Onze Week-end Reportage 1903 - 1953 i Volksalmanak, voor Vlaanderen. f VROME PRIESTER, GOEDE HERDER HET WEKELIJKS NTEUWSZaterdag 1951 Blz. 16. Alfons VANHEE EN 'T MANNEKE UIT DE MANE Met de Godelievedagen zakten we naar de Abdij Ten Putte af, waar we met de zo goedgeslaagde ombouw, de zalving, de goedheid, de adel en de eigenheid van onze Vlaamse Godelieve-abdij, tot in haar kern mochten smaken. Op weg naar Gistel sloegen we aan de Moerdijk linksaf, om Moere op te zoeken. Onder de werkelijk schone gothiek van Moere's toren, rust een groot Vlaming, die in 1903 aldaar overleed: Zeereerwaar- de Pastoor Alfons Vanhee. We stonden een wijle zwijgend vóór de gedenksteen, die achter aan in de kerk werd opgericht door de houwe en trouwe vrien den van den Swigenden Ede voor hun strijdmakker beiveend door allen die het gouden herte van den Vlaamschen priester ge kend hebben. 1903 - 1953. 't Is vijftig jaar geledeh dat Vanhee hier, veel te vroeg, over leed. We lezen in een blad van 1903 over dit verscheiden en be graven van Alfons Vanhee: Niettegenstaande de beste zor gen deed de ziekte grote vooruit gang en Dokter Bruwier, die de ganse nacht bij de E. H. Vanhee verbleven had, deed hem Donder dagmorgen berechten. Treffend was deze droevige plechtigheid. Talrijke inwoners hadden het werk stilgelegd om de berechting van hun beminde herder bij te wonen. 's Noens was B. H. Vanhee overleden, zonder een laatste vaar- purper en rood en gloeiend blauw t Een keurbende, die door Deken Cambier, in zijn memorabele lijk rede over Vanhee, genoemd werd, een baanderlegioen De Revolutie der Blauwvoeters zal wellicht niet vreemd zijn aan zijn benoeming naar Alveringem, waar hij gedurende een half jaar coadjutor was bij pastoor Gyse- len. Vandaar trekt hij naar Wijt- schate, en hoe het met hem alle maal gesteld is, blijkt uit de mond van Verriest aan vriend Vanhee: Ginder leeft gij in de schone natuur, en u zijn de bomen schoon en goed en ze verdenken u niet, en de eeke is u welwillend en den uchtend en den avond... en de EN DAAR IS 'T MANNEKEN! Vanhee was een geestlgaard, meer, een fijngeestigaard, zoals ge er nog geen één op tienduizend treft. In gezelschap was hij de zonne! Vooral te Wijtschate is het tot volle uiting gekomen. Eer ik deze bladzijde begon te schrijven ben ik bij Pastoor De Gryse te Koekelare geweest, om nog eens opnieuw die oude frat sen en spreuken aan de tand te kunnen voelen. Deze pastoor heeft in zijn boekje over Vanhee, waar uit we gretig putten, een paar proeven van die sprankelende leute ten beste gegeven: Kapelaan Vanhee schreef uit wel te kunnen zeggen aan zijn Wijtschate een brief aan zijn broe- broeders en zusters die te laat kwamen. Gods wille geschiede waren zijn laatste woorden. En Dinsdagmorgen 2 Juni 1903 had de plechtige lijkdienst plaats. Gans de bevolking van Moere, en men mag zeggen, vrienden en ken nissen van alle kanten van Vlaan deren. waren er op aanwezig. Men telde bij de 100 priesters. EEN KORT PORTRET t Het Wekelijks Nieuws biedt me de kans de kloeke en joviale figuur van Alfons Vanhee hier op te roepen. Het is goed, het is no dig dat we het doen. Vanhee werd geboren te Do op 3 April 1846, was leraar te Roese- lare, en stond als priester te Alve ringem, te Wijtschate, te Lange- mark