Politieke Toestand. De dag van 12 Juni. Kieskrouijk. STADSNIEUWS. Een klerikaal manifest. Paardenloopsfcrijden. voor de ambtenaren in de Vlaatnsche gewes ten, de Nederlandsche taal machtig te zijn, en van hunne kennis dezer taal op eene behoorlijke wijze prijs te geven, vooraleer zij kunnen benoemd of tot eene bediening in de Vlaamschsprekende arrondissementen ge roepen worden, heeft aanleiding gegeven tot langdurige en grondige bespreking in den schoot van het Hoofdbestuur. Van een zuiver, rechtskundig standpunt beschouwd, schijnt de zaak vrij eenvoudig te zijn. Het taalrecht der Vlamingen is beurte lings erkend en in zijne uitoefening geregeld geworden door de wetten van 1873, 1878 en 1883 op het gebruik van het Nederlandsch in strafrechtzaken, in het bestuur en in het middelbaar onderwijs. Zoo is het dan ook stellig de wil van den wetgever geweest, dat de ambtenaren der rechterlijke en bestuur lijke orde, evenals de leden van het onder wijzend personeel, wier rechtstreeksche of onrechtstreeksche betrekkingen met het publiek of met de bijzonderen, onder de toe passing der bedoelde taalwetten vallen, de noodige bekwaamheid moeten bezitten, om hun ambt, volgens de voorschriften dezer wetten, te kunnen uitoefenen. De vraag of het wenschelijk is aan dit beginsel eene nieuwe en uitdrukkelijke be krachtiging te geven; of het dus nuttig kan zijn, van de verplichte kennis van het Nederlandsch voor de bedoelde ambtenaren het voorwerp etner nieuwe taalwet te ma ken, scheen daarom ook, aanvankelijk, aan de meeste leden van het Hoofdbestuur, in ontkennennenden zin te moeten beantwoord worden. Deze leden sloten zich gereedelijk aan bij de meening door een hunner uitgedrukt, dat de voorgestelde nieuwe taalwet niet alleen zeer nuttig, maar ja gevaarlijk zou zijn, omdat zij de loochening zou zijn van de toegevingen, die wij reeds van dn wetgeving verkregen. Dat de wet van 1873 reeds al de ambte naren der rechterlijke orde in de Vlaatnsche gewesten verplicht, de Nederlandsche taal te kennen, zal wel door niemand kunnen wor den geloochend. Het is niet aan te nemen, dat de wet van 1878 eene mindere verplichting aan de amb tenaren der bestuurlijke orde heeft opgelegd. Die wet zegt immers, niet alleen dat de Staat of de regeeringals abstracte persoon beschouwd, van de Nederlandsche taal in de Vlaamsche streken gebruik zal maken, maar wel dat de ambtenaren van den Staat alle hunne berichten en mededeelingen avis et commnnications) in de Nederlandsche taal alleen of in de twee talen aan het publiek in de Vlaamsche provinciën zullen zenden. Het ware het gewicht der wet van 1878 verminderen, indien wij hielden staan, dat het logiek en noodzakelijk gevolg dier wet niet is, dat de bestuurlijke ambtenaren der Vlaamsche provinciën de Nederlandsche taal moeten kennen. De wet brengt ontegensprekelijk mede, dat de kennis onzer taal verplichtend is. Men kan niet ernstig het tegendeel beweren. De wet van 1878 betreft, wel is waar, niet de ambtenaren van provinciën en ge meenten, maar het schijnt niet, dat, wat die ambtenaren betreft, ooit misbruiken werden vastgesteld, die de stemmiDg eener bijzondere wet zouden wettigen. Tegen deze meening, wij herhalen het, is van een rechtskundig standpunt niets in te brengen. De aangehaalde redeneering zou dus ook als afdoende mogen gelden, indien het niet uit de feiten bleek, dat de taalwetten niet stipt worden nageleefd, en dat zelfs de maatregelen, door de regeering genomen met het oog op de uitvoering dezer wetten, nog immer op