YAN IJPËREN EN HET ARRONDISSEMENT.
Politiek, Nieuws-, Handels- en Annoneenblad.
OE FAMILIE G3IJPZ0UT.
ZIJ en wij.
Tweede Jaar.
Zaterdag 30" April 1887.
Nummer 18.
Abonnementsprijs voorop betaalbaar: 3 fr. per jaar voor de stad. 3 fr. 50 voor den buiten. Per 6 maanden: 1 fr. 75. Annoncen: 15 cent. per drukregel. Rechter
lijke eerherstellingen: 1 fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 10 centiemen per nummer. Afzonderlijke nummers voor arlikels, enz. 8 fr. per 100. Alle
berichten van verkoöpingen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. De annoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, alsmede
die voor het buitenland worden ontvangen door den Office de Publicité, Magdalenastraat, Brussel. Men wordt verzocht alle hoegenaamde artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij en
douerteekend toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnaliteiten bevattende worden niet opgenomen.
Zij, die groote mannen, zijn het personeel
van het Nieuwsblad.
Wij behooren tot het Weekblad.
Van over lang reeds zegden we, en wij
herhalen het nog, dat het ons walgt op per
soonlijkheden te redekwisten en dat we veel
liever over princiepen of grondbeginsels zou
den handelen. Is het uit gebrek aan tijd of
verstand? (we weten 't niet) maar 't Nieuws
blad heeft ons verscheidene studiën en op
stellen in ons blad laten afkondigen, zonder
ooit een lettertje antwoord terug te schen
ken; integendeel verwaarloosde het geen
enkele gelegenheid om min of meer gelukte,
doch steeds ongepaste en ongegronde perso-
naliteitjes tegen ons te richten.
Waar is het antwoord gebleven op onze
artikels als daar zijn?
De geestelijkheid in de geschiedenis (2
vervolgen)
De rijkdom der Bisschoppen, en ande
re sociale kwestiën.
Delverantwoordelijkheid der regeering
in de troebels (3 verv.j
De plaatsvervangers door vakmannen
beoordeeld. (5 verv,) enz. enz.
Dit waren nochtans al studiën welke wij
op til gezet hadden om rechtstreeks de prin
ciepen van het Nieuwsblad aan te vallen
en te bevechten. Maar dit blad vond het ge-
raadzamer. en vooral veel gemakkelijker,
daar niet aan te roeren.
Doch ontsnapten onze beginselen, onze
persoon integendeel moest gebroken potten
betalenWe waren noch mossel noch visch,
we waren schrijvers van de eerste broek, we
verdedigden wekedagsche politiek, we wa
ren firmins van 't Weekblad, we waren
ratten die zich in 's lands kaas vet knaag
den, we waren op wachtgeld gestelde on
derwijzers, waren jongleurs van 't Week
blad, we waren tachtigjarige Hudsons, we
waren de handelinge van 't staatsgeld ge
wend, we schooiden om eindje lint, we lagen
aan de keten van MM. Carton en Vanheule,
we waren offlciëele onderwijzers, pedagogen
en schoolvossen, we waren beenknagers, we
{Zesde vervolg.)
Na het verlaten van zijn vaderland, had
hij lang en veel gereisd. Onder eenen ver
dichten naam had hij in Oostenrijk veel ophef
gemaakt. In een leven van allerlei avonturen,
was zijne eerste liefde langzamerhand uilge-
wischt. Hij was geen dier inenschen, die in
den tijd en in de boeken der romantiekers
om eene mislukte liefde zich dood weenden
en met hunne eindelooze smart, aan beekje
en maahtje geklaagd, het heelal vervulden,
terwijl een gezond en jeugdig bloed door
hunne aderen vloeit! Neen, onze kunstenaar
had zich over het noodlot willen wreken; zijn
loopbaan was stoffelijk en zedelijk, op 't ge
bied van liefde en kunst, eene reeks van
overwinningen geweest. En, evenals het
meerendeel der kunstenaarsnaturen werd
door zulk een bestaan, met de daarbij behoo-
rende overspanning, de zijne ook welhaast
ondermijnd. Het ei van den grafworm broed
de in de warmte zijns bloeds den dood uit.
