VAN IJPEREN EN HET ARRONDISSEMENT. Politiek, Nieuws-, Handels- en Annoncenblad. Tweede Jaar. Zaterdag 26n Februari 188T. Nummer 9. Abonnementsprijs voorop betaalbaar: 4 fr. per jaar voor de stad. 4 fr. 50 voor den buiten. Per 6 maanden: 2 fr. 50. Annoncen: 15 cent. per drukregel. Rechter lijke eerherstellingen: 1 fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 10 centiemen per nummer.Afzonderlijke nummers voor ariikels, enz. 8 fr. per 100. Alle ber ichten van verkoop:ngen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. De annoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, alsmede die voor het buitenland worden ontvangen door den Office de Publicité, Magdalenastraat., Brueegl. Men wordt verzocht alle hoegenaamde artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag Yrij en onderteekend toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnaliteiten bevattende worden niet opgenomen. Plaatsvervangers door vakmannen beoordeeld. 2e Vervolg. (KAPITAAL EN INTREST VOOR 'T Nieuwsblad Men weet dat graaf Adriaan d'Oultremont een wetsontwerp ter Kamer neerlegde, be trekking hebbende op den persooonlijken krijgsdienst. Of allerlei wijzen heeft de acht bare kamerheer die voorgaandelijk luite nant der Gidsen was en dus van den militai ren stiel is zijn ontwerp verdedigdin de Kamer, in de vergaderingen der onafhanke- lijklien te Brussel, in de dagbladen, enz. In het nr 5, 16n Januari 1887, van het onafhan kelijk blad Le progrès, heeft hij nog eens zijne zienswijze over deze kwestie blootge legd, nevens die van den generaal Brialmont, met wien hij, in November laatst, eene in terview heeft gehad. Het Progrès van Brussel draagt twee kenschriften, welke wij ter overweging aan de klerikale politiekers geven. Zij luiden II riy a d'habile que ce qui est hon- nête hetgeen in andere woorden beteekent: De behendige kunstmiddeltjes zijn oneerlijk. Leugens om het land te bedriegen, gazetar- tikeis om de lezers te misleiden, bedriegelijke redevoeringen om de openbare meening te doen falen, allerlei kunstgrepen waartoe de klerikalen kunnen toevlucht nemen, om aan 't schotelken te blijven en 's lands belangen te verwaarloozen, zijn oneerlijk, helaas, zoo talrijk II faut être de son pays avant d'etre de son parti luidt het tweede kenschrift. Zekerlijk, men behoort eerst den lande en vervolgens tot eene partij^eerst vaderlan der en dan partijmanDe klerikalen doen letterlijk't tegenovergesteldealles moet bij hen voor 't partijbelang onderdoen. Dat het land in gevaar verkeere, dat het goede sol daten vrage, wat geeft zulks den klerikaal? Als hij maar van't soldatenleven vrij blijft, en er een handvol rijke kasteelheeren, semina risten en broertjes aan onttrekt, het overige scheelt hem weinig I. Voorzaat en opvolger. Vóór het huis Nr 218 der Anspachlaan stond eene geweldig hooge ladder te plooien en te slingeren. Dit kwam doordat een weinig boven het midden dier ladder een grove smidsgast stond, welke met een engel- schen vijshamer, op een reusachtig uithang bord, beenlange vergulde zinken letters aan 't vastzetten was. Aan de ladder hing een houten kruis, om de voorbij hangers te waarschuwen dat daar boven gevaar broedde.Trouwens of het bord, of de letters, of den smidsgast mochten eens naar benêen op den hoed eens wandelaars tuimelen. Wat had 's anderdaags de gazet niet geschreeuwd Ook zagen de heeren voorzichtig naar om hoog en bleven in 't midden der straat staan. De dames echter kozen den overkant en scharrelden hare rokken bijeen, al was 't in volle maand Juli en snikheet. Doch zoo han delen voorzichtige dames steeds als er gevaar is, 't kome van omhoog of van omlaag. Zij scharrelen de rokken bijeen. Allereerst voor rok en sleep gezorgd; zóó wilde 't gebaarde God-de-Vader toen hij de rib tot vrouw kneedde. De heeren die, in 't midden der straat, na Keeren wij nu tot onze schaapjes weer. De plaatsvervanging, zegt Graaf d'Oultre mont, deze maatschappelijke wonde, bestaat nog voort; de ongelijke verdeeling derkrijgs- verplichtingen is altijd de zelfde; inwendige rust en orde zijn slechts door de armen, lie den uit de laagste volksklas, verdedigd; ons oorlogs effectief is nog steeds veel onder het gewenschte cijfer; onze bewapening is be trekkelijk van mindere hoedanigheid dan in 1870!