de hevigste wijze worden bestre den. In de bespreking van het wetsvoorstel betreffende de inrichting der militaire school en de bevordering der officieren, hebben im mers een zeker aantal volksvertegenwoordi gers en senators opnieuw eene zeer vijandige houding aangenomen ten opzichte der her stelling onzer rechtmatigste taalgrieven. Meer nog dan dat; in de bespreking der begrooting van financiën en der begrooting van landbouw, nijverheid en openbare wer ken, is het duidelijk gebleken hoe sommige vertegenwoordigers van Waalsche arrondis sementen de wet van 1878 eenvoudig be schouwen als niet bestaande, en hare toe passing willen onmogelijk maken door eene heftige en onredelijke bestrijding van de bestuurlijke maatregelen welke voor doel hebben, de uitvoering der wet te verzekeren door de aanwerving van een bekwaam per soneel. Gemelde kamerdebatten zijn van dien aard geweest, dat het Hoofdbestuur daardoor tot de overtuiging is gekomen, dat er op krach tige en practische wijze inoet ingegaan wor den tegen de aanmatiging dergenen, die de zoo duur verworven taalwetten als niets waardige papieren willen doen beschouwen; die ons in de toepassing de rechten blijven betwisten, die de wet zelve ons zoo duidelijk en plechtig heeft toegekend. Zoo heeft het Hoofdbestuur het dan nood zakelijk geacht u een voorstel te onderwer pen, waarvan de bespreking aan de dagorde dezer Algemeens Vergadering is gebracht. Dit voorstel bestaat hierin, dat aan al de Candida ten der verbondene Vereenigingen in de aanstaande kiezingen van 12 Juni 1888, een programma zou voorgelegd worden, vol gens hetwelk zij zich zouden verbinden, niet alleen de stipte uitvoering der bestaande taalwetten te eischen, maar bovendien ook eene nieuwe wet te stemmen, waarbij zou bepaald worden, dat al de ambtenaars, die moeten medewerken tot de uitvoering der bestaande taalwetten, vóór hunne benoe ming, zullen moeten het bewijs leveren, dat zij de Nederlandsche taal machtig zijn. De Algemeene Vergadering is geroepen over dit gewichtig voorstel uitspraak te doen. In dezelfde orde van gedachten dient hier ook vermeld te worden, dat het Hoofdbestuur een in 't Fransch gestelden Open brief aan de liberale Walen heeft gericht, over het vraagstuk van het Nederlandsch in het leger en in het krijgsonderwijs. Verschillige Waal sche dagbladen hebben het stuk geheel of gedeeltelijk overgedrukt en het volkomen goedgekeurdnergens ontmoette het ernstige bestrijding. Ook is door het Hoofdbestuur een algemeen petitionnement der Vlaamsche liberale maat schappijen ingericht geworden, strekkende om van de Kamer van volksvertegenwoordi gers te bekomen, dat zij nog in den loop van den tegenwoordigen zittijd, de wetsvoorstel len van 29 Februari en 8 April 1884, be treffende de vollediging en verbetering der taalwet van 17 Augustus 1873 zoude bespre ken en afhandelen. Een ander zeer gewichtig vraagstuk is behandeld geworden in de gewone vergade ringen van het Hoofdbestuur, te weten, de vertegenwoordiging der minderheden, in ver houding met hunne getalsterkte, in de ver schillende wetgevende en bestuurlijke lich amen. Dit vraagstuk gaf reeds aanleiding tot eene uitvoerige bespreking, welke echter nog niet ver genoeg gevorderd is om daaro ver bepaalde voorstellen aan de algemeene vergadering te kunnen onderwerpen, noch om eene werking te beginnen ten voordeele van de proportioneele vertegenwoordiging. Aan het nieuw Hoofdbestuur, welk in de vergadering van heden gedeeltelijk aan de herkiezing is onderworpen, blijft