VA» IJPEREM EN HET ARRONDISSEMENT.
Politiek, Nieuws-, Handels- en Annoncenblad.
BE FAMILIE GRIJPZOUT.
Tweede Jaar.
Zaterdag 2n April 1887.
Nummer 14.
IJzerenweg.
De Zusters iu 't hospitaal
van Antwerpen.
Abonnementsprijs voorop betaalbaars 3 fr. per jaar voor de stad. 3 fr. 50 voor den buiten. Per d maanden: 2 fr. 50. Annoncen: 15 cent. per drukregel. Rechter
lijke eerherstellingen: 1 fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 10 centiemen per nummer. Afzonderlijke nummers vo ,r ariikels, enz. 8 fr. per 100. Alle
berichten van verkoopingen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. De annoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, alsmede
die voor het buitenland worden ontvangen door den Office de Publicité, Magdalenastraat, Brussel. Men wordt verzocht alle hoegenaamde artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij en
douerteekend toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnaliteiten bevattende worden niet opgenomen.
Vertrekuren van IJperen naar
Poporinghe, 6-50 9-09 - 10-00 - 12-07 3-00
(Vervolg).
Het getuigenverhoor, wegens de manier
van handelen der Zusters in 't hospitaal te
Antwerpen, wordt voortgezet, en wat de
Précurseur er van zegge, komen vele ge
tuigenissen der leden van 't personeel des
hospitaals deze van M. N. Navez, die wij
naar den Opinion weerlegd hebbenbe
krachtigen.
Onze ambtsbroeder heeft gisteren die van
M. Terwagne, inwonende van St Elisabeths-
hospitaal ruchtbaar gemaakt. Wij vinden
het goed ook deze getuigenis kenbaar te ma
ken, hopende, zooals wij het reeds gezegd
hebben, dat de nauwkeurigheid dezer be
schuldigingen, van eerlijke en onpartijdige
mannen uitgaande, veel bijbrengen zal tot
het ontdekken der waarheid.
In de zalen zeggen de zusters luidkeels de
gebeden op.Verleden jaar, Asschenwoensdag,
hebben de nonnen ons melk en boter gewei
gerd. 'De bestuurder heeft er moeten tus-
schenkoinen.
Wij hebben een kruisbeeld en eene O.L.V.
in onze eetzaal.
Zekeren dag dat ik de hofplaats doortrok,
werden ik en mijn gezel Delsalle, door twee
zieken der zaal 1 geroepen; zij klaagden dat
Tweede vervolg.)
l)e: verliefde opvolger was door die wel
sprekendheid teenemaal uit zijn lood gesla
gen. li-ij trok verlegen aan zijn puntbaard en
stotterde:
Ja, O, o, ja,, och ja, vooral aan dikke
beenen.
En, ging M. X. Grijpzout en Cle voort,
ik mag ook niet nalaten u de andere vertrek
ken te toonen. Sappernu! kom, gelief mij te
volgen, mijn beste heer, als 't met uw goed
heid overeenkomt. Mijn kot is nog al breed
ingericht. Eene echte balie! Kom, als ik u
bidden mag.
Dit zeggend trok het oud-hoofd der firma
zijn gast bij den arai de zaal uit en liep door
alle vertrekken van het verdiep, steeds als
een lychttelegraaf met de ar toen zwaaiend en
roepend, dat Conf..., zijn zoon M. Confucius,
die in fraaie kunsten deed, dit alles op die
wijze geregeld had, onder het liooge toezicht
van M. X. Grijpzucht en C'°, natuurlijk.
De opvolger trappelde hem overal na en
riep alle vijf stappen uit, dat het, p, o, zoo
knap mooi was, en hij het, och, och, nooit
zou gedacht hebben. Maar daar bleef hij
eensklaps pal staan voor de opengeslagen
deur eener kamer, door welke men nog niet
getrokken was.
De heer Beatus had van ontroering zijn
hoed laten vallen. Zijne armen plooiden zich
zij door de zuster gedwongen zijn geweest
ter kerk, te biecht en te communie te gaan.
Ik heb den wijkwast van bed tot bed zien
dragen.
