STADSNIEUWS.
hij door de stad ondersteund is en zulks on
danks onze terechtwijzing in het Weekblad
van 4n September 11. opgenomen. Die onbe
schofte beschuldiging jegens treffelijke lie
den, die van den Burgerkring deel maken,
stond in het Nieuwsblad van 28n Augusti,
op de 2e bladzijde, en is nog niet terug ge
trokken noch door terechtwijzing hersteld.
De Troonrede.
Wij weten, zegt de Chronique, dat de
heer Beernaert een grooten minister is en
dat hij den naam heeft een zeer behendig
man te zijn. Maar wat zijne behendigheid
ook zijn moge, het schijnt ons dat het hem
zeer moeilijk moet zijn om eene troonrede
door den Koning, de Kamers en de natie
aanneembaar, op te stellen.
Het ministerie, toen het aan 'l bewind
kwam, had een programma, waarvan het
slechts een enkel punt verwezentlijkt heeft:
de omverwerping der schoolbarakke,volgens
de gelukkige uitdrukking van den heer
Malou.
Dat punt, bij voorbeeld, heeft het verwe
zentlijkt met een vuur en eenen spoed, die
zeldzaam heeten mogen. Afschaffing der
avondscholen langs hier, afschaffing der kin
dertuinen langs daar, afschaffing der meis
jesscholen, afschaffing der normale scholen,
afschaffing der lagere scholen, onderwijzers
en onderwijzeressen in beschikbaarheid ge
steld, gemeentescholen openbaarlijk verkocht
of aan herbergiers verpacht, dat alles was in
eenige weken gedaan, tot groote vreugde der
broèrtjes van liefde en der nunnetjes, geroe
pen om de gediplomeerde onderwijzers te
onderkruipen.
Maar die betreurenswaardige uitslag, als
hij aan het Staatsbestuur het toestaan yan
eenige hulpgelden bespaarde, heeft van een
anderen kant aan de gemeenten een aanzien
lijk verhoog van schooluitgaven opgelegd, en
het is weinig waarschijnlijk dat deKoning,die
onlangs nog de noodzakelijkheid en de wel
daden van't onderwijs heel hoogschatte en
afkondigde, er in toestemme zich te beroemen
van toegelaten te hebben zooveel scholen af
te schaffen en zooveel onderswijzersop straat
te werpen.
Er is misschien geen enkel land ter we
reld, buiten Belgie, waar het Staatsbestuur
het als eene plicht aanzien hebbe van het
openbaar onderwijs te vernietigen en van
het volk de middelen om zich te onderrichten
te ontnemen.
Dus, ziedaar een eerste punt, waarover de
koning, wees er zeker van, zich haasten zal
het stilzwijgen te bewaren.
Wat de andere punten van zijn programma
betreft, het ministerie heeft er geen enkel
van verwezentlijkt.
Het heeft de belastingen niet afgeschaft,
noch verminderd; het heeft de openbare uit
gaven niet kunnen inkrimpen.
Het heeft de militaire lasten niet verlicht,
integendeel, daar het den diensttijd van 8 tot
13 jaren verhoogd heeft.
Het heeft den landbouw niet opgeholpen,
die voortdurend kwijnen blijft, noch den
koophandel, die gestadig klaagt, noch de
nijverheid, die niet ophoudt van meer en
meer stil te vallen.
Het heeft geen werk kunnen verschaffen
aan de werkende klas, die gedurig armoede
en ellende roept.
Het heeft noch den vrede, noch de liefde in
de harten, noch het vertrouwen in de maat
schappelijke betrekkingen kunnen herstellen.
Het heeft op zijn aktief, slechts een enkel
ietsde instelling van eenearbeidskommis.sie,
onder den slag der gebeurtenissen van Char
leroi benoemd, die het noch kunnen voor
zien, noch kunnen voorkomen had.
Zal er uit de werkzaamheden dezer kom
missie, die met meer initiatief en meer stout
moedigheid gehandeld heeft dan onze be
stuurders er zich aan verwachtten, iets voort
spruiten of ontstaan? Zal de heer Beernaert,
de grrroote minister, door den Koning eenige
maatregelen doen afkondigen, die bestemd
zijn zullen om het lijdenjen de ellende,door de
maatschappelijke kwijning, die wij verduren,
veroorzaakt, te verzachten?
