Wat is een priester? De verspreiding der vrijzinnige gedachten in Vlaanderen. De wachtgelden. Yetleggers, opgepast of nu zijt gij gansch de keel af. De geestelijkheid en de aardappel in de geschiedenis. Botervalschingeu. STADSNIEUWS. De vaart Leie-IJperlée. te wel op mijn contributiebiljet, hoeveel Meester Staat mij afstroopt, om zijnen wil (en niet den mijnen) te doen. Gij meent toch zeker niet, dat ik Beernaert en geheel zijne papenkliek goedkeur, als hij mijn geld, het geld van eenen liberaal, aan de broertjes- scholen geeft, aan de in nood verkeerende geestelijken, aan de kerkfabrieken, aan geheel den klerikalen hutsepot? Het ware belangrijk te weten hoeveel de Roomsche geestelijkheid en de katholieke kerk, hier in België sedert 1830 aan de Staatskas gekost hebben, onder vorm van traktementen, hulpgelden en toelagen. En wie heeft dat alles helpen betalen? Al de Belgen, zonder onderscheid, zelfs Protestanten, Anglikanen, Joden, Vrijdenkers, enz. die in ons land wo nen en bovendien van den Roomschen winkel niet houden. Toch moeten zij hen helpen bekostigen Men ziet hieruit dat het Nieuwsblad slecht gekomen is met aan eenen vader te zeggen: Betaal uit uwen zak het onzijdig onderwijs! Wij zeggen liever onzijdig on derwijs dan ongodsdienstigomdat dit laat ste onderwijs hier te IJperen niet gegeven wordt, en om onzen lezers daarbij te laten zien, hoe het eerlijk blad altijd de woorden weet te draaien of te bezigen om iets onge gronds te laten veronderstellen. Daarom kennen wij hem gaarne het monopool van het jezuïtismtoe. Verder, vader Xis zelfs niet verplicht een onzijdig onderwijs te betalendat moet de Staat doen. De Slaat is onzijdig, mag geene godsdiensten voren trekken en moet ieders gezindheid eerbiedigen. Daartoe is in kwes tie van scholen maar één middel: 't is de onzijdige school, welke zich met geene gods- diesten inlaat. Immers de katholieke godsdienst is niet meer weerd dan een andere; hij moet dus ook geene voordeelen genieten. Zoo is de onzijdige school voor alle kinders, zonder onderscheid van geloof, toegankelijk en zij beantwoordt aan eene maatschappelijke noodzakelijkheid. Hetgene voorgaat herinnert ons de over tuigende woorden van den heer Eugeen Ro bert,oud-volksvertegenwoordiger te Brussel: De Wet beschermt wereldlijken en geeste- lijken als burgers. De Kerk is voor haar eene vreemdelinge. De wet kent ze maar bij hare reputatie, welke verfoeilijk is; zij groet niet eens de Kerk, omdat deze haar niet voorgesteld werd. Eene noodlottige grondwettelijke schik- king, art. 117, legt de jaarwedde en pen- sioen der ministers van de eerediensten ten laste des Staats. Er is hier tegenspraak, ongerijmdheid met eene andere schikking: Niemand kan verplicht worden op eene welkdanige manier tot de akten en plech- tigheden van eenen godsdienst mede te helpen, noch er de rustdagen van te vie- ren. En art. 117 verplicht al de burgers 5> want allen helpen rechtstreeks of onrecht- streeks het budget der ontvangsten aanvul- len bij middel hunner beurs tot die akten en plechtigheden bij te dragen. Men dwingt ze niet de vertooning bij te wonen, maar zij betalen den schouwburg, het tooneel, de bijhoorigheden alsook de tooneelisten, en daarbij hebben zij het recht niet het stuk uit te schuifelen Wij meenen bewezen te hebben dat vele Belgische burgers verplicht zijn eenen gods dienst te helpen betalen waarvan zij niet wil len, maar dat niemand zich mag beklagen een onzijdig onderwijs voor iedereen gelijk te helpen bekostigen. De ongegronde dia lectiek van 't Nieuwsblad is dus blootweg heel dom, en doet geene eer aan den advo- kaat of anderen slimmerik die ze uitbroeide D. N. T. Zoo luidt het opschrift van een artikel, door den