VAN IJPEREN EN HET ARRONDISSEMENT. Politiek, Nieuws-, Handels- en Annoncenblad. Eerste Jaar. Zaterdag 13" Maart 1886. Nummer 11. Abonnementsprijs voorop betaalbaar: 4 fr. per jaar voor de stad. 4 fr. 50 voor den buiten. Per 6 maanden: 2 fr. 50. Annoncem 15 cent. per drukregel. Rechter lijke eerherstellingen: i fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 10 centiemen per nummer. Afzonderlijke nummers vo m arlikels, enz. 8 fr. per 100.Alle belichten van verkoopingen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. De annoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, alsmede die voor het buitenland worden ontvangen door den Office de Publicité, Magdalenastraat, Brussel. Men wordt verzocht alle hoegenaamde artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij en onderteekend toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnaliteiten bevattende worden niet opgenomen. Het Fransch in ons Middelbaar Onderwijs. Indien sedert de stemming der wet van 1883, de aandacht van alle Vlamingen, van leeraars, van ouders, van vrienden der taal, niet op gansch bijzondere wijze op de taal vraag in onze middelbare school ware ge vestigd dan zou het geval van Leuven voldoende geweest zijn, om aan de zaak een karakter van haute aclualité te geven. Stellig, de gevoelens omtrent de wet van 1883, en vooral omtrent het punt of ze al of niet 'dient uitgevoerd te worden zijn zeer verdeeld. Indien wij het dus wagen hier ook onze bescheidene meening aan het oordeel onzer lezers te onderwerpen, dan zijn wij geenszins verwaand genoeg om een oogen- blik te gelooven, dat wij klaarder in de kwestie zien dan iemand anders. Wij hebben alleen gedacht aan 't gekende vers: Du choc des idéés jaillit la lumièreen tevens aan de omstandigheid, dat onze dagelijksche be zigheden ons in de gelegenheid hebben ge steld, de twee vijandige stelsels van nabij te beschouwen. Over de voordeelen der nieuwe wet wordt niet getwist. Dat, onder het stelsel van Fransche voertaal, de leerlingen zelden tot eene voldoende kennis der moedertaal kwa men, om door haar aan latere ontwikkeling te werken, dat bij de meesten de kennis dei- vreemde taal ook nooit verder dan tot het gebruik in 't dagelijksch leven kwam, dat de leerlingen van de andere vakken minder wisten dan indien ze hun in de moedertaal ware voorgedragen geworden, en datalzoo het peil der algemeene ontwikkeling van onze burgerij onvermijdelijk lager moest komen te staan dan zulks in aide landen van onze grenzen het geval is, dat alles heeft niemand betwist, en dat was dan ook onbe twistbaar. De voorstanders van 't oude stel sel hebben dus den aanval van eenen anderen kant moeten beproeven, en zij hebben vooral de ouders trachten te verschrikken met hun wijs te maken, dat de studie van het Fransch volledig ging verwaarloosd worden. Eerlijk was de taktiek niet; van eene regelmatig gestemde wet heeft men het recht te eischen dat hare uitvoering ten minste ernstig be proefd worde, en zij die ten strijde getrok ken zijn tegen 't nieuwe stelsel hadden min dan anderen het recht zoo licht met den wil der wetgevende macht om te springen. Doch zoo ze niet eerlijk was, behendig was ze toch. De studie van het Fransch is van het hoogste belang in onze gestichten van mid delbaar Onderwijs. De toekomende student der Hoogeschool zal later alles uit Fransche voordrachten, uit Fransche boeken leeren, Wie in 't Bestuur treden wil komt lichtzon der Vlaamsch, maar niet zonder volledige kennis van 't Fransch vooruit, en wie in den handel treden wil moet ook noodzakelijk de taal van de andere helft des lands kennen. Met dus de ouders te doen gelooven dat, volgens den nieuwen toestand van zaken, het Fransch volkomen ging verwaarloosd worden, was het onvermijdelijk, dat de groote meerderheid zich voor 't beboud van 't statu quo ante legem verklaarde. Vooral wanneer het juist de schoolbestuurders wa ren, die op die wijze het nieuwe stelsel