Hopen wij het, maar rekenen wij er niet
te veel op. De grrroote minister is bekwaam
van al zijne behendigheid te gebruiken, ten
einde den Koning te doen spreken om niets
te zeggen.
En, ten kwaadste genomen, wij hebben
altijd den Congo, die een voorwendsel van
openingsrede zijn kan.
Schooloorlog.
Wij lezen in de Gazette-.
De inbeelding der klerikalen is heel
vruchtbaar, wanneer zij begeesterd is door
den haat tegen het officieel onderwijs er is
geen een goocheltoertje of zij baart het.om
de gemeenteonderwijzers op straat te krij
gen. Wij komen er een nieuw voorbeeld van
te hebben in eene gemeente der provintie
Namen.
De gemeenteraad van C.... had eerst den
onderwijzer afgesteld; een koninklijk besluit
verbrak die beslissing en behield den onder
wijzer in dienstbaarheid. Men beproefde ver
volgens, maar zonder goeden uitslag, hem in
beschikbaarheid te stellen door de afschaffing
der eenige gemeenteschool. Nogeens kwam
de hoogere overheid er tusschen en stelde
zich tegen die afschaffing.
De gemeenteraad,bestaande uit fanatieke
klerikalen, door den pastoor aangejaagd, gaf
den moed niet op en ziehier het vindingrijk
middel, dat hij gevonden heeft om zich van
den onderwijzer te ontdoen in eene zijner
laatste zittingen, heeft hij de inrichting van
eene nieuwe gemeenteschool gestemd en het
bestuur ervan aan den hoofdonderwijzer der
vrije school toevertrouwd, die tot de eedaf
legging geroepen werd.
En morgen zal de raad, zich steunende
op de nutteloosheid van twee gemeentescho
len, aan het Staatsbestuur vragen dat men
er eene afschaffe.
Het zal de oude gemeenteschool zijn,
natuurlijk, en de gemeenteonderwijzer zal
op straat zijn.
De welmeenende heerThonissen zal, zon
der de wet te knakken, deze voldoening aan
den gemeenteraad van C... kunnen ver
schaffen.
Het goocheltoertje is, in onze wete, maar
eenen keer gebruikt geweest in een dorp der
provintie Antwerpenmaar daar het uiterst
eenvoudig is, valt er niet te twijfelen of men
zal het wel weten te benuttigen om de laat
ste onderwijzers uit te roeien,die de gevloek
te wet van 1884 scheen te moeten bescher
men.
Wij moeten daarbij voegen dat het eer
lijk?! middeltje in ons arrondissement sinds
lang reeds gebruikt is geweest.
De gemeenteraad van Wytschate, die om
het groot getal leerlingen welke ter gemeen-
schcol gingen, deze niet afschaffen kon,wilde
zich kost wat kost op den onderwijzer wre
ken, omdat deze in 1879 zijnen plicht en eed
getrouw gebleven was. Om hem op straat et
krijgen richtten de Wytschaetsche pastoor
knechten het nunneklooster tot gemeente
school in. En daar het volgens hen overbodig
was twee gemeentescholen te onderhouden,
sloten zij de offlcieële school en stelden den
gediplomeerden en bekwamen onderwijzer,
een vader van familje, aan de deur om zijne
plaats aan de nunnetjes, de helft zonder
diploma en zonder bekwaamheid, te geven.
De heer minister Thonissen weende dat
het hartverscheurend om zien was, over het
lot dier school, maar keurde toch alles goed.
En zeggen dat de Belgen zulke onrecht-
veerdige, schreeuwende wraaknemingen,
gedogen moeten 1
Arme Belgen
Vlaamsche belangen.
Verleden Zondag, ter gelegenheid van het
bezoek door den heer Gouverneur van Bra-
band, aan de stad Leuven afgelegd, werd
aldaar de volgende plakbrief geplaatst:
A an den heer Gouverneur van Braband.
