DE IJPERSCHE KINDEREN. STADSNIEUWS. et a chaque pied, vouz avez aussi 5 sens. Un franc pèse 5 grammes. Dit is ten minste practisch en wetens waardig. Dit is het nog veel meer: II y a 5 péchés conlre le St-Esprit. II y a 7 aemandes dans Voraison dominicale. La Penlecóte se célèbre 7 scmaines après Paqués. II y a 8 béalitudes. II y a 8 dents incisives. II y a 9 péchés d'autrui. II ya 10 command.èments de Dieu. De combien le nombre des disciples du Sauveur sur- passait-il cehd de ses apötres? En zoo met dergelijke voorbeelden, vragen en toepassingen, is het boekje van acht-en- veertig bladzijden volgestopt. Verdient zulk extract van Catechismus, van H. Schriftuur, van Communieboek, enz. wel den naam van Exercices d'Arilhmé- tique? Wij meenen dat de leerlingen veel meer van Esaü, Jacob, de zonden tegen den H. Geest, de geboden Gods, enz. zullen onthou den hebben dan wel de beginselen der reken kunde. Maar ook wat is rekenkunde bij kristelij- ke leering? Een armoedje waarmee men zich niet bekreunt. Wij drukken de hoop ir't dat de leerlingen, die het boekje van P. J. Hubertz zullen onder de hand gehad hebben zullen kunnen reke nen van 1 tot 100. Wij hopen dat de onderwijzers hunne taak voor niet te lastig zullen houden, wanneer zij hunnen toevlucht zullen mogen nemen tot een werkje van zulke onbetwistbare peda gogische waarde. Men verliezé overigens uit het oog niet, dat onder de onderwijzers der clericale scho len, waar de Exercices d'Arithmétique van P. J. Hubertz gebruikt worden, er nog al tamelijk veel zijn, die het niet veel verder gebracht hebben dan hunne leerlingen. Zoo vernamen wij nog den anderen dag uit de statistiek van Thonissen, dat er in de aangenomen vrije scholen 1241 onder wijzers waren, die een diploma van onder wijzer bezitten, en 1517, die met ledige handen voor den dag komen, wanneer men naar hun diploma vraagt. Men bemerke ook nog, dat er onder de 1241 gediplomeerde onderwijzers, slechts 93 zijn, die hun diplo ma in de normale scholen van den Slaat ontvangen hebben. Koeiwachters, bezembinders, stalknech ten, zijn tot onderwijzers der vrije clericale scholen'gebakken geweest. Voor hen moet het werkje van P. J. Hubertz onontbeerlijk zijn. Is dergelijke leiddraad dan nog toerei kend voor zulke ontwikkelde baanbrekers der beschaving? Men zal ons misschien wel vragen Wie is dan toch die P. J. Hubertz, die aan zulke heerlijke en geniale gewrochten het licht schonk Naar men ons verzekert, zou hij in enne bui van kristelijke ootmoedigheid tot het vrome besluit gekomen zijn, zijnen waren naam achter eenen pseudonijme te| verber gen, om zoo aan de nieuwsgierige bewon- (Vervolg.) De Magistraten waren zonder twijfel wel verre van de vreugde hunner onderhoorigen te deelen. Aan eenen schrikkelijken angst ten prooi, zochten zij, maar te vergeefs, naar een middel om aan de gramschap van den Soeverein te ontsnappen en om aan de stad IJperen het gebouw, waarover zij fier was, te behouden. Deze eenige gedachte hield hen allen bezig. Ook zagen hunne echtgenooten, die ze ongeduldig afwachtten om al de bij zonderheden van het bezoek des Vorsten te kennen, hen droevig en ontmoedigd terug komen. Tot huh groot verdriet konden zij hunne nieuwsgierigheid niet voldoen. Petrus Cocqueel, een der rampzalige magistraten, werd bijzonderlijk gekweld door de ontel bare vragen welke mevrouw Jacoba, zijne echtgenoote, de slimste en nieuwsgierigste dame der stad, hem stelde. Hij wist niet hoe zich aan hare navorschingen le onttrekken; liij doorliep het huis in de lengte en in de breedte, van bov?n naar beneden, maar Ja coba volgde