DE IJPERSCHE KINDEREN.
STADSNIEUWS.
geschied, zoo voorzichtig, zoo traag heeft
liet volk gezwegen.
En waar zijn wij nu?
Ons onderwijs, de machtigste factor in de
beschaving van een volk, is geheel vernietigd
en in de handen der geestelijkheid overgele
verd, terwijl ons onderwijzerskorps in ellende
en armoede ondervindt hoe duur het kost
zijnen eed te houden 'en eerlijk te blijven.
Zullen twintig jaren liberaal bestuur vol
doende zijn om al die puinen weer op te
richten
Onze geestelijkheid is stralend van vreug
de en geluk; met beide handen scharrelt zij
in de Staats- en Stadskas om hare scholen te
bezoldigen, zich zelve te begiftigen, hare
kerken te versieren, zonder er eens op te
letten dat geheel het land zinkt, lager en
lager zinkt. En terwijl zij van hare predik
stoelen de woorden des Evangelies, woorden
van liefde en vergeving uitspreekt, droomt
ze van haat en vervolging, van heêrschzucht
en macht; droomt reeds van den goeden
ouden tijd te zien terugkomen, toen zij alleen
meester was en alles haar gehoorzaamde.
En onze gemeenten zwijgen, al worden
hare belastingen immer zwaarder, omdat de
wil cler meesters moet uitgevoerd worden.
En landbouwers en werklieden strijden te
gen deonverbiddelijke crisis,terwijl de rijke,
clericale edelen het middel zoeken om vleesch
en brood duurder te maken en alzoo hunne
pachten te kunnen verlioogen.
En intusschen gaan kerkfabrieken, semi
naries, kloosters, enz. enz. maar immer
hunnen gang en palmen binnen en bouwen
en koopen en worden schat rijk met het
zweet en het bloed van hen die werken.
En het volk zwijgt, omdat dit alles zeer
voorzichtig gebeurt.
Maar zal het volk dan blijven zwijgen?
Zal dit nog lang duren? Thonissen, sla toch
eens hard toe, bloedig, nog meer, dat men
ontwake! Brugsche Beiaard.
Da toestand onzer scholen.
De minister Thonissen heeft onlangs de
inlichtingen, door den heer Bara gevraagd,
over de vernietiging onzer volksscholen door
de gevloekte jesuitewet van 1884 in de Ka
mer neergelegd. Nog nooit is er eene onge-
hoorder onreehtveerdigheid uit dweep- en
wraakzucht door een hoogerbestuur gepleegd
geweest.
Denkt eens, lezers, wat er sinds October
1884 zoo al gedaan werd.
Al krijschende liet minister Thonissen toe
dat men 877 lagere scholen afschafte.
Scholen zonder leerlingen, hoor ik reeds
opwerpen. Ik wil wel dat er misschien een
tiental zulke onder zouden kunnen gevonden
worden; maar onze meesters zeiven heb
ben moeten bekennen dat die 877 lagere
scholen gezamentlijk 15,325 leerlingen tel
den. Deze zijn dan tegen wil en dank der
ouders naar kwezel scholen moeten over
gaan. En hunne bekwame meesters en mees
teressen? Zij. ten getalle van 880, werden
onmeedoogend met vrouw en kinderen,
meestal, uit hunne woning gedreven en
hunne broodwinning ontnomen.
Doch de lagere scholen niet alleen hebben
döor die om wraakroepende wet geleden.
228 bewaarscholen en 1079 avondscho
len werden met een enkelen pennetrek door
(Vervolg.)
M. de C... begon aldus zijn verhaal:
De anekdote die ik u wil vertellen, be
rust slechts op eene oude overlevering, die
aangeteekend staat in verscheidene oude
handschriftelijke kronieken. Daarbij de his
torische gebeurtenissen en het karakter van
Karei V, door de goede Vlamingen beter
gekend onder den naam van Keizer Karei,
laten genoeg toe te gelooven dat deze over
levering een schijn van waarheid moet heb
ben.
In 1516, was Karei, nauwelijks 16 jaar
oud, erkend geworden als Graaf van Vlaan
deren, Hertog van Brabant, enz., enz. Al de
Belgisehe provinciën waren aan zijne wetten
onderworpen. In 1518 werd hij te Valadolid
koning van al de Spaansche bezittingen ge
kroond. Nogtans al deze titels konden zijne
heerschzucht niet voldoen. Maximiliaan, kei
zer van Duitschland, kwam te sterven. Karei
besloot zich de keizerlijke kroon op het hootd
te stellen. Niettegenstaande de pogingen van
zijnen tegenstrever Frans I, koning van
Frankrijk, werd Karei in 1519 door de Duit-
sche keurvorsten tot Keizer verkoren.
