VAN IJPEREN EN HET ARRONDISSEMENT.
PolitiekNieuws-, Handels- en Annoncenblad.
Tweede Jaar.
Zaterdag 23" Juli 1887.
Nummer 30.
Splinter en balk.
De klerikalen en de legerdienst.
Bezoek
aan eene katholieke hoofdkerk.
Abonnementsprijs voorop betaalbaar: 3 fr. per jaar voor de stad. 3 fr. 50 voor den buiten. Per 6 maanden: 1 fr. 75. Anaoncen: 15 cent. per drukregel. Rechter
lijke eerherstellingen: 1 fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 10 centiemen per nummer. Afzonderlijke nummers von- artikels, enz. 3 fr. per 100. Alle
berichten van verkoopingen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. De annoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, alsmede
die voor het buitenland worden ontvangen door den Office de Publicité, Magdalenastraat, Brussel. Men wordt verzocht alle hoegenaamde artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij en
onderteekend toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnallteiten bevattende worden meegenomen.
Voor eigen fouten is men toegevend, zelfs
blind. Andermans gebreken ziet men door
een vergrootglas. Dit is vooral toepasselijk
op Numero 1 van 't Vuilblad. De man ver
wijt ons hem aan te vallen; we vragen hem
wel verschooning! Vooreerst verdedigen wij
ons tegen zijne persoonlijke aanvallenen
nochtans laten wij hem zeiven van kant om
beter zijne grondbeginsels en de zaak, welke
hij verdedigt, te kunnen bespreken en be
vechten.
't Is de eerste maal niet dat wij ons hierop
beroepen, en wij meenen nogmaals dat men
niet den schrijver, maar wel zijne schriften,
bespreken moet.
Onder opzicht van persoonlijke aanvallen,
scheldwoorden en grofheden, heeft het Vuil
blad een verleden dat sprekend is. Wij
herinneren ons dat een konfrater, die eene
Tuindagprocessie besproken had, voor zwijne-
beeste uitgescholden wierd. ('t Was in 1885,
gelooven wij). Wij herinneren ons dat de
uitgever van hooger gemeld blad, op zekeren
dag kletsen kreeg voor de persoonlijke aan
vallen dezes blads. Wij zien nog alle dagen
de bespreking der liberale politiek ontaarden
in eene kleingeestige persoonlijke kwestie,
waarin men bij voorkeur eenige mannen
mengt, die men zoekt te treffen in hunnen
handel, in hunne bediening, in het vertrou
wen en de genegenheid welke zij bij hunne
medeburgers ontmoeten.
Wij hebben, als politiek blad, een kort
stondig bestaan; 't is evenwel ongehoord
welk groot getal scheldwoorden, woordspe
lingen op onzen naam, personaliteiten van
allen aard, op onze rekening in het Vuilblad
gedrukt worden. Wij hebben er reeds eene
statistiek van opgemaakt, waaruit wij eeni
ge staaltjes mededeelden in ons artikel
Zij en Wij »,van Zaterdag 30n April 1887,
nr 18.
Aangaande het progressistenkongres van
Pinksteren wijzen wij slechts op eenige
regelen, waarin een woord, veel op onzen
naam gelijkende, met opzet herhaald en
onderstreept werd, alleenlijk om de voldoe
ning te hebben nogmaals eene personaliteit
op ons te schieten'Men oordeeleHet pro-
gressisten kongres de weerdige navolgster
van het liberaal kongres van 1846? Weer-
dig't zij zoo, wij en betwisten geenszins
de weerdiglieid van de kongresmannen,
maar 't is allesinds eene weerdige navol-
ging naaping ware beter zonder
praktiesche weerde, 't Zal immers nog
lange duren vooraleer MM.... Deweerdt,
enz...." (Nr van 4 Juni 1.1.)
Hoe slim! hoe diep gepeisdhoe lief uitge
drukt zonder stijl- en taalfouten! Neen,
waarlijk het Vuilblad kent geen personali
teiten
In een der laatste Vuilbladmmmers geeft
Numero 1 zich nogmaals de moeite ons met
honden te vergelijken, met te zeggen dat wij
bitter jong zijn aan onze ooren, dat wij van t
langooren land zijn en andere lieftallighe
den. Zoo blijft hij nog altijd die beleefde en
welopgevoede Numero 1, die met ons rede
twist met al de fatsoenlijkheid welke
men van een politieken tegenstrever eischen
mag (Nr van 2 Juli 1. 1.)
Noemen K. Loten zulks fatsoenlijkheid?
Houdt er dan het monopool van
Wij schrijven uit goesting en overtuiging;
wij houden er niet aan ons zeiven op een
voetstuk te plaatsen of onzen naam en per
soon en evidence te stellen. Wij hebben
immers van de IJpersche kaloten... indien zij
op het stadhuis geraken.... niets te ver
wachten, en daarom leggen wij onze boontjes
niet te weeken. Waren wij echter klerikaal
en hadden wij ambitie, misschien zouden wij
ook onze artikels in de katholieke gazetten
teekenen, al ware het maar om de aandacht
op onzen naam te roepen, en het terrein voor
te bereiden op eene waarschijnelijke beloo
ning*. Immers 't is nooit slecht een oog in 't
zeil te houden
Onze tegenstrever, om te eindigen, schrijft
dees: En in de liberale partij zelve, geniet
ik misschien zooveel achting als Mr D. zel-
ve. 'tls spijtig voor u, maar 't is toch zoo.