en te Moere. Zijn goede vriend en bewonde raar, Hugo Verriest, tekent Van- hee's portret in zijn Twintig Vlaamse Koppen. Gij draagt wel uwen hoed met de vorenste bek in de lucht, zodat uw rond, bruin, Vlaams gezicht uitspringt, van onder en van uit die zwarte lijste: gij hebt wel ver- streuvelde wenkbrauwen op ge knotte voorhoofdspieren bruine fonkelende ogen monkelen wel daaronder en bezien vlak en door kijken; het vast en zeker ge dacht dat er bachten zit, spiegelt er wel door; gij hebt wel een ferme kop op brede schouders, een Rembrandtgij zijt wel groot en struis, maar toch... Zo zag de man er uit. Na zijn leest, zijn geest! Daten wij der halve eens in zijn hart en ziel binnentreden. Gezelle schreef in «Rond den Heerd Versmaadt de oudheid niet, die in de leunstoel zit rond onzen heerd: bewaart, o Vlamingen, de oude tale, en 't oude zeggen en vertellen van uwen stam... Vanhee heeft de raad van Ge zelle in daad omgezet. Niet alleen omdat Gezelle het zei, doch ook omdat zijn hart helemaal vervuld was met 't oude zeggen en ver tellen van 't eigen diet. Hij begint er vroeg mee. Reeds als seminarist was hij zanter van rake woorden en spreu ken Aldus wordt hij door deken De P-o ceciteerd in de Inleiding van Idioticon: Hij stond op de voorlijn der Vlaamse vernieuwing te Roeselare, u-sar, een keurbende koppen en kampers hun man stonden: Ver riest in Rhetorica, Demonie in Poësis, Axters, dichter Alex De- carne teen V.eurnambachts zwaar gewicht van XOO pond. door Van hee de plumes gedoopt). De Gryse (in wijsbegeerte). Het was Alexis Decarne, die het lied dichtte: «Kent gij de streek...dat wij op de lagere school zo geestdriftig zongen. Zie eens hoe schoon hij zijn Veurne- Ambacht oproept: Kent gij de meersen zonder [palen, dampend alom van Meiedauw f Tintiend tapijt vol goudkoralen, der. Het adres droeg een verwis seling van een paar lettergrepen: Mijnheer Edmond Vanhee lid van de Dêmanente Permutatie te Veurne. De Permanente Députê zond dadelijk een antwoord met vol gend thuiswijs: Eerwaarde Heer Alfons Vanhee kapelaan te W... Het woord Wijtschate had een verwisseling van een paar klan ken en toch kwam de brief ter be stemming. Mijnheer Vanhee schreef een open kaart naar zijn broeder Ed mond met deze bestelling Tabak. Edmond antwoordde aan broe der Alfons met dit verzoek- Geld. Maar die poetsen en geestighe den krijgen weldra een vaste, een blijvende gestalte in het Manneke uit de Mane. Enkele vrienden had den Den Swigenden Eedege sticht (omtrent 1880), een gehei- ALFONS VANHEE geboren te Lo op 3 April 181/6, Priester in 1813. Leraar te Roese lare tot 1875. Onderpastoor te Wijtschate tot 1885 en te Langemark tot in 1900. Pastoor te Moere tot in (t) 19'0S. reusachtige tulipier, en bij Alois Bruwier, te Ichtegem, midden een massief van waaibomen, kreupel hout, sierplanten en ijfte. 