Landbouwer van Rousselare van Dinsdag, 10 Mei 11., medegedeeld. Wij zullen onze Professorkens hier het oude spreek woord: Eigen lof stinkt niet naar het hoofd werpen, want men zou ons kunnen doen opmerken dat wij derwijze hunne vraag onbeantwoord laten. Evenmin zullen wij hun met den pastoor van Cortil (Brabant) zeggen: on travaille chacun pour sa boutique want men zou ons van heilig schennis kunnen betichten. Wij zullen dus enkel met hen onderzoeken of de priester, zooals zij het beweren, een man is die zijne tegenstanders bemint, die het ongelijk ver geeft en zelfs bidt voor diegenen welke niet denken als hij. 't Is mogelijk dat het vroeger zoo was, doch dat het heden zoo niet meer toegaat, is helaas maar al te zeker. Elkeen weet dat de priester een politieke leider is geworden, dat hij de woorden van Christus: Bemint uwe vijanden, doet wel aan die u haten en bidt voor die u vervolgen en laste ren in den wind slaat en er enkel op uit is om alles te beheerschen, alles te bestieren en alom te gebieden. Zijne tegenstrevers benadeelen daar en waar hij kan, diegenen vervolgen welke niet gedwee en blindelings voor zijnen wil kruipen, hen alle mogelijk kwaad berokkenen, ziedaar wat onze heden- daagsche geestelijkheid doet en dat met eene hardvochtigheid, eene woede waartoe enkel een priesterhart schijnt bekwaam te wezen. Getuigen de talrijke slachtoffers der hatelij ke schoolwet van 1884, waarvan sommigen gebrek lijden en anderen van honger omkwa men Maar dat zijn al logens en laster in slechte gazetten en vuile boeken rondge strooid zegt de Landbouwerde pries ter is integendeel een schepsel waarop de Hemel met welgevallen nederziet. Om ons de verwijting van uit slechte gazetten te putten niet op den hals te halen, zullen wij den priester zelf zijn hart laten openen en hem zijne liefde voor zijnen even- mensch laten blootleggen. Raadplegen wij daartoe de verslagen van het schoolonder zoek, tijdens het beheer der wet van 1879 gehouden. De priesters eerbiedigen in hunnen even- mensch den tempel van den H. Geest, het wezen naar Gods evenbeeld geschapen; zij eeren en beminnen hunnen evennaaste, 'c is een gebod van liefde, en zij volbrengen gewetensvol dat heilig gebod. Luistert liever naar de getuigenis van den heer Jan Caers, in 1881 pastoor te Eisden (Limburg). Deze heer, toen 45 jaren oud en die thans 51 jaren telt (wal ouder dan de meeste onzer pro fessorkens) verklaarde: Het kan wel zijn dat ik in een mijner sermoenen gezegd heb dat de liberalen beesten en verhens zijn. En dat op den stoel der waarheid? Pouah! eerwaarde heer pastoor. Deze heilige priester wilde zijne parochia nen alle mogelijk goed, hij bevoordeeligde hunne nijverheid, allen waren voor hem gelijk, hij was aller vader {stijl Landbou wer). Dit blijkt uit zijne verklaring: Ik heb insgelijks in mijne predikingen gespro ken van herbergen en winkels gehouden door liberalen en dat men er zich moest van mijden. Dezelfde godvruchtige geestelijke wenschte zijne broeders m Christo den hemel en eene zalige dood: zelfs wees hij hun den H. Laber als bijzondere beschermheilige aan; luistert liever: Ik herinner mij niet gezegd te hebben dat de onderwijzer en de gemeenteontvanger moesten verrekken (crêver) en dat de luizen ze moesten opvre ten,maar ik kan iets in dien zin gezegd hebben. En of hij voor zijne parochianen en voor zijne vijanden bad, die heilige priester waar de Hemel met welbehagen op nederzag! O ja! hij beminde zijne vijanden als de slag heur slachtoffer,- hij beminde hen zoo zeer dat hij ze op zijn liefdevol priesterhart zou dood genepen hebben. Hoort wat hij zegt: Ik heb inderdaad in mijne predikingen gezegd dat ik zou bidden opdat aan de liberalen alle rampen en