En daarmêe sluit ik
't Is wel gesloten!
Wij weten niet welke achting onze vrien
den voor ons hebben en wij hoeven het niet
te kennen. Wij trachten wel te doen met
hen; dat zij het doen met ons: dan zijn allen
tevreden.
Maar wij bewonderen zulke verregaande
verwaandheid, die met deze van minister
Beernaert gelijk staat. Volgens u, Mijnheer,
zouden de liberalen de hand kussen, welke
hen slaat? Min hoogmoed zou niet slechter
staanWanneer wij iemand intrigant
hooren noemen door eenen klerikalen me
destrijderdan hoeven wij niet te bewijzen
hoe men in het liberale kamp over dien zelf
den persoon denkt. Geloof niet dat het geheele
menschdom zich om u bekommert; en wan
neer gij u dezen avond, na het lezen dezer
regelen, te slapen legt, denk niet dat wij die
geschreven hebben, omdat wij ons meer om
u bekommeren als om de eksteroogen van
Paus Leo XIIIO neen!
Goeden nacht en slaap zacht
D. N. T.
Tijdens de bespreking van de krijgswet in
de Kamer der afgevaardigden van Frankrijk,
heeft de bisschop van Angers, M. Freppel,
deze stelling ontwikkeld en houden staan dat
de voorschriften der kerk aan de geestelij
ken verbieden de wapens op te nemen, en
dat, met ze daartoe te verplichten, men hen
dwiDgt eedbreuk te maken, en men ze diens
volgens verdrukt en vervolgt.
Ziedaar eene gemakkelijke leering, en wier
toepassing kan worden aanbevolen aan al
degenen die zich willen vrijmaken van den
soldatendienst of van alle andere verplich
ting, en in 't algemeen, aan al degenen die
wenschen de lasten niet te dragen welke de
wetten huns lands aan alle burgers opleggen.
De kerkelijke wetten verbieden aan de
geestelijken de wapens te dragen omdat de
kerk den oorlog veroordeelt!!
Goed zoomaar de oorlog wordt niet alleen
slecht gevonden en veroordeeld door de kerk:
iedereen verfoeit en verwenscht dien; al de
ware volks- en menschenvrienden verdoe
men den oorlog. Maar welk is het middel om
er zich aan te onttrekken, wanneer er, in
zekere landen, vorsten gevonden worden, die
altijd gereed staan om ae volkeren op elkan
der te werpen
Ten andere, indien de kerk zoo grooten
afschrik heeft van bloedvergieten, waarom
werden in de middeleeuwen, de legers der
bloeddorstige en verraderlijke fransche ko
ningen door haar gezegend toen zij ten strij
de togen tegen onze arme voorouders, enkel
met het doel om de Vlamingen onder hun
trotsch en wreed slavenjuk te doen kruipen,
ze uit te buiten, en ze te berooven van goed
en kroost? Waarom, daartegen, werden onze
vaderlandsche helden, de Van Artevelden en
zooveel anderen, met den banvloek geslagen,
en dit alleen omdat zij tegen hunne over
machtige en laffe aanvallers hunnen dierba
ren geboortegrond durfden verdedigen, omdat
zij der Vlamingen goed en erve tegen de
schraapzucht en hunne vrouwen en dochters
tegen de eerloosheid dier fransche bloedhon
den durfden beschermen?
Bij de afwachting dat de aarde van de
schroomelijke plaag des oorlogs voor goed
worde verlost, hetgeen zich ongelukkiglijk
zoo spoedig niet schijnt te verwezentlijken,
is het noodzakelijk zich ter verdediging in
staat te stellen tegen eiken aanvaller.
Het ware al te gemakkelijk de gedane
beloften van welkdanige orde of sekte het zij,
te kunnen inroepen om zich aan dien burger
plicht te onttrekken.
Indien de vrijmetselarij, in de maat harer
vermogens willende medewerken om eene
algemeene ontwapening te verkrijgen, mor
gen besliste dat hare leden den eed zullen
afleggen voortaan de wapens niet meer te
dragen, dan zou, in gevolge de leer van den
bisschop van Angers, alle vrijmetselaar zich
kunnen onttrekken aan den legerdienst,
omdat de regels zijner orde, waaraan hij
getrouwheid heeft gezworen, hem verbieden
de wapens op te nemen, en dat, met hem tot
den strijd te verplichten, men hem dwingen
zou tot eedbreuk, wat eene ware verdruk
king, eene wezentlijke vervolging ware
Wat zou M. Freppel, en met hem, al de
belgische klerikalen. die aanklevers zijn de
vrijstelling der seminaristen, daartegen wel
zeggen? En nogtans zou de klerikale partij
dit leerstelsel moeten aanvaarden, zoowel
voor de vrijmetselaars als voor de semina
risten.
