VAN IJPEREN EN HET ARRONDISSEMENT. Politiek, Nieuws-, Handels- en Annoncenblad. EIGEN KEUZE Eerste Jaar. Zaterdag 17n Juli 1886. Nummer 29. IJzerenweg. Abonnementsprijs voorop betaalbaar: 4 fr. per jaar voor de stad. 4 fr. 50 voor den buiten. Per 6 maanden: 2 fr. 50. Annoncem 15 cent. per drukregel. Rechter lijke eerherstellingen: 1 fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 10 centiemen per nummer. Afzonderlijke nummers voor artikels, enz. 8 fr. per 100. Alle berichten van verkoopingen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden ecus gratis ingelijfd. De annoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, alsmede die voor het buitenland worden ontvangen door den Office de Publicité, Magdalenastraat, Brussel. Men wordt verzocht alle hoegenaamde artikels uiterlijk tegen'Vrijdag middag vrij en onderteekend toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnaliteiten bevattende worden niet opgenomen. Vertrekuren van IJperen naar Poperinghe, 6-50 9-09 10-00 12-07 3-00 Twee Woordjes. Zwijgen wij van de katholieken, zegt het Nieuwsbladwij zwijgen ook van libera- len, die op geldelijk of zedelijk grondgebied van de schreve loopen. De lezers van 't Nieuwsblad die een beetjen geheugen hebben, zegden zeker toen zij die woorden speldenWat leugenaarHij heeft ge schreeuwd op Bockstael en Moise voor het geldelijk gebied, en op de Gentsche Geuzen, voor het zedelijk gebied!! En dat durft dan komen zeggen met een jesukens gelaat: Ik ben onnoozel! Maar wat de Gentsche Geuzen betreft, dat was nog grove laster; vooreerst er waren veel vrijspraken; ten tweede, een blad dat iemand lasterde en bij name noemde, als daarin betrokken zijnde, werd tot 3,500 franks boet of 6 maanden gevang veroor deeld; en eindelijk het godvruchtig Ypersch blad heeft geene bewijzen zijner aantijging geleverd met namen op te geven. Ten slotte zijn wij gemachtigd te zeggen dat het Nieuwsblad de waarheid den hals omge wrongen heeft, wanneer het de vier bovenste regels drukte. Onverschillig voor ons, wie de veder in 't processieblad hanteert; maar alhoewel wij die groote attentie aan verdachting onwaar dig zijn, kunnen wij evenwel het orgaan in zijne wijsheid lalen, wanneer het naar onze identiteit vischt. Doch indien het een groot pak van zijn hart wil hebben, dat het doe gelijk M. Hub. Brouwers; hij hoorde een BRUSSELSCHE ZEDENSCHETS door SA.-II. DE QEÉKER. (le Vervolg.) Hij schelde en Fideel,van wien wij zou den veronderstellen dat hij achter de deur stond, indien wij van kwaadspreken hielden of niet wisten, welke onschuldige, beschei den schepselen- Gods huisknechten over 't algemeen zijn,Fideel verscheen weêr,en kreeg bevel, de volgende dagorde na te leven: Als er, in onze afwezigheid, twee heer en zich mochten aanbieden, zult gij hen bidden een oogenblikje te wachten.Eene zeer belang rijke zaak roept ons uit, doch wij keeren in een ommeziens terug. Theodoor zal hun gezelschap houden. Gij vooral niet, Liza; wij moeten u voorstellen. —En als mijnheer Theodoor nog niet terug is, mijnheer? opperde Fideel. Dan... dan... verdraaid! Och ze zullen wel gelieven een kwartje te wachten. Goed,mijnheer,haastte zich de knecht te antwoorden, want hij zag alweèr den bedui denden professorsblik naar de deur wenken. Gij vooral niet, Liesje-kind... herhaalde Mr Pyrrhus en hij steunde op dat vooral. Waar moet ik dan heèn, vader? Overal, waar gij wilt, vermits gij dien heeren niet onder de oogen komt,hoor!... Onze onzer knechten uit om te weten wie dat artikeltje, dat over hem handelde, geschre ven had. En wanneer er hem platweg gezegd werd wie zulks gedaan had, scheen die heer nog ontevredenmisschien ook denkende gelijk een ander personagie K. Lote strooien schim van den drukker. Of het zóó was?! O, de onzekerheid. Onze tijd en het Staatsbestuur. In de maand Maart 1886 brachten de staatsspoorwegen omtrent 300 duizend fr. MIN op, dan in de maand Maart 1885. 