Ik heb dezen winter dikwijls de kleine
ellendige kinderen der zalen 10 en II, de
groote plaatsen om 6 ure zien doortrekken,
om de mis van 6 ure en half te hooren.
't Zijn meestal kroinbeenigen, bulten, ge-
brekkigen, die op krukken springen.
Ik heb per brief, in de banden des bestuur
ders gegeven, de aandacht van 't bestuur
gevestigd op de volgende feiten, die binst
den vasten plaats grepen:
Ik had den zieken gevraagd of zij vasten
wilden. Een der zaal 5 zegde mij dat hij, als
naar gewoonte, gaarn vleesch zou hebben.
Ik schreef hem dit voor. Eens dat ik over
't eetmaal het toezicht had, zag ik mijnen
zieke zonder vleesch; ik vroeg hem de oor
zaak ervan.
De zuster, antwoordde hij mij, heeft mij
verzocht er geen te eten.
lk begeef mij in de aanpalende zaal, waar
deze zuster in gezelschap der zuster Ursula
zat. Ik vraag haar waarom den zieke zijn
door mij voorgeschreven voedsel niet heeft.
De zuster antwoordt mij: Hij heeft mij
gezegd dat hij het niet wilde. Ik heb der
zuster de tegenstrijdigheid tusschen het ant
woord des zieken en het hare doen uitko
men.
In de zaal 25, denzelfden dag, vraagt mij
eene zuster menige portie vleesch voor te
sohrijven. 'k Doe het. Ik kom gedurende het
eetmaal. Er was geen brijzei vleesch in de
zaal. De zuster had mij bedrogen en deze die
't eten bereidt had het voorgeschrevene niet
gegeven.
Een zieke der zaal 23,Rosselt genaamd,
heeft zich aan mij beklaagd dat men hem
sletsen gegeven had waarvan de nagels lot
in de plant zijner voeten staken. Deze zieke
is weder in de zaal 3 gekomen, de zusters
Ursula en Alfonsine hebben hem in mijne
tegenwoordigheid uitgelachen. Rosselt is
vrijdenker.
in scherphoek, en zijne handen,ter hoogte
zijne schouders opgesprongen, stonden met
opengesperde vingers, 's Opvolgers wenk
brauwen waren in kapteekens tot in zijn
zijn rimpelig voorhoofd omhoog gedanst; zijn
bevallige mond was opengewipt en zijne
hangepde onderlip liet de ijzingwekkende
lengte zijner tanden onverholen te voorschijn
treden.
Als het versteende oirbeeld der menscho-
lijke verbaasdheid stond daar de man, die
zoowel in de reiskoffers als in de mantelzak
ken en hoedeadoozen den dertigjarigen roem
der welbekende firma staven inoest. Eerst na
een paar seconden liet hij door de lange tan
den een blaas hooren, die in eene lioogere
toonladder een o of een och zou geweest zijn,
maar nu door Beatus' verstomming verloren
ghig.
De huisheer keerde zich om. Een blik liet
hem alles verstaan. Hij snakte den verbaas
den Van Boterham bij den boord van zijn jas,
deed hem ronddraaien, nam hem onder den
arm en rukte hem mèe, schreeuwende dat de
ruiten er bij daverden;
Sappernu! mijn beste heer, langs hier,
langs hier. Ik zal hem u toonen, ja, ik zal u
den prijs van Rome toonen.
Maar de opvolger was deze reis zoo gewil
lig niet. Hij kampte zijn arm los, die in deze
zijns voorzaten als in eene vijlstaak geklemd
zat, sloeg met de vuist op den bodem van
zijn hoed, vervolgens op zijn hart en op zijn
voorhoofd en snapte door zijne lange tanden:
O mijnheer, ik ben... och, och, ik weet
Eens heb ik mij aan den heer algemeenen
Secretaris beklaagd over 't volgend feit:
Ik gebood den dienstknecht Aerts de zaal
te verluchten. Nauwelijks had ik de hielen
gedraaid, of de zuster deed de vensters slui
ten niettegenstaande mijn verbod. De dienst
knecht heeft zich daarover beklaagd. Daar
hij mij wel gehoorzaamde, hebben He zusters
hem verboden mij binst mijne bezoeken te
vergezellen.
