VAN IJPEREN EN HET ARRONDISSEMENT. Politiek, Nieuws-, Handels- en Annoncenblad. Kiezers van 't Arrondissement IJperen. Eerste Jaar. Zaterdag 13" Februari 1886. Nummer T. Den 5 Juni 1884, deden de heeren Berten, Struye en Colaei t de schoonste beloften aan hunne kiezers. Ziehier namelijk wat zij zegden; «Uit al onze krachten moeten wij alle ver- c zwaring der militaire lasten en vooral de inrichting van het reserve-leger tegenwerkenomdat wij het aanzien als eene nieuwe ramp voor Landbouw, Koophandel en Nijverheid, die reeds te veel te verduren hebben. Nu, wat is er gebeurd? De Kamer, in hare zitting van Vrijdag, 12 Fe bruari, heeft, met TO stemmen tegen 52, de ver zwaring der militaire uitgaven en de inrichting van een reserve leger gestemd. En wat hebben onze afgevaardigden gedaan? Hunne beloften vergetende, hebben zij voor het ministerie gekropen en als slaven aan zijne bevelen gehoorzaamd. Zij hebben JA geknikt. Wat zullen nu de boeren zeggen, die zich heb ben laten foppen? Abonnementsprijs voorop betaalbaar.- 4 fr. per jaar voor de stad. 4 fr. 50 voor den buiten. Per 6 maanden: 2 fr. 50. Annoncen: 15 cent. per drukregel. Rechter lijke eerherstellingen: 1 fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 10 centiemen per nummer. Afzonderlijke nummers vo >r artikels, enz. 8 fr. per 100.Alle bet ichten van verkoopingen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. De annoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, alsmede die voor het buitenland worden ontvangen door den Office de Publicité, Magdalenastraat, Brussel. Men wordt verzocht alle hoegenaamde artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij en onderteekend toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnalitei ten bevattende worden niet opgenomen. Veel woorden tegen. Wie het laatste nummer van het Nieuws blad gelezen heeft, moet zeker in zich zeiven gedacht hebben, dat de schrijver aan eenen hevigen aanval van razernij leed. Inderdaad, zijn stijl, gewoonlijk zoo zagend, slepend, in slaap wiegend, werd nu hevig, scherp en bijtend! Twee deelen, K. Lote en Plaatselijk, eener zelfde eenheid, M. X., krabden zich elke week achter het oor, om wat bladvulling te vinden. Schrijver K. Lote vooral hield zich met de algemeene politiek bezig, en sufte over nelle, zot en minke,over kop en steert, over liberale draaiwinden en andere zoute- looze afgezaagde vraagstukken. Plaatsetijk, integendeel, verweerde zich, zooveel als het mogelijk was, tegen de Toekomst. Maar Plaatselijk hoopte over twee weken zijnen man gevonden te hebben en riep: Te beter. - Maar die man is naar zijne goesting niet en 't is K. Lote die twee woorden aan 't Weekblad antwoordt. Wanneer ik af schrijf: twee ivoorden moet gij lezen twee kolommen en eenen steert. Vooreerst komen de onnoozelaars argu menten: K. Lote heeft niet eerder geant woord, omdat de drukker-uitgever van het Nieuwsblad hem slechts, 3 weken na de verschijninghet Weekblad overhandigd had. Hewel 't is een rappe vogel, uw druk ker-uitgever; hij is zeker van alzoo altijd het eerste nieuws te hebben,... 3 weken ach terna. Andere spitsvondigheid: Onze zetter had eene O in plaats van eene E geplaatst. Dat is een stokkepaardje voor K. Lote en de held verweert zich op eenen nul. 't Is toch te sterk voor lieden met gezond verstand Waarom wij vuilblad schrijven? Is er wel eene gazet die zich meer met laffe, onbeschof te persoonlijkheden en schandaliger zinspe lingen ophoudt dan de processievaan Gij moet waarlijk een toupet hebben om 'nen boer van zijn paard te slaan, te durven be weren, dat gij u nooit m»t persoonlijkheden bezig houdt en dat wij het zijn, die nog maar 5 weken bestaan! Hebt gij uwe aanvallen vergeten tegen veel achtbare personen, waaronder wij noemen de heeren Ferd. Van Daele, P. Vermeulen, de Laveleye, E. Brun- faut, de Quéker, de Sterrelingen en zooveel anderen, welke nu in ons geheugen niet ko men en die nogtans geen personen zijn, een openbaar ambt vervullende, en in wiens zaken en leven gij dan ook niet te snuffelen hebt. Niet alleen waren meestal uwe artikels een samenweefsel van persoonlijkheden; maar de scheldwoorden en lapnamen waren er nog het liefste ornement van, zooals.