VAN IJPEREN EN HET ARRONDISSEMENT, Politiek, Nieuws-, Handels- en Annoncenblad. Tweede Jaar. Zaterdag^" Februari 1887. Nummer Abonnementsprijs voorop betaalbaar: 4 fr. per jaar voor de stad. 4 fr. 50 voor den buiten. Per 6 maanden: 2 fr. 50. Annoncen: 15 cent. per drukregel. Rechter lijke eerherstellingen: 1 fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 10 centiemen per nummer. Afzonderlijke nummers voor artikels, enz. 8 fr. per 100.Alle berichten van verkoopingen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. De annoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, alsmede die voor het buitenland worden ontvangen door den Office de Publicité, Magdalenastraat, Brussel. Men wordt verzocht alle hoegenaamde artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij en onderteekend toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnaliteiten bevattende worden niet opgenomen. PGLITiEK OVERZICHT. De Paus en het Duitsche Keizerrijk. Men weet met welken ijdige jaloerschheid het Vatikaan steeds trachtte doen gelooven aan de volkeren dat zijne werkingen stipte- ljjk bepaald blijven in het geestelijk domein en dat er nimmer een vertegenwoordiger van het Pausdom zich buiten deze palen van kerkelijke en godsdienstige belangen waagt. Men moet er aanzienlijk veel van afslaan: Wij hebben vooreerst niet vergeten welke zonderlinge houding de kardinaal Nina onze zes prinsen-prelaten in Belgie deed aannemen tijdens onzen schooloorlog doch 't gene tegenwoordig in Duilschland voorvalt geeft den genadeslag aan de onthouding der Pau sen, betreffende de binnenlandsclie politieke zaken Leo XIII. in eeneu brief, welken hij door kardinaal Jacobini aan den nuncius te Mun- chen heeft doen opzenden, drukt den wensch uit M. vón Bismarck aangenaam te zyn en spoort dus de Duitsche katholieken aan te stemmen voor de ministeriëele kandidaten' in de aanstaande kiezingen van 21 Februari. Natuurlijk dat de Paus zich bitter weinig bekommert om de duitsche militaire inrich ting alsmede om de nooplottige gevolgen die er kunnen uit voortspruiten. Alleenlijk, als tusschengestelde makelaar, eischt hij zijne commissie, bestaande in de volledige afschaf fing der godsdienstige wetten van Mei. Het uitwerksel van dit pauselijk bevel, door kardinaal Jacobini overgezet aan den nuncius van Munchen, heeft zich welhaast laten gevoelen. Vele katholieken drukten zich plotseling uit ten voordeele van het zeven- jaarsche systeem, en 't is gemakkelijk om raden waarom die spoedige omkeering ge beurde. Wellicht zullen de klerikale assotia- ciës volgen, evenals gemeene katholieke vereenigingen van Belgiëprotesteerende tegen den persoonlijken krijgsdienst. von Bismarck, die vermaledijde minister van ijzer en staal, zal zijne geliefde wet be komen mits hij de katholieke bijtreding be taalt, en M. Windhorst, die zoo oneindigveel, diensten bewees aan de katholieke zaak, wordt schandelijk over boord geworpen! En tenjare 1887 is destalen kanselier Diocle- tiaan de beschermeling van Z. H. den Paus van Rome geworden 1 Zonderlinge gang der wereldsche zaken Wonderlijke omkeering der kerkelijke poli tiek. Latere berichten melden dat M. Windhorst zijne manier van zien stand houdt, zeggende dat, indien dePaus een nader gevoelen heelt, het is omdat hij de zaak van een ander oog punt beschouwt. Waarschijnlijk bestaat er hier ook alèen assolutamente secreta tegenbrief, maar zwicht u van den prinsvon Bismarck, moest hij zijne zeven jaarsche militaire wet niet bekomen. De bisschop van Limburg (Nassau) heeft zijne geestelijkheid verboden deel te nemen aan alle kieswerking, tegen het septennaat gericht. Men verwacht dat de andere duit sche bisschoppen dit voorbeeld zullen volgen. Kerk en Staat in