't Was namelijk gedurende die maand dat de onlusten in ons landeken uitbarsten, en dat het Staatsbestuur het hoofd verloor met naar dempingsmiddelen te zoeken, en aan de rei zigers geene vrijheid, noch zekerheid kon waarborgen van niet uitgebuit of aangerand te worden, in die streken, waar de opstand woedde. Wij willen niet zeggen dat het 's ministers schuld is dat de ijzeren wegen veel min opbrengen dan vroeger, dat de handel kwijnt, in een woerd dat het slechte tijd is maar waar is het beloofde geluk voor ons land een tijdstip van vrede en rust? de welvaart? weelde? Waar zijn de klerikalen nu, met hunne beloften vóór de kiezingen van 1884? Weg,gelijk de voorspoed van ons Vaderland. Zeker orgaan beweerde dat wij het minis terie verantwoordelijk maakten over de uit geborsten werkstakingen. Wij denken niet zoo iets geschreven te hebben, want het tegenhouden der gevolgen eener algemeene krisis, welke door gansch de wereld heerscht ligt niet in de macht van enkelen, al waren het zelfs klerikale ministers. Maar wij zegden en houden nog staande, daar menige voor beelden het bewijzen, dat telken keer hier een papenbestuur de regeering in handen neemt, het Belgische volk zich opwindt, in eenen staat van gisting en woeling verkeert; dat onze ministers te laat hunne voorzorgen en maatregelen genomen hebben om de mui terij in het Henegouwsche te voorkomen en naderhand te keer te gaan. Dit hebben wij bewezen met de verklaring van den heer regenscherm? Waar is onze regenscherm? Liza had allicht het familiemeubel achter de deur der zaal gekregen, waar de dokter het telken avond borg; dag af - dag aan, jaar uit - jaar in vergetende, dat het huisge zin in de loting der laatste tentoonstelling van Brussel, met nummer 178,235 (o dat wist- hij goed!) eenen ijzeren parapludrager had gewonnen, die in den gang stond. Hier zie, vader, zei ze, hem 't stuk overreikend. Goed zoo. Hebben wij niets vergeten? Jawel onzen Sandrart. N° 55, op de 4e linie.- Romce antiquee et novae theatrum. Haal hem, Liesje-kind, haal hem. Het meisje gaf hem 't gevraagd foliant. Goed zoo. Alles is wel verstaan, niet waar? Gij blijft onzichtbaar; alles loopt op wielekens. Nu zullen wij eens gaan hooren, wat al malligheden die spirituslamp heeft uitgedacht.... over het oude Rome.... Ha, ha, ha! Hij hield reeds den appel van de deur vast en wou weg, toen zijne dochter, die reeds tot drie vier malen de lippen had bewogen, schier biddend vroeg Vader, blijf nog een oogenblikje, als 't u belieft? Er is geene haast. Neen, wij kunnen niet. Wij moeten zien, of liever hooren, hoe de vermaarde Alkali de geschiedenis van Rome aan zijne glazen buizen en smeltpotten heeft weten vast te schakelen Audent, burgemeester van Charleroi en bij gevolg zeer wel ingelicht, over te drukken en waarin hij bewees dat de gevraagde hulp aan het Staatsbestuur te laat gekomen was. Tot heden toe wachten wij nog