Heer Gouverneur,
Ter gelegenheid van uw bezoek aan de
stad Leuven verzoekt de Vlaamsche bevol
king van het arrondissement UEd. wel te
willen aan verschillende uwer onderdanen
herinneren, dat de wet van 22 Mei 1878
hun voorschrijft zich van het Vlaamsch te
bedienen in hunne briefwisseling met ge
meentebesturen en particulieren, alsook voor
hunne berichten en mededeelingen tot het
publiek gericht.
Met leedwezen moet bestatigd worden dat,
onder andere, de arrondissementscommissaris
van Leuven tot hiertoe IN HET FRANSCH
blijft schrijven aan de gemeentebesturen van
dit arrondissement, dat de bekendmakingen
in zake van milicie IN DIE ZELFDE TAAL
ALLÉÉN opgesteld worden, dat in het
Fransch alléén ook de opschriften op de
wegwijzers staan, enz., enz.
lieer Gouverneur,
Dwingt alle ambtenaars onder uw beheer
EINDELIJK voor die wet den eerbied te
toonen, welken alle burgers voor alle Bel
gische wetten moeten hebben,en met vreugde
zullen alle Vlaamsche Brabanders u toe
roepen
Goed heil den Gouverneur, die de taal
wetten doet in acht nemen
Willems-Fonds.
Naar aanleiding van een voorstel om eene
kaart van België met nederlandsche of twee
talige opschriften uit te geven, heeft het Al
gemeen Bestuur aan den heer Minister van
Oorlog het volgende verzoekschrift gestuurd:
Gent, den ln September 1886.
Mijnheer de Minister,
Door de zorgen van uw Departement werd
opgemaakt en ter beschikking van het
publiek gesteld een aantal uitmuntende kaar
ten van België op verschillende schalen.
Daarop staan echter de benamingen van
plaatsen, stroomen en rivieren en alle andere
aanduidingen enkel in het Fransch.
In practisch opzicht levert dat stelsel ern
stige bezwaren op, daar het, zoo voor de
officieren en anderen, welke de kaarten tot
militaire doeleinden gebruiken, als voor het
publiek in het algemeen, van groot belang is
de namen der plaatsen, enz. te kennen in de
taal der streek, waar zij gelegen zijn; uit een
wettelijk standpunt beschouwd is het in
strijd met den geest der bepalingen, waarbij
de wetgever van 22 Mei 1878 het gebruik
onzer taal in bestuurzaken heeft geregeld, en
het strijdt niet minder met de billijkheid,
welke vereischt dat eene uitgaaf, die uit 's
lands middelen wordt bekostigd, voor alle
Belgen zonder onderscheid van taal dezelfde
v oordeelen oplevere.
Ook met het oog op de wet van 15 Juni
1883, in uitvoering waarvan de aardrijks
kunde in de openbare gestichten van middel
baar onderwijs der Vlaamsche gewesten
meest altijd in het Nederlandsch zal onder
wezen worden, of in elk geval de aardrijks-
kunkige benamingen in beide talen moeten
worden opgegeven, maakt het uitsluitend
gebruik der Fransche taal die anders zoo
voortreffelijke kaarten ongeschikt om tot dat
onderwijs te dienen.
Om die redenen nemen wij de vrijheid,
Mijnheer de Minister, U eerbiedig te verzoe
ken wel te willen bevelen dat voortaan bo
vengemelde kaarten in beide talen zullen
opgeven de namen van plaatsen, stroomen en
rivieren, welke in het Nederlandsch en in
het Fransch eene verschillige benaming heb
ben, alsook al de andere aanduidingen,welke
op die kaarten voorkomen.
Aanvaard, Mijnheer de Minister, de uit
drukking onzer eerbiedige gevoelens.
Het Algem. Bestuur van het Willems-Fonds,
Julius Vuylsteke, Voorzitter,
Aug. Gondry, Secret.-Schatm.
Gemeenteraad van IJperen.
Zitting van 11 September 1886.
Zijn tegenwoordig; de heeren Vanheule,
Burgemeester Voorzitter; Bossaert, Schepen;
Ridd. de Steurs, Soenen, Cornette, Beau-
court, Gravet, Gaiinant, Poupart, zoon,
Verschaeve en Van Daele, raadsheeren; Gor-
rissen, Sekretaris.
De zitting is om 5 ure geopend.
Het verslag der voorgaande zitting wordt
na lezing goedgekeurd.
