STADSNIEUWS.
Burgerstand
Nog mannen met twee gezichten.
Bezie Journal en Nieuwsblad Sedert
twee weken noemen ze u al de leerlingen op
van het geestelijk kollegie.die in de Leuven-
sche Alma Maler hun doorgangsexaam
aflegden.
Maar het Progrès meldde over 14 dagen.
dat het er in ons gemeentekollegie een pro
fessor, M. The wis, werkzaam is, die eene
verhandeling over sterrekunde gemaakt heeft,
wier stellingen hij voor de Belgische Acade
mie van Wetenschappen te Brussel, moest
verdedigen. Hij was eenig mededinger in dit
vak. Zonder persoonlijk M.Thewis te kennen,
bieden wij hem toch onze rechtzinnige geluk-
wenschen aan. Maar het Journallje lachte
daarmee, en nam eenige der te bewijzen
theorien over uit de verhandeling van M. X.
om er mee te spotten zonder ooit aan zijne
lezers te melden dat die M. X., niemand an
ders was dan een professor van ons gemeente
kollegie, dat daardoor in aanzien stijgt. Die
onpartijdige mededeeling kon het klerikaal
papier in zijne kolommen niet dulden Twee
maten en twee gewichten. Ware het maar
van een waterachtig fabeltje, in het feest der
Rousbrugge-Damen afgerammeld, o dan is
eene kolom niet te veel
Zwicht u
van klerikale nieuwstijdingen.
Het Journal d' Ypres meldt aan zijne
lezers, dat M. Leleup verleden Zaturdag in de
geheime zitting van den Raad aanwezig was.
Dat is onwaar, omdat M. Leleup zich op dit
oogenblik te IJperen niet bevond: hij had de
stad verlaten, Zaterdag voormiddag, met den
trein van 11 ureen is slechts den volgen
den Dinsdag weergekeerd. De klerikale ga
zetten weten niet meer wat uitvinden (zij
nemen zelfs tot liegen hunnen toevlucht) om
voort te kunnen zagen op iets dat nu afge
zaagd is.
Ze zijn gematigd
't is wel verstaan; de klerikalen zijn ge
matigd zij willen het zijn, zijn het en
zullen het biijven. Die stelling is, sedert de
laatste kiezingen, alle dagen door gansch de
klerikale pers ontwikkeld en uiteengedaan.
Die gematigden hebben over eenige
dagen nog een nieuw en treffend bewijs
hunner gematigheid aan het land gegeven.
De heer Thonissen, de nederigste bis
schopsknecht die ooit in het laagste der
klerikale ministeriën zetelde, vond, zoo was
de wil van Mgr van Mechelen, dat er nog
geene gemeentescholen genoeg afgeschaft
waren, noch onderwijzers genoeg op wacht
geld gesteld, noch gemeenten genoeg van alle
openbaar onderwijs ontslagen.
Hij heeft dus aan Zijne Majesteit een ko
ninklijk besluit onderworpen, dat acht nieu
we gemeenten van de verplichting vrijstelt
hunne eenige gemeenteschool te behouden.
Hij had wel jegens het land en zelfs, ver
zekert men ons, jegens den Koning de ver
bintenis aangegaan en zijn woord verpand
dat er een einde komen zou aan dat duizend
voudig buitenzetten van onderwijzers en af
schaffen van scholen. Maar welke waarde
kan men hechten aan eene verbintenis of het
woord van krijscher Thonissen? Wat meer
is, die verbintenis, dat gegeven woord dag-
teekende van voor de kiezingen en sindsdien
moet zijne gematigheid zich wel meer en
meer doen gevoelen.
Zij doet zich gevoelen en wordt bevestigd,
men ziet het, met zich zoo laag mogelijk voor
zijne hoogweerdigheid te bukken.
Heeft de Koning er wel aan gedacht den
heer Thonissen zijne beloften te herinneren?
Heeft hij getracht hem tot wat min gema
tigheid jegens zijne meesters, de bisschop
pen, over te halen?
Wij weten het niet en, om openhertig te
zijn, wij gelooven het niet. Menigmaal heeft
men de koninklijke weerspannigheid en
eischen onder de liberale ministeriën kunnen
- vaststellen. Maar bitter weinig is het dat
Zijne Majesteit ooit aan onze tegenstre
vers geweigerd of van hen geëischt heeft.