hem overal. Is Karei groot, riep zij uit. Of het groot is! antwoordde haar echtgenoot, in gedachten verzonken, er is geen grooter in geheel Vlaanderen. Oh! zegde de nieuwsgierige, dan is hij zeer sterk. Eh, zonder twijfel, is het sterk. Zou dit anders kunnen zijn, aangezien het geheel in steen gebouwd is. Wat zegt gij? riep Ja coba uit, die meende dat haar echtgenoot zinneloos werd of met haar den spot dreef, wat zegt gij? het is gebouwd in steen? Wej zeker, en met torentjes van eene wonderbare bevall'igheid... Welaan, schreeuwde Ja coba, van wien spreekt gij dan? Wel! bij St-Maarten! van hetgebouw der Laken Ilalle. Jacoba, als eene ervaren vrouw, ging he nen; zij had verstaan dat er iets buitenge woons voorgevallen was, maar dat de stond nog niet gekomen was om achter het geheim dering en aan de driftige huldeblijken zijner land- en tijdgenooten te ontsnappen. Hij zal bij zichzelven gedacht hebben Een brouwersval kan niet meer geven dan het inhoudt! Mocht het blijken, dat zoo iets met de werkelijkheid overeenstemde! Mocht men mijn werkje, opgevat en ge schreven gedurende zoovele dagen, waar 1 zon scheen of niet, gedurende zoovele nachten, waar 1 maan niet altijd te voor schijn kwam mocht men het beneden zijne waarde schatten!... 't Ware om er eene beroerte van te krijgen. Gelijk een jonge en onervaren dichter, die zijn eersteling in de wijde wereld bin nen stuurt, zoo greep P. J. Hubertz naar een pseudoniemHoe jammer voor bewonderaars(Brugsche Beiaard.) Heden avond, om 8 ure 1/4, algemeene maandelijksche vergadering voor de leden van het Willems-Fonds, in hun gewoon lokaal. Dagorde r Stemming van 6 nieuwe leden. Mededeelingen, briefwisseling. Voordracht: Eene wandeling door Hol lands hoofdstad met zichten, bij middel van oxy-hydrisch licht. Wij hebben eenen nieuwen vijand te be strijden het Davids-Fondseene maat schappij die, onder voorwendsel van zich met de Vlaamsche zaak bezig te houden; niettemin eene hevige politieke kleur aan neemt te oordeelen naar de namen der man nen, waaruit het komiteit samengesteld is. De omstelling is slechts 5 franks 's jaars, 1 frank goedkooper dan in het Willems- Fonds. 't is uit hoofde van den slechten tijd en wellicht een beetje uit concurrentie, waarmede de zaken tegenwoordig best voor uitgaan. Ook de katholieken hebben al ge noeg te betalen voor schalen, offranden, school- en St-Pieterspenning, enz. enz. Men kan toch de menschen niet geheel en gansch het vel afstropen. M. Colaert, die niet in al de kamerzittin gen aanwezig is, heeft verleden vrijdag ge sproken Zieliierwat deChronique er over schrijft M. Colaert, un petit avocat d'Ypres, essaye ensuite de faire un discours de poli tique générale et s'attaque a M. Frère- Orban 11 parle de l'enquêfe scolaire, des élections de 1884, de la politique radicale, de l'ambassadeur prés du Pape, etc., etc. Cette pauvre grenouille yproise fait des efforts aussi vains que surprenants pour paraitre aussi grosse qu'un boeuf'. M. Co- laert donnerait quelque chose pour que M. Frère lui répondit; mais ce sera pour une autre fois, car l'éminent chef du parti libéral ne s'est même point apercu que eet avocat parlait. Wij vertalen dit vrij op deze manier: M. Colaert, een ijpersch advokaatje, heeft haars mans te komen. Zij liet voor het oogenblik Pieter Cocqueel aan zijn ongeluk kig lot over, maar deed hem een uitmuntend avondmaal bereiden. Zij beval aan hare dienstmeid eenige fiesschen ouden Spaanschen wijn te gaan koopen in de herberg den En gel (op den zuidkant van de Groote Markt); zij gebood ook ze kontant te betalen, omdat de bazin, Elisabeth