's Zo mers een echt loverdak of groene tente. Naast, of met, of in de schoot van Den Swigenden Eedeof althans in de geest ervan, ont stond «Het Manneken uit de Maneals Vlaamse kalender, te Wijtschate. De hoogstudenten Alfons Depl-y Hendrik Persijn en August Blai»- cke vergaderden in de ondei pasto rij van E. H. Blancke. De vrr^g kwam te berde: Hoe gaan we die almanak heten? Ik dacht even na en zei plots: Heet hem: «Het Manneken uit de Mane Ferdinand Rodenbach, broeder van Berten, bezorgde de titelplaat van de almanak. Vanhee stelde de dagklapper op en was daarin onovertrefbaar. In 1881 deed het Manneke zijn in trede in Vlaanderen. Zo vertelt a Illustratie uit 't Manneke uit de Mane van Alfred Ost. me genootschap dat vrolijk ende Vlaams was tot in merg en been. Met, als hoofdman: Hugo Verriest, en als leden: Alfons Vanhee. Hen drik Persijn, Alfons Depla, Karei Blancke, René Adriaens, Emiel Dauwers en Aloïs Bruwier. Een vereniging van acht Vlaamse kop pen (waaronder 3 dokters!) Ze werden soms ook genoemd De Ridders van de Groene Ten- te Omdat zij bij Karei Blancke vergaderden onder een appelboom, bij Hugo Verriest te Ingooigem onder het heerlijk gewas van een Afdruk van de omslagcliché van 't Manneke uit de Mane die ja renlang gebruikt werd bij het drukteen van tienduizenden almanakken. ergens Paster Blancke zaliger ge dachtenis. En hoe 't Manneken groeide vertelt notaris Persijn: De nodige voorraad voor 't op stel van het Manneken vergaarde hij (E. H. Vanheejaar uit, jaar in, al wandelen onder zijn volk. Als hij klaar was met de bakte, ontbood hij omtrent Hooimaand, een of twee van zijn vrienden en al klappen en al roken toetste en betastte hij de voorhanden zijnde spreuken, vatte ze in 't eigen pas send raam, en dan weg met de penne over 't gladde papier. Met een haai en een draai van zijn meesterhand kwamen de maanden, één voor één. behoor lijk bestrooid met rijm en regen, soms gepeperd en bereukwerkt, maar immer met passende val, uit de oven te voorschijn. In een paar dagen tijds ge woonlijk was t Manneke kant en klaar, geleersd en gespoord, veer- dig voor de reize. En 't werk sprankelde van leute. Het boekje dat een geslacht ver, heel Vlaanderen verheugen en ver heffen zal, was grotendeels zijn werk. Het werd stilaan een ency clopedie van Westvlaamse geestig heid, van pittige volkszeg, van meesterlijke typering, van fijne vangsten en vondsten. MEESTERWERK VAN VOLKSLETTERKUNDE Toen wij nog kinderen waren lagen er een paar boekskens op 't schouwke. Moeder of Tante la zen er 's avonds een eindje uit voor. 't Was serieus, uit de Navol ging Christi. Maar veel liever za gen we moeders hand naar de an dere kant van 't schouwke tasten, om eentje te kapittelen uit 't Man neken uit de Mane. Is er bij ons gelachen geweest met Vanhee's almanakske! 't Kostte maar een dikken (10 centiem!) en de leur ders hadden 't mee, of de gazette- verkopers stonden er mee na de Zondagsmis op het kerkplein. Ja, allen vonden vreugde en ge luk in dat schattig boekske. Klein en groot, ongeletterden en wijze geleerden. En dat is het kenteken van alle ware volkskunst, waartoe ook het Manneken behoorde. Even nader toekijken! Vanheetekent de rake rijm en zeg van 't volk over weer en wind op: «Rood vóór zonne is regen vóór avond, lopende wind is staan- de were«In Kortemaand re gen, is vette en zegen. Hij doet meer. Hij gebruikt de kleurige taal van de volksmens ter zake, om er ware volkskunst mee te scheppen: «De 6* smoor, de 7' smuik. de 8* smokkel», en zo vele meer. Doch vooral in 't vertellen is hij een meester. Hij spreekt volks, doch niet plat, hij maakt geen omhaal met nodeloze woorden, noch met lange beschrijvingen, hij is kort, hij kan