VAN IJPEREN EN HET ARRONDISSEMENT.
Politiek, Nieuws-, Handels- en Annoncenblad.
JACOB DE WILDSTROOPER.
Eerste Jaar.
Zaterdag 29" Mei 1886.
Nummer 22.
IJzeren weg.
Abonnementsprijs voorop betaalbaar: 4 fr. per jaar voor de stad. 4 fr. 50 voor den buiten. Per 6 maanden: 2 fr. 50. Annoncem 15 cent. per drukregel. Rechter
lijke eerherstellingen: 1 fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 10 centiemen per nummer. Afzonderlijke nummers vo.jr artikels, enz. 8 fr. per 100. Alle
berichten van verkoopingen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. De annoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, alsmede
die voor het buitenland worden ontvangen door den Office de Publicité, Magdalenastraat, Brussel. Men wordt verzocht alle hoegenaamde artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij en
onderteekend toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnaliteiten bevattende worden niet opgenomen.
Vertrekuren van IJpEren naar
"Peperinghe, 6-50 .9-09 10-00 12-07 3-00,
Nationale voorspoed!
Ï-Iet zal nog niemand vergeten zijn, hoe de
godvruchtige dag- en weekbladen, eenige
weken voor de kiezingen van Juni 1884, ons
luidkeels toeriepen dat, zoohaast het Staats
bestuur in handen der klerikalen ging over
gaan, landbouw, koophandel en nij
verheid gingen herleven. Heel zeker
mochten wij ons verwachten aan een tijd
perk van voorspoed en welstand, zooals wij
er nog nooit geen gingen gekend hebben.
De kiezers hechten geloof aan die zeem
zoete beloften en het Staatsbestuur ging in
klerikale handen over. En handel, nijver
heid en landbouw bloeiden?» zoodanig dat er
nog nooit geen geweldiger krisis geheerscht
heeft en dat het werk- en winstgebrek
beroerten in het land deed ontstaan, die aan
leiding gaven tot allerhande aanslagen en
euveldaden.
En de ontvangsten op de ijzerwegen dan.
Die gaven ook een ontegensprekelijk bewijs
van dien beweenlijken zaken toestand. Zij ook
komen ons zeggen dat Belgie immer meer en
meer aan de algemeene kwijning lijdt en de
tijden van langs om slechter worden.
Gedurende de twee eerste maanden van
1886 is op de staatsspoorwegen alleen franks
720,110-32 min ontvangen dan binst die
t\v*.ce zelfde maanden van het voorgaande
jaar.
Zegge zeven honderd en twintig
duizend franks min
is dat geen klaarsprekend bewijs, kiezers,
dat men u laf en leelijk bedrogen heeft,
wanneer men u kwam zeggen en stellig ver
zekeren dat alles beter zou gaan wanneer de
klerikalen aan 't schotelken gingen zitten?
En ze durven nu nog hopen, dat ge in 't
vervolg wederom voor hunne kandidaten
zult stemmen? Houden ze u dan voor zulke
goede sullen of worden ze gek
Strekking.
Een groot man zegde eens: Wie twee
talen kent, is twee menschen waard! De
grondige kennis van eene of meer talen staat
dus in verband met de mindere of meerdere
ontwikkeling van den mensch. Indien er
eene taal, met dees vooruitzicht, het voor
recht verdient haar eene grondiger studie te
wijden dan al de overige, is het zekerlijk de
volkstaal. Wie heeft niet gevoeld, dat na
volbrachte studiën, er hem iets ontbrak, dat
de hoogere overheid in hare verblindheid hem
niet geschonken had, namelijk de kennis der
taal van het volk? En hoevelen hebben zich
cp de studie der moedertaal toegelegd om die
leemte aan te vullen?
Men zal vragen: Welk is het nut zulker
kennis, in een land waar de ofïiciëele taal de
fransche is, waar zooveel machthebbenden
in den waan verkeeren dat de volkstaal als
une quanlité négligeable moet aanzien
worden, in vlaamsche steden, welke men als
fransche beschouwt, en waar men de kin
deren van den werkenden stand in het
fransch doet onderwijzen? Waar is het voor
deel? Al ware het maar het besef eene plicht
volbracht te hebben, het zou reeds eene vol
doende reden geheeten worden Daarbij
komt het stoffelijk voordeel in aanmerking
en het vooruitzicht, welk veel personen
koesteren, op de verbetering van hunnen
maatschappelijken toestand.