Frankrijk. De commissie van het concordaat heeft, volgens eene depeche uit Parijsna eene langdurige beraadslaging met 11 stemmen tegen 9 het beginsel der scheiding van Kerk en Staat aangenomen. De oorlogsgeruchten. Straatsburg, 10 februari. Op het gastmaal, door den gouverneur prins Hohenlohe aan de deputatie gegeven, hield hij eene aanspraak waarin hij zegde Zonder de oorlog nakend is, zal echter de toestand ernstig blijven, zoolang de open- hare denkwijze in Frankrijk zich niet zal gewijzigd hebben, in dien zin dat zij onbe wimpeld, eenen toestand zal erkennen, door internationale verdragen tot stand gebracht. De bevolking van Ezas-Lotharingen zal nu door de kiezingen liet beste middel hebben om tot de handhaving van den vrede bij te dragen. Zoolang de duitsche bondsregeerin- gen en het duitsche volk van de overtuiging niet zullen doordrongen zijn, dat Elzas-Lo- tharingen ten vollen het uitwerksel van het verdrag van Francfort zal erkennen, mag dit land niet verhopen op den zelfden voet als de andere duitsche staten behandeld te worden. Bovenstaande depeche mag waarlijk on- rustbaar genoemd worden; doch laat ons denken dat zij echter maar een kiesmiddel was, aangewend om de kiezers schrik aan te jagen en hen dus toe aan te sporen om man nen naar den Duitschen Rijksdag te zenden, die de krijgswetten van prins Bismarck zul- en aanvaarden. Tegenover die onrustbarende redevoering kunnen wij echter eene vredelievende stel len. Sir J. Fergusson, onderstaatssecretaris voor de buitenlandsche zaken, heeft woens dag avond te Londen op het jaarlijksch ban ket van den Bond der Koophandelkamers eene redevoering uitgesproken, bij welke hij bevestigde, dat de pogingen der engelsche regeering op de ernstigsie wijze voor de handhaving van den vrede worden aange wend. Niemand, zegde hij, verlangt vuriger den vrede dan wij. Het is waar dat het gevaar van oorlog bestaat, doch al de vorsten van Europa zonder uitzondering zijn bezield met het levendig verlangen om den vrede té be houden. Al de ministeriën van Europa heb ben insgelijks hetzelfde verlangen betuigd. Sedert de verklaringen van lord Salisbury en sir William Smith in het Parlement, heeft het ministerie nog geen berichten ontvangen die de waarschijnlijkheid van eenen oorlog aanduiden. Men bevindt zich veeleer tegen het duidelijk uitgedrukt verlangen om de oorzaken van alle oneenigheid te willen uil den weg ruimen. De plaatsvervangers door vakmannen beoordeeld. (kapitaal en intrest voor 't Nieuwsblad.) Toen, in 1870, de fransch-duitsche veld tocht plaats had, werd ons legertje naar de zuid-oostergrens des lands gezonden, om er desnoods de strijdende legers te beletten op ons grondgebied slag te leveren. Weinigen tijd daarna werd een onderzoeksraad inge steld, om op te sporen welke gebreken deze mobilisatie in 't licht bracht, en welke ver beteringsmiddelen in onze legerinrichting moesten beproefd worden. Die onderzoeks raad was deels uit burgers en staatsmannen, deels uit hoogere officieren samengesteld. Generaal Guillaume een katholiek was toen minister van oorlog, en maakte deel van het kabinet der zes Malou's. In die voorwaarden mag zijne rechtzinnigheid geen oogenblik door het Nieuwsblad betwijfeld worden. Ziehier wat genoemde minister een ka tholiek aan den onderzoeksraad schreef: Brussel, den 15 Mei 1871. Mijnheer de Voorzitter, Op het oogenblik dat de kommissie zal be raadslagen over het beste wervingstelsel voor de openbare macht, denk ik het nuttig hare aandacht te roepen op eenen voor het land betreurenswaardigen en gevaarlijken toestand, waarin zich thans het leger bevindt, onder oogpunt zijner samenstellende elemen- menten. Op een effektief van 79.608 mannen, wer kelijk effektief der 10 