, Nieuwstraat, 7. MOESKROEN, Luxemburgstraat, 27. KORTRIJK, Wijngaardstraat, 48. TIELT, Oude Stationstraat, 2. ROESELARE, H. Horriestraat, 33. WAREGEM, Olmstraat. TORHOUT, Aartrijkestraat. OOSTENDE, Stockholmstraat, 7. IEPER, D'Kondtstraat, 59. nezoek. Dat is een nieuwe gele genheid voor de ouders om ver dere inlichtingen of raad te vra gen. Daarnaast wordt ook de le raar, de patroon of de meester gast aangesproken. Aan de hand van de studie- of beroepsprestaties wordt dan gecontroleerd in hoe ver overeenstemming bestaat tussen deze prestaties èn het vroeger uit gebracht advies. Bij een controleonderzoek van een groep van 303 teruggevonden jongens die in één van deze dien sten tijdens het dienstjaar 1951 onderzocht en geadviseerd werden, zien we in onderstaande tabel de overeenstemming tussen het vroe ger gegeven advies en de prestaties 'na één jaar studie of leertijd. pleging van oog- of oorarts, pas sende behandeling, kan na zekere tijd een ruimer beroepsveld toe laten. Het medisch onderzoek geeft, wanneer dit nodig blijkt, in deze zin ook raadraadpleeg eerst een oogarts... Verstandig handelen de genen die deze raad volgen. Een interessant instrument om na te gaan welke beroepen voor bepaalde lichaamsgebreken niet toegankelijk zijn, zijn de roosters van Bannardel. Een lijst van 477 zeer verschillende beroepen uit alle domeinen van de menselijke bedrijvigheid is genummerd. Daar op kan men een gedeeltelijk door schijnend rooster leggen, dat, al naar gelang het het rooster is voor Beoordeling van leraar of -patroon Voldoet Voldoet Adviestype niet Sukkelt Voldoet ten volle Tot, Zeer goed geschikt 1 3 25 29 Goed geschikt 7 2 164 14 187 Goed, mits inspanning 5 16 8 1 30 Goed, mits zeer gr. inspann. 12 10 1 23 Afgeraden 31 3 34 Totaal 56 31 176 40 303 De studie- of beroepsrichting die deze jongens volgden was: 30 68 3 2 1. Oude Humaniora 2. Moderne Humaniora 3. Normaalschool 4. Middelbaar technisch 5. Vakschool 6. Opleiding op werkplaats of thuis 114 Totaal303 We hebben eerst en vooral te doen met een tussengroep van 53 jongens die bij het onderzoek gezien worden als gevallen die eerder zouden sukkelenZe werden enkel onder voorbehoud van inspanning goedgekeurd. Deze jongens maken een soort onder zochten uit, waarvan we, na on derzoek en op grond van alle ge gevens, besluiten dat ze geen be vrediging zonder meer zullen schen ken. Men mag echter nooit te streng oordelenvooral niet bij deze randgevallen. Daarom worden ze eerder wat aangemoedigd, voor al omdat hun belangstelling aan de grond ligt van hun voorkeur, echter niet zonder op het risico te wijzen en tot inspanning en toewijding aan te sporen en ook niet zonder te wijzen op andere studie- en beroepsrichtingen die beter passen bij hun geschiktheden. Buiten deze randgevallen zijn er 34 onderzochten, die hun voor keur afgeraden zagen. Geen enkel behaalt bevredigende uitslagen. Bij dezen was de uitspraak formeel: U zult niet slagen indien U deze richting ingaat. Het is een feit dat men vooral wanneer het gaat om middelbare studierichtingen van algemeen vormende aard, veelal deze raad niet volgt. Dat is voor de dienst een enige gelegenheid om vast te stellen hoe juist hij oor deelde. Het feit dat velen deze raad in de wind slaan, vindt niet zijn oorzaak in gebrek aan ver trouwen; neen, velen geloven de uitspraak wel, doch hier doet zich ongeveer hetzelfde verschijn sel voor, echter in nog grotere mate, als bij het raadplegen van een geneesheer; de patiënt gelooft de geneesheer, hij zet in volle ver trouwen zijn geval uiteen, maar toch giet hij de voorgeschreven drankjes weg, volgt de 'voorschrif ten niet of maar half, zal de ope ratie telkens weer uitstellen tot op het gevaarlijkste ogenblik. HOE WERKT EEN DIENST? Niemand kan een