De ondervinding van eiken dag, van elk
uur heeft overtuigend bewezen, dat er geen
vruchtdragend onderwijs mogelijk is, indien
het onderwijs niet gegeven wordt in de moe
dertaal van het kindhet is onvoldoende
dit pedagogisch axioma in grondbeginsel te
erkennen, bet moet in de praktijk of werke
lijkheid toegepast worden. Wanneer de kin
deren den meester, die hunne taal spreekt,
beter verstaan, wanneer zij gemakkelijker
de aan te leeren kennissen opdoen, zullen zij
het onderricht aantrekkelijker en genoege-
lijker vinden terwijl de leeraar het genot zal
hebben te zien, dat zijne moeite niet verloren
gaat.
Eenigen vinden daarom het tweetalig on
derwijs machteloos en doorslecht, en volgens
hen, eene taal moet verdwijnen. Die gevolg
trekking is niet alleen overdreven, maar zij
wordt bespottelijk wanneer men nagaat dat
voor die personen het fransch alleen moet
bewaard blijven! Het vlaamsch zou dus moe
ten verdwijnen! En zagen wij geenen sche
pen van openbaar onderwijs, met deze zaak
instemmende, in de scholen eener vlaamsche
stad verbieden nog langer vlaamsche liederen
door de volkskinderen te doen zingen, omdat
het hun accent frangais zou bederven?
Het is treurig te moeien vaststellen dat
vooroordeelen van dien aard nog heersclun
ten huidigen dage bij het meest verlichte
deel der bevolking. Hebben wij niet honderd
maal hooren beweren door achtbare perso
nen, die alleen fransch spreken, dat de moe
dertaal onzer kinderen de fransche taal is?
Houden anderen niet staan dat het wel niet
het fransch is, maar ook niet het vlaamsch?
En zijn enkelen niet van meening dat, onze
kinderen geene moedertaal hebben, omdat
onze gewesttaai slechts een samenraapsel is
van eenige verbasterde vlaamsche en fransche
woorden.
Wij weten evenwel, bij ondervinding, dat
onze kinderen in 't vlaamsch denken en in
't vlaamsch spreken. O, voorzeker niet, de
beschaafde letterkundige taal, maar in welke
stad, in welk land is dit met het geval? Of
spreken dan de kinderen van den meest on-
geletterden velksman dezelfde laai als de
kleinen van den meer begunstigden burger?
Of is het de plicht niet van de school om de
spraak van het arme kind te zuiveren, te
bescha'ven, zijne uitdrukkingen te verfijnen,
zijn woordenschat te verrijken? Op dien weg
alleen liggen vruchten voor het volksonder
wijs weggelegd, omdat het de natuurlijke
weg is, aangewezen door allen die, om het
even waar, op het gebied der opvoedkunde
eenen naam verworven hebben.
Onderwijs het kind in zijne moedertaal
is hunne leus. Het is ook de onze, maar daar
om verwerpen wij de studie eener tweede
vreemde taal niet, waarvan wij het nut en
de noodzakelijkheid herkennen.
Aldus zal men aan de volksklassen de ge
wichtigste diensten bawijzen, en ondervin
ding zal leeren, dat zij wel degelijke vruch
ten uit dergelijk onderwijs getrokken hebben,
en waar ze vroeger noch vlaamsch, noch
fransch begrepen, zullen ze dan de beide
talen spreken, lezen en schrijven, omdat zij
eerst en vooral in hunne moedertaal waren
opgeleid en ontwikkeld. Tevens wordt hun,
met de kennis der nederlandsche taal, de
schatkamer onzer letterkunde geopend, hun
weet- en leeslust aangewakkerd tot het
lezen van degelijke vlaamsche werken, in
plaats van vele uitheemsche nietigheden, en
in menig huisgezin de kiemen gezaaid van
deugd, zedelijkheid en welvaart.
Verbond der
Vlaamsche Liberale Vereenigingen.
Het Hoofdbureel van het Verbond der
Vlaamsche Liberale Vereenigingen heeft, op
Zondag 16 Mei, ten stadhuize van Antwerpen,
eene gewichtige vergadering gehouden, al
waar de bestuurlijke inrichting en het gel
delijk beheer van het Verbond zijn geregeld
en vastgesteld geworden.
Het bureel werd samengesteld als volgt:
tot voorzitter werd gekozen de heer Jan
Van Beers (Antwerpen)tot onder-voorzit
ters, de heeren R. Seresia (Brugge) en Julius
Vuylsteke (Gent); tot secretaris, de heer
Arthur Gornette (Antwerpen); tot hulp-secre-
saris, de heer H. Haerijnck (Brussel), en tot
penningmeester, de heer Jan Van Rijswijck
(Antwerpen).
De jaarlijksche bijdrage, te storten door
elke bijtredende vereeniging, is vastgesteld,
voor het loopend jaar, op 50 frank voor elke
maatschappij, die meer dan 100 leden telt,
en op 25 frank voor elke vereeniging Yan
min dan 100 leden.