onheilen zouden overkomen. Indien de lieftallige priester, dien wij door bovengemelde aanhalingen zijn eigen portret hebben laten schilderen, niet door elkeen geacht en bemind wordt, kennen wij er niets meer van en mogen wij gerust zeggen dat er geene rechtveerdigheid op deze wereld meer is. Dan hij zich getrooste; de Landbouwer en de hemel zien met wel gevallen op hem neder en zeker zal hij hiernamaals in gezelschap van den prope ren Laber, dien hij zoo zeer vereert, het opperste geluk genieten. Dit is wat wij hem en zijne talrijke gelijken, die legioen vormen, uit ter herte wenschen. Amen. Reeds inenigwerf werd de vraag geopperd waarbij het komt dat, in Vlaanderen, de be volking, in 't algemeen, nog steeds gebukt gaat onder de klerikale dwinglandij en we- derspannig blijft voor het opvatten van geestverlichtende denkbeelden. De oorzaak daarvan is nogtans niet moeilijk te vinden; men moet ze echter niet zoeken in eene stel selmatige vijandelijkheid der Vlamingen tegen het liberalisme; neen, want deze, niet meer dan de walen, zijn ongevoelig aan verlichting en vooruitgang. Wil men dat zij, even als de walen hebben gedaan, het slaven juk der klerikale dweeperij afschudden, dan moet men beginnen met hun in ongekunstel de, eenvoudige en klare vlaamsche taal den waren toestand der zaken bloot te leggen. De taal is gansch het volk, wordt dikwijls gezegd, en dit is bijzonderlijk waar voor den Vlaming. Onze tegenstrevers schijnen hier- van goed overtuigd te zijn; zij kennen deze gemoedsgesteldheid bij den vlaamschen land man en nemen ze tot steunpunt om hem door hunne bedriegelijke vleierijen en ijdele belof ten aan hunne politieke denkwijze te hech ten. Zij weten beter dan iemand, dat de ware belangen van het volk hun onverschillig zijn, maar door hunne listige en spitsvondige streken gelukken zij er toch in die menschen te verblinden en onder hunne heerschappij gedrukt te houden. Niets behendiger dan de wijze op welke de dorpspastoors in hunne zoo gezegde sermoe nen, de liberalen bij de eenvoudige landlie den als godsdiensthaters en priestervervol gers weten te doen doorgaan; hoort eens hoe zij in hunne kuip huilend rondzweepen met de woorden: liberalisme,progressisme, franc- magonnerie, enz. om alzoo het volk door die hard klinkende fransche uitdrukkingen den schrik in het lijf te jagen en bij gevolg om tal van eerlijke en volksminnende lieden als woeste en verachtelijke ketters te doen aanzien. De brave menschen, niets begrijpende van die vreemdsoortige bena mingen, aanvaarden voor waarheid, al de lasteringen welke hun ziel- of beter hun beursbestierder goed vindt in hun hoofd te schreeuwen. Het moet niemand wonderlijk voorkomen dat de buitenrnenschen, in Vlaanderen, zich zoo gemakkelijk laten bedriegen nopens de ware bedoelingen der liberalen; hoe zou het anders, dewijl men hun nooit uitlegt wat het liberalisme waarlijk is, en wat het wil. Men laat er den pastoor alleen meester die alles onder een valsch daglicht voorstelt. Indien men tot de Vlamingen de taal der gezonde rede sprak; dat men hun eens de onrechtvaardigheden onzer wetten deed in zien en hun deed begrijpen dat de liberalen en progressisten willen dat de gelijkheid van al de Belgen voor de wetten des lands geen doode letter meer zij; dat het onrechtvaardig is dat de arme landman zijne zonen naar het leger moet zien vertrekken, terwijl de rijke voor een handvol geld zich onttrekt aan deze verplichting; dat de priester zich moet schikken naar deze verhevene woorden van Christus: Mijn rijk is van dez® wereld niet - en zich dus moet onthouden op het politiek tooneel te verschijnen. Indien men hun eens goed deed verstaan dat de rijke eigenaars de rechten op het inkomend