De tol des bloeds.
STADSNIEUWS.
Ylaamsche Ster.
Musikale Ochtend.
Willems-Fonds.
Pompiersfeest
Is 't waar
MAATSCHAPPIJ BÜRGER1SACHTEH
Integendeel, de liberale partij zal er veel
doorwinnen.
Aan 't werk dus, liberalen! Gij hebt reeds
begonnen.
Dat is wel! Maar er moet volharding
zijn't mag niet voor zes weken zijn't
moet zijn voor zoolang dat de kaloten
hun stelsel van oog voor oog, en
tand voor tand volgen
Men zal misschien zeggen: Welnu, ik
liberaal, zal van Parijs, Brussel of Gent doen
komen wat ik noodig heb, zoo zal ik geene
kalandieze aan de kaloten van IJperen
doen.
Wij zouden zulke handelwijze goedkeuren
wanneer het voor artikels zijn, die volstrekt
in IJperen niet te vinden zijn; en nog niet,
indien den eenen of anderen liberalen win
kelier het niet bezit, kan hij het doen ko
men, en 't en zal u niet duurder kosten, dan
als gij het zelf naar Brussel of elders gingt
koopen. Integendeel, de winkeliers, welke
hier toch maar kleine lasten te betalen heb
ben, kunnen zich vergenoegen, met hunne
remise welke zij over zulke artikels
zouden hebben, terwijl in eene groote stad,
waar de winkeliers gFOote 'pachten en
lasten moeten betalen, met eene kleine
winst niet kunnen tevreden zijn. Maar dat is
niet altijd het geval, en wij durven hopen
dat de liberalen en vooral de hoofden
altijd, ja altijd, bij de liberalen van IJperen
zullen gaan. Zoo zullen de hoofden toonen.
dat zij hunne mannen genegen zijn; zij zullen
verbroederen, elkander zien en spreken, en
in de dagen van strijd zullen zij hun fier,
vrij en vrank aan hunne kiezers mogen
aanbieden, die de gansche partij van voor
uitgang, vrijheid en verlichting zullen
doen zegepralen.
Vervolg van de samenspraak tussohen
Hendrik Belgmans, timmerman,
en Flip Stoekaert, metser. Zie Weekblad
van Zondag laatst.)
Hendrik. Hoor, Flip, ik ben voor 't
recht en daarom zou ik willen dat al degenen
die een slecht nummer trekken, in persoon
moeten dienen, de seminaristen zoowel als
de werkmanskinderen,- men moet toch geen
hert hebben om op het uur des gevaars
anderen in zijne plaats te laten opgaan, de
wet zou bijgevolg de seminaristen niet moe
ten vrijstellen.
Flip. -- En nochtans vind ik die vrijstel
ling niet onredelijk, de godsdienst verbiedt
aan de priesters bloed te storten, en men
kan God en den Duivel al gelijk niet tezelf-
der tijde dienen.
Hendrik. Ik hoor genoeg, Flip, dat gij
duivelsch weinig kent van de geschiedenis
der verloopen tijdenzeg mij eens welken
meester de pastoors dienden ten tijde der
kruisvaarten, die honderdduizenden men-
schenlevens gekost hebben, van de gods
dienstoorlogen, die zoo dikwijls ons arm lan-
deken verwoest en ontvolkt hebben? Wie
dienden zij, wanneer de inkwisitie en Alva's
bloedraad het edelste en rechtschapenste deel
van Belgie's kinderen op het schavot deden
sterven. Was het de vredelievende God...
Welnu, ik zeg dat de duivel zoo wreed niet
was.
Flip. Maar dat is al geen waar, de pas
toors hebben nooit bloed gestort.
Hendrik. Laten wij elkander goed ver
staan. Neen, de pastoors hebben met eigen
handen geen bloed gestort, maar, in alle
tijden dat zij hun gezag genoeg gesterkt
achtten in burgerlijke zaken, deden zij het
storten door de soldaten over welke zij het
hoog bevel hadden; ge moet weten dat de
priesters, in vorige tijden en vooral in de
15e eeuw tijdens de gevloekte Spaansche
regeering, alles beheerscliten tot den laffen
Koning Flips II toe, die hun slaaf was en de
uitvoerder hunner helsche moordplannen.