Quaetzouk, eene twist zieke en knorrige vrouw was, die aan nie mand crediet schonk; ook had het volk haar den naam van Kwa Bette gegeven. Het schijnt zelfs, zegde M. de C., zijn verhaal onderbrekende, dat Keizer Karei eenige ge schillen gehad heeft met dat wijf. Wij bidden u, Mijnheer, vroeg de graaf van B., spaar ons die belachelijke vertellin gen, zij zijn goed voor de meiden die daar mede de kinderen in slaap kunnen wiegen. Het zij zoo! antwoordde M. de C., en hij ging voort: Het avondmaal was opgediend. Jacoba ging haren man vinden: Mijn lieve vriend, zegde zij hem met eene zachte stem, ik heb de tegenwoordigheid des Keizers op eene waardige wijze met u willen vieren, en daar toe heb ik een lekker avondmaal doen berei den. Ik heb noch honger noch dorst, ant woordde Pieter, zonder zijne wederhelft te bezien. Voor de eerste maal sedert de gelukkige dag onzes huwelijks, zal ik dus verplicht zijn alleen te avondmalen. Oh! de Spaansche wijn dien ik heb doen koopen zal in het geheel niet smaken, als gij hem niet wilt proeven. Hebt gij Spaanschen wijn doen koopen? En van den besten, mijn vriend... Wel... luister, vrouw, ik wil nevens u aan tafel komen zitten, maar op eene voorwaarde. Welke? Dat gij mij niet ééne vraag toesturet; want, ziet ge, het is een zeer ernstig Staatsgeheim. =Wel, wat kunnen mij al uwe Staatsgeheimen schelen! Ik ben niet nieuwsgierig, voegde Jacoba er bij; nogtans was hare nieuwsgierigheid ten top gestegen. De echtgenooten hadden zich aan tafel willen eene redevoering over algemeen poli tiek uitspreken en valt den heer Frère aan! Hij maakt een mengelmoes met schoolen- kwest, kiezingen van 1884, radikale politiek, gezantschap bij den Paus, enz. Deze arme ijpersche kikvorsch (puit) spant bovenna tuurlijke maar vergeefsche krachten in, om zoo dik te schijnen als eenen os. Hij zou wel willen dat de heer Frère hem antwoordde; maar het zal eene naaste maal passen, want de achtbare leider der linkerzijde heeft niet eens bemerkt dat ons advokaatje aan het praten was. In bovenstaande woordeiris er eene allu sie op het fabeltje De puit en de os, waarin de kikvorsch zoo dik wil schijnen als een schoone vette os, zich opblaast en uitroept: Zeg, ben ik zoo groot nog niet Als 't machtig dier, dat gij daar ziet?» Concorde. Programma van het con cert welk zal gegeven worden door het muziek van het Korps Pompiers, onder het bestuur van M. J. Wittebroodt, den Dinsdag 23" Februari 1886, om 8 ure 's avonds. 1. Michel StrogofF, introduction, arr. p. Degrez. 2. Nabucodonosor, ouverture, Verdi. 3. Mélange sur le Barbier de Séville, Rossini. 4. Marche Japonaise, Launay. 5. La Petite Mariée, fantaisie, Lecocq. 6. Pot-pourri sur les Cloches de Corneville, arr. par Degrez, Planquette. 7. L'Etoile du Nord, polka, Ëenhaes. De Tooneel- en Letterkundige iVSaat- schappij de Viaamsche Ster aan hare inteekenaars. Nu het tooneeljaar 1885-1886 met eene prachtige en welgelukte vertooning, ter vol doening van eenieder, gesloten is, rekent de Vlaamsche Ster het zich een grooten plicht aan de Dames en Heeren inteekenaars uit ganscher harte te bedanken voor de wijze waarop zij haar in heure beschavende en vooruitstrevende strekkingen, zoowel onder stoffelijk als onder zedelijk oogpunt hebben weten te ondersteunen en aan te moedigen. Duizendmaal dank dus voor het goede, dat gij door uwe medewerking hebt helpen stich ten, door de moedige Sterrelingen, die het volk bij middel van het vlaamsch tooneel in de kennis der vaderlandsche instellingen onderwijzen, hetzelve met de daadzaken van het dagelijksch leven bekend maken en klaar te