lichtingen van 104.000 man, zijn er 21.936 plaatsvervangers. Die mannen maken dus, op dit oogenblik, een zeer groot gedeelte des legers uit. Zij zouden nog veel talrijker zijn, indien de weglooping en de rechterlijke veroordeelin gen niet eiken dag hun getal kwame vermin deren. Zoo zijn er sedert ln Oktober 1870 tot het neide van April 1871, dus in eene tijdruimte van zeven maanden, 1,190 plaatsvervangers weggeloopen De veroordeelingen van plaatsvervangers door den oorlogsraad uitgesproken, beliepen voor den laatsten trimester van 1870, tot 352. Zoodus, aan plaatsvervangers alleen, heeft ons leger gemiddeld en per maand, 287 man verloren170 door weglooping en 117 door veroordeelingen door de krijgstribunalen uit gesproken. Aan 287 man per maand, moeten wij per jaar 3444 soldaten min hebben, in dien deze toestand voort duurt. Dit verklaart u, waarom het werkelijk effektief des legers zooveel beneden het cijfer der vereenigde jaar lij ksche kontingenten staat. Ik heb gezegd, Mijnheer de voorzitter, dat deze toestand voor het land gevaarlijk is. In derdaad, kan een leger wel volledige trouw aan het land inboezemen, zoowel onder op zicht der nationale verdediging als onder opzicht van het bewaren der inwendige rust, wanneer het grootendeels samengesteld is uit soldaten, die hun vaandel ontloopen of met onverschilligheid eene onteerende straf on dergaan Heeft men gedurende deze ernstige gebeur tenissen, uie soldaten aan wien de bewaking onzer grenzen toevertrouwd was, niet zien wegloopen met wapens, gepak en paarden Ben ik niet verplicht geweest, als teeken van afkeuring, geheel een regiment op de achter hoede der troepen te zetten, omdat de weg looping er in schrikwekkende verhouding woedde! Wellicht zult gij met mij vinden, Mijnheer de Voorzitter, dat deze en veel andere fei ten, waarover de officieren, die in de kom missie zetelen, zullen kunnen gewagen, te ernstig zijn, opdat men er geene rekening van houde in het opzoeken der grondslagen onzer legerwerving. Aanvaard, enz. De Minister van Oorlog, Guillaume. Dit werd geschreven in 1871 en nu is toe stand nog niet veranderd. Als er op een jaar, een verlies van 3444 man bestatigd wordt op het totaal der soldaten, en dat dit getal uit sluitend door de plaatsvervangers geleverd wordt, bestaat er eenigen twijfel over de va derlandsliefde dier huurlingen. In vredestrijd kunnen zij iets waard zijn, maar vóór den vijand beteekenen zij niets! Wat zijn we dan soldaten die het, in 't uur des gevaars, op een loopje zetten met pak en zak? 't Is juist op dit oogenblik dat onze soldaten meest van noode zijn, en de brief' des heeren Generaal Guillaume bewijst, dat wij dan het minst op de plaatsvervangers mogen rekenen. Wij zullen ons hierbij niet houden en zul len aanstaanden Zondag het oordeel van Ge neraal Vandersmissen over de plaatsvervan gers laten kennen. Deze studie wordt dus voortgezet. D. N. T. Het Nederlandsch in het middelbaar onderwijs. (Vervolg). De wet van 1883 beantwoordt aan geene wezenlijke beoefte roepen de franskiljons. Of meent men wellicht, dat de hervormin gen door de wet van 1883 voorgeschreven, slechts op de willekeur van enkele drijvers, niet op stevige, welberedeneerde pedago gische gronden berusten? Het zou ons voorzeker niet moeielijk val len, in de werken van hoogaangeschreven vakmannen, eenen Hoogleeraar Steelier, eenen Hoogleeraar de Laveleye, eenen Jan van Beers, om slechts deze drie te noemen, verklaringen te zoeken en te vinden, die de gegrondheid der thans besproken hervor mingen zonneklaar doen uitschijnen, daar deze geleerden als onbetwistbare waarheden vaststellen, dat geen onderricht even duur zame, rijpe vruchten oplevert, als het onder richt in en door de leerlingen