Getuige hiervan het nationaal reserve-leger,
waarvan heden een staaltje en welk staaltje!
goede God! hem komt tevreden te stellen.
Wat er van zij, het besluit, betrekkelijk
het schoolafschaffen, door den heer Thonis
sen gevraagd, heeft op zijne verschijning
eenigen tijd laten wachten het was ge-
dagteekend van 28 Juni en het Staatsblad
kondigde het enkel twintig dagen later af -
en de klerikale pers beeldde zich in, voorge
licht door den Brusselschen correspondent
van den Frangais, die de heer Woeste niet
is, dat de Koning zijn handteeken op dat
besluit weigerde. Seffens trok de heele god
vruchtige pers tegen den Koning te velde,
dien men tot weerstand bekwaam achtte en
tegen den heer Thonissen, die geene genoeg
zame krachtdadigheid gebruikte om de uit
voering der bevelen onzer wezenthjke mees
ters, de heeren bisschoppente eischen!
Is het mogelijk beter en zekerder bewijs
van de gematigheid, die onze tegenstrevers
bezielt, te leveren dan die hevige, schielijke
en onverwachte aanvallen tegen den Koning?
En merk aan dat deze, die meest van al
voor gematigd willen doorgaan zich het
bijtendst en het wrangst getoond hebben. De
Impartial daagde den Koning uit om op den
stond toe te geven en beschuldigde hem van
in het spel ten voordeele der liberalen te
moffelen.
Merk nog op dat de klerikale pers niets
wist over het geschil zoo er wel geschil
bestaan heeft; dat zij tot zelfs de namen
der gemeenten niet kende en dat zij derhalve
in 't geheel niet wist welke beweegredenen
er bestonden om die scholen te behouden.
Dat alleen leert ons opperbest dat de ge
matigheid onzer tegenstrevers van eene heel
bijzondere natuur is. Het was hun voldoende
het gedacht, de verdenking te hebben dat er
tegen hunne onbillijke eischen schijn is van
een ziertje weerstand om oogenblikkelijk
eenen veldtocht in regel te ondernemen in
welken zij tot zelfs den Koning aanranden.
Zekerlijk, de heer Beernaert had gelijk,
meer dan gelijk zelfs, toen hij zeide dat het
klerikaal ministerie door zijne gematigheid
de heele wereld verbazen zou.
Nooit, inderdaad, zag men eene zoo... ver
bazende gematigheid.
Maar wij zijn nog aan 't einde niet en wij
hebben helaas! den tijd om dat einde af te
wachten. X.
Akademie van Schoone Kunsten en
Beroepsschool.
De tentoonstelling der werken van de
leerlingen zal geopend worden den Zondag
ln Oogst en zal zichtbaar zijn den Maandag
2", Dinsdag 3" en Woensdag 4n, van 10 ure
's morgens tot 's middags, en van 2 tot 5
ure namiddag.
Bericht.
Ter gelegenheid van den Tuindag,zullen de
bureelen van den Nationalen Bank den
Maandag 2n en Dinsdag 3n Oogst gesloten
zijn.
Verandering van garnizoen.
Het was gisteren morgend, Vrijdag, dat
onze garnizoensverandering plaats greep. Het
Wat?... Wel, gij onnoozelejongen toch!
Vader is rijk; dat weet de majoor, dus ook
zijn neef. En is het geld niet het eenige lok
aas voor jongelingen van goede opvoeding en
goeden toon?
De jonge oorlogsman, die voor zijn paart
inwendig beweerde een hartjesveroveraar te
zijn, draaide bij die diepzinnige vraag, onder
het fluiten van een wijsje, op de hielen rond
en streek, met eene genoegzame dozis eigen
waan, de knevels omhoog. Doch Liza ver
volgde:
Spot maar niet, broêrkenwij hoorden
meer van de plannen dier jonge heerkens.
Wat geeft hun het meisje, wat geeft hun
haar uiterlijk, haar karakter, hare goede of
slechte hoedanigheden, als er maar
schijven zijn... En zulk een man zou ik moe
ten beminnen?...
De goede Theodoor wilde juist neen ant
woorden en wenkte reeds in dien zin met de
hand. Doch het .meisje liet hem niet uitspre
ken. Zij gevoelde behoefte aan waterlanders.