naar de wederlegging onzes tegensprekers. Wij houden nog verder staande dat, indien de opstand den 18 Maart te Luik en slechts 7 dagen later, 't is te zeggen den 25 Maart, te Charleroi losbrak, dezen laatste te voor zien was en dat onze meesters door geene voorzorgsmaatregelen genomen te hebben, aan hunnen plicht gefaald hebben. Dat het hun aan vooruitzicht mangelde bewijzen deze twee citaten, welke van man nen komen, die door hunne positie en ge leerdheid, de zaken veel klaarder inzien dan een alledaagsche klerikale papierkrabber. In eenen omzendbrief aan de overheden drukte de pruisensche Minister van Binnen- landsche Zaken zich volgenderwijze uit België heeft laatst getoond hoe gemak- kelijk de werkstakingen tot troebels overgaan, de burgersden eigendom, de openbare rust en het nijverheidsleven in gevaaar brengen. Op dit tijdstip dat woeling schier overal bestaat, moeten wij vreezen dat zij ook in Duitschland kome. België geeft ons een bewijs van het groot gevaar dat men loopt, indien - het Staatsbestuur de oogen niet wijd open heeft en geene voorzorgen neemt, om te beletten dat de sprankel een brand worde. Want men schrijft algemeen aan het gemis van vooruitzicht toe, de treu- rige noodzakelijkheid waarin het bel- gisch gouvernement zich bevönd, later de gewapende macht te gebruiken en het bloed te doen vloeien. De heer graaf Vanderstraten-Ponthoz, onze minister te Ber lijn, deelde in eene nota, aan het Belgisch Staatsbestuur deze regelen mede. Wij zijn niet te weten gekomen hoeveel langer Beernaerts neus geworden is, toen hij die beknibbeling van eenen uitlandschen minis ter las; maar wij hebben ook nergens gele zen dat hij tegen die woorden geprotesteerd heeft. Hij heeft ze dus als waar aanvaard. Een ander bewijs vinden wij in den be schuldigingsak t opgesteld door den heer De dokter, die zich had omgekeerd om te antwoorden, nam nog eens bovengemelden appel en stootte de deur open, maar Liesje- kind hield hem even bij een arm terug. Maar zeg eens, vaderlief! vroeg ze nu ernstig en met meer nadruk dan gewoonlijk, ware er dan geen middel om dat huwelijk nog wat uit te stellen? Op het hooren dier woorden liet de onder- vindingrijke emeritus vol verbazing zijn regenscherm vallen en stotterde: Wat!... wat belieft er u?... Ik ben toch pasjes achttien jaar, vader, bad fleemende het meisje, en ik had... ik had gedacht.... wij hadden onder eenige gezellinnen besloten, vóór ons twintigste jaar niet te trouwen. Achttien jaar, 't is toch zoo bitter jong, vader. Men is nooit te jong om wel te doen. H... hoor hier... h... hoor, Liesje kind. Dat meent gij niet ernstig, dien mallemeisjes- praat? Wij verstaan u al, wij hooren u al, wij hooren u al komen. Gij zoudt vaderlief nog gaarne wat te huis houden... Uitstellen O, dat slim ding! Binnen in uw hartje gaat dat heel anders om, en gij verlangt enkel om den toekomende te zien. He! dat wij het beet hebben? Neen, kind, wij moeten weg. Wij moeten eens vernemen gaan wat er op han den is, wij moeten hem hooren met zijne belangrijke kwestie over het oude Rome. O, die spirituslamp! Liza zag hem smeekend aan. Demaretsubstituut van den Procureur Generaal, tegen 23 muiters die eerlang voor het assisenhof zullen te recht staan, en waar van er 19 nu te Bergen gevangen zitten. Die beschuldigingsakt bevat een roerend tafereel der gruwelen, welke op 25 Maart 11. in het kooldistrikt van Charleroi plaats grepen, en