Nog een teugje
uit denzelfden trekpot.
Is het uit onwetendheid of uit
schijnheiligheid.
Bekwaamheids Kiesrecht.
Brievenbus.
ten dier kommissie, namelijk uit de bespre
king van het verslag des heeren de Haulevil-
le over den verplichten dienst (14 en 19 Fe
bruari '87).
M. Lammens, klerikale Senatoor voor
Kortrijk. Gezien het huidig wervingstelsel is
hetnoodigde hoogere klassen te dwingen,
een werkzamer deel in den krijgsdienst te
nemen. De volksklassen moeten zien, dat de
burgerij zich aan de vaderlandsehe verdedi
ging niet onttrekt. Door den persoonlijken
krijgsdienst zou het leger in gezag en waar
de winnen: de hoogere klassen zullen het
voorbeeld van opoffering geven en daar in
hun profijt vindenbij het leger zullen zij
leeren gehoorzamen. De klassen zullen ver
broederen, zich de hand reiken en weder-
zijdsche diensten bewijzen.
M. d'Oultremont, een klerikaal. Het
volk heeft er belang bij het remplacement te
zien afschaffenzoo bespaart de kleine bur
gerij den prijs van eenen plaatsvervanger. De
hoogere klassen zijn dit princiep niet vijan
dig. Het ware dus mogelijk - ''accord des
partis te verwezenlijken.
M, Prins, opzichter der gevangnissen en
arresthuizen van België. Ingevolge zijn
ambt, moet deze heer wel bekend zijn, met
den toestand in de arresthuizen onzes lands,
wanneer hij zegt
In de tuchkompagnièn zijn er op 8 ge
straften 7 remplaganten on 1 miliciaan 1
En dan komt het dwaas Nieuwsblad be
weren, dat de remplaganlen bijlange de
slechtste soldaten niet en zijnWel neen,
t zijn de beste en 't blijkt! 1
Hetgeen wij noodig hebben, vervolgt M.
Prins, is een nationaal leger. Door den per
soonlijken dienst zullen de kansen van oor
log verminderen, omdatdeze dieover 's lands
lot beschikken en hunne zonen in 't leger
hebben, uit belang de bloedige gevechten
zullen ontwijken. Eene waarheid, waarop
dit princiep rust, is deze: Wij mogen van de
lagere klassen geene deugden eischen, die
wij zeiven niet beoefenen.
Wij moeten den persoonlijken dienst aan
nemen, al ware het maar om aan de groote
mogendheden te toonen, dat België geen
tempel is aan de zelfzucht toegewijd.
M. Hauleville, een katholiek, spreekt
ten voordeele van den verplichten dienst:-
Het vrijwilligersleger is een ideaal. Herin
neren wij ons zijne onzedelijkheid. Het opra
pen van soldaten-plaatsvervangers is even
slecht. De straffen zijn in het Engelsch leger
zeer talrijk. De loting is eene onrechtveer-
digheid de dwangarbeid der jagere klas
sen. - De officieren aanzien algemeen de
plaatsvervanging als doorslecht. De rempla-
Qant is ook slecht gezien door den miliciaan
dat is een feit een veroordeel zoo men wil
maar er is niets aan te doen. Het is zeker
dat het kazernregiem door den verplichten
dienst zou verbeteren.
M. Sabatier, - De redenen, die ten voor
deele van den persoonlijken dienst pleiten,
vat ik indezen zin samen: 1° Het voorbeeld
van andere landen, 2° De zienswijze der of
ficieren van ons leger, 3° De openbare mee
ning die zich uitte a) na de muiterijen der
Maartemaand 1886, b) in de enkwesten der
Copernicus was. Op uwe gezondheid en uw
welvaren, mijn beste heer Van Boterham.
Ik ben waarlijk hier dronk hij ik ben
oprecht verheugd, dat alles in den haak zit.
Geloof mij, de zaken staan goed, en ik spreek
tot u als vader, mijn beste heer: indien gij
recht voor uwe oogen ziet, Van Boterham
werd rood; hij wist hoe zijn linkeroog was
zult gij, Sappernu! mijn woord van eer!
niet gepijnd zijn om met nieuwjaar 15
per cent van uw geld te vinden.