Zij liet zich op een stoel nederzinken en
snikte
Het zou mij het leven kosten!...
Kom, Liza, troostte de luitenant, gij
zijt wat streng te paard op de rekening der
jonge heeren. Als men u gelooven wilde,
'hebben wij allemaal de galg verdiend. Doch
ik vergeef u zulks, gezien de omstandigheden.
Let eens goed op! Gij zult Delm zoomin hoe
ven te beminnen, als gij hem huwen zult.
Daarvoor sta ik borg.
Liesje bleef voortsnikken. De gevoelige
jongeling was in het geheel niet op zijn ge
mak. Men had zusterken steeds zoo vertroe
teld en bedorven, dat men waarlijk meende
dat de wereld zou vergaan, wanneer zij naar
de waterlanders greep. Theodoor dacht, dat
het best zou geweest zijn haar maar te laten
uitweenen. Daarom trok hij zijn horlogie en
zei:
Donderbliksems! het is negen uur en ik
moest reeds aan de kazern zijn. Goed, dat 't
bij de deur is. Hoor hiergij zijt nog niet
verkocht, en nog veel min geleverd, meisje,
en ik heb eenen ongelooflijken lust om aan
onzen pretendant zijn coup de Jarnac
met zijn liniaal op mijn oor, 't is gelijk op
welke wijze betaald te zetten.
Och, laat dit plan varen, bad Liza.
Neen, neen, voor alle donderbliksems
niet! Ik houd er aan als een kaporaal aan
zijne strepen. Doch, eerst wil ik Delm spre
ken, en hooren, wat het heerschap al in heeft.
En dat hij mij niet op de teenen trede, of ik
wil hem laten zien, hoe ik gewoon ben met
de liniaal te spelen.... Nu moet ik weg; 't is
al over den tijd; tot straks! En denk er niet
meer aan Liza: ik zorg voor heel den boel.
Kom... ik ben seffens terug.
Daarmede richtte hij zich naar de deur.
Doe wat gij goedvindt. Ik ben in alles
batailjon van het 3® linieregiment, om 5 ure
50 m. uit Gent vertrokken, kwam hier om
8 ure aan.
Wat waren die soldaatjes aangenaam ver
rast, toen zij, uit den trein stappende, met
de welluidende tonen der Brabangonneont-
haald werden! Het waren onze Pompier^, die
toegesneld waren om het nieuwe garnizoen
welkom te wenschen en naar de kazerne te
geleiden.
Nauwelijks waren de soldaten in orde
geschikt, of de stoet trok, met spelende
muziek aan 't hoofd, naar het kazerneplein,
waar het batailjon van het le linieregiment,
dat de stad ging verlaten, op zijne vervan
gers wachtte. De beide batailjons trokken
elkander in slagorde te gemoet en de heeren
majoors-bevelhebbers drukten malkaar de
hand.
Intusschen hadden onze Pompiers eenen
omkeer gemaakt en bevonden zich nu aan
het hoofd van het vertrekkende garnizoen.
Het bevel van vertrek werd gegeven en ons
muziek deed het batailjon van het le linie
uitgeleide tot aan de statie. Daar ruim een
half uur te vroeg aangekomen zijnde, lieten
de Pompiers er verschillige lieve deuntjes
hooren en de soldaatjes maakten van die
gelegenheid gebruik om, voor de laatste
maal, op IJperen's grondgebied eens harte
lijk te flikkerbeenen.
Eindelijk stapten zij in den trein en stoom
den Gentwaarts, in hun hart een zoet aan
denken van hun verblijf in IJperen mede-
dragende.
Onnoodig te zeggen dat die inhaling en dat
uitgeleide eene ontelbare schaar nieuwsgie
rigen uitgelokt hadden.
Met die groote menigte toeschouwers hee-
ten wij ons nieuw garnizoen welkom en
keuren de handelwijze onzer Pompiers ten
volle goed. Het gul onthaal, dat aan het
nieuwe garnizoen hier te beurt viel, zal
voorzeker veel bijdragen om de goede ver
standhouding tusschen garnizoen en burgerij
immer en altijd in stand te houden en de
spreekwoordelijke wederzijdsche achting en
genegenheid nog veel te doen aangroeien.
Een hartelijk bravo dus voor hen die er toe
besloten ons nieuw garnizoen met dien blijk
van genegenheid te verrassen.