doen zien daar, waar het voorheên niets dan duisternis en verwarring ontmoette. Alle welkdanige onpartijdige aanschou- wers, die de vlaamsche vertooningen, door die schoone en welingerichte Maatschappij gegeven, met hunne tegenwoordigheid heb ben gelieven te vereeren, moeten overtuigd zijn dat het vlaamsch tooneel eenen heilza- men invloed op de gemoederen uitoefent, ja eene oprechte school van zedelijkheid en bur gerdeugd is, alwaar het volk de noodige va derlandsliefde ingeboezemd en tot de kennis gebracht wordt van de nuttigste instellingen des lands. De moedige kampers voor taal, vrijheid gezet, en Pieter Cocqueel had reeds verschei dene malen zijnen drinknap geledigd, dien Jacoba verraderlijk vulde. Als eene voorzich tige vrouw, wachtte zij zich wel te spreken over het onderwerp dat haar zooveel belang inboezemde. Het is eene schrikkelijke noodkeus! riep eensklaps de magistraat uit. Oh! zonder twijfel, deed Jacoba. Zag men ooit zulk eene vraag doen? Neen, nooit! Maar... het is een geheim! Ze ker. Mogen wij, Jacoba, vervolgde de magistraat, die niet ophield te drinken, mo gen wij den Keizer geven hetgeen hij van ons eischt? Onmogelijk. Maar, dan stellen wij ons bloot aan zijne gramschap, en de gramschap des Keizers is niet weinig te vreezen. Ah! schrikkelijk! Volgens mij zoudt gij hem moeten gehoorzamen. Hem gehoorzamen! denkt gij er aan, vrouw? hem toelaten het gebouw der Lakenhalle weg te nemen om het te Madrid te plaatsen! de ge- heele wereld zou met ons den spot drijven. Ha! ha! ha! lachte Jacoba luidkeels, ha! ha! hal de Keizer heeft u de Halle gevraagd, om ze naar Madrid te vervoeren! Gij zijt een oprechte duivel, morde Pieter, men moet u nooit niets zeggen, gij raadt alles. Ja coba loech maar immer voort. Ha! gij spot nog met ons, vrouw! Zeker lach ik met u. Ei! ziet gij dan niet dat de Keizer ook met u den spot heeft willen drijven? Hoe! maar het is morgen dat wij hem ons ant woord moeten dragen. En dit antwoord maakt u verlegen, zeker? Ha! ha! deed Ja coba, bij wie de vroolijkheid steeds luidruch tiger werd, bij het zicht van het droevig en ernstig gelaat haars echtgenoots, ha! ha! ha! Ehwel! vrouw, laat zien, wat zoudt gij den Keizer antwoorden? Ik zou hem zeg gen: Uwe Majesteit begeert dat wij haar de prachtige Lakenhalle schenken, wij zijn ge lukkig deze gelegenheid gevonden te hebben Uwe Majesteit aangenaam te zijn; gij rnoogt dus over het gebouw der Halle beschikken, en Uwe Majesteit mag het doen nemen en wegvoeren wanneer het haar zal passen. en vaderland, hebt gij, waarde inteekenaars, in hunne lastige, doch verhevene taak, met uwe warme toejuichingen komen begroeten. Hartelijken dank voor die blijken van deel neming. Mochte de Vlaamsche Ster de hoop koes teren het toekomende tooneeljaar het getal inteekenaars te zien aangroeien, zij zou met nog meer ijver al hare krachten inspannen om heure beschavende en leerrijke lessen op het domein der verzedelijking voort te zetten en het IJpersch publiek, benevens het nuttige, het aangename te verschaffen. Vertooning der Viaamsche Ster. Zondag jl. hadden wij de 4d° vertooning door de Vlaamsche Ster aan hare leden aangeboden. Nooit zagen wij meer volk in onze tooneel- zaal. Zij was waarlijk te klein. Men kon zich noch roeren, noch keeren. Alwie een beetje tooneelliefhebberij in het hart had, was daar. Het programma dat bestond uit: De Huis raad van Lisa, Schrik van Soldaten en Wit en Zwart, was veelbelovend. Voeg daarbij de goede faam welke onze moedige sterrelingen hebben weten te verdienen, en gij zult kunnen begrijpen waarom iedereen zich naar het