vee alleen uit per soonlijken interest gestemd hebben, ten einde hunne pachten niet te moeten afslaan, waar toe zij anders zouden gedwongen zijn in deze voor den landbouwer zoo harde beproevings tijden; indien men hen overtuigde dat meestal de liberale representanten, waaronder ook de heer de Steurs, van Oostende, in de Kamers een behoorlijke vermindering der pachten hebben voorgesteld als het eenige middel om den landbouw te redden, doch dat de meeste hunner klerikale collega's hiertegen zijn opgekomen en daar niet van willen weten; zoo men zulke taal sprak, 't is te zeggen, zoo men hun met de ware stre vingen der liberale progressisten bekend maakte, dan zouden de vlaamsche landbou wers hun vooroordeel tegen deze volksvrien den afleggen en zelfs tot die mannen overgaan, die alleen hunne rechten en belangen recht zinnig ter harte nemen. Het is waar de liberalen hebben dezelfde wapens niet als de klerikalen om hunne vrij- heidsstrevende gedachten onder het volk te doen doordringen; het lezen hunner dagbla den, wordt door de pastoors verboden, omdat deze genoegzaam overtuigd zijn dat de land lieden, door deze lezing zouden moeten be kennen dat het recht en de waarheid op politiek gebied in het kamp der liberalen alleen te vinden is; doch daarom den moed niet verloren. Het gezond oordeel der vlaam sche bevolking zal eindigen met te zegepra len over klerikale geestesverdrukking, en eene wijs bestierde verspreiding der vooruit strevende liberale gedachten zal de Vlamin gen eindelijk tot de bekentenis brengen dat hunne verstandelijke even als hunne stoffe lijke belangen hunne bijtreding vergen tot het liberalisme. De klerikale dagbladen, in toepassing ze ker van de goddelijke zedeleer Bemin uwe naaste gelijk u zeiven, - eischen maar altijd gedurig de afschaffing van de wachtgelden der onderwijzers; zij dringen er dagelijks op aan dat men dier slachtoffers van den pries terhaat hun laatste bestaanmiddel ontneme en dit meestal nog in eene taal, die kwetsend voortkomt voorde ongelukkigen, wier eenige misdaad overigens maar bestaat in gemeen teonderwijzer te zijn. In den zoo hevig gevoerden schoolstrijd, is de onderwijzer een onschuldig slachtoffer hij moet boeten voor eene politiek, waarin hij niets te zien heeft, waaraan hij geheel vreemd is. De klerikalen hebben te lande het zoo bloeiend gemeenteonderwijs bijna gansch vernietigddoch daarmede is hun baat nog niet gekoeld. De scholen zijn, wel is waar, uitgeroeid, maar de onderwijzers leven nog en deze ook hoefden voor goed te verdwij nen van daar die ongehoorde laffe vervol gingen en valsche aantijgingen, welke die ongelukkigen nog altijd voort te verduren hebben. indien de klerikalen waarlijk de afschaf fing der wachtgelden slechts verlangen uit een gevoel van gespaarzaamheid, gelijk zij bewezen, zullen zij in 't kort eene geschikte gelegenheid vinden om daar gedeeltelijk toe over te gaan, zonder de onderwijzers te be nadeelen. Het schijnt dat er in den raad der minis ters besloten is geweest al de ambtenaren op pensioen te stellen, die den ouderdom van 65 jaar bereikt hebben. Tengevolge van dezen maatregel zullen natuurlijk eenige bedieningen open vallen, welke door de onderwijzers voordeelig zul len knnnen vervuld worden. Wij zullen dan eens zien of men hiervan gebruik zal maken om minstens eenige beschikbaren te plaat sen, dan wel of men weeral alleen personen zal bevoordeeligen wier grootste verdienste bestaat in ondersteuning te vinden bij <}e geestelijkheid. Gij koopt uwe magere beesten in Frankrijk of in Holland en zult, volgens de nieuwe wet, gemiddeld 25 franken rechten betalen per kop om in België te komen. Maar wanneer gij uwe dieren zult gevet hebben en er mede naar de