Eerst, gedurende het tijdperk van ziekte
en steeds winnende lichaamskrankheid, was
het beeld zijner eerste geliefde, weder en
onverdwijnbaar vóór zijnen geest getogen.
De sombere droomerijen, die hij aan het
herdenken vervlogener tijden wijdde, baarde
voor de kunst die goddelijke tafereelen,
zaten den zondag noen op de Markt een
druppeltje te drinken en eenen londres te
rooken, en andere diergelijke.
Woordspelingen, die zoo dom schenen dat
ze 100 kilos den regel wogen, werden ge
maakt op namen van verdachten, zooals met
D. N. T. te vertalen door Duinethee met
Coolkerke en paardenloopen, enz.
Indien we wilden onderstrepen, gelijk het
Nieuwsblad destijds deed, zouden onze le
zers aanstonds de combinatie vast hebben.
'tSchijnt dat personaliteiten de sterkte zijn
der klerikale dagbladschrijvers. Beschouw
eens de gansche klerikale polemiek in hunne
twee papiertjesal personaliteiten op le
vieux barbotier du Progrès, op pomme
cuite op Os...car Pt...ton, op de jongelin
gen der Liberale Wacht die bij hunnen
naam genoemd worden, op sommige raads-
heeren, enz. 't Zijn altijd personaliteiten,
laf-en laagheden op eerlijke en treffelijke
lieden, en dit zoowel in de fransche gazet als
in de plaatselijk vlaamsche, Die opstellers
kunnen niet redeneeren op politiek en be
ginselen; neen, ze schelden liever, of ze lie
gen en passen het een of ander jesuïtisch
lesje toe.
Wijlen Louis Veuillot, van den Univers,
ging soms naar de vischhalle en wist er door
het een of ander onzinnig prijsaanbod, zoo
danig de vischdamen in 't garen te jagen,
dat hij met vrachten scheldwoorden naar 't
hoofd kreeg. Dit maakte echter op den kle-
rikalen penneridder geenen indruk, en toen
hij eenen nieuwen vooraad vischmarktuit-
drukkingen opgedaan had, ging hij huis
waarts en schreef een artikel tegen de repu
blikeinen, de fransche liberalen, vooral niet
vergetende hen al de nieuwste vuilnissen in
't gezicht te gooien.
Zóó deed de klerikale Veuillot. Doen zijne
ijpersche naapers het ook zóó? Dan moeten
wij hen geluk wenschen, want ze zijn goed
van leeren.
Op zekeren dag gaf een onzer vrienden
ons een fransch opstel, dat wij voor het
Weekblad vertaalden en dat wij inlijfden.
Acht dagen later beschuldigde het Nieuws.
welke zijnen naam op aller lippen brachten.
Zijn laatste we:k moest de kern zijn van de
bezieling zijns ganschen levens, de eerste
en laatste lijdensgeschiedenis zijner machtige
ziel. Hij had, door eene onverstaanbare man
ning der inbeelding, in de trekken van den
Moloch en de blonde Venus, deze van M. en
Mev. X. Grijpzout sprekend weergegeven,
terwijl de wanhopige Appolo hemzelven
verbeeldde, zooals hij in zijne jeugd was.
En hier eindigde zoo pijnlijk zijn roemvol
leven.
De dokter had de jonge vrouw onmiddelijk
naar haar kwartier laten brengen, en een
snelbericht naar Brussel gestuurd. De heer
X. Grijpzout en Cle kwam aangeloopen
vaagde zijn zweet af, blaasde, trok de schou
ders op en was zeer verlegen.
Sappernu! sappernu! wat dingen! wat
dingen! kloeg hij.
De geneesheer voelde zich in den eerste
verontwaardigd bij die domme houding, doch
de verstandige man bedwong zich bij de
overdenking, dat enkel de Heiland in staat
ware geweest nektar te tappen uit een klein
biervat.