Neen, zij storten geen bloed, maar onnoeme
lijk is het getal slachtoffers die zij levend
hebben gebrand; ja, zij brandden, martelden
en verwurgden zonder genade alwie durfde
anders denken dan zij in godsdienstzaken; de
geschiedenis meldt verscheidene duizenden
menschen die zoo gevallen zijn in ons land
onder de vervolging dier zwartgerokte beu
len. En zie nu eens, Flip, in onze tijden, wat
zij doen met degenen die zich durven ver
zetten tegen hunne hooveerdige en trotsche
plannen van dominatie op burgerlijk terrein;
de onderwijzers worden vervolgd en ver
jaagd en die zoogezegde gezalfden des Heeren
wendden alles aan om de eerlijke menschen
het laatste stuk brood te ontnemen zie maar
wat zij doen jegens de armen die durven
hunne kinderen naar de gemeenteschool
zenden; maar genoeg, die gasten, die zich
overal inlaten met wereldsche zaken, moe
ten, met recht, ook de lasten der wereldsche
zaken dragen en daarom zouden zij, zoowel
als de anderen, ook soldaatje moeten spelen.
Flip. Dan zouden er min pastoors zijn,
't is zeker, want daar zijn niet weinig jonge
lingen, die alleen naar 't seminarie gaan om
niet te moeten soldaat worden.
Hendrik. Ziewel. Hoor, ik wil meer
paapsch zijn dan de paus zelve en daarom
zeg ik dat al dat volkje, in 't belang zelve
van den godsdienst, ten goede of ten kwade
in de kazern moet gebracht worden.
Flip. In 't belang zelve van den gods
dienst dat versta ik niet goed.
Hendrik. Welzeker! Luister, gij zult
mij wel begrijpenal degenen die in 't semi
narie gaan om geen soldaat te moeten wor
den, zijn niet geroepen tot den priesterlijken
staat; het zijn dus slechte priesters. Indien
zij wel doordrongen zijn van hunne gene
genheid naar den oremusstiel, dan zal de
kazern daar geen hinder aan brengen, inte
gendeel, zij zullen weer de drietuit kunnen
aandoen, na den schako neergelegd te heb
ben. De kazern zal eene fameuze sorteering
daarslellen onder die gasten en degenen die,
na den diensttijd, weder den zwarten rok
zullen aanstroopen, die zullen de goede zijn.
Het zou overigens de eerste maal niet zijn
dat een priester zou begonnen hebben met
het geweer te hanteeren.
Flip. Men zegt nogtans dat zij in de kazern
de luiheid zouden leeren, dat zij daar. leelijke
woorden zullen hooren, dat zij de gewoonte
zouden kunnen opnemen van te vloeken en
daarbij dat zij zouden kunnen in kennis ge
raken met meisjes.
Hendrik. 't Is eene reden te meer om
ze in de kazern te roepen. Daar zullen zij hun
stielken van predikant kunnen beginnen te
zelfder tijde dat zij den soldatenstiel zullen
aanleeren; zij zullen daar goede raadgevin
gen kunnen rondspreiden en hun stichtend
voorbeeld van godsvrucht en strenge zede
lijkheid, als zij waarlijk braaf en deugdzaam
zijn, zal eene gedurige les zijn voor de ande
re soldaten. Die wil deugen buiten de ka
zern, Flip, blijft ook goed in de kazern. De
broerkens van Ronsse, Maltebrugge, enz.
enz. hebben hunne walgelijke wandaden
toch in de kazern niet geleerd, he?
Flip. Och! zwijg van die vuiligheden.
Hendrik. Overigens, Flip, die lieden
oefenen eenen stiel uit die veel winst op
brengt, en daarom houden zij er aan, alhoe
wel bij velen het hert er niet bij is. Zouden
zij niet moeten de eerste zijn om uit te roe
pen Ik preek alle dagen dat wij broeders
zijn, en 'k wil het door mijne daden be-
wijzen; ik ook, wil gehoorzamen aan de
wet en soldaat worden als ik een slecht
nummer trek, dit is een plicht en ik wil
hem vervullen. Gansch mijn diensttijd zal
eene lange boetveerdigheid zijn, waarvan
de Heer rekening zal houden om mij den
Hemel te schenken; de spotternijen mijner
gezellen, de onbeleefdheden mijner over-
sten, alles wat mijne liefde voor godsdienst
en zedelijkheid kan kwetsen, ik zal alles
aanvaarden als beproevingen van God en
zal er op antwoorden door mijnen iever
om het goede te stichten, en overal tot
voorbeeld van deugd te dienen; op het
slagveld zullen onze geweren slechts die-
nen tot draagbaren om de gekwetsten en
de dooden op te nemen. Maar, ja! ja!