O, ol... blies M. Beatus door zijne lange
tanden.
Zoo waar ik 't u zeg. Sappernu! gij doet
mij geen bescheed. Op uwe gezondheid. Zie,
mijn beste heer, de reiskoffers geven gemid
deld 25 per cent, en voor wat de mantel
zakken aangaat, dat is wat minder, maar
zwaar is het toch. Voor de hoedendoozen,
ziet gij... Sappernu! mijn beste heer, ik
spreek tot u als vader...
Als vader?!... Die woorden deden Beatus'
boezem van geluk en zaligheid kloppen Zou
hij vooruit durven komen met de guldene
idealen zijner droomen voor de toekomst.
Een opgenblik klapperden de lange tanden
des opvolgers aarzelend tegen elkander. Maar
het was spoedig over. Ja. hij zou vooruit op
goed geluk!
O, o, lachtte hij, als vader... dank,
och, dank, dank! Ja, ik geloof dat het wel
gaan zal. Ik zal mijn best doen. Het zal wel
gaan, och ja. En moest er soms iets tegen-
slaan... och, ik heb nog een verzekerings
kapitaaltje op de bank van zoowat hier
groote werkkommissie, 4° De vergelijkende
statistiek van gedrag en zedelijkheid der mi-
licianen en plaatsvervangers, 5" De recht-
streeksche gevolgen voor het land en de
werkende klas door de afschaffing der plaats
vervangers.
De redenaar bewijst door cijfers, hoeveel
de remplaQanten meer dan de milicianen
moeten gestraft worden om hun slecht ge
drag. 't Is schrikkelijk!
In 1870 het uur desgevaars waren
er 1190 plaatsvervangers in weinig maanden
weggeloopen, en ziedaar het element, wiens
lof men hier komt zingen.
De hr. Sabatier wijst nog op de schande
lijke speculatiën der makelaars in rempla
Qanten en op de braspartijen waaraan de
plaatsvervangers zich overgeven, na hun
geld ontvangen te hebben. Dit onzedelijk
stelsel laakt hij en eindigt aldus- Door de
plaatsvervangers af te schaffen zal men de
atmosfeer der kazern verzedelijken. Deopen-
bare rust zal beter verdedigd zijn, naarmate
het leger beter samengesteld is, Heeft men
reeds de leerrijke gebeurtenissen van den
laatsten winter vergeten?...
Het leger werd lof toegezwaaid, zal men
zeggen. Maar een leger kan wel zijne plich
ten vervuld hebben, zonder in zijne taak te
lukken. Dit is gansch betrekkelijk.
M. Guillery, oud-voorzitter der Kamer:
- Er is hier spraak van eene levenskwestie;
dus mag onze kommissie er zich mede bezig
houden en mogen wij der wetgeving den
persoonlijken dienst vragen.
De huidige toestand is valsch, leugenach
tig, gevaarlijk voor het land.'t Is onnoodig
dat men kunne zeggenGij geniet een voor
recht ten mijnen nadeelegij zijt een onder
kruiper I
Ik vind de plaatsvervanging diep onzede
lijk en onvaderlandsch. Vrijheid en onafhan
kelijkheid kunnen slechts door het bloed
aller burgers bezegeld worden!
Het recht is de macht der kleine natiën.
De krijgsdienst zij algemeeneen volk waar
elk in de verdediging des gronds bijdraagt
is onoverwinnelijk. Wanneer men soldaten
ter grens zendt, mag men zelf in den hoek
van den haard niet blijven. Allen moeten
moedig zijn, want men kan den moed van
anderen niet betalen. De krijgsdienst is geen
tol, 't is een ambt, het meest geheiligd aller
ambten, 't Is in dezen zin, dat de Staat het
recht heeft het kind aan de moeder te ont
nemen, haar het duurbaarste der wereld te
vragenhet bloed van haar bloed! In zulk
ambt mag men zich niet laten vervangen.
Aan burgerplichten mag een burger zich niet
onttrekken.
Men heeft het leger geloofd; maar gelijk
alle zaak is het voor verbetering vatbaar.