moederspraak. Wij zouden er kunnen op wijzen, hoe ten allen tijde en in alle werelddeelen, elk vrij en beschaafd volk van zijne nationale taal den grondsteen van het onderwijs der jeugd gemaakt heeft. Edoch, rekening houdende van de omstan digheid, dat wij, strijdende Vlamingen, dit alles en nog veel meer reeds honderden ma len herhaald hebben, zijn wij op het gedacht gekomen, hier, met bewijzen in handen, te doen uitschijnen, in welken staat van min derheid de Vlaamsche leerlingen, onder 't re giem der wet van 1850, dat is meer dan 30 jaren lang, tegenover hunne Waalsche mak kers verkeerd hebben. De wet van 1850, zegde Julius Vuyl- steke onlangs in eene kernachtige redevoe ring, - waardoor het Middelbaar Onderwijs van den Staat toen werd ingericht, beval, voor de Vlaamsche gewesten, de grondige studie van het Nederlandsch, even grondig, op gelijke lijn als die van het Fransch. Maar die wet is, wat onxe taal betre+t, nooit uitgevoerd geworden. Niet alleen werden en bleven alle vakken zonder onderscheid, ja het Nederlandsch zelf, in en door het Fransch aangeleerd maar bovendien werd onze taal, gelijk het Engelsch en Duitsch, als eene vreemde be handeld, en de tijd, aan haar onderwijs toe gekend, uiterst karig uitgemeten. Jaren lang werden in de 7 Latijnsche klas sen 33 uren aan de Fraasche taal, slechts 11 aan de onze gewijd; in de 6 professioneels 40 uren aan de Fransche, en slechts 13 aan de onze. Deze werd in den beginne zelfs nog niet in alle klassen onderwezen: eerst in 1864, 14 jaren na de stemming der wet, ver kregen wij voor haar een enkel uurtje in de Latijnsche rethorica Er werd vervolgens met lange tusschen- ruimten, hier en daar een uurtje bijgewon- nen, en in 1878 waren wij eindelijk geko men tot de cijfers van 16 uren Nederlandsch tegen 32 uren fransch in de 7 Latijnsche klassen, en 17 uren Nederlandsch tegen 48 uren Fransch in de toen ook 7 klassen der protessioneele afdeeling. Uit de officiëele statistieken blijkt ten over vloede, dat de uitslagen door het Middelbaar Onderwijs in de Vlaamsche gewesten opge leverd, op verre na niet te vergelijken zijn met die, in de Waalsche provinciën bekomen. Terwijl, in een tijdverloop van twee-en- twintig jaren (van 1854 tot 1875), aan de gestichten onzer Vlaamsche steden, Brus sel en voorsteden medegerekend, slechts 403 onderscheidingen te beurt vielen, ver kregen de leerlingen der Waalsche gestich ten niet min dan 1086, zegge, duizend zes-en tachtig benoemingen, dat is, nagenoeg drie maal zooveel Aan het - Verslag der Vlaamsche Com missie van 1856 ontleenen wij, om ze met bovenstaanee te vergelijken, volgende cijfers: In 1854, op 22 prijzen en eervolle mel dingen, telt men 17 Walen, 2 Brusselaren, 4 Vlamingen uit andere plaatsen In 1855, op 39 benoemingen31 Walen, 4 Brusselaren, 4 Vlamingen: In 1856, op 28 benoemingen27 Walen, 1 Brusselaar. O Vlamingen. Edoch, er is meerUit het Staatsblad, dat ons op 12 September 11. den uitslag meld de van den Algemeenen Wedstrijd tusschen de gestichten van Middelbaar Onderwijs des lageren graads, voor 1886, blijkt alweer zon neklaar, dat een onderricht, aan Vlaamsehe jongens in eene voor hen vreemde taal gege ven, voor reien, ja, voor de meesten. met onvruchtbaarheid geslagen is. Ziehier deze leerrijke statistiek: A. Leerlingen, die de 1° klasse (3® studie jaar) eindigen, zonder een der drie studieja ren gedoubleerd of herbegonnen te hebben 72 benoemingen, waarvan 57 in de Waalsche, 15 in de Vlaamsche scholen. B. Leerlingen, die één of twee der lagere klassen gedoubleerd hebben: 8 benoemingen, waarvan 5 in de Waalsche, 3 in de Vlaam sche scholen. l HET WEEKBLAD TWEEDE OPWERPING.

HISTORISCHE KRANTEN

Het weekblad van Ijperen (1886-1906) | 1887 | | pagina 1