de zorg over, deze gewichtige vraag nog rijper te bestudeeren. Intusschen zal het niet geloochend worden, dat dit eene der belangrijkste zaken is, waar mede het Hoofdbestuur zich kan bezig hou den. Het ware zelfs te wenschen, dat al de Verbondene Vereenigingen er hunne aan dacht aan wijdden. Waarschijnlijk zal een grondig onderzoek tot de overtuiging leiden, welke nagenoeg algemeen gedeeld wordt door de leden van het Hoofdbestuur, nl. dat wij er, èn als liberalen èn als Vlaamschge- zinden, een zeer groot belang bij hebben, liet beginsel van de vertegenwoordiging der min derheden te zien zegevieren. Immers, ware dit het geval, dan zoude het bedroevend verschijnsel zich niet meer kunnen voordoen, dat verscheidene provincieraden en honder den gemeenteraden uitsluitend uit clericalen zijn samengesteld. Overal waar zij eene noemenswaardige minderheid uitmaken, zou den de liberalen,en inzonderheid de Vlaamsch- gezinde liberalen, mede kunnen geroepen worden om plaats te nemen in de gekozene lichamen, en alzoo op den gang en het beheer der openbare zaken een toezicht en eene mate van invloed kuunen oefenen, waarvan zij thans geheel verstoken blijven. De belangstelling in het staatkundig leven zou er stellig door verhoogd worden; de politieke werkzaamheid zou er bij winnen. De moed om den strijd tegen het clericalisme vol te houden zou niet verdwijnen van het oogenblik dat de meerderheid verloren is en er geene ernstige kans meer schijnt te be staan om ze te heroveren, gelijk wij dit thans zoo dikwijls zien gebeuren. Doch het oogenblik is niet gekomen om verder uit te weiden over de gunstige gevol gen, welke vrij algemeen verwacht worden van de toepassing van het beginsel der pro portioneele vertegenwoordiging. Het is ons voldoende dat wij uwe bijzondere aandacht hebben ingeroepen op dit vraagstuk, waar mede het Hoofdbestuur zich verder zeer ern stig zal bezighouden. Tot vollediging van dit beknopt overzicht onzer voornaamste werkzaamheden, dient nog gemeld te worden, dat het Hoofdbestuur heeft deel genomen, in den loop van het jaar 1887-1888, aan drie plechtigheden, te weten aan de onthulling van de standbeelden der volkshelden Breidel en De Coninck, te Brug ge, op 11 Juli, zijnde de 585e verjaring van den Slag der Gulden Sporen; aan de betoo- ging ter eere van onzen geachten onder-voor zitter, den heer Julius Vuylsteke, bij gele genheid der viering van zijn 25jang lidmaat schap in het Algemeen Bestuur van het Willems-Fonds te Gent, op 2 October 11., en aan het feest van 4 Maart 1888, ingericht door den Bond der Vlaamsche liberale maat- schappyen van Gent, ter eere van ons geacht medelid, den heer J.-O De Vigne, bij gele genheid van zijne verkiezing tot schepen der -stad Gert. Met deze mededeelingen achten wij onze taak volbracht. De vraag is of de liberalen vooruit of ach teruit gegaan zijn met de provincialle kie zingen, en bijgevolg of de wind voordeelig of nadeelig zit voor de liberalen in de kiezing van Dinsdag aanstaande. De liberalen hebben in geheel het land een vijf-en-dertigtal plaatsen zuiver gewonnen. Bijgevolg de kaloten zijn achteruit gegaan en de wind blaast ten voordeele der libera len. Voor de kiezing der Kamers van Dinsdag aanstaande komt er goed nieuws van Brussel, Nijvel, Namen, Philippeville en Oostende, alsook van Antwerpen. Van nu af is het geheel zeker dat de groo- te meerderheid, welke de kaloten in de Ka mers bezitten, veel ja zeer veel zal vermin derd worden. Er is zelfs vele hoop van het ministerie omverre te werpen, en zoo zal het land verlost zijn van ministers die 100 mil- lioenen stemmen voor nuttelooze forten, den krijgsdienst voor den arme verzwaren, het onderwijs verkrachtenhet geld met volle handen aan kloosters en kerken geven en niets doen voor koophandel, nijverheid en landbouw. 