vinnig zijn, nooit bitter, wat vreemd en on eigen is wil hij weren met het belachelijk te maken, hij wil het volk winnen voor eigen zeg en lach, voor eigen taal en teken en zo blijft hij trouw aan het grote opzet van de Vlaamse vernieu wing, echter zonder opzettelijk heid. zonder moralisering. Hij is de fijne tonge, die het zo langs zijn neus weg kan zeggen. Want hij vertelt op de eerste plaats om dat hij moet vertellen, omdat het hem een lust is, omdat het er uit moet, kortom, omdat hij daarin eert ware kunstenaar is, een volks kunstenaar! De voorbeelden liggen voor het grijpen. Ik beveel de lezer het werkje aan van. Pastor H. De Gryse: «Pastor Vanhee» in West vlaamse Boogaard. (Dannoo, Tielt) die niet alleen zalvende woorden schrijft over Alfons Vanhee, doch een bloemlezing ten beste geeft uit 't Manneken uit de Mane Eentje wil ik U voorlezen: Den 6', overtrokken lucht zon der smoor. Lientje Schoonaerts overtrekt keur aanzichte met een netje om er nog jong uit te zien; en och Here toch, 't is al verloren moeite dat 't schaap doet. Overtijd zat ze op convooi met Nette Samacre. Maar Nette, zei Lientje wie is die here ginder in de hoek. die gedurig naar mij kijkt T Dat, zei Nelle, dat. is een liet hebber in antiquiteiten! Wij allen, die Willem de Hazelt zijn Peegie hoorden voorlezen, en weten hoe eerst uit de mond van een schrijver het woord tot zijn volle recht komt, hadden Vanhee dat zelf moeten horen vertellen. Pastoor De Gryse, helemaal met Vanhee's geest doordesemd, deed het even goed. In dit ene voorbeeld voelt ge reeds hoe scherp de tekening is van zijn types, en hoe precies hij name en fame kiest. Dees 't Man neken en ge vindt Dokter Depe- laere, advocaat Kwaraed, bankier Griipsou. notaris Penneman, apo theker Pilleman, meester Brik, bakker Gruysmuys. schoenmaker Verzeule, koster Roetinck, pastoor Goeraed (doch ook pastoor Snau- waert!), pater Dullaert, mulder Schepman, baas Bierlynck, brou wer Craene, en de zatlaps Ivo Slock, Narden Teuge, Joren Zuy- petuyt. Karei Peloere, enz. Namen en vertelsels vol kleur en olijk heid. In dat Manneken heeft Vanhee ons een vertelsel geleverd dat tot op heden de titel van meester werk van de Westvlaamse vertel kunst mag bliiven voeren. Seven Haveloze en Mietje Pamele Het schoon geloof en het gouden hart van de kersten volksmens zit er in, de volksverbeelding, de geestig heid en slimmicheid van een arm, doch levenskrachtig volk. Een ver telsel dat spant tot de laatste zin! Echte Vlaamse humor, op de eer ste plaats door onze Westvlaming ten volle te genieten. Seven en Mietjeverscheen in 't Manneken van 1900, achter aan als afzonderlijk vertelsel. Want er stond van alles in het Manneken. Over meer dan dertig bladzijden ver stonden de herin neringsdata der Tijdrekening^ Sedert dit en dat... zoveel jaar, gevolgd door de heiligdagen, mis dagen. vastendagen, watergetijden met een klare berekening (gezon de volkswetenschap), springtij, ver duisteringen, en de twaalf maan den, waarin we meer dan eens voelen hoe de nationale heiligen een ereplaats krijgen; verder de hoofden van Kerk en Staat, de markten in West- en Oostvlaande- ren, en eindeliik de beroemde Dag klapper: i Goê- en Kwaweerema- ren voor 't jaar O. H.... Naast en kele losse moppen, kwamen on derrichtingen