uit legden, dan was het antwoord der huisva ders gemakkelijk te voorzien. Sproot echter die heilige vrees, door onze eerbiedwaardige schoolvaders aan den dag gelegd, uit innige overtuiging voort Wij gelooven er niets van. Want wanneer men eene zaak voor waar en onbetwistbaar houdt, dan zal men, wanneer het geldt ze ook door anderen te |doen bijtreden, er niet aan den ken ze, voorafgaandelijk in een valsch dag licht te stellen. Dat echter al de tegenstrevers der wet noodig geacht hebben, gansch hare beteekenis te verdraaien, 'alvorens ze aan te vallen, bewijst zonneklaar dat men den waren toestand niet aanranden dorst. En in de eerste plaats, terwijl men overal uitbazuint, dat de drie vierden der school uren aan het Nederlandsch gaan geofferd worden, weet men zeer wel, dat zulks niet waar is. De brief van 't Willemsfonds aan den heer De Coster bewijst, klas van klas, hoezeer de verhouding overdreven is. Wij durven veronderstellen, dat niemand, die een greintje gezond verstand bezit, een oogenhlik zou durven beweren datNederlansch, Duitsch en Engelsch aan Vlamingen in 't Fransch dienden te worden onderwezen. Voor de moedertaal kan er geene spraak van zijn, en voor de andere Germaansche talen ware het roekeloos het oneindige voordeel ver smijten, dat de overeenkomst onzer taal met die onzer Oosler- en Westerburen oplevert. Wat blijft er dan nog over? Geschiedenis, Aardrijkskunde en Wetenschappen zullen in de beide talen worden aangeleerd, 't Is te zeggen dat de leerlingen welke vroeger in algemeenen regel onbekwaam bleven een ernstig werk in de moedertaal met vrucht te lezen, voortaan in staat zullen zijn zich in 't latere leven van onze beide landstalen tot hunne verdere ontwikkeling te bedieneu. Hier schijnt het ons om de lippen van eenen of anderen ongeloovigen lezer eenen lichten spotlach te zien spelen." Ja,Vlaamsch zullen ze wel kunnen lezen, maar zullen ze nog een ernstig' boek in 't Fransch begrij pen? - Daar was het juist, geëerde tegen spreker, dat ik komen wou. Zal de studie van het Fransch er niet door lijden? In de eerste plaats zij hier opgemerkt, dat het vervlaam- schen der leergangen van Aardrijkskunde, Geschiedenis en Wetenschappen per week slechts 4 uren in 't eerste en tweede en 6 in 't derde studiejaar der eigenlijke middelbare scholen betreft. Dat de leerlingen dus gemid deld bijna 5 uren minder Fransch per week zullen hooren is een feit, dat niet betwijfeld wordt. Doch er is geen middel om wat de vreemde taal daar verliest, elders ruim schoots te vergoeden Wij hebben de over tuiging, dat die vraag bevestigend dient te worden beantwoord. Evenals de wijze, waarop eene plant zal worden aangekweekt verschilt volgens den grond waarin zij groeit, zoo zal ook het onderwijs eener taal gansch verschillend zijn volgens dat het de moedertaal des leerlings of eene vreemde taal geldt. Niemand heeft er ooit aan gedacht,- bij 't onderwijs van Duitsch of Engelsch, de vertalingen te ver bannen,en alleen voor het aanleeren van een volledig stelsel van spraakleer en syntaxis te zorgen. Welnu, dat gebeurt nochtans in 't Middelbaar Onderwijs. Onze Vlaamsche leer lingen die op elf- of twaalfjarigen leeftijd in de middelbare afdeeling komen, kennen slechts bij herinnering of hooren zeggen dat uitmun tend middel, dat wij allen tot het aanleeren van nieuwe talen bijna uitsluitelijk gebrui ken de vertaling. En men denke niet aan overdrijving. Hoeveel leeraars van Fransche taal zijn er in Vlaanderen, die de moeder taal der leerlingen kennen? En kunnen ze dan ten minste niet veel er toe bijdragen om den leerlingen woorden en uitdrukkingen te leeren, en wat minder van syntaxische klei nigheden te praten? Neen. En zulks is waar lijk hunne schuld niet. Immers, de uren zijn geteld, en op liet einde der driejaren moeten de Vlaamsche leerlingen dezelfde vragen be antwoorden als deWaalsche. De vragen van den prijskamp zijn dezelfde voor gansch het Rijk. Aldus, de