welke zich ongestraft konden uitbreiden daar alle gewapende macht afwezig was. (Men herinnere zich dat onze troepenhier te IJperen, dien zelfden dag reeds van 's noens het sein van vertrekken afwachtten en dat ze slechts 14 uren nadien vertrokken.) Na de gewelddadenbij elke fabriek gepleegd beschreven te hebben, gaat de beschuldi gingsakt voort: Wij zullen niet spreken van de treurige maar onvermijdelijke krijgsbeteugelingwelke eindelijk des avonds (om 10 ure) de openbare orde en rust, die te lang en te diep geschokt waren, kwam redden. Men weet maar al te wel dat, rond tien ure, toen alles te Roux verloren was, twee kompagniën van het derde jagers te voet, in stormpas kwa- men aangeloopen, op de bende aanstootten, van hunne wapens gebruik maakten en de muiters in het bloed uiteen dreven. Vier dooden, waaronder den vaandrig, en negen gekwetstenbleven ter plaats. Zoodat men daar gedurende eenen ganschen dag geplunderd, gestolen, verbrand en allerlei gruwelen gepleegd had, zonder dat er hulp opdaagde, tenzij 's avonds om 10 ure, toen de duizenden schade reeds te betalen waren. Dat zijn me vooruitzichtige ministers, dat zijn me de leeuwen! En zeggen dat er dag bladschrijvers bestaan, die in hunne onnoo- zelheidinkt en speeksel verkwisten om hunne Meesters van die verantwoorde lijkheid zuiver te wassclien! We zouden nog liever 'nen neger witschrepen, dan dit werk aan te vangen, en we verstaan gemakkelij ker dat een lastig kind, om de maan in zijne handen te hebben, weent of huilt, dan de onmogelijke taak van den boterkonfrater. De landbouw kwijnt, maar hij heeft de stellige belofte van langoor Moreau dat men hem zal ter hulp komen, met inkomrechten op het vreemd graan. Uitstellen? Ei, die kleine komediespeel ster! Uitstellen? Wel voor den weêrlicht niet; daarvan mag geen sprake zijn; de majoor heeft ons woord, het woord van Dr Pyrrhus. Wie heeft ooit gehoord, dat dit gebroken werd? Uitstellen? Non possumus! Bij het uitspreken dier woorden, welke hij wist van pauselijke lippen geklonken te hebben, sloeg hij plechtig onder zijn rech terarm den regenscherm, onder zijn linker arm den Sandrart en liep schuddebollend de voorzaal uit. II. Toen de Dokter-emeritus buiten was, sloeg het jonge meisje beide handen aan haar voor hoofd, dat zij moedeloos zinken liet en zuchtte Wel, wel, zoete hemelNon possus- simus! zegt hij, en daarmee ben ik afge scheept Dat ze veel en diep lijden moest, zal elk rechtgeaard jong meisje, 't welk dit werk gelieft te lezen, gereedelijk begrijpen. God! hare betooverende meisjesdroomen, wat wordt er van?... Wee haar, ongeluk kige... Verkocht is zij, overgeleverd, wegge worpen... En zij, hare vriendinnen, Stella, Rikilde, Marie... haar is een paradijs ten deele gevallen, terwijl voor hare beklagens waardige speelgenoote, eene hel van ontgoo chelingen zeker, wellicht van zieleleed en tranen te wachten staat. Op den boezem van HT WEEKBLAD 4-00 6-25 9-05 9-58. Poperinghe-Hazebrouck, 6-50 12-07 6-25. Houthem, 5-30 8-20 11-16 5-20. Komen, 5-30 8-05 8-20 9-58 10-10 11-16 2-41 2-53 5-20 8-58. Komen-Armentiers, 5-30 8-05 11-16 2-53 8-58. Rousselare, 7-4510-45 12-20 4-10 6-30. Langemarck-Ostende, 7-23 12-22 3-58 6-22. Kortrijk, 5-30 8-20 9-58 11-16 2-41 5-20. Kortrijk-Brussel, 5-30 9-58 11-16 2-41 5-20. Kortrijk-Gent, 5-30— 3-20 11-16 2 41, 5-20.

HISTORISCHE KRANTEN

Het weekblad van Ijperen (1886-1906) | 1886 | | pagina 1