Karei was in Spanje toen hij dit goed
nieuws vernam. Hij verliet zijn koninkrijk
en begaf zich naar Aken, waar hij keizer
gekroond werd; dit gebeurde in 1520. Ik
weet niet welken weg hij volgde: nogtans is
het zeker dat hij door IJperen trok, dat als
dan eene der voornaamste steden van het
Graafschap Vlaanderen was. Te dier gele
genheid haddenjgroote feesten plaats, waar
van de kronieken ons de minste bijzonderhe
den overgezet hebben. De keizer, zeggen zij,
deed zijne intrede langs de Thouroutpoort,
volgde de lange en de korte straat van dien
de handlangers van eene wraaklustige gees
telijkheid uitgevaagd en vernietigd. 167
onderwijzeressen der bewaarscholen verlo
ren daarbij hunne plaatsen duizenden andere
onderwijzers en onderwijzeressen verloren
een deel hunner jaarwedde, dat onontbeer
lijk was om zichzelven en hunne familjen
behoorlijk te voeden en te kweeken.
En nog is zulks niet voldoende om onze
geestelijkheid te bevredigen en hare wraak
te koelen. Nog huilt en tiert zij tegen de
scholen, die, niettegenstaande het woedende
orkaan, toch recht bleven.
Natuurlijk. Die heerschzuchtigen willen
van geene scholen, waar de kinders leeren
denken, opmerkzaam zijn en redeneeren.
Weg met. de onderwijzers, roepen zij, die
voor onzen wil niet buigen willen, die 's
kinds verstand ontwikkelen en het in staat
stellen om de waarheid van de logen, om het
vooroordeel van de echte kennis en welen-
schap te onderscheiden. In een woord, zij
willen noch van scholen, noch van onder
wijzers, die den geest des volks verlichten,
die het onderwijs boven domheid en geesles-
verstomping doen zegepralen en die liet kind
tot eenen burger opvoeden, bekwaam om zijn
eigen gedragsregel voor te schrijven, om zijn
eigen ik bewust te worden en mondig, zelf
standig in de samenleving op te treden.
Zulke scholen en zulke onderwijzers zijn
de grootste hinderpaal voor het doen draaien
van hunnen heiligen winkel. Daarom was
het dat zij van hooge die scholen en die on
derwijzers banvloekten en vervolgdendaar
om was het dat zij schreeuwden en tierden
tegen de zoogezegde zotte schooluitgaven
onder wet van 1879. Kost wat kost. die
schoolwet, die scholen en die onderwijzers
moesten en zouden verdwijnen en door broer
tjes- en zusterjesscholen vervangen worden,
waar men het toekomend geslacht zal ver
kwezelen, verstompen waar men de kinde
ren in onwetendheid en verslaving zal op
leiden en een geslacht voorbereiden, dat
immer knikken zal, als mijnheer de priester
ja zegt en vooral dat steeds met de beurs
open staan zal, wanneer die zelfde mijnheer
de priester het zijn zuur verdiende oortjes
komt afbedelen.
Of zij reeds eene groote schrede tot het
gewenschte doel gedaan hebben blijkt ge
noegzaam uit de reeds gedane schoolafschaf-
fingen, maar nog veel klaarder uit de inlich
tingen van minister Thonissen, die ons het
getal en de soort der aangenomene scholen
doen kennen. Is het niet om duizelig te wor
den als een klerikale minister, na de hon
derden veroordeelingen tegen allerhande hei
lige broertjes en nonnetjes uitgesproken, nog
in volle Kamer durft verklaren dat hij 638
scholen door diezelfde geestelijke personen
gehouden heeft aangenomendat in die 638
scholen er 1409 broêrtjes en nonnetjes
schoolmeesteren; waarvan 1071 zonder
het minste bewijs van bekwaamheid,- en dat
er daarbij nog 827 scholen aangenomen
werden, waar 1347 wereldlijke onderwij
zers met God werkzaam zijn en waaronder
er ook 446 zich zonder bekwaamheidbewij-
zen bevinden. Dus op de 2756 onderwijzers
mei God, die nu door ons, lastenbetaalders,
betaalt en gekweekt worden, zijn er 1517,
dus meer dan de helft,die er geene bekwaam
heid toe bezitten en veel beter misschien
ergens de koeien wachten zouden.