Prijsdeelingen.
Het schooljaar loopt ten einde en de va-
kantiën zijn voor de deur. De toekomende
week nemen de prijsdeelingen aanvang.
In onze stad grijpen zij plaats op de vol
gende dagen:
Voor de leerlingen der Koninklijke Aka
demie van schoone kunsten en der Beroep-
school, op Donderdag 5 OogSt, om 2 1/2 ure
namiddag, in de gewone zaal der stadshalle.
Voor de leerlingen der betalende stads
meisjesschool, onder 't bestuur van raejuffer
Vanderhaeghe, op Woensdag 11 Oogst, op
't zelfde uur, in dezelfde zaal.
Voor de leerlingen van ons stadskollegie
op Donderdag 12 Oogst.
Voor de leerlingen der kostelooze stads-
jongensschool, op Zondag 15 Oogst, om
10 1/2 ure voormiddag.
Voor de leerlingen der kostelooze stads
meisjesschool, op Maandag 16 Oogst, om
2 1/2 ure namiddag.
Dansfeest.
Maandag aanstaande 2n Oogst geeft de
maatschappij de Werkerslier haar jaar-
lijksch luisterlijk dansfeest, ter gelegenheid
van Tuindag.
Om reden der herstellingswerken aan het
lokaal dier maatschappijzal het bal in de
zaal van stadstooneel plaats hebben.
Voor de liefhebbers aan de Werkerslier
gelaten, zoo besloot zijne zuster.
Plotselijk verzinde echter de officier. Hij
kwam terug geloopen en vroeg vlak door,
zonder bellen of toeten:
Ei. zeg snelen wees openhertig hoor.
Een goed verdediger moet gansch de zaak
kennen... Openhertig hoor!... Bemint ge
soms een ander jongelingmet wien een
huwelijk u niet zoozeer mishagen zou?...
Openhertig?...
Openhertig?... gaf snel het meisje terug
en werd schrikkelijk hoogroodwelnu
neen!... Dat is openhertig!
Zeker?
Zeker!...
Theodoor deed, zooals hij steeds in twijfel
achtige gevallen te doen plag. Hij deed
haar namelijk zweren. Ten dien einde nam
hij haar hand, deed haar den wijsvinger
omhoog steken, en sprak zeer ernstig den
eed voor
Duivelken, knap!
Het was de eed hunner kinderjaren. In
geval het meisje de waarhein verhool moest
Pietje Pek haar den vinger afbijten.
Duivelken, knapherhaalde het mooie
kind.
Nu was de bedrijfsgenoot van Alexander-
de-Groote overtuigd.
De zaak is geklonken? riep hij en liep
voor goed heên.
Wordt voortgezet).
vreemd, kan men voorop kaarten bekomen
aan 1 frank. Aan het bureel is de ingangs-
prijs op fr. 1-50 bepaald. Ten bureele van
dit blad kan men voorop kaarten bekomen.
Ongeluk.
Dinsdag laatst had de wedstrijd voor het
paardrijden tusschen de heeren ofllcieren en
onder-officieren onzer Rijschool in de ren
baan van het arsenaal plaats. Binst de laat
ste oefening, het springen over boomen en
hagen, is een erg ongeluk gebeurd. De heer
onder-luitenant de Falon, sprong te kort en
tuimelde hals over kop met het ongelukkig
gevolg, dat de ruiter onder het dier te recht
kwam en bijna verpletterd werd.
Hij werd onbewust en levensloos opge
raapt en in het naaste huis binnengedragen.
Spoedig kwamen de krijgs- en andere ge-
neesheeren toegesneld om den ongelukkigen
de eerste hulp aan te bieden. De toestand des
lijders was zoo erg dat de geneesheeren ruim
een dag hebben moeten wachten vooraleer te
kunnen vaststellen of er nog hoop op gene
zing was.
Gelukkiglijk hebben zij gisteren kunnen
bevestigen dat de dagen van den lijder in
geen groot gevaar verkeeren en dat hij,
zonder verder inwikkelingen, binnen eenige
dagen naar zijn huis zal mogen vervoerd
worden.
van den 23 tot den 30 Juli 1886.
Geboorten.
Mannelijk geslacht 4. Vrouwelijk id. 5.
Overlij den«.
Pelagie Bartier, zonder beroep, 45 jaar, echt
genoot van Livinus Letiere, St-Jacobs
buiten.