Waar is, ten andere, de hervorming of voor
uitgang, die niet zijne bevechters of tegen
strevers vond
Overal heeft men, gezien de noodzakelijk
heid, den verplichten dienst aangenomen.
Kunnen wij alleen, uitzondering blijven ma
ken
Vergeten wij niet dat de tegenstand eener
natie tienmaal hare aanvallingsmacht kan
overtreffen.
grijnsde hij geweldig met de lange tanden
zoowat drie honderd duizend frank. O, o!...
Jammer, dacht de voorzaat, dat ik
zulks niet vroeger heb geweten; ik had u
wat meer vel mèegenepen bij de overname.
Sappernu! Gij zit er zeer warm in, zei
hij luid.
Och, och! Daaraan ontbreekt mij niet,
maar iets anders....
Iets anders?
O, o... waarom zou ik het zwijgen; ja,
waarom? Ik kom er maar recht mêe voor uit.
Och, och! de zaken zullen zeer uitgebreid
zijn en ik ben alleen.
Dat is waar.
En, och, waarom zou ik het zwijgen?
Geef mij vaderlijken raad. Ik zoek te trou
wen.
Leonida's vader die reeds vroeger het
oogdraaien zijns opvolgers meermalen ver
rast had, voelde hem onmiddelijk afkomen.
Hij hield zich heel ongevoelig, niet omdat hij
M. Beatus te weinig Adonis vond voor zijne
schoone dochter, maar wel omdat hij met
zijn lieveling andere maatschappelijke in
zichten had.
Sappernu! Trouwen! lachte hij met een
breeden schater. Heu, heu
O, o... het moet er toch eens van ko
men, bracht de opvolger van onder zijne
tanden uit. Och, och! en indien ik u zegde,
dat ik reeds plannen heb...
Haha! Sappernu!...
Och, dat gebeurt met iedereen, dat eene
bekoorlijke vrouw u het hart steelt.
Wanneer er vaderlandsliefde op 't spel
staat, is er geen onderscheidelk moet zijne
plaats hebben. De geestelijkheid zou eene
verhevene rol kunnen spelen in het leger, 't
Is onnoodig het geweer te dragen, om het
land te dienen. Er zijn, in oorlogstijd, veel
bijzondere diensten die ook moed en opoffe
ring vergen. Niets kan, mijns dunkens, ons
over deze zaak verdeelen. Indien de wet in
eene algemeene opwelling van vaderlands
liefde gestemd wordt, zal ieder er zijne reke
ning bij vinden, en wij zullen een onverdelg-
baar werk voortgebracht hebben.
Dit warm pleidooi, waarin elk woord van
vaderlandsliefde gloeit, stellen wij als verge
lijkingsterm nevens de kleingeestige, kort
zichtige rijmlarijen der onvaderlandsche
klerikalen, die beter in Rome dan in België
te huis behooren
Hiermede eindigen wij ook de beoordee
ling der plaatsvervangers door vakmannen:
wij denken het gesuf van den Nieuwsblad
schrijver weggeblazen te hebben.
Op deze vijf opeenvolgende artikels is nog
geen lettertje antwoord verschenen.
D. N. T.
Bovenstaande artikel was reeds geschre
ven, toen ons het merkwaardig werk La
défense de la Belgique au point de vue
national en européen, van den heer Emiel
Banning in handen viel. Schrijver is alge
meen Bestuurder in het ministerie van bui-
tenlandsche zaken, geniet eene Europeesche
bekendheid en vertegenwoordigde den Con-
gostaat in het verdrag van Berlijn (1884, 15"
Nov.) Wij nemen nog de volgende vertaalde
regelen ten voordeele onzer thesis over:
- In ons leger bestaat er een element, dat
indien het van min verdachten oor
sprong ware nog een onzin in onze krijgs
kundige inrichting mag heeten. Het ver-
valscht den geest des legers en des volks,
verlaagt hun ideaal en bederft het beginsel
des plichts. De plaatsvervanging is van on
zen tijd niet meer .-zij is even onhuwbaar
met onze politieke wetgeving als met de
noodwendigheden onzer maatschappelijke
orde. 't Is onvermijdelijk dat slechte inrich
tingen degenen bederven, die ze vertegen
woordigen. De plaatsvervanger, zonder eer
zelfs in de rangen geslopen, moet er nood
lottig vervallen: hij is er buiten zijnen kring,
rond en boven zich verwekt hij afkeer, om
dat hij de winst en het geld verpersoonlijkt,
in die plaats waar de opoffering moet tronen.