Men ziet reeds van hier wat er van het
volkonderwijs, dat in zulke bekioame han
den gevallen is, moet geworden.
naam, en kwam al de Groote Markt tot aan
de Laken Halle.
De huizen waren bespannen met rijke
stoffen, waarop de wapens van Duitschland,
Spanje, Vlaanderen en IJperen geborduurd
waren. Nevens deze wapenschilden zag men
het portret van den vorst. Deze portretten,
zegt de kroniek, waren in gouden lijsten
gezet. Verscheidene triomfpoorten, met de
zelfde versieringen getooid, waren geplaatst
in de straten waar de stoet moest doorgaan.
Bijna al de burgers, de burgerwachten, de
gilden met hunne vaandels, voorgegaan door
hunne tamboers en hunne blazoenen (1), als
ook het Gemeentebestuur (2) gingen den
Vorst te gemoet. Achter dezen prachtigen
stoet, en omringd van een schitterend gevolg
van edelknapen, jonkers en ridders, begaf
Karei zich naar de zaal der Halle waar het
Gemeentebestuur gewoonlijk zijne zittingen
hield. Petrus Van Houlte, in zijne hoedanig
heid van Voogd (overste van het Magistraat),
sprak den Prins plechtig aanhij zegde dat
de tegenwoordigheid van eenen zoo machti
gen monarch eene groote eer was voor de
stad IJperen... dat de IJperlingen dien schoo-
nen dag nooit zouden vergeten. Vervolgens
duidde hij eenige misbruiken aan...
- Welke misbruiken? riep Mev. de B. uit,
die, M. de C. ziende glimlachen, zich inbeeld
de dat deze misbruiken eenig belang voor
stelden.
Arm België! wat ligt er voor u in de toe
komst beschoren? Geus.
Gemeenteraad van IJperen.
Ziiling van 6 Februari 1886.
Zijn tegenwoordig: de heeren Vanheule,
Bossaert, Leleup, Soenen, Gornette, Brun-
faut, Beaucourt, Gravet, Gaimant, Vermeulen,
Poupart, Van Alleynnes, Verschaeve en
Van Daele.
Het verslag der openbare zitting van 9 Ja
nuari voorgaande is goedgekeurd.
Mededeel ingen.
Brief van den heer De Qtiéker, II., den
Raad verzoekende eenige boekdeelen van
zijnen historischen roman Hilda aan te
koopen voor de bibliotheken der lagere
scholen.
De heer Burgemeester denkt, na dat werk
gelezen te hebben, dat het er niet voor past.
Hij laat het ter beschikking der Raadsheeren
en stelt voor alle beslissing tot de naaste zit
ting te verdagen.
De heer Thiebault-Hage, Voorzitter van
den Bestuurraad des Wereldlijken School-
pennings van IJperen, stuurt den Raad eene
som van 2000 franks toe, voortkomende van
de loterij der schilderij van den heer Pau
wels, en verzoekt het Bestuur dit kapitaal te
bestemmen tot het stichten eener fondatie,
den naam van den inilden gever dragende.
De opbrengst er van zou jaarlijks in de be
grooting aangeteekend zijn en onder vorm
van spaarboekjes aan de leerlingen der kos-
telooze stadsmeisjesschool uitgedeeld worden.
De Raad verklaart dat het de behoorlijke
tijd is om aan de Bestendige Deputatie oorlof
te vragen tot het aanvaarden dier gifte en
gelast den schepenenraad met de noodige
vaardigheden.
Op voorstel van den heer Voorzitter stemt
de Raad, eenpariglijk, gelukwenschen en be
dankingen aan den Bestuurraad van IJpe
ren's Wereldlijken Schoolpenning over den
vlijt en de genegenheid, waarvan hij onop
houdelijk bewijzen gaf, en over de diensten,
welke hij aan het openbaar onderwijs be
toond heeft.
Gemeente goederen.
Verkooping van boomen: a) Op 15 Januari
(grondgebied van IJperen).
Van de 165 te koopen aangebodene loten
zijn er 158 overgeslagen geweest. De 7 over
blijvende worden voor gemeentewerken in
gehouden. De schatting dier 158 loten was
4430 fr. De verkoopprijs beloopt tot 4652 fr.