tooneel gespoed had. En niemand, hoe moeilijk men ook zijn mochte, is teleurgesteld geweest, maar ieders verwachting werd integendeel ver over troffen. Getuigen hiervan de oorverdovende toe juichingen welke aan de sterrelingen te beurt vielen. Laat ons nu een woordje zeggen van de tooneelisten in het bijzonder, die ons zoo goed wisten te vermaken. Mev. De Vestel en Mej. De Caesemaeker van Gent hebben nog eens te meer bewezen dat zij talentvolle speelsters zijn, die onver moeibaar heeten mogen en wier roem niet meer te maken is. Op gansch haar spel valt er niets af te dingen, zij verdienen beide een gul tot wederziens! en een driedubbel proficiat! De heer G. M. heeft, zooals immer, zijne rollen in de drie opgevoerde stukken mees terlijk weten te vertolken, en meer dan eens lokte hij herhaald handgeklap uit. Hij zou vele spelers van beroep in de schaduw stellen. De heer K. D. W. toonde in Schrik van soldaten dat hij een meester is in het ver tolken van rollen, waarin de domme, ruwe streken der boerenlummels moeten uitkomen. Hij heeft veel en hartelijk doen lachen. De heer F. O. heeft in hem seffens den ou den speler doen herkennen. Hoewel hij sinds een vijftiental jaren de planken niet meer betrad, heeft hij toch blijken van kunst en talent gegeven. Jammer maar dat hij niet al te rolvast scheen te zijn, anders zou hij twee maal zoo wel gespeeld en derhalve dubbelen bijval genoten hebben. De heer A. D. verwierf ook ieders goed keuring en bewees dat hij aan zijn proefstuk niet meer is. Hij geeft bewijzen van veel aan leg, en zal in korten tijd een artiest in de tooneelkunde worden. Maar de Keizer zal aanvaarden, en het schoonste kunstgewrocht van geheel Vlaan deren zal naar Madrid overgebracht wor den! Dommerik, riep eindelijk Jacoba ongeduldig uit, hoe wilt gij dat men eene zoo reusachtige massa als de Halle weg neemt en naar eene andere plaats overbrengt? Pieter Cocqueel liet zich tegen de lederen rugleuning van zijnen zetel neêrvallen, kruis te de armen op de borst, trok de oogen wijd open, en staarde zijne vrouw met gapenden mond aan. Men had hem voor een standbeeld kunnen nemen, indien eene krampachtige beweging al zijne ledematen niet hadde doen beven. Jacoba schaterlachte. "Wat hebt gij dan? vroeg zij eindelijk. O! gij zijteen engel, vrouw, antwoordde Pieter met geest drift. Gij alleen hebt zooveel verstand als al de magistraten te zamen. Vertel mij geene arme praatjes, Pieter. O! die domkoppen! Zij hebben niet begrepen dat het onmogelijk is de Halle naar Madrid te vervoarenlEer biedig eene vereeniging waarvan gij deel maakt. O! die dwazen! vervolgde Coc queel, die de looze onderbrekingen zijner wederhelft niet hoorde.... Ha! ha! ha! dat is te straf! en de magistraat schoot uit in eenen langen schaterlach; hij doorliep de kamer al dansende, miek luchtsprongen en wipte nu eens op het eene, dan op het andere been. Zijn gelaat trok zich zoo zonderling en zoo comiek ineen, dat Jacoba er zoodanig meê moest lachen dat zij bijna verstikte. Geluk- kiglijk deed de meid, die op al dat gerucht kwam toegesneld, eenskaps de deur open. Mevrouw Cocqueel hield terstond alle teeken van vroolijkheid in; zij greep haren man bij de slip van zijn kleed vast en deed hem in zijnen zetel neêrzitten: zij wilde niet dat een derde persoon getuige was van dit comisch tooneel; want,reeds in 1520,zochten de vrou wen de belachelijkheden harer echtgenooten aan alier oogen te verbergen, alhoewel zij zelve ze nooit onopgemerkt lieten voorbij gaan. Wordt voortgezet-)

HISTORISCHE KRANTEN

Het weekblad van Ijperen (1886-1906) | 1886 | | pagina 2