-» Wij hebben'in onzejtwee vorige artikelen gezien, hoe lief het er in 1870 uitzag, door het wegloopen en de veroordeeling eener menigte slechte soldaten, allen plaatsvervan gers, die voor zich zei ven niet dienende dan ook voor het gevaar beducht waren en het hazenpad kozen of slechten dienst deden. Ziehier hoe generaal Brialmont zich over den toestand van 1870 uitdrukte, in zijn on derhoud met graaf d'Oultremont Het is betreurenswaardig dat men der Kamer nooit de echte cijfers van ons oorlogs effectief mededeelde. Zij, die beweren dat een kontigent van 13.300 man voldoende is, steunen op ongegronde berekeningen, en zijn in tegenspraak met de bekomen uitslagen der mobilisatie van 1870, uitslagen welke in de verslagen der Kommissie van 1S71 ge boekt staan. Ik kan hierover met kennis van zaken spreken, dewijl ik de verslaggever dier kommissie was. Hare dokumenten wierden afgekondigd: iedereen kan ze dus naar be liefte doorbladeren. In 1870 werd het maximum des effectiefs slechts na eene maand bekomen en de afval was schrikkelijk. Heden zouden wij veel eerder moeten gereed zijn, want 10 a 12 da gen na de oorlogsverklaring, zouden defran- sche of duitsche korpsen ons land binnen rukken. De afval zou dus nog grooter zijn, omdat de in verlof zijnde milicianen, minder tijd zouden hebben om hun korps te vervoe gen. De tien teruggeroepene klassen, in 1870, hadden eenen gemiddelden afval van 29 man ten honderd. Sedert dien, heeft men zooveel mogelijk maatregelen genomen om deze hin- hun neusbril met een duw te hebben vastge zet, nu, met de handen op den rug. omhoog tuurden, lazen vlak onder de kroonlijst; X. GRIJPZOUT EN Cie REISARTIKELS IN HET GROOT. Boven het tweede verdiep, waar de grove smidsgast het laatste letter aanvees van eene reeks, uit welke de zonnestralen hevig wêer- kaatsten, las men: B. Van Boterham, opvolger. En toen gemelde heeren hunne blikken even lieten zinken tot op het voetpad, moch ten zij er er twee bijzonderen nieuwsgierig aanschouwen: een dikke en een dunne, res pectievelijk: een oude en een jonge. Men zag dat dit paar het hoog bevel voerde over den smidsgast, want het keek zeer gezagvol in het ronde en toen de smidsgast, na den laat- sten vijsdraai, riep.- Gaat het naar uw zin, mijnheer? dan antwoordde de dikke heer zeer statig: Geef de B van Boterham nog een tik van onder, rechts. Ze staat scheef... Nog een beetje! En nu. kotn af en ga voort. Die daar zoo plechtig kwam te spreken was M. Xaverius Grijpzout en Cle in levenden lijve en eigen persoon. Hij was een man van vijftigjarigen leeftijd. Wat van de twee: zijne wangen of zijnen buik er het meest bol waren valt niet juist te bepalen, maar zooveel is zeker dat zijne peper- en zoutkleurige en vierkant gesneden bakkebaarden zoo indruk wekkend afhingen langs zijne bolle wangen, als zijn zware horlogeketting langs zijnen dernis te voorkomenmaar hoe rapper de mobilisatie geschiedt, hoe minder kans er bestaat al de te-laat-komers en achterblijvers binnen te krijgen. Op 22 Augusti 1870, had den wij 73. 807 man onder de wapens, in plaats van 104.000, het effectief der tien weder geroepene klassen vertegenwoordig de. En in die 73.807 mannen waren nog begrepen de soldaten der straf-en tuchtafdee- ling (disciplinaire^ et correctionnaires) de zie ken, de betichten, de werklieden, de zieken- dieners en andere onwaarden. De achtbare generaal gaat nog verder en haalt eenige menigte cijfers te voorschijn. Wij kunnen hem op dit terrein niet volgen, want het artikel dat zes groote kolommen beslaat in het onafhankelijk Progrès is te lang om gansch opgenomen te worden, al hoewel het heel merkwaardig geschreven is, en de gelieele zienswijze van generaal Brial mont over de krijgskwestie laat kennen. Wij zijn heden nog verre van het desiderata van 1870, spreekt hij vervolgens en nog veel verder van het volstrekt noodzakelijke. Wij hebben geene andere ondervinding, noch stellige gegevens waarop men zich kunne steunen, dan hetgeue hier in 1870 voorviel. Het verslag van generaal Guillaume is liet eenige te onderzoeken stuk. Het was, voor de Kamer en het land, eene lofwaardige doch treurige opebbaring, waarvan men ongeluk kiglijk geen rekening hield. De gevolgtrekking des generaais luidt al dus: Men moet zich haasten. De dringende noodzakelijkheid eener nieuwe militie wet is bewezen. Deze wet moet gesteund zijn op den verplichten en persoonlijkenkrijgsdienst. (Dus volledige uitsluiting' der plaatsvervan gers, den kanker des legers). Met eene voor zichtige diens tvermindering en eene voldoende budgetverhooging, geloof ik uw ontwerp op de werving wel opgevat en dus aanneme lijk. Wij hebben nu reeds het oordeel van drie generaals doen