Voorts is besloten tot de stichting van
eenen Vlaamschen Liberalen Penning
welke zal ingericht worden in alle steden en
gemeenten van het Vlaamsche land, waar
afdeelingen van het Willems-Fonds of an
dere maatschappijen bestaan, die tevens libe
raal en vlaamschgezind zijn. Wij hopen
weldra de bussen van den Vlaamschen
Liberalen Penningmet de geuzenkleuren
versierd, hun werk van inzameling te zien
beginnen. Over hoe ruimer geldmiddelen het
verbond zal beschikken, hoe beter het werk
van vrijzinnige en volksgezinde propaganda
zal kunnen uitgebreid worden over alle
gewesten.
Het is zekerlijk de wensch van alle libera
len, dat de zware taak, die het Verbond op
zich heelt genomen, met kracht en volhar
ding moge uitgevoerd worden. Indien het
Hoofdbestuur het ernstig meent met zijne
zending en doorvoor is zijne samenstel
ling eene voldoende borg dan zal het hem
waarlijk niet aan de noodige stof noch aan
HET WEEKBLAD
4-00 i 6-35 9-05 9-58.
Poperinghe-Hazebrouck, 6-50 12-07 6-25.
Houthem, 5-80 8-20 11-16 5-20.
Komen, 5-80 8-05 8-20 9-58 10-10 11-16
2-41 2-53 5-20 8-58.
Komen-Armentiers, 5-30 8-05 11-16 2-53
8-58.
Rousselare, 74510-45 12-204-10 6-30.
Langemarck-Ostende, 7-23 12-22 3-58 6-22.
Iiortrijk, 5-30 8-20 9-58 11-16 2-41 5-20.
Kortrijk-Brussel, 5-30 9-58 11-16 2-41 5-20.
Kortrijk-Gent, 5-303-20 11-16 2-41, 5-20.
In de Ardennen, het uitgestrekt woud, dat zich
van de bron der Maas, tot in het zuiden der provin-
eie Luik uitbreidt, is liet ambt van boschwachter
geenszins een tijdverdrijf. Hetwild is er overvloedig
en de wildstroopers zijn talrijk.
In het jaar .18.. vervulde Jan Frank het gevaar
lijk, ambt van boschwachter, voor een der rijkste
^grondeigenaars in do Ardennen. Frank was
©mstreeks de dertig jaren oud, middelmatig van
gestalte, doch tevens struisch gebouwd; zijn open
gelaat,getuigde van een zachtaardig en rondborstig
karakter.
Alle avonden kwam hij, met het geweer op den
schouder en de trouwe Blak aan de zijde, van den
dagelijkseheh arbeid, in de huiselijke woon terug,
waar hem zijne vrouw, de lieve.Mina, en twee blo
zende kleinen wachtten. De vrouw, bijna zoo oud
als haar man, was slank van gestalte, en haar be
vallig gelaat en blonde golvende lokken, gaven haar
een lieftallig voorkomen. Hoe zoet was liet geluk,
dat Frank bij den huiselijken haard smaakte! Hoe
streelend de teedere liefkozingen die hij van zijne
dierbare ega en kinderen ontving! Hoe verkwik
kend de nachtrust welke hij onder het dak zijner
stille en nederige hut génoot! Het was een benij
denswaardig geluk, dat den braven en goeden man
ten deel, viel.
Eiken morgen verliet de boschwachter zijne
vrouw en kinders, en door den zwarten Blak ge
volgd, sloeg hij het hobbelige pad in, dat bosch-
waarts leidde, yaa kindsbeen af, kende Jan de tal-
rijke omwegen des diepen wouds. De boschwachter
was een trouw bediende, die de plichten van zijn
ambt, evenals die van huisvader, nauwkeurig ver
vulde. Rechtvaardig man, gedoogde hij niet dat ie
mand op zijns meesters grond kwam jagen onge
straft werd geen onrecht gepleegd.Ook had Jan reeds
menigen wildstrooper voor het gerecht doen var-
schijnen, en hem tot boet of gevang doen veroor-
deelen. Daardoor had hij zich eenige vijanden op
den hals gehaald, die naar zijn leven stonden, en
liet hem wel eens duur zouden doen betalen. Frank
had reeds ettelijke kogels langs het hoofd hooien
fluiten, doch was gelukkiglijk door geen enkelen
getroffen geweest. Echter had hij er te huis nooit
van gesproken, om zijne echtgenoote en kinderen
niet nutteloos te verontrusten. Ware hij eens door
eenen kogel gedood geweest, wat bittere weeklach
ten zouden in het beproefd gezin niet oprijzen?