Flip, verre van zoo te spreken, willen zij
zelfs in de ambulancie niet treden; zij vinden
het zachter en gemakkelijker in hunne rijke
leuningstoelen.
Flip. Dat is al wel, Hendrik, maar wie
zou dan de godsdienstoefeningen verrichten
met uw stelsel zouden de kerken geene
priesters meer hebben.
Hendrik. 't Is te zeggen, Flip, dat, in
plaats van eenen hoop jonge heetekoppen,
die meer met politiek dan met godsdienst
zaken bezig loopen, men dan priesters zou
hebben van meer gevorderden ouderdom, en
't ware eene winst voor den godsdienst; deze
zijn meestal veel redelijker, zij begrijpen
beter wat het leven is, dewijl zij meer onder
vinding hebben; er zou ook op vele parochiën
zooveel twist en tweedracht niet bestaan,
want zij bemoeien zich zooveel niet met het
geen de wereld betreftterwijl de jonge
melkbaarden, door hunne hevigheid in poli
tieke kwesties, door hunne kiesdraverijen,
enz., zich willen onderscheiden bij hunne
opperbazen.
Flip. Ge zoudt dan al den last op de
oude pastoors leggen?
Hendrik. Zij moeten hun geld maar
verdienen, gelijk ik en gij. Indien zij meer
missen hebben, zij zullen zooveel te meer
betaald worden. Maar indien de aanwerving
van de gekruinden wat moeilijker te bewerk
stelligen vielvraag ik mij af om welke
reden men degenen niet zou aanvaarden
welke men heden weigert.
Die apostels van ootmoed, van zachtheid,
rechtvaardigheid en goedheid willen niet dat
een ongelukkige, die scheelziende is, die
kreupelt of eenen bult draagt, de soutane
aantrekke, en echter moet men aannemen
dat, onder die ongelukkigen, vele brave
menschen zijn, die goede en ware priesters
zouden worden.
Flip. Deze handelwijze is niet zeer
christelijk, 't is waar, doch 't ware verdui
veld aardig. Hendrik, verbeeld u 'ne keer
eene processie, waarin een vijftigtal gebulte
kreupele en scheele pastoors zouden defilee-
ren, en toen die kleeren, dat zou moeilijk
passen op eenen bult. Diable, diable, Hen
drik, men zou van verre komen kijken.
Hendrik.-- Flip, jongen, zeg wat ge wilt,
de ontslaging der seminaristen van den
krijgsdienst is niet gewettigd, in 't geheel
niet. Zeggen dat zij afschrik hebben van
bloedvergieten, 'tis belachelijk! hebben wij
ook geen afschrik van bloedstorten, en in
dien men moest beginnen met al degenen te
ontslaan die niet geerne bloed vergieten
maar er zou geen levende ziel meer soldaat
moeten worden. Wordt vervolgd
Ter herinnering.
Het is morgen, Zondag, om 5 1/2 ure 's
avonds, dat de tooneelmaatschappij de
Vlaamsche Sier, hare derde vertooning van
het tooneelseizoen geeft.
Op het programma vinden wij
1° Openingstuk voor Harmonie.
2° DRIJ OUDE HANEN
voor eene jonge henne.
blijspel met zang in één bedrijf.
3° Muziekstuk.
4° DRIES DE BOERENKNECHT.
tooneelspel in één bedrijf.
5° Muziekstuk.
6° TAMBOER JANSSENS.
blijspel met zang in twee bedrijven.
Dat zal wel de mooiste vertooning zijn,
die de onvermoeibare Sterrelingen ons ooit
verschaft hebben, en nochtans wij hebben
er reeds heel puike, onbetaalbare genoten.
Of er daar volk zijn zal
Ziehier het programma van het Concert
dat morgen, 18 December, 's middags, zal
plaatshebben in den Gouden Arend.
1. Quatuor n° 6, Van Beethoven.
aAllegro con brio, bAdagio ma non
troppo, c) Scherzo, d) Adagio iLa malinco-
nia), e) Allegretto quasi allegro.
2. Menuet, Lulu.
3. Scherzo, Dancla.
Heden, Zaterdag avond, om 8 ure stipt, in
de groote zaal van den Gouden Arend, ge
wone maandelijksche vergadering voor de
leden en hun huisgezin.