De heer Burgemeester bespreekt een ont
werp van verlenging des duikers, rechtover
het huis Peirsegaele gelegen en dienende tot
ontlasting der Watering achter de statie ge
legen.
De uitvoering van dat werk zal de wande
ling verfraaien en een voortdurend gevaar
voor de voorbijgangers doen verdwijnen.
De stad nu in bezit zijnde van de noodige
bouwstoffen, (brijken, zandsteen, enz.) die
voortkomen van de afbraak van 't bolwerk
n° 2 en dus aan de hand zijn, zal dat werk
in zeer goed koope voorwaarden kunnen vol
trokken worden. De uitgave zou tot een dui
zend franks beloopen.
De heer Van Daele vraagt of de Schepenen
denkt dat het gezegd werk wel voldoende
gewettigd is, wanneer men de vulling van
het deel van den Boterplas voortziet.
De heer Burgemeester antwoordt dat die
gracht later zal gevuld worden, maar dat
dan nog de verlenging van den duiker noodig
zijn zal, daar men inderdaad altijd eene wa
terafleiding zal moeten behouden voor de
Watering en den Boterplas.
De heer de Steurs meent dat men dat werk
voor den winter zou kunnen uitvoeren.
Het voorstel van den Schepenenraad is
goedgekeurd.
De Koophandels en Nijverheidskrir^ ver
zoekt den Raad, bij brief van 11 September,
om bij de Wetgevende Kamers een verzoek
schrift van denkolenmijnersbond van 't West
en van Bergen te steunen, door welken een
rechtstreekschen ijzerweg gevraagd wordt
van Kortrijk op IJperen, langs Gulleghem,
Moorseele, Ledeghem, Dadizeele Becelaere
enz. en ook een ijzerweg van IJperen op
Veurne.
De heer Verschaeve steunt dat verzoek en
vraagt de verzending der stukken naar de
bijzondere commissie gelast met het onder
zoek van alles betrekkelijk den buurtspoor
weg van IJperen naar Veurne.
Aangenomen.
De bestuurraad van den Koophandelskring
maaakt in 'n tweeden brief den Raad bekend
dat de algemeene vergadering van 28 Oogst,
verlangende de statie te zien herbouwen en
de werken aan den vaart Leie-IJperlée te
zien hernemen, het volgende dagorde heeft
gestemd.
De vergadering besluit van bij de h. h.
Ministers van Openbare Werken en IJzer-
wegen een verhoor te vragen. Zij belast
haar bureel het Gemeentebestuur en de
- Volksvertegenwoordigers uit te noodigen
zich bij de gezanten van den Koophande-
laarskring, die zich naar Brussel zullen
begeven, aan te sluiten.
De heer Burgemeester herinnert hierbij
dat, in zitting van 3" Juli, hij beloofde zich
in betrekking te stellen met de heer Minister
van IJzerwegen om hem den toestand waar
in onze'statie verkeert, af te schilderenen
de dringende noodzakelijkheid van ze te
vergrooten zoo niet te herbouwen, te doen
iutschijnen. Sinds dien ben ik door den heer
Minister ontvangen geweest en hij heeft er
kend dat de klachten der bevolking nopens
de ontoereikendheid der statiegebouwen vol
komen gegrond zijn, dat, ware de statie van
IJperen uitsluitelijk afhankelijk van 't
staatsbestuur, in plaats van gemengd te zijn,
dit laatste niet aarzelen zou om de statie te
geven in evenredigheid harer bevolking en
harer monumenten, maar dat het afrekenen
moest met de Maatschappij van West-Vlaan-
deren,
De Minister voegde er bij dat hetvraagst.uk
ter studie was en dat hij al zijnen invloed
gebruiken ging, opdat er recht gedaan wor
de aan de billijke vraag der IJperlingen.
Hij heeft de heer Burgemeester gemach
tigd deze verklaring aan den Raad mede te
deelen, er bijvoegende dat hij dikwijls onze
stad bezocht had en persoonlijk oordeelen
kon over de dringendheid van in den huidi-
gen toestand te verhelpen, en dat de Raad
altijd op zijne ondersteuning zal mogen reke
nen.