markten van Kortrijk, van Brussel of elders gaat om ze te verkoopen, daar zult gij de vette Hollandsche beesten vinden die, zonder rechten te betalen, u concurrentie zullen doen, vermits ze ver kocht zijn voor den vreemde. Wel, wie is nu uwe bijzonderste cliëntelle? Parijs, Rijsel, Roubaix, Tourcoengne, Ar- mentiërs, enz. Nu zal ze uitsluitelijk Hol landsche beesten koopen. die ze 30 a 40 franken per kop beter koop zal krijgen dan de Belgische beenhouwers, daar ze geene rechten te betalen heeft. Rekent al zoo gij wilt, gij moogt van nu af 40 fr. ja, veertig franken per gemet minder grasloon rekenen als vóór de wet. Dit jesuïtiek artikel van de wet, alleen tegen de vetweiders gericht, is door den klerikalen representant, M. Fris van Meche- lenerin gpschamoteerd geweest om de markt van Neckerspoel te bevoordeeligen. Allo! vetleggers, handen uit de mouwen, gepetitioneerd opdat dit artikel van de wet nog door den Senaat verworpen worde. Indien de Hollandsche beesten voort mo gen komen zonder rechten en u concurrentie doen, dan hebt gij ook het recht uwe betaal de rechten terug te bekomen wanneer gij uwe gevette beesten voor Frankrijk weder verkoopt. Gij moet het eene of het andere willen, of gij moet ten onderen. Wij vinden het volgende in een ouden boek: De aardappel werd in de 16* eeuw, door Kar.van den Sluize, m Vlaanderen gebracht, en men begon haar in 1620 in de omstreken van Nieuwpoort te kweeken. Haar gebruik zich verspreid hebbende, wilde de geestelijk heid er het tiende van hebben en die aanma tiging gaf tot tal van rechtsgedingen aanlei ding. De kwestie, aan den derden staat onderworpen geweest zijnde, deed deze op merken dat het arm volk reeds moeite genoeg had om zijn bestaan te vinden, en dat het te hard scheen het tiende te eischen van hetgene hem voor zijn bestaan onont- beerlijk was. De besprekingen, waarover de rechtban ken dikwijls te beslissen hadden, duurden tot in 1790 voort. Op heden begunstigt de geestelijkheid hen, die het graan en het vleesch belasten willen, alsdan wilde zij ten haren voordeele het tiende heffen op den aardappel. Altijd dezelf de die vrienden van den landbouw, van den boer en van het klein volk. En altijd even onbaatzuchtig. In Frankrijk is men veel meer om de ver- valschingen der etelijke waren bekommerd dan bij ons. In het Journal Officiel van den 14 Maart is er eene wet afgekondigd, betrek kelijk de bestraffing der vervalschingen in het verkoopen van boter. Volgens de schik kingen dier wet, is het verboden, onder den naam van boter, margarine, olie-margarine, in een woord, alle zelfstandigheid, bestemd om de boter te vervangen, alsook de meng sels van margarine, vet, olie en andere zelf standigheden met boter, welke ook de hoe veelheid er van zij, welke die mengsels bevatten, te koop te bieden of te verkoopen, I in- of uit te voeren. Voor den verkoop in 't groot en in 't klein van margarine, olie-margarine, of mengsels, bestemd om de boter te vervangen, zullen de verkoopers het voortbrengel in vaten of omwindsels moeten leveren, waarop in lees bare letters de woordenmargarine, olie- mag arine of voedend vet, geschreven staan. Over ongeveer een jaar of drie stemden Kamer en Senaat de noodige miljoenen om den vaart op Komen, wiens voltooiing zoo ongelukkiglijk in den steek gebleven is, te voltrekken. Tijdens de kiezingen beloofden de kandi daat-volksvertegenwoordigers allen dat men, dank aan hunnen invloed, seffens die vol trekking zou zien tot stand komen. Onze fameuse bisschopsknechten, die zoo gretig beloofd hadden hunne tanden te toonen, werden gestemd en jaren gingen voorbij. -rmasa. 6-svfr-MSB- T i?—i

HISTORISCHE KRANTEN

Het weekblad van Ijperen (1886-1906) | 1887 | | pagina 2