- droeve jongen, wisje-wasje, klakke Lave leye, langen, taaien raadsheer, onderwijzers met gelapte schoenen en eenen neusnijper, enz., enz. Over twee weken schreeft gij nog, sprekende over de Toekomstschrijvers, de vo'gende aantrekkelijke kieschheden: Ge zijt domme, stomme ezels, die niets dan - bottigheden vertelt; ge kunt noch lezen - noch schrijven; ge zijt verwaande dwazen, die zoo min lezen als schrijven kunt, enz. Welke argumenten! roept de Toekomst terecht uit. Zijn dat uwe gematigde woor den? Wij grijpen in den hoop, alleenlijk om u te bewijzen dat gii u steeds met persoon lijkheden en scheldwoorden opgehouden hebt. Ten andere, 't is toch de drukker van het Weekblad niet, die eens wat kletsen op zijn gezicht kreeg, ten gevolge van persoonlijke aanvallen in het Nieuwsblad! En indien de opstellers van het Nieuwsblad zoo dapper en moedig zijn, waarom hebben ze zich toen niet laten kennen? Ze hadden, uit broeder lijkheid en door hunne stoutmoedigheid, zeer onaangename oogenbükken kunnen spa ren aan 'nen strooien man - waarvan gij Zondag 11. gewaagt, en dien wij we ho pen het ten minste niet noodig zullen hebben. Gij valt dus niet alleen uwe tegenstrevers aan, maar gij scheldt ze uiten geeft ze lap namen en dat is een vuil werk, en een blad dat zulk werk verricht, is een gemeen blad, om niets meer te zeggen. 't Is dus altijd de toepassing van het spreek woord: Gij ziet den splinter in uw buur man's oog en bemerkt den balk niet in het uwe. En ook van dit: Met de maat waar mede men meet, zal men gemeten worden. De persoonlijkheden, in ons blad, zullen evenwel geen gewoonte worden, ten minste niet tegen bijzondere personen; maar wij hebben u eens willen laten smaken hoe on aangenaam het is,sommige pillen te slikken, ons herinnerende: oog voor oog, en tand voortand. We zouden liever, zooals wij zeg den, over ernstige zaken spreken in plaats van in elkanders vleesch te kerven dat het bloedt en pijn doet. Gaat u dat?... Echter nog dit: gij verbindt u op uwe eer uwe artikels te teekenen, indien wij hetzefde doen. Laat ons toe, daarop te schokschou deren. Eer! bestaat dat ding nog bij K. Loten? V. Hugo, maar wij zijn er niet zeker van, heeft eens gezegd: II y a des gens qui re- gardent Vhonneur, comme on regarde les étoiles.... de loin!!! Gij hebt verleden jaar, of over 2 jaar, de gelegenheid gehad u te laten kennen, toen men in het bureel van Nieuwsblad, naar den opsteller van zeker artikeltje kwam vragen. Toen moest gij onbevreesd te voorschijn komen; maar neen, een ander de muilperen laten ontvangen in uwen naam, was gemak kelijker—alhoewel min ridderlijk!...'t Is om zich slap te lachen. Gij zegt nog dat ons artikel pédantisme en eigenbewierooking is. Toch niet, want de zoogezegde bewijzen die gij in éénen zin, en verder in één woord vindt, kunnen moei lijk uwe beschuldiging staven, 't Is waar: men kan niet alles in twee woorden schrij ven! Over onze bedrevene fouten, zeggen wij nochtans een rechtzinnig mea culpa-, wij maken het vast voornemen van niet meer te herbeginnen en ons leven te beteren. Kristelijke broederliefde van eenen IJperschen pastoor. In eene onzer parochiekerken bestaat eene fondatie, voor doel hebbende jaarlijks aan de armste parochianen kleedingstukken uit te deelen. De personen, deelmakende van de broederschappen en kongregatiën dier kerk, waren natuurlijk de meest bevoordeeligden. Eene jonge dochter, die tot nu toe, jaar lijks een hemd, rok of baai gekregen had, zag zich dit jaar verstoken in de uitdeeling. Bezoek der moeder bij den onderpastoor der parochie. Hoe komt het, Mijnheer, dat mijne dochter op andere jaren altijd iets kreeg, van de fondatie, en van dit jaar niets? Moet ge dat vragen, vrouw? 