Gewoonlijk is het verloren kind, met reeds
bezoedelde zedelijkheidwanneer hij soldaat
wordt stoot hij op eenen regel, dien de plicht
alleen en niet het belang licht maakt:
dan bederft de plaatsvervanger en bederft
vervolgens iedereen rond zich. Hoe anders
die betreurenswaardige statistieken uitleg
gen op de militaire kwaaddoenerij
Gedurende de mobilisatie van 1870 waren
er in 7 maanden 1190 plaatsvervangers
weggeloopen toen het land in gevaar was.
Meer dan 800 werden door de krijgstribuna-
len veroordeeld. Vijftien jaar later, in 1885,
waren er nog 824 plaatsvervangers op een
totaal van 5000 die voor den oorlogsraad te
rechtstonden. Moest de bedorvenheid dezer
mannen even groot zijn bij de milicianen,
dan zou Duitschland twee legerkorpsen en
half getuchtigden moeten bezittenAls eene
ziekte zich zoo net afteekent, zijn halve
Sappernu! Kom ja! Hi, hi, hi!
Maar, ziet gij, ik heb tot nu toe geene
verklaring gedaan. Geef mij vaderraad. O,
o,... dat mag ik toch niet langer uitstellen?
Heu, heu!
Omdat, ziet gijhaar vader een der
voornaamste mannen der hoofdstad is.
Ha, ha
En dat ik, och, och, dat ik niet volko
men zeker ben, of hij mijne aanvraag niet
zou afwijzen.
Sappernu! Heu, heu!... Ja, ja, de voor
zichtigheid, de voorzichtigheid... Maar, gij
hebt mij nog niets gezegd over dat marmeren
groepje dóór, mijn beste heer, ik wou er
nogtans uw gedacht over kennen. Confu
cius... mijn zoon, M. Confucius, die in de
fraaie kunsten doet, vindt het overheerlijk.
Ik heb er grieven tegen, 't Is Maria-Magda-
lena of Dejanire; ik weet niet juist welke
van de twee; die van de jacht te huïskomt.
Ja, ik heb er grieven tegen, en heb ik er
grieven tegen. Zijn dat beenen? Bezie mij dat,
mijn beste heer, ik spreek u als vader. Zijn
dat beenen? Conf..., mijn zoonM. Confucius,
beweert dat ze de esthetiek heeft aan haar
beenen. Maar ik houd van dikke beenen,
verstaat gij. Sappernu! leve de dikke beenen.
Gij zult mij zeggen, mijn beste heer... Maar
ik vlei mij ook iets van mijn mythologie te
kennen... En of ze nu de esthetiek of de
rhumatiek er aan heeft, dat is sappernu! in
a le gevalle toch niet gezond. Ik voor mij
houd vooral aan dikke beenen. Zeg?
(Wordt voortgezet).
maatregelen onvoldoendemen moet onbe
vreesd doorsnijden, het ongezond lichaams
deel afzetten om het geheele organismus van
den kanker te vrijwaren.
De plaatsvervanging is door de rede en de
feiten, doorde ondervinding en het voorbeeld
van andere natiën veroordeeld. Door de ge
schiedenis verworpen, blijft zij niet langer
mogelijk in onzen geest en zeden, in onze
politieke en sociale noodwendigheden. An
derzijds is een vrijwilligersleger een dwaas
opvatten, van een ernstig man onwaardig.
Zulk leger zou slechts een handvol mannen
tellen, waarschijnelijk opgeraapt da£r, waar
men nu de plaatsvervangers zoekt: Onze fi-
nantiën zou dadelijk uitgeput geraken en het
getal verdedigers zou smelten als sneeuw te
gen de zon. De verslagen der engelsche gene
raals zijn daar om de oogen te openen der
advokaten dier hersenschim.