De zeven niet verkochte loten waren ge
zamentlijk 205 fr. geschat.
b) Op 2 Februari (grondgebied van Boe-
singhe, 131 loten, waaronder zeven niet
verkochte.
Algemeene schatting fr. 4185
Verkoopprijsfr. 4862
De 7 niet verkochte loten hebben, volgens
schatting, eene waarde van fr. 226.
Zij zijn ook voor stadswerken ingehouden
geweest.
De verkoopings verslagen zijn goedge
keurd.
Godshuizen
Verkoopingen van boomen.
Het Godshuizenbestuur vraagt de toelating
om een zeker getal koopen boomen, doode,
schadelijke of buiten groei, die staan op zijne
Oh! Mevrouw, antwoordde M. de C.,
indien ik u moest antwoorden, gij zo.udt
mij beschuldigen een overdreven liberaal,
een vrijdenker, misschien een vrijmetselaar
te zijn.
Zeg het niettemin, riepen al de dames
uit, die door die woorden niet weinig nieuws
gierig geworden waren.
Ehwel, dames, Petrus Van Houtte hield
vóór dat de mannen van de Doode Hand op
eene schandelijke manier de rechten, volgens
de wet hun toegeschreven, te buiten gingen:
niet alleenlijk kontent met de tiendheffing
waarmede hunne voorzaten altijd tevreden
geweest waren, beweerden zij er nog te
heffen op het hout, het gras, de weilanden,
het hooi, de schapen, de ganzen, de verkens,
het hoornvee en zelfs op de vruchten en de
groensels, zooals: peren, appels, noten, sala-
den, kooien, enz. Hij deed opmerken dat de
leeringen van Maarten Lulher in de stad
grooten voortgang mieken, en dat reeds een
groot,getal burgers en poorters boeken van
dien ketter in hun bezit hadden. Eindelijk
sloot Petrus Van Houtte zijne redevoering
met te zeggen dat de IJperlingen in alle om
standigheid hunnen vorst getrouw en gene
gen zouden geweest zijn, en dat zij daarbij
gelukkig zouden zijn opofferingen te doen
om aldus hunne erkentelijkheid te bewijzen.
Karei bedankte het Gemeentebestuur
voor zijne goede gevoelens, beloofde de hem
kenbaar gemaakte misbruiken te doen ver
dwijnen, en voegde erbij: Aangezien gij
begeert opofferingen te doen om uwe dank
baarheid te bewijzen, gij bezit iets dat ik
benijd, hoe machtig ik ook zij. Sire, ant
woordde Petrus Van Houtte, wij zullen ge
lukkig zijn u alles te geven wat gij zult
gelieven te vragen. Ehwel, vervolgde
Karei, toen ik hier aankwam, ben ik met
eene soort van verrukking aangegrepen ge
weest bij het zicht van het prachtig gebouw
eigendommen gelegen te Langemarck, Vla-
mertinghe, St-Jan en IJperen, te mogen ver-
koopen.
Eene andere vraag van hetzelfde bestuur
heeft betrek op boomen, die staan op de
hoeve en landerijen, gebruikt door de wedu
we Mispelaere, te Zandvoorde.
De Raad stemt er mede in.
Gemeenteb elas tingen
Voorloopige bepaling der lijst van de ge
meentebelasting op de honden.
Jachthonden 23
Andere 950
Te zamen 973
De opbrengst is gerekend op 1494 fr.
Gemeenteschuld. Aflossing.
De Raad besluit aan de hoogere overheid
de aflegging te vragen van twee kapitalen,
over eenige jaren, in inschrijving op het
Groot Boek der openbare schuld voorloopig
geplaatst.
De sommen,die er van voortkomen, zullen
aan de Godshuizen besteld worden ten titel
van aflossing der leening, alsook de sommen,
voortkomende van de tot geld making van
eenige spaarkasboekjes intrest dragende aan
3%.
De teruggave aan de Godshuizen in 1886
te doen beloopt tot 15,000 fr.
Leerwerkhuis.
Rekening van het diensljaar 1885.
De ontvangsten beloopen tot fr. 2520-00
Zij onderverdeelen zich als volgt
Overschot der rekening van 1883 fr. 240-67
Hulpgeld van den Staat 912-00
id. der Provincie 455-87
id. der Stad 911-46
De uitgaven beloopen tot fr. 2,258-96
Overschot fr. 261-04
Die cijfers zijn aangenomen.