leerling die met goed gevolg de lagere school in Vlaanderen heeft doorge maakt, maar slechts weinig of geen Fransch heeft geleerd, zal volgens den geest der pro- grammas in de Middelbare Afdeeling treden en driejaren daarna wordt hij verondersteld evenveel Fransch te kennen als een Waal- sche leerling van denzelfden ouderdom. Men begrijpt, dat, in zulke omstandigheden, van praktisch onderwijs geene spraak is, en dat onaangezien of de leerlingen al of niet woorden en uidrukkingen kennen het onderwijs bijna uitsluitelijk theoretisch wordt. Het schijnt ons zeker, dat eene gron dige verandering in dien zin, voor de kennis der Fransche taal de rijkste vruchten zou afwerpen. Nog eens, wij zyn zooveel als iemand overtuigd van de volstrekte noodzakelijkheid een grondig onderwijs in 't Fransch te geven. Want zoo de studie der liedendaagsche talen in 't algemeen van steeds klimmend belang is, die van 't Fransch verdient in ons vader land onder alle opzichten eene bijzondere stelling te nemen. En moest het blijken, dat deze studie door de nieuwe wet lijden zou, welaan, dat men dan den tijd, aan dat vak gewijd,vermeerdere. Wat de leerlingen in vijf uren les van Geschiedenis en andere vakkan toevallig van 't Fransch zouden ge leerd hebben, zullen ze zeker wel in éene enkele uur opzettelijk Fransch onderricht opdoen. Maar dat men toch om die enkele uur de leerlingen niet beroove van 't on schatbaar voordeel hunne eigene moedertaal tot hunne latere ontwikkeling te kunnen ge bruiken. Dat men daarom de leidende klas sen niet vervreemde van 't eigenlijke volk, dat men die betreurenswaardige klove tus- schen beide standen niet immer wijder make, en aldus aan de algemeene ontwikkeling geenen hinderpaal in den weg legge. En vooral, dat men de zaak ernstig en te goeder trouw beproeve! Zoo het waar is dat sommigen aan de nadeelige gevolgen der nieuwe wet gelooven, de toekomst zal leeren of ze gelijk of ongelijk hebben, en wij zijn het niet die stokken in 't wiel zullen steken, daar waar het de verbetering van het groote werk der volksopvoeding geldt. Maar het Vlaamsche volk kan niet dulden, dat aan den dommen tegenstand van eenige vergo- ders der bestuur- en aristokratentaal, geheel de toekomst van-den stam worde opgeofferd. Aug. DE VREüGHT. Niet goed voor den dienst. Over 14 dagen werd hier ter stede het Davidsfonds ingericht door eene voordracht van den heer Flamen. De redactie van het Nieuwsblad zond er haren knappen repor ter K. Lote naartoe, en deze, om te bewijzen dat hij er waarlijk geweest was, gaf ons 4 kolommen verslag, as' je belieft! Nogtans in den loop van dit verslag geeft die reporter van het beste gehalte veelvou dige bewijzen zijner onmacht, waarvan hij iemand anders beschuldigt. Hij is niet in staat te vertellen wat hij gehoord heeft! Waaraan zulks liegt, kunnen onze lezers wel raden. Intusschen ziehier de bekentenis sen, getrokken uit het Nieuwsblad van Yperen aan 10 centiemen het nummer, 21° JAAR, N° 1053, le BLAD, 3" KOLOM: Het spijt ons dat wij ons in de onmogelijkheid bevinden, letterlijk de woorden neêr te schrijven, waarmede de Eerw. Heer Fla- - men de spreuke van Cicero staafde. Wij kunnen evenwel niet laten in ons - geheugen bijeen te vagen wat wij ervan onthouden hebben, en als wij door onacht- - zaamheid ('t moest aantrekkelijk zijnof door oukunde (un aveu dépouillé d'arti- - fice), die prachtige woorden, een deel van hunnen tintelenden luister afnemen, wij vragen dat de achtbare spreker het ons vergeven zou. Daarop volgt eene letterlijke aanhaling, tusschen aanhalingsteekens geplaatstals een bewijs van geheugenvastheid. le blad, 4a kolom-. - Wij zouden willen in state zijn willen is kunnen!) om de prachtige bladzijde, in dewelke de geachte spreker, de oude ijpersche bevolking zoo grootsch en zoo meesterlijk afschilderde, hunne stad versterkende om hunne vrij- - heid tegen den vijand te beschutten, oorlog en strijd voerende overal