Hoeveel tranen zouden er niet gestort worden? Wat
zouden die ongelukkige weduwe en die schulde-
looze weesjes aanvangen?
Doch Frank was altijd opgeruimd, en ging iede-
ren uchtend vergenoegd naar het woud, waar hij de
helft van zijnen tijd overbracht. Hadde zijne gema
lin kunnen deuken hoe het er voor hem soms ge
vaarlijk was, zij had iedere maal moeten peinzen:
't Is vandaag misschien de laatste maal, dat hij
mij levend verlaat.
Zekeren lentemorgen was Jan Frank vroeger dan
naar gewoonte opgestaan. Na liet ontbijt, eer liij
het huis verliet, stond hij vóór de wieg en de twee
duurbare kleinen beschouwende, vaagde hij een
traan van stille aandoening uit zijn weemoedig oog.
Misschien was het een traan van geluk
Nochtans was Frank niet voldaan. Er onstond
iets in zijn binnenste,waarvan hij zich geene reken
schap kon geven: zijn hart werd als verscheurd, hij
zag er somber en zwaarmoedig uit, de immer op
zijne lippen zwevende glimlach was verdwenen, en
hij verliet niet zoo opgeruimd het huis als voorheen.
Na zijne lieve vrouw den gebruikelijken goeden
morgen toegestuurd te hebben, trok de besch-
wachter, het geweer op den rechter schouder en
door den jachthond gevolgd, naar het woud, dat
nog al ver van zijne woning afgelegen was.
De ontwakende natuur was in eenen dikken mist
gehuld, maar toch begonnen de vogelen reeds hier
en daar, hun veelstemmig gezang te verheffen.
Zachtjes was de nachtschemcring naar het westen
gevloden, terwijl de oosterkim zich langzaam scha
keerde om de zon te ontvangen. Deze verscheen
weldra, en bracht overal kleur en leven.
Jan zag niets van deze verrukkende natuur
schoonheden en bekommerde er zich weinig om.
Hij stapte langzaam voort, het hoofd op de borst, en
diep nadenkend: duizende gedachten doorkruisten
zijnen onrustigen geest, alles wat hem omringde,
was hem onverschillig, en mijmerend vorderde hij
traagjes zijnen weg. Wat mocht dien man toch
kwellen? Wat was de reden zijns weemoeds? Hij,
die telken morgen zoo blijde en tevreden was, is nu
bedrukt en neerslachtig. Niets is hem overgeko
men, misschien is die zwaarmoedigheid de voor
bode van iets onheilspellends Ook de trouwe Blak
scheen in de treurigheid zijns meesters te deelen.en
ging half slapend en met neerhangende ooren,
eenige stappen achter den boschwachter.
Middelerwijl was de zon reeds tamelijk hoog aan
den onbewolkten hemel gerezen, en had door hare
glinsterende stralen, de laatste mistwolkjes doen
verzwinden.
Aan den zoom des wouds gekomen, keerde de
boschwacliter zich om, en zag een blauw rookje
uit de schouw zijner hut opstijgen, boven het
sti ooien dak heen kronkelen en zachtjes naar boven
dwarrelen. Hij dachtDe kinderen ontbijten ze
ker en weer perelde een traan in zijn oog. Hij
stapt in 't woud, maar 't is hem als een kerker
gewordende wilde natuur vertoont er zich ten
volle in hare treffende akeligheidde takken der
talrijke verschillende hoornen zijn door elkander
gevlochten, en vormen een ondoordringbaar schut
sel, tegen de stikkende zonnestralen het kabbelen
der beken en riviertjes, die bruischend voortrollen
en in eene rotskloof of diepte verdwijnen, vermengd
met het eentonig geritsel der bladeren, brengt er
het vreemdste en zonderlingste gerucht voort. Hier
verlaat een hert pijlsnel zijne schuilplaats, daar
vluoht een haas of konijn door het kreupelhout, om
zich een veiliger leger te zoeken, en terwijl bij dag
de lucht weergalmt van het krassen der zegenpra-
lende roofvogels, klinkt in de duisternis, terwijl
iedereen slaapt, de akelige schreeuw des nachtuils
door het stille en doodsche bosch! Op sommige
plaatsen verheffen zich eeuwenoude eiken, die fier
hunne kruin ten hemel opsteken, en met de heu
veltjes waar duizend kruiden en woekerplanten
wassen, afwisselen. Deze verlatene streek schijnt
veeleer te bestaan voor het vermaak eens land
schapschilders. dan tot geluk en voordeel van den
mensch. Wordt voortgezet).