in volksgeneeskun de, vooral van Dr Depla, Wijze spreuken en gedachten, en heel wat strijd, in ernst en luim, te gen de smerige drankplaag die in de roggenbroodstrijd van Arm Vlaanderen, het volk zo zienlijk neerbrak. Het jokken, stekken en sneuven gaat met bijzondere voor liefde naar de eeuwige spotmotie ven: zatlapperij, de plage van 't vrouwvolk, 't pantoffelhelden- dom, de hovaardigheid en on rechtvaardigheid; ook en geerne, over 't franskiljonisme. Het ver wondert me dat in 1902 zo weinig gezeid wordt over de 600" verja- ring der Gulden Sporen. Alleen ln de Dagklapper vinden wij een symbolische uiteenzetting: Den 8' komt de lucht weder om vol dondertorren, precies lijk over 600 jaar, als de Fransen op kwamen. Den 9' begint het te rommelen en bommelen in de verte lijk wagens en peerde- volk op de heirbane. Den 10' vereende benauwelijke weerlich ten lijk de zonne die weer kaatst op helmen en harnassen. Eindelijk den 11' berst het onge- weerte los over Vlaanderen. En 't is een enig gehuil, en gekletter en dof gerommel, en nu en dan een striemende scherpe lange luide schreeuw alsof er in de lucht een hoop volk aan 't vechten ware op schokkende radokken wagens. 's Avonds verdwijnt de zwarte wolke in de diepe verte, al nu en dan nog een striepe licht schie ten, al brommen, en ronken en reunen. 's Anderdaags staat de zonne helder op en schingt in al heur pracht over Vlaanderen, als of er niets gebeurd en ware. De wind en waait uit het Zuiden niet meer, en 't weere is merkelijk verkoeld. Ge voelt er toch Vanhee's Vlaam se geestdrift achter. LEVEN EN DOOD VAN 'T MANNEKE De Westvlaamse Karei De Wolf vertelt: *Na de dood van Fons Vanhee in 1903 zijn de eerste jaren van 't Manneken uit de Maneher uitgegeven geweest (voor wat de goe- en kwaweermaren betreft) al dus 1881 in 1904, 1882 in 1909, 1883 in 1910, 1881/ in 1911, 1885 in 1913. 'Tot hier Pater Gabriël. Volgens 't zeggen nu van Ar thur Bossier van Brugge die het wist van Adolf Van Mullem, jaar) blz. 4 staat er: Het Man neke, de Almanak van de rode lancie, waarvan de 5.000 afdruk sels uitgevochten in veertien dag gen... In 1928, dus op het laatste, was het getrokken op min of meer 20.000. Daarvan gingen er 5.000 naar Roeselare, wel zoveel naar Poperinge en ook zoveel naar Kortrijk (zegt A. Denijs 11-9-28). Laat er ons maar seffens bijvoe gen, dat 't Manneke nooit veel ge rucht gemaakt heeft, maar nede rig en stilletjes in zijn Westvlaams hoekske gebleven is. Zelfs in ons geweste, had 't Manneke maar ge wild... met 50.000 kwam het te kort.' zegt Hugo Verriest. De koddige vignetten en sluit- stukjes der eerste jaargangen, werden ln de jaren '20 aangevuld door de zwierige maantjesvaria ties van de grote tekenaar en kunstschilder Alfred Ost. Sommige bibliophielen zitten met de volledige collectie Manne- kes uit de Mane. Zulke collectie is goud waard. Dat ze er maar zeer goed voor zorgen, zoals voor de collectie Rond den Heerd en Biekorf. Het worden relieken Maar mensen die 't weten zeggen dat 't Manneke almeteens, net als Tijl uit zijn grafstee, weer zal op staan tot ons aller vreugde. VANHEE ALS DICHTER EN VEELZIJDIG MAN Het past ook te vermelden dat Vanhee in enkele gelegenheidsge dichten voor Communie of Rou we, in Gezelliaanse trant, een ge lukkige