Ook de bekwaamheidskiezers zullen er
volgaarne toegelaten worden.
Dagorde
1. Lezing van het verslag.
2. Mededeelingen.
3. Nieuwe leden.
4. Voordracht: Een reisje door den Gothard-
berg in Italië en naar Zwitserland's-me-
ren, (2e deel) bij middel van oxyhydrisch
licht.
Zondag 11. vierden onze dappere Pompiers
volop feest.
Om 11 ure 's voormiddags ging het mu
ziek met het Korps, in groote kleedij, naar
het huis van den heer Bevelhebber, om er
hunne vaan af te halen. Vandaar 'trokken
zij door verscheidene straten der stad naai
de Markt, waar de wapenschouwing piaat
had. Binst deze plechtigheid reikte de heer
Bevelhebber eene medalje over aan den
muziekant August Igodt, voor bewezene
diensten gedurende meer dan 25 jaren.
Den gedecoreerde wenschen wij vatl partfi
geluk.
Het doet ons altijd genoegen als wij zien dat
moed en volharding beloond worden. Wij
zien gaarne eene medalje, een kruis of een
lintje dragen van mannen die er wezentlijh
titels toe hebben, zooveel te meer omdat
zulke overreikingen, zulke belooningen in
onze stad sinds lang zeldzaamheden gewor
den zijn. 't Schijnt dat men hier van derge
lijke belooningen niet veel houdt, of, in
andere woorden dat men niet graag me.
daljen, lintjes of kruisjes laat uitdeelen
zelfs dan niet wanneer zij maar al te we'l
verdiend zijn.
Nu tot daar
Te middag stipt, had er op onze Halle
een puik muziekfeest plaats, dat zeer veel
volk uitgelokt en den meesten bijval genoten
heeft.
't Is jammer dat wij zoo zelden zulke
mooie concerten mogen bijwonen. Om 2 ure
vergaderden onze Pompiers in de Tooneel-
zaal waar een lekker eetmaal hun wachtte-
daar werd smakelijk geëten, een goed teug
je gedronken, vrolijk gepraat en gezongen
en hartelijk gelachen.
Menig welgepaste heildronk werd er uit
gesproken en immer even luidruchtig toege
juicht.
Het was een heel opbeurend en hartver
heffend feest, dat op alle aanwezigen den bes
ten der indrukken te weeg gebracht en bij
allen het zoetste aandenken achter gelaten
heeft.
Men zegt dat er vier Pompiers zijn die, na
het feestmaal, Zondag met hunbloemjeop
de borst naar de jonge Katholieke Wacht
gegaan zijn, er hun bloempje afgerukt enmet
de voeten vertreden hebben en dan luid
keels Leven de kalotenhebben ge
roepen.
Is dat waar??
Wij gelooven het niet en kunnen het niet
gelooven.
Er is niet een Pompier die onverstandig
en lafhartig genoeg zijn zou om mede te doen
met hen, die hunne afgunst over ons uitge
lezen pompierskorps niet bedwingen kunnen
en die meer dan eens datzelfde korps, dus al
de Pompiers, beledigd, gehoond en gelas
terd hebben. Getuigen hiervan het proces en
de dubbele veroordeeling, welke onlangs
aan een hunner creaturen te beurt gevallen
is.
En zeggen dat er pompiers zouden zijn,
die met de klerikale lasteraars zouden kan
nen hunnen pap koelen? Dat is niet en dat
kan niet zijn
Het Journal de Gand zegt ons dat, in
den loop der laatste zitting, de geneeskun
dige maatschappij de heer Dokter Gevaert,
in naam eener bijzondere kommissie, lezing
heeft gegeven van het verslag over een werk
van den heer Karei Debersaques, uit onze
stad, getiteld sur la meningite chrom-
que (over de sleepende hersenvlies ontste
king.)
Gelijkvormig de gevolgtrekkingen van dat
verslag, zal het werk in de Jaarboeken der
Maatschappij overgedrukt worden.
Door gebrek aan plaats vinden wij ons Se
noodzaakt verscheidene artikels tot een
naaste nummer te verschuiven.
van IJperen.
Schieting van Zondag 11 DeceI1^
Schieting aan de pers.
Oppervogel.
M. Lesaffre Auguste,
Zijdvogel.
MM. Froidure Eugène.
Butaye Arthur.