Moederken was zoo hevig geschokt ge
worden, dat drie dagen nadien, Mej. Leonida
Grijpzout in onvolkomen wasdom het daglicht
zag. Vier weken lang b\eel Moederken op de
grenslijn tusschen leven en dood en toen
eindelijk de natuur de overhand bekwam,
dank zij de onophoudelijke zorgen des ge-
blad eenen onderwijzer dit artikel gemaakt
en zijnen minister uitgescholden te hebben.
We hebben nog nooit iets zoo laf gezien
weihoe! men heeft de onderwijzers nog niet
genoeg vervolgd, afgebeuld; de klerikale
penneknechten roepen nog op deze eerlijke
klas ambtenaars, de minachting en den haat
van een deel der bevolking? Nooit zagen wij
iets lager en hatelijker, van door laster en
leugen, eene reeks treffelijke lieden te be
schuldigen van zaken waaraan zij vreemd
zijn. Klerikale harteloosheid alleen is daar
toe bekwaam
In dit zelfde artikel, dat bovengenoemde
eerlooze en ongegronde beschuldiging bevat
te, luidde het slotWij zouden eventwel,
als het ons eens gebeurde zulke tale te
schrijven, onzen naam onder ons werk
zetten. Als de iWewMwWnc/schrijvers zulke
grootspraak opslokken, nemen ze zeker hun
ne opstellers voor de onversaagdsten onder
de ridderlijken, terwijl zij ons als het
uitschot der samenleving beschouwen. Want
die volzin beteekent wel, dat wij den moed
niet hadden genoemde vertaling met onzen
naam te onderschrijven.
Belachelijke wegmoffeling van het ware
onderwerp der redeneering; er was hier
kwestie noch van vertaler noch van opstel
ler, maar van feiten, van zaken. En 't was
daarop dat wij antwooord verlangden, in
plaats van laffen laster
Dat men echter zoo luid niet kraaie op
eigen ridderlijkheid en onverschrokkenheid.
Die deugden kennen wij van dicht, als ze in
het lichaam of in de ziel van een katholieken
krabbelaar gehuisvest zijn.
't Is nog niet lang geleden dat een Nieuws-
dtafschrij ver zijnen drukker liet kletsen
geven, als terugbetaling op een Nieuwsblad-
artikel dat scheldwoorden, lapnamen en
persoonlijkheden bevatte! Waarom stond de
naam van den penneridder dan onder zijn
werk niet? Hij had daardoor een onaange
naam oogenblik aan eenen evemnensch ont-
spaard
't Is nog zoo lang niet geleden, dat wij in
onze tegenwoordigheid en ook in tegenwoor
digheid van twee klerikale gazetschrijvers,
neesheeren, moest de goede man vaststellen,
dat zij volslagen het verstand had verloren.
Toen het hoofd der firma zulks vernam,
gaf hij een geweldigen Sappernu! krabde
zich het hoofd en trok de schouders op. Wie
zou voortaan de boeken houden? Doch hij
dacht aan Bertine en troostte zich met de
overdenking dat hij nu ten minste een koppel
erfgenamen bezat.
üe waanzin van Moederken bestond hier
in, dat zij zich inbeeldde een aartsengel te
zijn, die de Goddelijke Drievuldigheid was-
schen en kappen moest.
Men bracht haar naar Brussel terug, waar
voortaan een mooi kamertje hare eenige
wereld werd, en waar zij nu sedert twintig
jaar in haren hemelschen droom voortleefde.