Gustaaf Van Eecke, notaris, 46 jaar, onge
huwd, Gerechtsplaats.
Maria Mallet, zonder beroep, 51 jaar, wedu
we van Augustinus Dewitte, Boterstraat.
Karei Leuridan, zonder beroep, 70 jaar,
weduwenaar van Amelia Morel, Meenen-
straat.
Kinderen beneden de 7 jaar.
Mannelijk geslacht, 0. Vrouwelijk id. 2.
Ter gelegenheid der Gemeente-Kermis,
zullen de bureelen van het stadhuis den 2,
3, 4 en 5 Augusti om 11 ure 's morgens
gesloten worden.
Op Wachtgeld.
I.
II.
nrma
In 't huisje, waar Vereamer is gestorven,
De braafste werkman van het gansche dorp,
Woont nu de Meester die op wachtgeld staat.
Van uit het venster ziet men ginds da schole
Met haren blanken gevel en heur frisch geboomte.
Verlende staat soms uren lang, geleund
Met de ellebogen op de vensterplaat,
Te staren op het lieve schoolgebouw,
Waar hij zoolang de kindren der gemeente,
Tot deugd en wetenschap heeft opgeleid,
En waar een vreemdling nu hem heeft vervangen.
Dan komen tranen uit zijn oogen wellen,
Die hij verbergen wil, om zijn geliefden:
Zijn Bertha en zijn viertal kleine kindren
De medesmart in 't prangend leed te ontsparen.
Maar thans is hij op reis; en hoop en vrees
Vervullen nu het droomend huisgezin.
Allengskens zinkt de zonne in 't westen neder:
De vogels zwijgen in het stille loover,
En 't koren plooit zich over 't veld ter rust.
Met 't avondnadren komt meer hoop en kommer-
In 't hart der moeder, die 't maal bereidt:
Voor elk twee boterhammen en wat melk
Van tijd tot tijd, gaat Bertha in de deur staan
En tuurt verlangend in het diepst des steenwegs,
Langswaar hij met het nieuws zal wederkeeren.
Dan vragen Joost en Lena beurtelings: MoederI
Komt vader aan ziet gij hem reeds, zeg Moeder!
En de andre kleinen kijken luistrend op
Wat moeder hun tot antwoord geven zal.
Maar twintig maal reeds heeft zij neen gezegd;
Nog even zegt zij neen en laat de kleinsten
Hun boterhamkens eten met hun melk.
Slechts Joost en Lena zullen blijven wachten,
Tot vader meê aan tafel neer zal zitten
En, na een stille bede, zeggen: Lieven,
Dat het U allen smakeGretig spelen
Marie en Jantje 't avondeten binnen,
En als 't gedaan is, wenkt de moeder stil
Heur kleinen samen op de knieën, om
Hunne avondbeê tot d'Hemelheer te sturen.
Als zij zoo zijde aan zijde zijn geknield,
Is 't een aandoenlik schouwspelj daar die kleinen
Rond hunne moeder biddend, ga te slaan.
En, als in englenkoor, hun sfem te hooren,
Die bevend opstijgt tot voor Godei troon,
Om daagliksch brood en om vergiffenis
Der zonden af te smeeken, dingen, die
Op aarde hun de menschen wouden weigren.
En na die beê, spreekt weer de vrouwe: Kindren,
Nu nog een bede opdat toch vader lukke,
En hij de plaats bekome op het kantoor
En gij te gaar ter steê dan school moogt gaan 1
En weder galmde 't Onze-Vader! teeder
Uit 't kinderhart ter stille woon omhoog:
En 't einde klonk zoo zoet: Dat vader lukke
De brave Meester had in krant gelezen,
Dat eene plaats van schrijver open was
Bij een Notaris uit de naaste steê.
Slechts duizend frank was ze in 't beginnen waard
Maar 't traktement zou later hooger staan;
En, met wat bijwerk, hier en daar gezocht,
Zou hij een plaats ter samenleving hebben,
En weer voor vrouw en kinderen kunnen werken!
Dit zegde hij tot Bertha, wijl zijne oogen
Van tranen blonken, bij de blijde star,
Die eensklaps door het nachtlik duister schong.
En thans was hij ter stee, sinds dezen morgePi
Om 't aangekondigd plaatsken af te vragen.