Zoo ook vindt men tal van lieden die zou
den willen vrijgesteld worden aangaande het
betalen van belastingen. Welk ideaal, indien
een welkdanige Staat of Stad ophield van
lasten te leggen op de inwonersWelnu, dat
morgen eene politieke sociëteit, of eene maat
schappij van stoffelijke belangen het besluit
neemt dat elk lid zal zweeren geene belas
tingen meer te betalen, dan zullen ai deze,
die deel maken van de sociëteit, volgens de
klerikale leerstelsels, zich op hunnen afge-
legden eed kunnen beroepen en beweeren
dat men hen tot eedbreuk verplicht en dat
men vervolgingen tegen hen inspant met ze
te dwingen de schatting te betalen.
Tenzij de klerikale leering alle geestesbe-
grijp onmogelijk heeft gemaakt, zal men
volkomen begrijpen dat de fransche Staats-
kamer zich niet kon laten beet nemen door
de redeneering van M. Freppel.
•»-»-<»—-<;
Nooit, inderdaad, ben ik door de inhalig
heid der roomsche kerk zoo getroffen ge
worden. Het overgroot getal bussen, al die
ronden voor de onkosten van den godsdienst,
voor het onderhoud der geestelijkheid, voor
het herstellen van kapellen, voor de ver-
fraaïng van het hoofdaltaar, heel die geld
kwestie met verschillende titels die de
diensten stoort en de muren van den tempel
bevuilt, deden mij waarlijk gelooven dat ik
mij in een oord, aan het gouden kalf gewijd,
bevond.
Ik vroeg mij af waar Christus was die de
kooplieden verjoeg. Ik zag dat zij een stiel
van hunne roeping en van hunne kerk eeneu
winkel gemaakt hadden, waar alles was te
koopen of te huren, van den stoel om zich
te zetten tot de absolutie om zich te redden;
van het gewijd water tot den aflaat; van het
kusken waarop de zondaar knielt tot de
hostie die hem tot God moet verheffen,- alles
in een woord, de zangen, de gebeden, de
sakramenten en het paradijs.
Bijvoorbeeld in de doopkapel, doopte de
onderpastoor twee kinderen, twee christe
nen, beiden van dezelfde stof en asch,
beiden gelijk door de erfzonde volgens de
kerk, volgens ons, door de zwakheid, door
den ouderdom en door de menschheid.
Eliwel, het eene kreeg het water heel
warm uit eenen verguld zilveren schotel; het
andere, het koude water uit een tinnen pot.
En ginder in de sakristij vereenigde men
twee koppels met hetzelfde verschil als men
hier de twee kinderen doopte. En verder
begroef men twee dooden, altijd met hetzelfde
verschil.
De eene had vier priesters, die luid rond
hem zongen, de andere slechts één prister,
die haastig eenige gebeden prevelde; de eene
zal aan God worden aanbevolen in honderd
missen, terwijl de andere niets meer zal
hebben dan de jaarlijksche op Allerheiligen.
Zoo hadden de dooden niet meer gelijkheid
van de kerk dan de levenden; de kerk was
niet rechtvaardiger dan de stad, dan de
Staat de poortiers van het paradijs zijn uit
te koopen gelijk de anderen.
Toen ik deze zao verschillende plechtig
heden zag: die goden in zilver en in hout,
alles volgens men betaalde, begreep ik dat
de hemel niet voor alle christenen toeganke
lijk was; dat de nood de vervloeking was;
dat de kerk het recht niet meer had de
armoede te prediken en die zoo hardnekkig
aan het geld hield, daar zij zelfs God ver
kocht.
Oh, wanneer de kerk sterk en levendig
was en eene toekomst had, wanneer zij de
troost der armen en der slaven was, het toe
vluchtsoord dor haveloozen en slachtoffers,
de ware godsdienst van den gehangene, van
hem die op eenen strooizak werd geboren en
op een eiken matras stierf; wanneer zij nut
tig en dierbaar was aan de wèreld die wan
hoopte over de aarde, die den hemel, Cesar
en God aanriep, zonder alsdan te weten dat
men zich op het volk kon beroepenwanneer
geheel de verarmde aarde zich aan de kruisi
ging onderwierp in de hoop der wederop
standing;... dan had de kerk noch de gewel
ven der Catedralen, noch de gouden
kazuifels, noch de met diamanten bezette
sakramenten; zij bad in de catacomben,
arm, vervolgd, vurig van de menschlieven-
heid, alle menschen als broeders aan dezelfde
communiebank vermengende, hetzelfde brood
en den zelfden wijn, hetzelfde lichaam en
hetzelfde bloed, de zelfde gebedenen dezelfde
beginselen voor allen hebbende, voor den
slaaf als voor den consul, voor de gevallen
HET WEEKBLAD
■i r* o o
NAAR HET FRANSCH DOOR PYAT.