't Zijn de provincies Antwerpen, Braband, West-Vlaanderen, Luxemburg en Namen die, op 12 Juni aanstaande, moeten overgaan tot het kiezen van representanten en se- nateurs. 64 clericale representanten zijn onder worpen aan herkiezing en slechts 5 liberalen te weten 2 te Brussel, 1 te Oostende, 1 te Arlon en 1 te Virton. Zeker is het dat er 18 van de clericale representanten in Braband niet zullen her kozen worden, namelijk 14 te Brussel en 4 te Nijvel. Maar er zetelen thans in de Kamer 96 clericalen en enkel 42 liberalenom deze meerderheid van 54 stemmen te vernietigen zijn 18 zetels niet genoeg. Wij moeten er 27 kunnen winnen. Waar zullen wij kunnen hopen 9 zetels te vinden? Als wij zooals alles het laat voorzien, zegepralen te Namen (4 zetels) en te Philip peville (2 zetels), en daarna overal de neder laag lijden, bezitten de clericalen nog 6 stemmen meerderheid. Om het ministerie te doen vallen en de meerderheid te vernietigen moeten wij overwinnen te Antwerpen. Zooals men ziet, hangt het lot van het ministerie af van At werpen. Er wordt verders strijd gevoerd te Me- chelen, Kortrijk en Leuven en misschien ook nog te Brugge. In den aanstaanden strijd hebben wij alles te winnen en niets te verliezen. Alles voorspelt dat wij zoo niet alles, dan toch zeker het grootste gedeelte zullen ver overen. In den Senaat zetelen 45 clericalen en 25 liberalen. Antwerpen. Ziehier de liberale lijst voor de kiezing van 12 Juni Voor den Senaat: MM. Bal, Janssens, Vandennest en baron Van Havre; voor de KamerMM. De Wael, Allewaert, Alexan der Smyers, Desguin, Vandewalle, Van Ryswyck, Kreglingen en Vandertaelen. Vóór de provinciale kiezingen van dees jaar, waren er, in geheel het land, 251 liberale en 384 klerikale provinciale raads leden. Nu zijn er 281 liberale en 354 klerikale provinciale raadsleden. De liberalen hebben dus dertig zetels ge wonnen. En dit is hetgene de godvruchtige bladen eene schitterende zegepraal voor het kleri- kalism noemen en eene plechtige betooging des lands ten voordeele van het kabinet Beernaert. De liberaalste provinciale raad des lands is deze van Henegauwen, waar er 80 libera len en 8 klerikalen zetelen. Dan volgen de provincie Luik, met 63 liberalen en 19 kleri kalen, en Brabant, met 59 liberalen en 28 klerikalen. De klerikaalste raad is deze der provincie Limburg, samengesteld uit 40 klerikalen en één onafhankelijken. De heeren volksvertegenwoordigers en senator van het arrondissement IJperen ko men een manifest tot de kiezers te sturen, waarin zij de vernieuwing van hun mandaat vragen. Daarin maken zij groot lawaai met allerlei punten, waarvan niet één verwezenlijkt is. Nooit zagen wij stoutere aaneenschakeling van leugens. Jammer dat de tijd ons ontbreekt om dat manifest heel en gansch te ontleden. Zeggen wij enkel dat zij ferm boffen met hunne ver kleefdheid aan de algemeene belangen en aan de openbare welvaart. Welke leugens! Misschien verstaan zij door algemeene belangen, de belangen van depriesters, ker ken en kloosters; en wellicht heerscht er voor hen openbare welvaart, wanneer des pastoors koffer wel gevuld en dezes kelder wel voorzien is Waarlijk, daarvoor zorgen zij opperbest, maar de belangen en de welvaart hunner medeburgers, daar lachen