kennen, en, wonder genoeg die geleerde vakmannen bewijzen alle drij het tegenovergestelde van hetgeen het bollen buik. Verder had de heer Xaverius Grijpzout en Cle een joviaal gezicht, waarin een idem neus prijkte van eene edele kleur. Hij scheen een weinig bijziende daarom kneep hij met zijne zware oogleden de kleine blauwe oogen toe. De kapper des heeren Grijpzout en Cle had ongelijk liet haar zijns kliënten zoo kort to knippen; dat deed zijne wat groote ooren te veel uitkomen; iets wat echter verholpen werd, door de groote boorden van den diep aangetrokken witten vilten hoed. Rechts onder de witte halsdas prijkte het ridderlint der Leopoldsorde, en voor het overige was het hoofd der firma geheei in 't bruin gekleed en gehandschoend. Nevens hem stond zijn opvolger, de heer Beatus Van Boterham, die een scheelachtig oog en zeer lange tanden had, iets wat hem bij het eten waarschijnlijk geneerde, want de opvolger was zeer mager en geel. Hij droeg een lange zwarte puntbaard, en was naar de kleur van gezegden baard heel kor- rekt naar de laatste modesnêe ingewikkeld. De grove smidsgast deed zooals hem bevo len werd. Hij daalde van zijne ladder, welke hij met behulp van een paar boodschaploopers velde, eene oefening, welke aanleiding gaf tot het houden van een scheidpartijtje met een voorbijrijdend koetsier, en welke zonder de tusschenkomst van M. Xaverius Grijpzout en Cle, in wien de schadebeletter een toe komstig gemeenteraadslid meende te rieken, Nieuwsblad, zonder bewijzen staande houdt. Wat leeren wij hieruit? Dat het Nieuwsblad, met zijn onmetelijk sergeant verstand, onbeschrijflijk klein en belachelijk staat nevens die gezaghebbende mannen, die spreken met kennis van zaken en dus niet van onkunde, gelijk kon frater tje, mogen ver dacht worden. Zondag krijgt ge nog 'n boterham. Houd u maar kloek, jongenD. N. T. Het Nederlandsch in het middelbaar onderwijs. (Vervolg). Het is strijdig met de vrijheid der huis vaders, ja, met den geest der wet, Vlaam- sche leerling en er toe te verplichten, de nieuw-ingerichte Nederlandsche cursus sen te volgen a) Om op de eerste helft dezer opwerping te antwoorden, stellen wij hier deze eenvou dige vraag In welk land der wereld zag men het ooit gebeuren, dat aan de belangen van eene ge ringe minderheid, de voorkeur werd gegeven boven die van het algemeen welzijn Weihoe, gedreven door beschouwingen van hooger openbaar belang, stemmen Ka mer en Senaat, ais vertegenwoordigers van het geheele volk, met nagenoeg algemeene stemmen, eene wet, oin het even van welken aard! En, eens de dag der eindelijke toepas sing aangebroken, zou men het aan de wille keur van enkelen of zelfs van velen overla ten, te beslissen, of die regelmatig gestemde wet al of niet zal uitgevoerd worden? Waarlijk, het zou onzin wezen, zulken priet praat staande te houden Zeker, de wet van 1883, evenals de taal wetten van 1873 en 1878, breekt moedig af met verouderde, doch ingewortelde vooroor- deelenzij is, even als hare voorgangsters geroepen, een einde te stellen aan erge, al te lang gedulde misbruiken, door de Fran- sche overheersehing van vóór 1815 en de op een verschijnen voor den kommissaris zou hebben uitgedraaid. Alzoo nu was alles in orde. Het was er eindelijk van gekomen, de firma Grijpzout en Cle had in zeer voordeelige condities een opvolger gekregen. Gansch het verblufte ras der laanwandelaars en straatverslijters kon zulks in schitterende gouden letters lezen. Heden avond nog zou Schimmel, de schrij ver der Firma, aau al de klanten volgend bericht zenden, voortbrengsel der geestesin spanning Grijpzout-Van Boterham: Brussel, 21 Juli 1883, WelEdele en zeer Hooggeachte Heer, «Wij hebben de eer UEd. te melden dal van he- den af wij onze zaken hebben afgestaan aan den zeer achtbaren heer Beatus Van Boter- ham, J1'. Wij zijn in den grond des harten overtuigd, dat hij den dertigjarigen roem van ons huis zal blijven staven zoowel in de reiskoffers als in de mantelzakken en de hoedendoozen en wij koesteren de zalige hoop, dat UEd. gelieven zult voor- taan op onzen bovengenoemden achtbaren opvolger de genegenheid uwer geëerbiedig- de orders over te zetten. Met dewelke, WelEdele en zeer Hoog- geachte Heer! Wij de eer hebben van UEd. te wezen, UEd. dw. dr. X. Grypzout en Cie. De heer Van Boterham zal teekenen: Beat. Van Boterham, Jr. Opvolger Grijpzout Cle. (Wordt voortgezet). HET WELKBLAD~ DERDE OP WERP ING.

HISTORISCHE KRANTEN

Het weekblad van Ijperen (1886-1906) | 1887 | | pagina 1