Ik heb de keizersnede op de genaamde
Sch. Maria toegepast. Deze vrouw was se
dert vele dagen doodelijk ziek. Daar de zus
ters reeds menigmaal mij kwamen zeggen:
Kom, Mijnheer, zij zal sterven, en ik
wist dat 't kind dood was, heb ik mijnen
overste bekend gemaakt dat ik aarzelde deze
snede te doen. Hij antwoordde mij dat hier
te Antwerpen dit moest gedaan worden.
Toen ik den laatsten zucht dezer ongelukki
ge afwachtte, deed de zuster Mechtilde, die
bij het hoofdeinde stond, mij teeken zeggen
de: Gaat, M. Terwagne, zij is er!
Nauwelijks had ik 't hoofd des kinds uit
de buiksnede, of de priester naderde met
eene soort van kommetje en goot op 't hoofd
zijn wijwater. Ik deed dezen priester zien dat
't kind reeds sedert lang dood en in ontbin
ding was.
Zekeren avond, bij mijne terugkomst toon
de mij mijn ambtgenoot Van Assche, die van
dienst was, alsook aan Delsalle, eene vrouw
bezwangerd van drie maanden en half, die
op 't punt was te sterven. De zuster Ludwi-
de nam 't mes, stak het in de handen van
M. Van Assche, hem smeekende de snede toe
te passen om 't kind te kunnen doopen. Op
zijne weigering vernieuwde de zuster hare
vraag aan M. Delsalle en mij. Zij was zeer
bedroefd.
Ik heb in mijnen dienst eene zieke gehad
door krankzinnige aanvallen aangetast, ten
gevolge van kraam. Deze vrouw sprak zeer
wel, alleenlijk had zij aanvallen van verslap
ping en van droefheid, dan oogenblikken
binst welke zij hare bezwaren, hare blijd
schap uitboezemde.
1 niet... Maar wie? o wie is is... och, wie is
die...
Die dame? Wel sappernu! Heu, heu!
Wel 't is moederke... Ha, ha, ha! Kom langs
hier, mijn beste heer; ik zeg u, dat ik u den
prijs van Rome zal toonen, den prijs van
Confuci.., M, Confucius, mijn zoon, zeg ik u,
mijn beste heer. Heel knap en flink, dat zeg
ik u. Ik spreek u als vader. Kom, dat moet
gij zien Sappernu! Sappernu!
Dit, zeggende trok de voorzaat den opvol
ger mèe tot in de werkplaats van Confucius,
M. Confucius, X. Grijpzout's zoon, waar zij
samen voor een koploos beeld van Marrus
op de ruïnen van Carthago over de verhe
venheden dergrieksche plastiek gingen rede
twisten.
De heer Beatus had dus Moederken gezien.
Laten wij de twce groote burgers aan hunne
kunstbespiegelingen en keeren wij tot bij
Moederken terug.
II.
Moederkkn.
Toen de opvolger zoo pal was blijven staan
als een maanziek ros, zat daar vóór zijne
opengespalkte oogen, in een enge maar prach
tig met verguld leder behangen kamer, op
eenen in bloedroode fulp overtrokken zetel,
de dame, die in het huis Moederken hiet.
Zij was inderdaad de moeder der beide
kinderen van M. X. Grijpzout en dezes
wettige echtgenoote. Geen mensch echter,
buiten de naaste familie, wist, dat er een
Moederken op aarde bestond, want de onge-
Ik heb bemerkt dat de zusters op haar oor
kussen roode hartjes naaiden, haar oude
kerkboeken en paternosters in de hand
staken, wat de zieke mij met een beteeke-
nisvol gebaar toonde, wanneer de zuster den
rug gekeerd had.
De zuster heeft mijnen oversten gevraagd
de vrouw van de betalende zaal naar een
alleengelegen plaatsje te verdragen, ten ge
volge eens aanvals van gramschap tegen de
zuster. De zieke beklaagde zich dagelijks aan
mij dat de zuster haar weigerde een of ander
te geven. Eens dat ik onverwachts daar
kwam, doe ik de kamerdeur open: eene kat
springt uit en ijlt weg. De zieke zegt mij:
Ziet gij? men houdt mij met eene kat opge
sloten, 't is voor den duivel. Daar deze
vrouw zich tegen de zusters verzette omdat
zij haar onder slot staken, heb ik den sleutel
in den zak moeten steken.