verantwoord studie- of beroepsoriënteringsad- vies geven, tenzij hij mede steunt op een medisch en psychologisch onderzoek. Dergelijk onderzoek neemt voor de meerderheid van de gevallen twee halve dagen in beslag. Dat is te begrijpen wan neer men er aan denkt dat om trent alle aanvragers psychologisch en medisch geprojecteerd worden op de achtergrond van vele beroe pen en studiën. De hele persoon dient afgetast in zijn lichamelijke en psychische constellatie. Een lichamelijk en medisch on derzoek brengt aan het licht welke beroepenfamilies de onderzochte best vermijden zal. Het is ook niet uitgesloten dat een beslissing en raad op dit gebied dient uitgesteld, want heelkundig ingrijpen, raad- een of andere bepaalde ziekte of gebrek ondoorschijnende hokjes vertoont en deze bedekken dan die beroepsnummers die door de on derzochte moeten vermeden wor den. Waar het wel doorschij nend is, ziet men de nummers van de beroepen die wel door die ge brekkige of zieke mogen uitge oefend worden. Zo bestaan er roosters voor gezichtszwakken, hardhorigen, hartzwakte, duizelig heid, aderspatten, kleurenblind heid, longtering, zweethanden, ge- amputeerden. Een ernstig psychologisch onder zoek neemt 'het meest tijd in be- beslag. Het bestaat altijd uit een informatief gedeelte, een testge deelte en een beoordelingsgedeelte. Men beoordeelt de wijze van wer ken bij de onderzochte, men gaat zijn methodes en gedragingen na bij denk- en handenarbeid, men beoordeelt hem bij het bespreken van een door hem ingevulde tekst- proef, men beoordeelt tijdens het interview. Aan vele proeven wordt de con sultant onderworpen. Men stelt zijn schoolniveau vast bij middel van kennisproeven. Men gaat in grote lijnen bij het onderzoek van de bekwaamheden na of zijn al gemene begaafdheden meer naar net abstracte of naar het concrete gericht zijn. Houdt hij 't meer en gaat het beter bij inwendige denk- verrichtingen, die dan moeten kun nen steunen op inwendige aan dacht en goed geheugen voor het gehoorde en het gelezene, of is hij meer gericht naar uitwendig heden, naar aanschouwelijke pro blemen, die dan moeten kunnen steunen op uitwendige aandacht en geheugen voor het geziene? Ook zijn belangstelling wordt nagegaan. Dit door proeven bij het interview. En naast dat zijn er dan nog de soms talrijke en noodzakelijke gegevens van school en gezin, die de betrokkene in een speciaal licht plaatsen: zijn affectieve houding en prestatie' op schoolgebied, zijn verleden, zijn groei en ontwikke ling, zijn houding in het sociale milieu, dat voor de jeugdige de school en het gezin is, zijn mede uit het verleden en de ervaring opgebouwde strevingen en karak tertrekken. Niet dat er geen spe ciale karakterproeven zouden be staan. Neen, eerder talrijk zijn ze die kunnen aangelegd worden. Maar bij gelijk welke karakter- proef dient men te beschikken over een aanvullende, verklarende en als controle dienende voorge schiedenis en informatie, dit is een beschrijving van het verleden van de onderzochte, van zijn wereld zoals hij die ervaart, van zijn milieurelaties, van zijn mar kante emotievolle belevenissen in sommige gevallen. Een dergelijk dieper karakter- onderzoek is evenwel voor de grote Zij die de humaniora wensen te volgen moeten een schriftelijke proef doorstaan. Wij zien hier de Jongens die hun kennis- en verstandstest ondergaan. meerderheid van de gevallen niet nodig. Want de meeste mensen, ook jeugdigen zijn in staat zich op een leefbare wijze aan het mi lieu aan te passen, zonder stoor nissen in de karakterstructuur te vertonen. Alleen die gevallen die met moeilijkheden hebben te ma ken gehad op schoolgebied, in het gezin, in het werkmilieu, moeten op dit punt grondiger onderzocht worden, wanneer ze, veelal uit nood aan raad, omtrent