toon aansloeg. Stille poë zie, ongezocht en natuurlijk, maar diep doorvoeld, vlot en vloeiend als weer en wind, als de ongebro ken stap van Vanhee zelf. Eén voorbeeld: 't Was blijde zonnen .en zoele [wind Illustratie uit 't Manneke uit de Mane van Alfred Ost. drukker van 't Manneke, en het vertelde de 7' in Herfstmaand 1928, zijn de drie eerste jaren ach ter Vanhee's dood (28 Mei 1903), dus 1904, 1905, 1906, opgesteld door Adolf Van Mullem, met behulp der vorige jaargangen. De 11' in Herfstmaand '28 verzekerde Achiel Denijs van Roeselare: dat sedert 1923 hijzelf, te gare met Edward Vermeulen, er zijnen haak inge stegen had. Achiel heeft 1927 al leen opgesteld, Warden Oom 1928 en E. H. G. M. Lybeer (Hooglede) heeft geholpen aan 1924, 1925 en 1926. Denijs nam het over van no taris Persijn (en Den Swiggnden Eede die er de eigendom van had. Nu is het de eigendom van A. Denijs, die beloofd heeft, zo lang A. Van Mullem leefde, aan deze (of liever aan zijn schoon zoon L. Gevaert-Van Mullem) alle beschikking van verkoop te laten. 1881 - 1882 - 1883 - 1884 "ijn gedrukt geweest door Modest Dcl- place, drukker-uitgever der Vlaam se Vlagge, Geerolfstrate 10, in 1893 veranderd in tk 3-5, Brugge. Van 1885 voort was het zijn opvolger Ad. Van Mullem die 't aanpakte. Eindelijk van 1921voort was het zijn schoonzoon L. Gevaert - Van Mullem die 't drukte, altijd in de Geerolfstrate. 1889 bestaat nietde oorlogs jaren 1915 - 1916 - 1917 - 1918 en de volgende tot 1922 inbegrepen evenmin. Dan is 't wederom voor de dag gekomen tot 't jaar 1930 mee. En op hoeveel boekskens is 't wel getrokken geweest f In de Vlaamse Vlagge 1881 ('t geboorte- de kinders strooiden welgezind hun bloemen voor Ons Here Zij gingen hunnen stille gang in 't bellerinklen en 't gezang dat klonk te zijner ere. 't Was blijde zonne en zoele [wind... En ziek te bedde lag het kind zo langzaam diep te klagen... en 't droomde dat de belle klonk dat 't mee in de processie gonk en blommen mochte dragen. 't Was blijde zonne en zoele wind 't Was stille nu... en over't kind een doek lag, uit de plooien... Voor eeuwig mag het nu voort- taan met d'engelen processie gaan en blijde blommen strooien. VEELZIJDIG! Ook als blijspeldichter maakte hij naam. Het bekendste klucht spel is Het Testament dat nog niet van onze planken verdween. Verder leverde Vanhee talrijke bijdragen aan Loquela, de Vlaam se Vlagge, St-Lutgardisgilde, Kwa- penninck, De Nieuwe Tijd en Idioticon. Al werk dat zijn volk deugd en vreugd heeft geschon ken. Deken Cambier getuigt over het priesterschap van Alfons Vanhee: Te Langemarck zowel als te Alveringhem en te Wijtschate, wist hij hem door zijn dienstveer- digheid en door zijn minzame om gang. vele vrienden te maken, en ik zelve ben ooggetuige geweest, binst de eerste maanden van zijn herderschap te Moere hoe voorna me parochianen van Langemarck hem met hun bezoek kwamen vereren en met een innig zielsge- not met hem spraken over de ja ren, dat hij aldaar onderpastoor was geweest. Vanhee werd pastoor te Moere in 1900. Hij was nog een felle vent, toen hij in Meimaand 1903 ziek werd. De drie dokters van Den Swigenden Eede kwamen hem bijstaan: Bruwier, Depla en Lauwers. 