zij vierkante mede. Van de belastingen die zij over vier jaren beloofden af te schaffen, zijn er, op 14 mil joenen, nog 12 1/2 miljoenen blijven bestaan en, van eenen anderen kant, hebben zij er nog een tiental miljoenen £ij gestemd. Zoo houden de klerikalen als Colaert, Struye, Berten en Surmont hun woord. Zij zijn ook tegen alle verzwaring der soldatenlasten, maar zij stemmen de onrecht- veerdige wet der reserven en het aanleggen van nieuwe sterkten, die boven de honderd miljoenen zullen kosten. O, die leugenaars Zij kennen zich al de verdienste toe van de verkregen gelden voor het voltrekken der vaart van IJperen op Komen, en het is groo- tendeels aan het gestadig aandringen van den Koophandelskring en het IJpersch stadsbestuur te danken, dat de Staat een 250Q0tal franken voor eene eerste aanbe steding uitgeven wil, maar geene 900000, gelijk zij in hun manifest zeggen Niet waar, die heeren zijn van het eerste leugentje niet dood 1 Voor den landbouw ook zijn zij zeer be zorgd getuigen daarvan de rechten op het vee, die den landbouwer eerder nadeelig dan voordeelig zijn en hem, wanneer hij op min dan 5 kilometers van de grens afwoont, allerlei moeilijkheden, moeite en last berok kenen. Met zulke landbouwbeschermers zullen de boeren miljonnairen worden, nietwaar, boerkens? Nog honderd andere even leugenachtige stoefrijen zouden wij uit dit manifest kunnen aanhalen, maar de tijd ontbreekt ons. Wij hebben er enkel een pear staaltjes van onder het oog onzer lezers willen brengen, opdat zij ook eens die fameuze volksvrienden naar hunne juiste waarde zoün kunnen schatten. De paardenloopstrijden van Zondag 11. zullen voorzeker de belangrijkste gerekend blijven, welke men in IJperen en vele andere steden tot hiertoe gegeven heeft. Eenen welverdienden lof en dank aan de heeren der Commissie en vooral aan den ijverigen voorzitter, den heer Ed. de Flori- sono, zonder nochtans de bijgevoegde Com missie te vergeten, die met zooveel zelfopof fering het hare bijgebracht heeft tot het wei- gelukken van dit feest, dat aan de IJpersche neringdoeners een goed stuiverken heeft doen verdienen. Allen verdienen een gul dank woord. Ziehier den uitslag dezer loopstrijden ln Loop. Prijs van den Landbouw. Ingespannen drafloop. 200 fr. waarvan 100 aan den eersten, 70 aan den tweeden en 30 aan den derden, voor alle paarden die sedert den ln Januari 1888 in het rechterlijk arron dissement IJperen zijn, en die in eenen offi- cieelen loopstrijd nooit geen prijs gewonnen hebben. Afstandomtrent 2.600 meters. 5 mededingers. ln Laura, aan M. Decock Jules, van Oost-Nieuwkerke; 2n, Capitaineaan M. Zwaenepoel, van Yperen;3n, Vitesse, aan M. Fol, van IJperen. 2n Loop.—Prijs der Beschermende Leden. Weiter handicap. 500 fr. Afstand, 1200 meters. 5 mededingers. 1n, Polly, aan M, de Lichtervelde; 2n, Maromme, aan M. D. de Lophem. 3n Loop. Prijs der Yperlée. Inter nalen bereden drafloop. (Handicap par dis- stance). 800 fr. waarvan 500 fr. aan den eersten, 200 aan den tweeden en 100 aan den derden. Afstand 3000 meters. 6 mededingers. ln Pas de Chance I, aan M. Lambert; 2», Fil d'Acier, aanM. Herbeau; 3n Uriël, aan M. Van Acker. 4n Loop. Prijs van de stad. Platte loop. 800 fr. Afstand, 1600 meters. 5 mededingers. lnBlack Bird, aan M. J. H. Cardon; ~n> Loyale Amie, aan M. D. de Lophem. 5n Loop. Prijs van het Plein. Inter nationalen ingespannen drafloop. (Handicap par distance). 1200 fr. waarvan 800 fr. E2S:

HISTORISCHE KRANTEN

Het weekblad van Ijperen (1886-1906) | 1888 | | pagina 2