hun verdere studie- of beroepskeuze naar de dienst komen. Het is echter vanzelfsprekend dat het temperament, dit zijn de aangeboren neigingen en eigenaar digheden op psychisch gebied, dient in acht genomen bij iedereen ten overstaan van hun toekomstig beroep, vooral dan wanneer dit temperament zeer uitgesproken is en naar een extreem type neigt. Dit temperament kan men vast stellen op grond van vragen aan opvoeders en ouders gesteld, bij het interview en tijdens het hele onderzoek en mede op grond van de gehele lichamelijke verschij ning. Verder gebruiken de diensten speciale apparaten voor het meten van de spierkracht, de nauwkeurig heid van de handbewegingen, de vlugheid van de armbewegingen, speciale tests voor mechanisch in zicht... Een interessant apparaat is de Sinusoïde van Bonnardel. Met bei de handen moet de proefpersoon een schijf bewegen tussen twee aan elkaar vastgemaakte platen, op die schijf steken twee pinnen die passen In een gleuf in de bo venste plaat. De gleuf heeft de vorm van een Sinusoïde (dit is herhaaldelijk de letter S). Nu moet de proefpersoon zo nauwkeu rig mogelijk de schijf bewegen zonder de boorden van de gleuf met de twee pinnen te raken. Een hele karwei. De af te leggen afstand wordt in drie gelijke delen verdeeld, en meteen Krijgt men de leerbaar heid van het subject. De ongedul- digen laten zich vlug kennen; zo ook de preciesen dié de tijd aan de nauwkeurigheid offeren. De besten werken én vlug én nauw keurig. Telkens één der pinnen de metalen boorden raakt, wordt deze fout door een electronische teller met een duidelijk hoorbare tik aangetekend. Meteen wordt de duur van alle fouten samen gere gistreerd door hetzelfde electro- nisch apparaat in tienden van se conden. Sommige proefpersonen verschieten zich een bult bij het horen van de tik, anderen blijven daar zo kalm bij als een dove. Er zijn er die bij aanraking van de boorden de kluts kwijt geraken en, in plaats van vlug te herstellen, als verdwaasd rondkijken en emo tioneel reageren. Weer een andere groep brengt er, spijt alle goede wil en ja, zweet, niets van terecht. Deze proef is zeer interessant voor gedragsobservatie. Voor secure handwerkberoepen is hij zeer in dicatief. Prof. L. Coetsier, van de Universiteit van Gent, gebruikt haar voor het onderzoek van kan didaat-tandartsen, natuurlijk naast nog andere proeven. Ook voor kan didaat-chirurgen kan hij een vin gerwijzing zijn. Verdere speciale tests zijn bij voorbeeld een kunstbeoordelings- test, een studiegewoontetest. Daar naast bestaan ook klinische tests. Het gewoon onderzoek, het inter view, het gesprek met ouders of opvoeders, zullen uitmaken of iemand méér dan een gewoon on derzoek moet ondergaan. Naast het onderzoekswerk hou den de diensten zich eveneens bezig met het verzamelen van documen tatie over scholen, mogelijkheden en beroepen. Talrijk zijn de scho len voor voortgezet onderwijs die, op aanvraag van de diensten voor beroepsoriëntering, of uit zichzelf, uitgebreide documentatie sturen, die regelmatig vernieuwd wordt. Uit lectuur allerhande en mede delingen krijgen de diensten in lichtingen over de toekomstmoge lijkheden. Systematisch worden de beroepen van de streek aan een grondige analyse onderworpen. De diensten krijgen regelmatig cata logen toegestuurd van testuitgeve rijen. Zij zijn geabonneerd op wetenschappelijke psychologische tijdschriften. Zij volgen de stand der wetenschap op hun gebied. Het is ook een van hun grootste bekommernissen na te gaan in hoe ver er verband bestaat tussen de afgenomen testproeven en de prestaties van de onderzochte sub jecten nadien op school of in het beroep. Dergelijke studiën zijn van het dringendste en allergrootste be lang. Het is niet voldoende proe- ven af te nemen en a priorie