Ziedaar Moederkens geschiedenis, tot op
het oogenblik dat de heer Beatus Van Boter
ham, als een maanziek ros, pal was blijven
vóór haar staan. Dat was trouwens weinig
te verwonderen. Voor de eerste maal zijns
levens zag de opvolger eene dame met vler
ken aan, die niet op de planken van het
tooneel verscheen. Moederken, die zich een
aartsengel waande, had inderdaad vlerken
willen hebben, en aan die gril d„-r zinnelooze
had Leonida zich gehaast te voldoen. Die
vleugelen van neteldoek op ijzerdraad ge
spannen waren aan de rugleuning van haren
zetel vastgemaakt, en nu kon de arme zinne
looze uren lang voor haren spiegel zitten,
het hoofd statig opgeheven, de oogen omhoog
de katholieke dagbladopstellers in 't alge
meen hoorden afschilderen als les valets
d'autrui, les défenseurs des miracles et
des petits-frères, enz. Dan werd er niet
geantwoord, zelfs geen protest aangetee-
kend. Dan verscheen er zelfs geen compte-
rendu dier belangrijke afranseling. Ze zwe
gen, ze dorsten voor hunne lezers, voor hun
publiek, voor hun volkje niet toonen, wel
ken meesterlijken boterham ze dien dag te
knauwen gekregen hadden. Zulke deugd
bewonderen wij en heeten we klerikale
bloothartigheid met eene nul, voor 't effekt!
't Is nog zoo lang niet geleden dat hier
een orkest Tziganers-Hongaren toekwam,
en annoncen in al de lokale bladen, zonder
onderscheid van partij, zocht te plaatsen.
Wij gingen dan zelf naar de drukkerij der
twee klerikale bladen, om de inlijving diër
onpartijdige annoncen te vragen... mits be
taling, wel te verstaan.
Hewel, wij kregen geen onmiddelijk 'be
scheid, en de persoon wien men als eigenaar
onzer roode papieren beschouwen zou, moest
het eerst ne keer aan de Heeren vragen
En de annonce, voor een eenvoudig concert
door Hongaren gegeven, werd in onze ka
tholieke bladen niet opgenomen, om bij de
brave katholieken geeue tentatie op te wek
ken, de muziek van ongeloovige schiesmatie-
ken te gaau hooren. Dan pronkt men met den
naam van vrij te zijn, en men verwijt een
ander aan de keten te liggen! Merci Yoor de
vrijheid
't Is nog zoolang niet geleden (13 Maart
1887) dat onze Pompiers in de Hallezaal een
concert gaven voor de slachtoffers van Qua-
regnon, en dat de twee klerikale lokale bla
den elk eene gele affiche ontvangen hebben
om in hunne kolommen overtenemen, bene
vens eene beleefde uitnoodiging per brief.
Hewel, de uitnoodigingen voor het concert
van 13 Maart laatst door de Pompiers gege
ven, werden in de klerikale bladen niet op
genomen. Ziedaar de vrijheid van klerikale
drukker en opstellersze mogen iets doen
als ze het eerst ne keer aan die Heeren
vragen.
Indien deze feiten onecht zijn, zal men
geslagen en beide handen samengevouwen,
zooals het eenen aartsengel betaamt.
't Was in die houding dat de heer Beatus
haar aanschouwd had. Het.verlies van haar
verstand had op Moederken geen het minste
phisisch uitwerksel gehad. Haar weelderig
en ravenzwart haar was, wel is waar, op
den dag van het voorval in het schildersaion
plotselijk sneeuwwit geworden, doch voor
het overige waren hare trekken niet veran
derd. Twintig jaren waren over haar gelaat
getrokken zonder er een merkbaar spoor
over te laten. Evenschoon als zij was bij
Leonida's geboorte, evenschoon was zij nu
nog. Haar oogen glansden steeds met den
zelfden gloed, haar voorhoofd en hals waren
even blank, hare konen even roos, hare lip
pen even koraal, en hare tanden even fijn en
wit. Geen magerheid of verval had de rijke
vormen harer jeugd aangetast, en daar met
het verbijsteren harer rede ook de kenmerken
der gezonde vrouw bij haar waren te loos
gegaan, leefde zij dus als eene geslachtlooze,
en bleef door den knagenden worm der tijds
gespaard.
Het waren die loshangende, rijke, sneeuw
witte vlechten, die beeldachtige schoonheid,
die mystieke houding en die breede vleugelen
in neteldoek, die den hoed des heeren Beatus
uit zijne handen hadden doen vallen.
(Wordt voortgezet.)
HET WEEKBLAD