waar de vrijheid door vreemde landen bedreigd was Ver schooning, K. Lote, maar den begonnen zin: - Wij zouden willen in state zijn om voleindig t gij nietin state waarom waarvoor? om wat? Er is hier een kop maar geen steert.) Maar dat is ons volstrekt onmogelijk; wij staan lam (drink vischolie om u te - verkloeken) tegenover die gespierde tale; wij en kunnen niet anders dan bewonde- ren. 1° blad, 5® kolom: - Wij hebben hier al gedaan wat mogelijk was om het woord van den spreker terug te geven (flauwe reporter dan! Wie maar doet wat hij kan is veelal een onnoozel man.) al wat hij daarvan zegt is zoo lief uiteengezet, zoo sierlijk opgeplooid, zoo kunstig aaneenge- bonden, zoo levende en zoo tintelende voor- gedragen dat wij bijlange de stoutigheid niet en hebben, om te trachten den spre- ker na te poetsen. G'hebt gelijk, nad- perij is goed voor apen, niet voor K.Lote). Hier wederom staan wij voor eene mees- terlijke bladzijde. Wij en durven er geen woord van geven uit benauwdheid dat wij het geheel bederven zouden (daarom erkent men de echte T. Pot-brekers). Wij zullen evenmin spreken van al hetgeen spreker zei nopens de liefde van den ouden IJper- ling voor de moedertaal. Dat alles ligt - verre boven onze macht (van twee din gen één of M. Flamen is zeer machtig, misschien almachtigmisschien onmach tig. Wanneer een rappe reporter maar zooveel van die voordracht welke wij niet be knibbelen, verre vandaar weet en kan herhalen, wat moeten er de andere toehoor ders van gevat hebben? En als men als reporter, in een verslag, den spreker niet kan napoetsen, geeft men zijn ontslag en men verhuurt zich om te lee ren schoenen poetsen. Hoogmoed en verwaandheid. Vuilblad houdt staan dat wij K. Lote, dat is een strijdnaam, verblufte lezer gelasterd hebbenPlaatselijk geeft zich de moeite in een half dozijn onzer vorige num mers te snuisteren en daaruit, hier en daar genoinene woorden aan elkander te flansen, op dat stokkepaard. Gij zijt de schande van IJ-peren, heeft de verwaande schrijver in, dolle woede, langs alle richtingen voortge- rend, en aan zijne over de duizend abonnen- ten het bewijs geleverd, dat hoogmoedige wezens met geene gezonde rede te muiiban- den zijn. Hij doet ons zeggen dat wij lang zamerhand of trapsgewijze de beschuldigin gen verzoeten en dat wij ons med culpa moeten slaan. Alhoewel wij volstrekt loche nen den visch-mosselachtigen K. Lote-Plaat- selijk bedoeld hebben, trekken wij nogtans die woorden niet in, zelfs geene lettergreep, 5 geene letter. En indien men er naar haakt, zal er nog veel water naar de zee loopen, vooraleer dit verschijnsel gebeure. Dat intusschen de zagerij in volle werking blijft op de eerste bladzijde der processievaan, in ons onverschillig, alhoewel de beduchte konfrater alzoo gedurig aan hetzelfde been kluift en nog altijd, eene reeks rechtzinnige en ernstige antwoorden op eene reeks be scheidene vragen schuldig blijft. Dat is mis schien iets anders dan pedautismt f Schijnheiligheid. Over een viertal weken drukte 't Nieuws blad zich in onbetamelijke termen uit over een heerschap, dat zich zeiven Mijnheer noemde, terwijl het aan Litolff dien titel weigerde, en van 's Nieuwsbladjes politiek zegde, dat zij vuil en smerig was, iets dat niet onwaar is. Zonder iemand te noemen is schimpen gemakkelijk, maar wanneer men bedoelden man in 't gezicht te kijken heeft of er mede moet afrekenen, is het Mijnheer langs hier of Mijnheer langs daar, met veel pleegvormen en een jezukens gelaat. Dit verschil van oordeel doen wij alleen uit schijnen, omdat het processievaantje heeft willen doen verstaan, dat gezegde persoon onze brusselsche briefwisselaar was. Gefopt, kerel. Andere tijden, andere zeden. Toen het gezalfd Boutje wekelijks het Nieuwsblad met zijne potsierlijke tale vulde, werd er op zekeren dag een donderend arti- tm in "het weekblad- ,~r» m

HISTORISCHE KRANTEN

Het weekblad van Ijperen (1886-1906) | 1886 | | pagina 1