een psychologische betekenis aan die proeven te hechten in verband met studie of beroep. De waarde van een nroef, van een groep proe ven op hun geheel gezien, moet empirisch vastgesteld worden, moet aan de werkelijkheid getoetst wor den. En dit kan enkel gebeuren door confrontatie van school- of beroepsuitslag met de testuitslag, zelfs al is deze laatste een beoor deling. Het moet bijvoorbeeld op grond van onderzoeken uitge maakt worden of verwende kinde ren, voor zo ver die één type uit maken, minder kans hebben op welslagen in zwaardere studiën dan kinderen die tot andere types van gezinsopvoeding behoren. Derge lijke onderzoeken zijn niet ge makkelijk te doen. Men zou voor eerst een betrekkelijk grote groep dergelijke kinderen moeten vin den, die dan nog allemaal onge veer dezelfde aard van intelligen tie of ten minste hetzelfde intel ligentiepeil bezitten en deze groep vergelijken met andere types, die wat intelligentie betreft even waardig zijn aan de eerste groep. Verschil in prestaties aan dezelfde onderwijsvorm zou dan met gro tere zekerheid dan de gewone er varing dat kan, het type van ge zinsopvoeding als de verschilma- kende factor kunnen aanduiden. Op grond van dergelijke empi rische studiën wordt beroeps- en studie-oriëntering hoe langer hoe meer mogelijk. Eens duidelijk vastgesteld dat degenen die tot zo of zo een type behoren, in deze of gene test boven een be paalde uitslag halen, die of die beoordeling krijgen, meer kans hebben op welslagen in die studie- vorm of in dat beroep dan dege nen die tot een ander type be horen, een lagere testuitslag of een andere beoordeling krijgen, kunnen we zeggen dat die tests, die beoordelingsschaal, die typen- indeling, voorspellingskracht be zitten ten overstaan van stpdie- of beroepssucces. Bij het opstellen van een advies moet evenwel steeds rekening ge houden worden met alle gegevens omtrent de onderzochte. Dat eist de practijk. Elk advies is iets an ders. Bij een wetenschappelijke studie op dit terrein dient men echter cijfermatige betrekkingen tussen opgedane gegevens uit het onderzoek en latere prestaties vast te leggen. Het is hierbij Waarblijkend on voldoende alleen maar vast te stellen hoeveel de individuen van een bepaalde klas, van een bepaald beroep of van een bepaalde werk situatie gemiddeld halen in een proef, waarvan men zonder erva ring zo maar aanneemt dat hij een goede voorspellingskracht bezit vpor die studie of dat beroep. Op die wijze zou men dan bijvoor beeld ook kunnen opzoeken hoe veel de studenten uit het eerste jaar mekaniek gemiddeld wegen. Het zal echter door niemand ern stig opgenomen worden wanneer we nu zouden gaan beweren dat een jongen, die meer weegt dan het gemiddeld gewicht van de klas ook meer kans heeft op een goede schooluitslag. De wetenschappelijke studie- en beroepsoriëntering dient VERBAN DEN vast te stellen, RELATIES tussen gegevens die bij onderzoek kunnen bekomen worden en stu die- en beroepssucces. Heeft een gegeven met geen enkel beroep of studie verband, dan is het op zich zelf waardeloos voor ons doel. EEN PAAR SLOTBESCHOUWINGEN Uit dit alles blijkt wel dat het voor een instantie die zich niet speciaal bezig houdt met studie- of beroepsoriëntering gewaagd is advies te geven aan jeugdigen met betrekking tot hun verdere studie- of beroepskeuze. Onvermoede fac toren kunnen uit het oog verlo ren; van uit minder wetenschap pelijk gegronde verbanden wordt raad gegeven. Het is zelfs voor een specialist in sommige gevallen moeilijk te beslissen, vooral omdat op wetenschappelijk gebied nog veel te doen is. Nochtans heeft hij op de leek in het vak een voorsprong gezien zijn speciale opleiding, spe ciale onderzoeksmethodes, speciale kijk op de onderzochte, grotere ervaring. Hij kent ook