't Is omdat uw knechtjongen naar eene slechte school gaat. Naar welke slechte school, als 't u be lieft, Mijnheer? De Looie is eene slechte school. Ze was wel niet slecht, Mijnheer, toen gij er gingt de catechismuslessen geven en door de stad er voor betaald wierdt! Ja maar, nu is het eene schole zon der God Dan hebt gij zeker God in uwen zak medegedragen, eenmaal gij uit die school gebleven zijt? De onderpastoor, rood van gramschap: Buiten is aan de deur, en haast u een beetje! Iedereen zal hier driestekker V.verkennen. Verschillende dienaars van denzelfden God. 't Is wonderlijk hoe de priesters eene zelfde zonde aanzien. Op den buiten is iets somwijlen doodzonde, waarop men in de stad de oogen sluit; ge dwongen, wel is waar, maar toch gebeurt het. Zoo kwam, over eenige dagen, zich een jongen van 14 jaar in een huis onzer stad als leergast verhuren. Hij was van Zantvoorde en had zijne eerste kommunie nog niet ge daan. (Dat is niets, evenwel, hij zal daarvan niet dood gaan.) De moeder verzekerde dat de verdraagza me pastoor dier parochie haren zoon twee jaren had doen uitblijven uit de leering of kapelle, alleenlijk omdat hij naar de gemeenteschool ging. Hier zouden zij toch zoo niet durven te werk gaan, met de kinderen die de stads scholen bijwonen; want het zou gaan met de eerste kommunie. gelijk met de absolutie in 1879: Willen zij de absolutie niet geven, dat zij ze op hunnen buik plakken. En de ouders zouden nogmaals zeggen: Ons kind mag zijne eerste kommunie niet doen? hewel, 't is zooveel in onzen zak gespaard, voor de kaars en al dien anderen pruts! Priesters zijn op den buiten onverdraag zaam en almachtig, in de stad zijn ze toege vend: 't^ijn goede komedianten in de twee plaatsen. Onze meesiers Gedurende den schoolstrijd van 1879 tot 1884 heeft zich de geestelijkheid zoo hate lijk gedragen, dat iedereen met afschrikken de mogelijkheid inzag van het aankomen der clericalen aan het bewind. Men schrikte terug voor de waarschijnlijke vraag eener nijdige en almachtige geestelijkheid en me nigeen voorspelde eene omwenteling na zes maanden clericaal bestuur. En nochtans, nu zijn de clericalen reeds anderhalf jaar onze meesters en dage lijks doen ze ons gevoelen hoe zij het ver staan onze meesters te spelen. Zij heb ben gedurfd wat wij nooit dachten dat ze zouden durvenen toch is de omwente ling, de losbarsting der algemeene misnoegd heid nog niet gekomen. Onze meesters zijn te slim, te zeem zoet, te behendigzij kennen te goed de kunst om zand in de oogen te strooien, om ons in slaap te wiegen, en zonder dat wij het hard gevoelen wordt de band, dien men ons rond den hals legt, traagjesaan. heel traagjesaan toegesnoerdtot dat ze nie mand meer zullen te vreezen hebben en een luid Te Deum Laudamus zullen kunnen aanheffen. Ware Woeste maar nog wat minister gebleven Ware Jacobs maar daar geweest om zelf te besturen! Die gingen er ten minste op los, als echte wraakzuchtige cleri calen. Die wisten te stampen en te slaan.dat wij het voelden, en het was te hopen dat wij het eens genoeg zouden gevoeld hebben om recht te springen enNa de stemming dei- wet van 1884, was het bijna gedaan; die wet schudde het land wakker; de gemeentekie- zingen waren eene luide bedreiging. Maar do taktiek dier heeren was niet voorzichtig genoeg. De Kerk is zoo haastig niet, ze kan wachten, mits hare wraak zooveel te vollediger zij. En daarom werden de onvoorzieh'.igen aan kant gezet; ten minste schijnbaar, want ze zouden wel mogen voortbesturen, maar niet zoo open lijk, alleen onder de namen van eenen Tho- nissen en eenen Devolder. Het volk mocht het eens ernstig meenen van eenen Thonissen zou men niet vervaard zijn. Hij, de bedaardheid, de wijsheid, de toegevendheid in persoon hij zou de ge moederen stillen en eenige schijnbare toege vingen doen blijken om de onvoorzichtigheid van Jacobs en Woeste te doen vergeten. Daarna zou het spelletje weer hernomen worden, altijd met hetzelfde doel in het oog. En zoo is het geschied. Het volk heeft zich laten bedriegen door dien zachtmoedigen Thonissen en dien rechtvaardigen Beernaert. En de eene maatregel na den anderen is ge komen, en de eene benoeming na de andere, en het eene besluit na het andere, en de eene wet na de andere, en om dat alles zoo stil is HET WEEKBLAD «a» ft»

HISTORISCHE KRANTEN

Het weekblad van Ijperen (1886-1906) | 1886 | | pagina 1