De Raadsheer Verschaeve meent te weten
dat het bestuur der Maatschappij van West-
Vlaanderen zich zal bepalen bij het aanbou
wen van een nieuwen vleugel.
De heer Burgemeester antwoordt dat de
Maatschappij de stad genegen is en dat men
zich mag verwachten de kwestie in 't koste
opgelost te zien, dank aan de volledige over
eenkomst die heel waarschijnelijk tusschen
den Staat en de Maatschappij ontstaan zal.
Wat de vaart betreft, de heer Burgemee
ster zegt dat sedert de overneming van den
Staat, noodig geoordeeld heeft te Komen, aan
de samenvloeing met de Leie, eene belangrij
ke verandering te doen.
Het voor- ontwerp van dat werk, dat ver
scheidene honderd duizenden franks kosten
zal, is goedgekeurd geweest.
De plannen, bestekken en lastvoorwaar-
den voor de aanbesteding er van zijn op 't
punt opgemaakt te zijn en zullen rond ln Oc
tober naar 't Ministerie verzonden worden.
De aanbesteding zal heel waarschijnelijk
in de maand November plaats hebben.
Er zal voor de uitvoering er van minsten
een jaar en half noodig zijn.
Intusschen zullen de plannen,bestekken en
lastvoorwaarden voor de uitvoering der ove
rige werken en inzonderheid der uitdelring
bij Hollebeke opgemaakt zijn en dezer aanbe
steding zal in den loop van 1887 kunnen
plaats hebbenzoodat men aan de voltrek
king van den vaart op IJperen 's grondgebied
maar zal beginnen omtrent 1889 of 1890.
De heer Verschaeve, akte nemende van
's Burgemeesters woorden, drukt zijnen spijt
uit over die nieuwen uitstel. Hij herinnert
dat het Staatsbestuur,door Min. Sainctelette,
in 1881 aan een gezentschap van den Koop
handelskring beloofde dat de werken dat jaar
nog gingen hernomen zijn. De heer Burge
meester ook voegt hij er bij, meende in eene
voorgaande zitting te mogen aankondigen
dat men hoopte de hand aan 't werk te kun
nen slaan van af Oogst of September van dit
jaar.
De achtbare Raadsheer vraagt omdat men
niets verwaarloozen zou, ten einde alle ver
dere verdaging te voorkomen.
De Burgemeester komt op zijne uitleggin
gen terug. Hij doet uitschijnen dat de wet,
de overneming van gemelden vaart door
den Staat afkondigende, enkel dagteekent
der maand Mei en dat men van 't Staatsbe
stuur niet eischen kon dat het van 's ander
daags de hand aan 't werk sloeg.
De Raadsheer Van Daele verklaart zich
voldaan over de uitleggingen des heeren Bur
gemeesters zoowel voor 't gene de werken
aan den vaart betreft als voor 't gene de sta
tiegebouwen aangaat en nopens deze laatste
dringt hij aan, opdat de Schepenenraad zich
insgelijks in betrekking stelle met het bestuur
der Maatschappij om eene oplossing te beko
men gelijkvormig aan de stedelijke belangen
en den wensch der inwoners.
De Burgemeester zegt dat de onderhande
lingen tusschen den Staat en de Maatschap
pij reeds aan gang zijn en dat men hem op
de hoogte der zaken houden zal.
Wat de voetstappen betreft door den Koop-
handelskring gevraagd, is hij van gevoelen
dat zij in den huidigen zakentoestand over
bodig zijn zouden.
De Raad deelt deze zienswijze.
De heer Burgemeester leest eenen brief van
den heer Minister van Oorlog, bij welken
dezen verklaart bereid te zijn de medehulp,
der genietroepen te verleenen voor het af
breken van 't bolwerk n° 2. Echter, voegt
de heer Minister er bij, de deelneming der
- genietroepen maar aannemelijk zijnde op
voorwaarde dat zij werkdadig dienen kan
tot onderricht aan mannen en officieren,
zal uw bestuur bij besluit van den Gemeen-
teraad zich moeten verbinden om zonder
voorbehouding het programma der proef-
nemingen, door de militaire overheid opge-
maakt, te aanvaarden en alle kosten
op ongeveer 100,000 franks geschat, die er