't Kon niet baten, want de dubbele longontsteking ging haar fatale gang. Vanhee stierf op 28 Mei. Hij werd door vele vrienden ten grave gedragen. De ken Cambier van Gistel sprak een zeer gedurfde lijkrede uit, thans berustend in 't archief van de dekenij Gistel. Ziehier zijn doodsanctje: Zalig zijn de zachtmoedigen... Zar lig 'zijn de vreedzamen. (Matt. V 5.7.) Ter zaliger Gedachtenis van Eerwaarde Heer ALFONS VANHEE geboren te Lo, de 3' April 1849; Priester gewijd te Brugge de 7' Juni 1873; Professor in het Klein Seminarie van Roeselare, October 1873; On derpastoor te Wijtschate, Augusti 1876; Onderpastoor te Langemark, September 1885, en Pastoor te Moere, de 21 Februari 1900, al waar hij godvruchtig in de Heer ontsliep de 28' van Mariamaand 1903, beweend door al zijn pa- rochianen. Zijne zoetaardigheid en zijn blij moedig karakter wonnen hem vele vrienden. (H. Bonav.) Elk en ieder wist hij in vader landse tale aan te moedigen. (H. Mach. VII) Hij was de trooster der bedruk ten en de vader der armen; noch tans kende zijn linke hand de aalmoezen niet die zijne rechte hand uitdeelde in overvloed. (Eccl. XXX - Matth. VI) DIERBARE BROEDERS en ZUSTERS, BLOEDVERWANTEN en VRIENDEN van ten alle kan te, dank om uw hertelijke ver kleefdheid. Mocht de dood die liefdebanden niet verbreken en mochten wij elkander wederzien daarboven! En V, BEMINDE PAROCHIA NEN van Moere, U vooral dank ik, bemin ik, verwacht ik allen in den hemel. Daartoe blijft God zorgvuldig dienen, blijft zoals ik U drie jaar lang gekend heb, een drachtig en vreedzaam: Vrede aan dezen die van goeden wille zijn. Mijn medebroeders in het Heilig Priesterdom, weest mij indachtig in uwe gebeden. Mijn Jezus Bermhertigheid. (100 4. aflaat) WIJ HEBBEN U NODIG Toen we daar in die heerlijke zonnedag vóór die grafsteen ston den te Moere, werden we een beetje weemoedig. Weemoed van verlangen naar die grote en eer lijke Vlamingen van weleer, die niet hun geldbeurs doch hun volk dienden. Verlangen naar die edel- geborene Vlaamse geestigheid, die leefde en liet leven, die in poets en wederpoets, met gulden mond, rond en gezond kon lachen... ter wijl thans zovele vrienden-, huis- en feestkringen bedorven worden door schuine moppen en geile praat; terwijl thans zoveel kleine jaloersheid en kleine grootdoenerij binnen onze muren woekert. En toch zitten er nog vele edele en grote zielen, 't Kiemt weer edel Vlaams leven, er staan apos tels van de onverdorven lach op, er spuit idealisme in menig stu- dentenhart. Wij hopen. En 't was haast biddend dat we heengingen. Ach, Fons Vanhee, geef ons allen en dat zijn de duizenden die iets te maken heb ben met de leiding en opvoeding van ons volk iets van uw fijne monkel, iets van uw gouden hart, iets van uw edelmoedig offer, dat niets vroeg, maar gaf. F. R. BOSCHVOGEL. P. S. We danken hier Z. E. H. Pastoor De Grijse, Volksvertegen woordiger A. De Grijse, de goede vriend Willem Denijs en ook Uit gever Joris Lannoo, voor hun huU pe met raad en daad bij het samenstellen van deze bladzijde. DE SWIGENDEN EEDE. Onderaan (v. I. n. r.)Dr Alois Bruwier, Pastoor Hugo Verriest, Dr Alfons Depla en Pastoor Alfons Vanhee. Bovenaan (v. I. n. r.); Dr Emiel Lauwers, Dr Renaat AdriaensNotaris Hendrik Persijn en Pastoor Karei Blancke. l

HISTORISCHE KRANTEN

Het Wekelijks Nieuws (1946-1990) | 1954 | | pagina 16