(Men zal zich herinneren dat de slimme
redactie van het Nieuwsblad, ook het vrij
willigersleger als haren dada streelt en als
nee plus ultra uitkrijt.)
De persoonlijke dienst dringt zich op
uit rechtvaardigheid en wijsheid, 't Is niet
door eenige redenaarsvormen over staats
huishoudkunde en burgerrecht dat deze
kwestie moet op den achtergrond geschoven
worden, want zulke argumenten zijn niet
toepasselijk in zake van openbare orde en
nationale verdediging. Belgie is geen eiland
uit Oceanië en moet derhalve met den stroom
van vooruitgang meevaren.
Wij wachten tot het Nieuwsblad den
moed hebben zal, alles te weerleggen wat
wij tot het vooruitzetten onzer zienswijze
opgezocht en neergeschreven hebben. D.
Het Journal d' Ypres van Woensdag
laatst, sprekende van de benoeming des hee
ren Dusillion tot ridder van het Leopolsorde,
vraagt zoo onnoozel weg, waarom het mu
ziekkorps der Pompiers den nieuw-gedeco-
reerden geene sénénade gegeven heeft
Weet het Journal niet waarom
Nochtans men bespreekt het genoeg in de
stad; langs dien kant is het dus gemakkelijk
de reden te kennen
Indien het Journal weet waarom het
muziek niet speelde, waarom dan een ant
woord, op zijne vraag, in de liberale gazetten
uitlokken
In dit laatste geval speelt het Journal den
schijnheilige. Een Pompier.
De liberale associatie van Namen heeft
Zaturdag laatst de revisie besproken.
Ze heeft het voorstel van den doctrinair
M. Cuvelier aangenomen. Dit voorstel is het
zelfde door de associatie van Luik onlangs
gestemd:
De herziening van art. 47 der Grondwet
met den koristen uitstel mogelijk en met
de toevoeging van het tegenwoordig be-
kwaamheidsstelsel aan het census als
grondlage van het stemrecht.
De heer Gillard had het kunnen lezen en
schrijven voorgesteld als minimum der be
kwaamheid, maar zijn voorstel is verwor
pen geweest met eene kleine minderheid van
21 stemmen.
Wanneer zal nu de IJpersche associatie
toonen dat ze de bekwaamheidskiezers anders
genegen is dan in woorden en beloften. Ze
moet nu wellicht de laatste associatie zijn in
België die de revisie nog niet gestemd heeft.
Ze wacht voorzeker tot dat ze de laatste is.
En zal ze het dan nog doen zonder door de
leden er toe te zijn gedwongen
Xden Maart 1887.
Heer Uitgever,
Vindt ge er niets tegen deze regelen op te
nemen? Zoo neen, ontvang mijn dank.
In de drie artikels, welke ik u gestuurd
heb, waren stellig alle namen van personen,
titels van politieke bladen en tijdschriften
achterwege gelaten, en dit vooral om geene
persoonlijkheden aan te raken en vooral geen
verder gerucht te maken over eene zaak,
die beter zou dood gebleven zijn. Daaruit kan
iedereen begrijpen, en 't is zóó gebeurd,
dat personen, die met prijskampkwestie
onbekend waren en die vooral zeker partij
dig broodrooversblad niet lezen,uit mijne ar
tikels volstrekt niets rapen konden en er
niets uit verstonden. Ik heb dus de overtui
ging, vooral geen kwaad gedaan hebben,
met iets te verdedigen wat mij verdedigens-
waardig voorkwam, en met te datgene
schandvlekken, wat inderdaad moest ge
schandvlekt worden, t. t. z. jesuïtismus
wraakgeroep en broodrooverij
Aan die zaak ben ik niet begonnen, vooral
niet na de goedkeuring des wedstrijds. Dit
toont genoeg, hadde de opsteller van zeker
blad die zaak niet opnieuw opgeraapt, ik er geen
woord in uw blad zou over geschreven heb
ben. Maar die zaak. vol met feiten, die moed-
mmUfrQO II