Het is goed er bij te voegen, zegt de heer
Burgemeester,dat de stad boven defr.911-46
hulpgeld, nog in de huizing van den mees
tergast moet voorzien, hetgeen eene jaarlijk-
sche uitgave van fr. 240 daarstelt; dat zij
belast is met het onderhoud der gebouwen,
die overigens hare eigendom zijn en dat zij
in die onderneming een betrekkelijk hoog
kapitaal verpand heeft voor den aankoop der
werktuihen, getouwen enz
Men mag dus, zonder vrees van overdrij
ving, zeggen dat het aandeel der stad in de
uitgaveu van het leerwerkhuis de hulpgelden
van Staat en Provincie, vereenigd, verre
overtreft. Wat meer is, het leerwerkhuis is
eerst en vooral een stadsgesticht, dat, wel is
waar, hulpgelden geniet van de openbare
besturen, maar dat krachtens de wet onder
het rechtstreeksch en onmiddellijk nazicht
der gemeenteoverheid geplaatst is.
Te dier gelegenheid herinnert de heer
Burgemeester de voorstelling van kandida
ten, door den Raad gedaan, voor de twee
plaatsen van lid,waarvan het begevingsrecht
voor de eene aan de Provincie en voor de
andere aan het Staatsbestuur toekomt.
Die kandidaten warende heeren Deceu
ninck-Wyckhuyze en Annoot-Vandevyvere.
donder zich om de voorstellingen, door de
stad gedaan, te bekreunen, heeft de Besten
dige Deputatie, op het uitdrukkelijk verzoek
van de heeren Gouverneur en Minister van
Landbouw, Nijverheid en Openbare Werken,
volgende dezes voorbeeld, kandidaten aange-
der Laken Halle; nergens op mijne reizen
heb ik zoo iets ontmoet. Dit gebouw, op eene
der schoonste markten van Madrid geplaatst,
zou een wonderbaar uitwerksel hebben...
Waarlijk, dat ware een prachtig geschenk.
De personen, waaruit de Gemeenteraad
bestond, zag;en elkander met schrik aan.
Eene doodelijke bleekheid bedekte hunne
gelaatstrekken; de woorden stierven op hun
ne bevende lippen. Karei zag hunne besluite
loosheid. Mijne heeren, zegde hij, ik be
grijp de belangrijkheid van de vraag die ik
kom te doen, zij verdient een rijp overleg;
denkt na en laat mij morgen uw antwoord
kennen.
Karei was nauwelijks heengegaan, of
Petrus Van Houtte deed al de deuren sluiten.
Men ging beraadslagen; verscheidene gedach
ten werden uitgedrukt: eenige leden wilden
weigeren de vraag toe te staan, omdat de
opoffering te groot was; anderen antwoord
den dat het zeer gevaarlijk zou zijn aan den
wil van eenen zoo machtigen vorst te weder-
staan, die daarbij gemakkelijk kon nemen
wat men hem niet ^even wilde. De overigen
eindelijk wilden dè vraag van den keizer
toestaan, maar op zoodanig bezwarende voor
waarden, dat zij onaannemelijk waren. Men
besprak die drie stelsels. Eindelijk stelde men
vast (hetgeen op onze dagen nog dikwijls
gebeurt), dat men geen besluit zóu nemen,
maar dat men zich des anderdaags vroeg zou
vergaderen.
- Des avonds leverden de burgers en het
volk, die dit schrikkelijk voorval niet ken
den, zich aan de uitzinnigste blijdschap; niets
verwaarloosden zij om hunne vreugde te
doen uitschijnen: vreugdevuren werden langs
alle kanten aangestoken, en de verlichting
was zoo algemeen en zoo schitterend, zegt
de kroniek, dat de nacht in dag scheen ver
anderd te zijn.
[Wordt voort gezet.)
(1) Onder de gilden en genootschappen die Karei V
te gemoet gingen, halen de kronieken de volgende
aan: St-Sebastiaan, Sinte-Barbara, St-Joris, de
Koornbloem, Ste-Anna, St-Kruis, de Engelbewaar
der en St-Maurits.
(2) De namen der Magistraten van dat jaar waren:
Petrus Van Houtte, Frans Van de Wostyne. Lode-
wijk Poot, Pieter Van Meenen, Joos Lampsaem,
Pieter Van de Capelle, Jan Van Dixmude, Pieter
Vanderstichele, Joris Vanderelst, Robert Van Meu-
lem, Pieter Cocqueel, Gilles De Mey, Willem Van-
dercamere en Joris Vandendriesschë.