Op zekeren Zondag kwam men mij zeggen
dat zij zeer boos geworden was, ik begaf mij
bij haar. De zusters hadden haar den dwang-
rok aangetrokken zonder er den bewaker
bericht van te geven. Ik bevool aan de twee
zusters die zicli daar bevonden de boeien los
te doen. Beiden weigerden. Ik liep naar den
bestuurder, die niet te huis was. Ik zelf heb
den dwangrok afgedaan.
Ik heb dat mijnen overste verteld, die nu
dood is. Hij gaf mij tot antwoord dat, zoo ik
misbruiken zag, ik alles moest laten doen
omdat er geen middel was dit alles te ver
helpen.
Ik heb den broeder der ongelukkige kran
ke gezien. Hij heeft mij gezegd dat andere
zieken der zaal 14 hem komen vinden zijn
om hem te zeggen dat zij in 't hospitaal niet
meer gebleven zijn, daar zij niet meer zien
wilden dat de nonnen zijne zuster plaagden.
In de zaal 21, waar ik zekeren morgend,
bij het zien van het lijk van eenen man,
zegde: Zie! hij is dood, de arme oude!
antwoordde mij de zuster van Willem: Ja,
Mijnheer, hij is gelijk een hond dood. - Ik
heb mij kwaad gemaakt en de zuster op hare
plaats gezet. Ik vernam van den dienstknecht
lukkige was zinneloos.
Sedert twintig jaren, sedert de geboorte
van haar laatste kind, leefde zij daar in haren
hemeischen droom voort, omringd van de
teedere liefde van Leonida, de bezorgde voor-
komenheid van Confucius en de ongehoorde
onverschilligheid van het beroemde hoofd
der firma.
Moedérken was eene geborene mejuffer
Stempels. Haar vader, een der verlichtste
geesten zijner eeuw, had haar eene schitte
rende opvoeding laten geven. Rijk aan
lichaams- en geestesgaven, rijk aan edel ge-
oei en kunst, had het twintigjarige meisje
vol liefde en bewondering haren blik gesla
gen op een jeugdig schilder, wiens toekomst
men als schitterend boven alle anderen voor
spelde. Hare moeder had die zoowel geplaat
ste genegenheid niet gedwarsboomd, en alle
hinderpalen schenen uit den weg geruimd,
toen eene kolossale en onvoorzienetiankbreuk
de familie Stempels ganschelijk ten onder
gang sleepte.
De vader, tot wanhoop gedreven, broeidde
reeds in het hoofd een plan van zelfvernieti
ging en zou dit ook hebben doorgedreven,
toen een oude joodsche woekeraar hem red
ding aanbood. Die woekeraar was de eigen
oom des heeren X. Grijpzout en Cie, en ook
zijn voogd. Hij stelde den ouden Stempels
voor dezes zaken te vereffenen en hem een
levenslang jaargeld te waarborgen, op voor
waarde dat zijn neef met de schoone dochter
des geruïneerden in huwelijk trad.
(Wordt voortgezet.)
HET WEEKBLAD
4.00 6-25 9-05 9-5S.
Poperinghe-Hazebrouck, 6-50 12-07 6-25.
Houthem, 5-30 8-20 11-16 5-20.
Komen, 5-30 8-05 8-20 9-58 10-10 11-16
2-11 2-53 5-20 8-58.
Komen-Armentiers, 5-30 8-05 11-16 2-53
8-58.
Rousselare, 7-45— 10-45 12-20 4-10 6-30
Langemanok-Osten.de, 7-23 12-22 3-58 6-22
Kortrijk, 5-30 8-20 9-58 11-16 2-41 —5-20
Kortrijk-Brussel, 5-30 9-5811-16 2-41 5-20
Kortrijk-Gent, 5-30— 3-20 11-16 2 41, 5-20J