beter de studie- en beroepswereld in zijn veelzijdigheid en het verband tus sen deze en de persoonlijkheids structuur. Hij is wat scholen en opleidingsmogelijkheden betreft be ter gedocumenteerd. En dat alles leeft en groeit. Het is een feit dat studie-oriën tering wel wat gemakkelijker te doen is dan beroepsoriëntering, omdat de raadgever bij studie-oriën tering te maken heeft met een bezigheid die een meer uniforme en minder complexe situatie uit maakt dan het beroepsleven is. In dat laatste zijn de situaties veel verscheidener en ingewikkelder. Naast het eigenlijke werk zijn er de vele en niet zo goed te vermij den intermenselijke betrekkingen. Hoewel dat bij de situatie ook wel voorkomt, toch horen verplichte relaties daar niet zo essentieel bit. Het succes is meer afhankelijk van factoren die, dank zij het feit dat de wetenschap reeds ver ge vorderd is, in het onderzoek er van gemakkelijker en objectiever vast te stellen zijn. Men kan in de meeste beroepen moeilijk buiten de dagelijkse om gang met collega's, oversten, onder geschikten, klanten... Alwie in het Beroepsleven staat, weet, dat de goede sociale omgang een factor is die in hoge mate "bijdraagt tot het persoonlijk geluk en succes in het beroep. Het gaat practisch niet voor de dienst om al de si tuaties, die later zullen ontstaan te voorzien en er rekening mede te houden. Dat is, wat het bedrijfs leven betreft, onder andere, de taak van de bedrijfspsychologen. Meer en meer spreekt men over de intermenselijke betrekkingen in het bedrijfsleven. Speciale institu ten worden opgericht die dat be studeren. Psychologen, sociale wer kers, geneesheren, aan bedrijven verbonden, betrachten en scheppen er een atmosfeer die gunstig is voor de geestelijke gezondheid van het hele personeel. Om te sluiten willen we nog iets zeggen in verband met een veel voorkomende verkeerde mening bij het publiek over het oriënte- ringswerk. Velen menen dat het er zo mede gesteld is, dat, na het on derzoek op de dienst, het mirakel zal gebeurd zijn en voor die be paalde onderzochte het enige pas sende beroep en de enige passende schoolvorm, die hij reeds lang zocht maar niet vond of eenvou dig wil kennen, als uit een auto matische weegschaal zal te voor schijn treden. Het kan wel gebeuren dat, alles in acht genomen, aan iemand een welbepaalde richting zal aangera den worden, het is echter geen algemene regel. Ieder mens be schikt over een dosis algemene verstandelijke begaafdheid die, door haar algemeenheid, het mo gelijk maakt dat men zich eerder op een zeker studie- of beroeps- NIVEAU kan bewegen, en dat men alleen maar geschikt zou zijn voor één welomschreven richting. Wie deze algemene begaafdheid in hoge mate bezit, kan een hoger niveau kiezen en is onbeperkter in zijn mogelijkheden. Doch ook wie minder algemeen begaafd is heeft nog keuze. Binnen dat ni veau zal de persoon zich in som mige gevallen moeten beperken omdat hij ofwel naar het concrete ofwel meer naar het abstracte gericht is, lichamelijk gehandica- peerd is, de diepere neiging en belangstelling vertoont, om fa1™' liale en economische redenen niet in de mogelijkheid verkeert, be paalde speciale begaafdheden ln te geringe mate bezit... Het zal evenwel in de nieeste gevallen zijn BELANGSTELLING zijn, die hem, op het plan van zijn begaafdheidsniveau, en v<» strengela met zijn karakterstruc tuur, voor één welbepaalde w komstvorm ROEPT. Hieruit blijkt het bijzonder grot' belang van ruime voorlichting vai de jeugd over de véle stuaie- beraepsvormen. Lie. W. VERMOERE. Lie. R. LEROY, Lie. W. CASIER. Een der onderzoekers hanteert hier de Sinusoïde van Bonnardel waar over in bijgaande tekst meer uitleg verstrekt wordt.

HISTORISCHE KRANTEN

Het Wekelijks Nieuws (1946-1990) | 1953 | | pagina 4